direct naar inhoud van Regels
Plan: De Mortel Zuidrand
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.BPzuidrandmortel-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan De Mortel Zuidrand met identificatienummer NL.IMRO.1652.BPzuidrandmortel-ON01 van de gemeente Gemert-Bakel.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 verbeelding

de verbeelding, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen zijn aangegeven;

1.4. aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van gronden;

1.5. aanduidingsgrHet plangebied is, volgens de structurenkaart van de Structuurvisie 2010 en de kaart Stedelijke ontwikkeling van de Verordening Ruimte Noord-Brabant, vrijwel geheel* gelegen in 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling'. In zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling is herontwikkeling van locaties mogelijk en wordt het merendeel van de verstedelijkingsopgave opgevangen. Aan de verantwoording zijn regels gebonden (artikel 8.1 Vr). Hierna is aangegeven in hoeverre het plan aan die regels voldoet:

De stedelijke ontwikkeling moet aansluiten bij bestaand stedelijk gebied of plaatsvinden in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing;

Het voorliggende initiatief sluit aan bij het bestaand stedelijk gebied van De Mortel. Dit is ook het uitgangspunt geweest voor de Gebiedsvisie De Mortel-Zuidrand (2004), de gemeentelijke Visie Bedrijventerreinen (2010) en de gemeentelijke Structuurvisie+ 2011-2021. Met het initiatief is sprake van invulling van het gebied met een stedelijke (woon-werk)functies in aansluiting op de bestaande bebouwing van De Mortel en het realiseren van een stedenbouwkundige afronding van de zuidrand van De Mortel.

Bij de stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting dient rekening te worden gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving.

Dit is in de voorliggende paragraaf onder ad a. (zorgplicht ruimtelijke kwaliteit) aangetoond.

Op een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid zijn de bepalingen uit artikel 4.3 tot en met artikel 4.11 van de Verordening van overeenkomstige toepassing.

Op voorliggend plan is artikel 4.6 van toepassing: aanvullende regels voor bedrijven in kernen in landelijk gebied. De nieuwe woon-werkkavels kennen alle een maximale grootte van 3.500 m2 (met uitzondering van het aannemingsbedrijf op de voormalige agrarische bedrijfslocatie Leeuwerikweg 15, dat een bouwperceel van maximaal 5.000 m2 krijgt) en blijven daardoor binnen de gestelde maatvoering.

Op basis van artikel 8.3 van de Vr kan het college van burgemeester en wethouders Gedeputeerde Staten verzoeken om de aanduiding 'Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling' te wijzigen, indien:

    • a. dit nodig is vanwege een stedelijke ontwikkeling die tot een duidelijke verbetering van de stedenbouwkundige of landschappelijke kwaliteit leidt;
    • b. uit een milieueffectrapport, dat op grond van de Wet milieubeheer is opgesteld, blijkt dat daardoor een gunstiger resultaat voor de milieugevolgen wordt bereikt;

In dit plan is lid a. van toepassing. Het mee ontwikkelen van dit kavel leidt tot een logische inrichting van de gehele Leeuwerikweg door de afwisseling van bebouwde locaties en groenzones, waarbij door de aandacht voor de landschappelijke inpassing het mede ontwikkelen van dit kavel leidt tot een nog betere landschappelijke kwaliteit (zie hiertoe verder ook hoofdstuk 2). Op het perceel staan nu rijen buxusplanten.

Een wijziging als bedoeld in het eerste lid is alleen mogelijk indien uit de toepassing van de lagenbenadering blijkt dat de gewenste uitbreidingsrichting aanvaardbaar is of de behoefte aan de uitbreidingsrichting is vervallen. Voordat getoetst wordt aan de lagenbenadering volgt eerst een korte toelichting op de lagenbenadering als methode: De lagenbenadering wordt gebruikt bij de afweging van gebieden voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De lagenbenadering gaat uit van drie lagen waarbij de onderste laag wordt gevormd door de bodemtypologie, de geomorfologie en het watersysteem en de hiermee samenhangende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische (landschaps)waarden. De tweede laag wordt gevormd door de infrastructuur. Deze laag, met belangrijke weg-, spoor- en waterverbindingen, is evenals de onderste laag sturend voor ruimtelijke ontwikkelingen. De derde en bovenste laag bestaat uit het ruimtegebruik voor wonen, werken, landbouw en recreatie. Dit wordt ook wel de occupatie genoemd. De lagenbenadering is een werkwijze om ruimtelijke keuzen te onderbouwen en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren.

Het opnemen van voorliggende locatie binnen de ontwikkelingen als voorgestaan in dit bestemmingsplan is eigenlijk heel logisch. De landschappelijke structuur (eerste laag) op basis waarvan het deel van de ontwikkeling binnen de zoeklocatie is opgebouwd, meer in het bijzonder het kamermodel op basis van de rechtlijnige landschappelijke en cultuurhistorische structuur, wordt voortgezet langs de gehele Leeuwerikweg. Het opnemen van deze locatie in het plan borduurt hierop voort. De Leeuwerikweg is de infrastructurele drager voor het plangebied en dat geldt ook voor deze locatie (tweede laag). De nieuwe woon-werkkavels worden alle ontsloten aan deze weg. Het opnemen van dit perceel in het plan zorgt ervoor dat voor alle 'kamers' ten zuiden van de Leeuwerikweg een passend planologisch ontwikkelingsregime geldt (derde laag). Dat schept duidelijkheid over de toekomstige duurzame ontwikkeling van de gehele zone, aangezien ook de Ruimte-voor-Ruimtelocatie ten oosten van het plan, op de hoek met De Bleek, adequaat is bestemd. Het is nu de ontbrekende schakel in de ontwikkelingszone aan de zuidelijke kernrand van De Mortel en dat wordt bij deze opgelost zodat een herkenbaar afgeronde structuur ontstaat. De locatie vormt noch op de onderste laag (bodem e.a.), noch de middelste (infrastructuur e.a.) noch op de occupatielaag (bovenste laag) een wezenlijk onderscheid ten opzichte van de plandelen ernaast welke wél onderdeel uitmaken van het zoekgebied. Zeker ook door de wijze waarop het gehele plan wordt ingericht en ingepast in de omgeving is deze uitbreidingsrichting aanvaardbaar.

Op een verzoek om wijziging van de aanduiding zoekgebied is artikel 38.5 (procedure grenswijziging op verzoek) van toepassing. Op de verbeelding van het ontwerp-bestemmingsplan is aan de betreffende locatie de aanduiding 'overig – in Verordening ruimte toe te voegen' gekoppeld.

Artikel 4.6, 2e lid van de Verordening Ruimte geeft aan dat een bestemmingsplan een verantwoording moet bevatten waaruit blijkt dat een groter bouwperceel dan 5.000 m2 kan worden toegestaan. Dit is het geval ter plaatse van het partyverhuurbedrijf aan de Bakelseweg. Het bestaande bestemmingsvlak is circa 4.800 m2 groot; dit wordt met ca. 760 m2 uitgebreid, zodat het bovengenoemde grens te boven gaat. In Bijlage 9 is een onderbouwing opgenomen ter verantwoording van de uitbreiding van het partyverhuurbedrijf. In dit rapport is aangetoond dat uitbreiding van het bedrijf ter plekke de meest geëigende oplossingsrichting is voor het probleem van ruimtegebruik dat momenteel de bedrijfsactiviteiten belemmert. De feitelijke, ruimtelijke en financiële mogelijkheden ontbreken voor een verplaatsing naar een bedrijventerrein of het verhuizen naar een bestaande bedrijfslocatie. Een bijzonder aspect dat in deze notitie is belicht is de sociaal-economische betekenis van Partyverhuur Goossens voor het dorp De Mortel. Door sponsoring en door actief te zijn bij activiteiten en in verenigingen draagt het bedrijf substantieel bij aan de leefbaarheid van het dorp.

De omvang van de bedrijfsbestemming voor het bedrijf aan de Leeuwerikweg 18 wordt aangepast, aangezien het planologisch regime niet meer aansluit bij de feitelijke situatie door splitsing van percelen in het verleden. Het bedrijf krijgt een op maat gemaakt bestemmingsvlak, waarvan de omvang ca. 4.850 m2 bedraagt. De bebouwingsmogelijkheden zijn beperkt tot maximaal de bestaande mogelijkheden in het vigerende bestemmingsplan, omdat er geen concreet initiatief tot uitbreiding bekend is.

Interim omgevingsverordening 2019

Ter voorbereiding op de invoering van de Omgevingswet maakt de provincie Noord-Brabant eerst een Interim omgevingsverordening. Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen. Het ontwerp van de Verordening is ter inzage gelegd met ingang van 24 mei 2019 en het streven is de Verordening in oktober 2019 vast te stellen.

Conclusie

Het plan is vanuit provinciaal ruimtelijk beleid goed inpasbaar.

ens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6. aan een gebouwde woning/ wooneenheid

een blok van meer dan twee aaneen gebouwde woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen;

1.7. aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten

het door één van de bewoners maar zonder personeel, bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteiten, niet zijnde prostitutie of detailhandel, met uitzondering van detailhandel via een webwinkel met ondergeschikte opslag niet groter dan 20 m2, maar door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een woning en met de daarbij behorende bijbehorende bijbouwen kan worden uitgeoefend;

1.8. aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten

het door één van de bewoners maar zonder personeel, uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van een administratieve-, juridische, medische, therapeutische, lichaamsverzorgende- (incl. kapsalon), kunstzinnige of ontwerptechnische diensten, dat door zijn  beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, maar door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een woning en met de daarbij behorende bijbehorende bijbouwen kan worden uitgeoefend. Nadrukkelijk wordt geen detailhandel, geen showroom en geen prostitutie toegestaan of daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.9. achtergevel

een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw niet zijnde een hoeksituatie voor zover gelegen in het achtererfgebied;

1.10. achtergevel op hoeksituaties

een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw welke grenst aan het grootste onbebouwde deel van de (achter-)tuin voor zover gelegen in het achtererfgebied;

1.11. achtergevelrooilijn

de denkbeeldige lijn over het bouwperceel ter hoogte van de achtergevel van het hoofdgebouw voor zover gelegen in de 2,5 m-zone in het achtererfgebied;

1.12. achtererfgebied

erf aan de achterkant en aan de niet aan het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan één meter van de voorgevel van het hoofdgebouw;

1.13. afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin tijdelijk een gedeelte van een huishouding gevestigd is uit oogpunt van mantelzorg;

1.14. afrastering

afscheiding in de vorm van een open hekwerk bestaande uit houten palen met bedrading c.q. draadwerk, dan wel in gaasvorm

1.15. ambachtelijk bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen alsook - in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang - het verkopen en/of leveren van deze goederen;

1.16. archeologisch monument

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.17. archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.18. archeologische waarden

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.19. bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.20. bebouwingspercentage

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een (bouw)perceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.21. bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.22. bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van een persoon (en diens gezin), wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is;

1.23. beeldkwaliteit

waardering en herkenning van alle visuele waarnemingen vanaf een bepaalde locatie;

1.24. begane grondlaag

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;

1.25. beneden-bovenwoning

gestapelde woningen waarbij in verticale zin niet meer dan 2 huishoudens boven elkaar wonen;

1.26. bestaand

  • met betrekking tot bebouwing: de bebouwing als legaal aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
  • met betrekking tot gebruik: het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, zoals toegestaan op grond van een onherroepelijke vergunning of op basis van het voorgaande onherroepelijke bestemmingsplan;
  • in afwijking van het bepaalde onder b, geldt ten aanzien van de stikstofdepositie, de stikstofdepositie zoals is vastgelegd in de Natuurbeschermingswetvergunning van het desbetreffende bedrijf, danwel de feitelijke situatie in de periode 2012-2014.

1.27. bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.28. bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.29. bijbehorend bouwwerk (vanaf 2 wanden)

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.30. bouwaanduiding(en)

een op de verbeelding en in de planregels opgenomen aanduiding waarvan de inhoud van de bijbehorende bepaling voor gaat op de algemene bouwregels mist deze ondergeschikt blijft aan de onderliggende bestemming;

1.31. bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.32. bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.33. bouwhoogte

maximale hoogte van een bouwwerk gerekend vanaf peil met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, antennes, liftschachten of daarmee gelijk te stellen onderdelen;

1.34. bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd zulks met inbegrip van de begane grond (eerste bouwlaag) en met uitzondering van onderbouw en zolder;

1.35. bouwpeil

het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;

1.36. bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop in gevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.37. bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.38. bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.39. bouwwerk

elke bouwkundige constructie van enige omvang welke indirect duurzaam met de aarde is verbonden is;

1.40. daknok

hoogste punt van een schuin dak(vlak);

1.41. dakopbouw

toevoeging aan de bouwmassa van het schuine dak (geen dakkapel zijnde) of toevoeging aan een plat dak;

1.42. dakvlak

schuin of horizontaal vlak van het dak;

1.43. dakvoet

laagste punt van een schuin dak(vlak);

1.44. detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.45. dienstverlening

het bedrijfsmatig en/of beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.46. erotisch getinte horeca

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken; onder dit begrip vallen tevens een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.47. escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte kan worden uitgeoefend;

1.48. extensieve recreatie

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving en die naar hun aard harmoniëren met natuur en landschap zoals wandelen, fietsen, skeeleren, kanoën en paardrijden;

1.49. functieaanduiding(en)

een op de verbeelding en in de planregels opgenomen aanduiding waarvan de inhoud van de bijbehorende bepaling voor gaat op de algemene bouwregels mist deze ondergeschikt blijft aan de onderliggende bestemming;

1.50. gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.51. geluidsgevoelig object

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.52. gevellijn

de denkbeeldige lijn over het bouwperceel strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelgrenzen die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen tenzij anders op de verbeelding aangegeven;

1.53. groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.54. hekwerk

een bouwwerk met als functie erf- of perceelsafscheiding, niet zijnde bouwwerken geen gebouw zijnde voor de functie paardenrijbak;

1.55. hoofdgebouw

een of meer panden, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer panden of bouwwerken op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.56. horeca

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren: daaronder worden begrepen: nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning);

1.57. horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, uitgezonderd seksinrichting;

1.58. huishouden

een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden) die continue een eenheid vormt;

1.59. hydrologisch neutraal bouwen

Bouwen waarbij de nieuwe watersituatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de grondwaterstand niet verlagen. Bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied mag de oorspronkelijke landelijke afvoer niet overschrijden. Het waterpeil moet aansluiten bij de optimale grondwaterstanden;

1.60. industrieel bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend verwerken van grondstoffen en/ of vervaardigen van producten (nijverheids- en productieftechnische bedrijven);

1.61. kap

het gedeelte van een dak tussen goot- en bouwhoogte m.u.v. gevelbekleding;

1.62. kantoor

het bedrijfsmatig en/of beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.63. lijst van bedrijven/ bedrijfsactiviteiten

een lijst met daarin opgenomen de vergunde bedrijven met bijbehorende milieucategorie zoals aanwezig in het plangebied ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan;

1.64. maatschappelijk

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.65. maatschappelijke dienstverlening

het verlenen van diensten, op het gebied van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, onderwijs, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, verenigingsleven, opvoeding, cultuur en recreatie (daaronder niet begrepen sportvelden);

1.66. maatvoeringaanduiding

een op de verbeelding nader aangeduide maatvoering waarvan de inhoud voor gaat op de algemene bouwregels;

1.67. mantelzorg

het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een georganiseerd verband aan een ieder die hulpbehoevend is;

1.68. maximum

voor (delen van) bestemmingsvlakken met de aanduiding 'maximum' geldt het aangegeven getal als maximum;

1.69. nevenfunctie

functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

1.70. omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.71. ondergeschikt

de hoofdbestemming van het bouwperceel en de bestemming van omliggende percelen mag niet onevenredig nadeel ondervinden van de ondergeschikte functie, waarbij de hoofdfunctie behouden moet blijven;

1.72. ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 35% van de vloeroppervlakte van de hoofdfunctie als zodanig mag worden gebruikt;

1.73. onzelfstandige woonruimte

een verblijfsruimte en/of kamer die door de aard van de inrichting en gebruik het privédomein is van een bewoner en is aangewezen op het gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen;

1.74. overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.75. overige dienstverlening

het verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de SBI-codes 75, 80 en 85 van de Staat van bedrijven;

1.76. overkapping (1 wand)

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en maximaal drie -al dan niet tot het bouwwerk behorende- scheidingsconstructies, bestemd om te dienen als:

  • schuilgelegenheid;
  • stalling van voertuigen en onderkomens;
  • opslag van materialen en goederen;

1.77. pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.78 parkeerplaats

plaats voor het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen. De minimale lengte van één parkeerplaats bedraagt 5 m¹;

1.79. peil

het bouwpeil overeenkomstig de gemeentelijke bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte terrein;

1.80. productiegebonden detailhandel

detailhandel die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan hoofdbedrijfsactiviteit(en) van het bedrijf zoals ter plaatse gevestigd, met uitzondering van detailhandel van voedingsmiddelen en genotmiddelen. Uitzondering hierop vormt de aanduiding 'verkooppunt van brandstof' waar (ondergeschikte) verkoop van voedingsmiddelen en niet-verdovende genotmiddelen wel zijn toegestaan.

1.81. prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen, zoals het exploiteren van een seksclub, privé-huis raamprostitutie, escortservice, thuisprostitutie, en bemiddelingsbureau dat bemiddelt tussen prostituee en klant;

1.82. seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.83. sociaal-medisch

werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van medische en/of sociaal-medische diensten aan derden op overwegend kantooruren en waar geen nachtverblijf is toegestaan, zoals huis- en tandartsenpraktijken, fysiotherapeuten, poliklinische dienstverlening, ambulante geestelijke gezondheidszorg, dieetadvisering, sociaal-emotionele begeleiding en naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen medische en/of sociaal-medische functies;

1.84. specifieke vorm van wonen

een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden, jongeren of gehandicapten;

1.85. vergund

een vergunning met een onherroepelijke status, al dan niet bestaand, ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan;

1.86. voldoende parkeergelegenheid

Een zodanige hoeveelheid parkeergelegenheid en/of laad- en losruimte met de daarbij behorende afmetingen, waarmee voldaan wordt aan:

  • a. de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (Bijlage 5). Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging; dan wel
  • b. specifieke parkeernormen zoals aangegeven in de regels; dan wel
  • c. de normen voor laad- en losruimte, die zijn neergelegd in de 'ASVV 2012'. Indien deze normen gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;

1.87. voorgevel

de naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde representatieve gevel van een hoofdgebouw gelegen in het voorerfgebied;

1.88. voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn over het bouwperceel strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelgrenzen die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen tenzij anders op de verbeelding aangegeven;

1.89. voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.90. waterhuishouding

de wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, verbruikt of afgevoerd wordt;

1.91. water

waterlichaam ten behoeve van de afvoer van water;

1.92. weg

alle openbare wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.93. wet

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals die luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan;

1.94. woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden. Onder woning wordt tevens verstaan een zelfstandige wooneenheid zoals een appartement;

1.95. wooneenheid/ appartement

boven dan wel beneden of naast elkaar gesitueerde woningen in één gebouw waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.96. zadeldak

een zadeldak is een kapvorm waarbij beide (schuine) dakvlakken in één lijn bij elkaar komen;

1.97. zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de Staat van bedrijven behorende bij deze regels;

1.98. zijgevel

een gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel;

1.99. zolder

ruimte(n) in een gebouw die geheel is/ zijn afgedekt met hellende daken en die in functioneel opzicht geen deel uitmaakt/ uitmaken van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

Artikel 2 Wijze van Meten

2.1 afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het (bouw)perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 afstand tot de bestemmingsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de bestemmingsgrens;

2.3 afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen; 

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 breedte van bouwpercelen

de afstand tussen de zijdelingse bouwperceelsscheidingen van het (bouw)perceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens of bouwperceelsgrens;

2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande dat goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;

1. de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het peil tot de onderkant van de rieten kap. Waarbij de druiplijn van een rieten kap wordt gezien: de snijlijn van de kap met het muurvlak;

2. voor platte daken geldt: vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het dakvlak.

2.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen exclusief ondergronds bouwen;

2.9 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken van gebouwen en/of hart van de scheidsmuren;

2.10 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. al dan niet bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik inclusief tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. behoud en/of herstel van de natuurlijke, aardkundige waarden en beeldkwaliteit, afgestemd indien aangeduid op de verbeelding en/of omschreven in het beeldkwaliteitsplan;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. onverharde (wandel)paden;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen en waterlopen;
  • f. ontwikkeling en instandhouding van natuur en landschap;
  • g. realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing van een bestemmingsvlak;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Op of in de in 3.1 bedoelde gronden mag gebouwd worden onder de volgende voorwaarden:

  • a. er mogen geen gebouwen worden opgericht;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen alleen worden opgericht in de vorm van een afrastering met een maximale hoogte van 1,5 m.;
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Algemeen

Bij toepassing van de in 3.3.1 tot en met 3.3.3 beschreven afwijkingsbevoegdheden dient te worden voldaan aan de Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap (Bijlage 3).

3.3.2 Schuilhutten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 voor de bouw van kleine schuilgelegenheden voor vee en paarden met opslagmogelijkheid voor hooi, stro en voeders, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de locatie is gelegen binnen een zone van 500 m rondom het bestaand stedelijk gebied;
  • b. binnen de Groenblauwe mantel mag geen afbreuk worden gedaan aan de daar aanwezige landschappelijke waarden;
  • c. een schuilgelegenheid is niet toegestaan binnen de provinciale structuur 'Natuur Netwerk Brabant';
  • d. indien er sprake is van de provinciale aanduiding 'behoud en herstel watersystemen', dient advies ingewonnen te worden bij het betrokken waterschapsbestuur;
  • e. de perceelsoppervlakte is minimaal 0,5 ha;
  • f. de oppervlakte van de schuilgelegenheid is maximaal 25 m²;
  • g. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • h. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • i. per perceel mag slechts één schuilgelegenheid worden gebouwd;
  • j. er is een inrichtings- en beplantingsplan overlegd dat uitwijst dat voldaan wordt aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie.

3.3.3 Paardenbakken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 voor de bouw van een paardenbak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. binnen de Groenblauwe mantel mag geen afbreuk worden gedaan aan de daar aanwezige landschappelijke waarden;
  • b. indien er sprake is van de provinciale aanduiding 'behoud en herstel watersystemen', dient advies ingewonnen te worden bij het betrokken waterschapsbestuur;
  • c. de paardenbak dient direct aansluitend aan het bestemmingsvlak, behorende bij de functie waarbij de paardenbak wordt gerealiseerd, te worden gerealiseerd;
  • d. de oppervlakte mag niet meer dan 1.200 m² bedragen;
  • e. de paardenbak mag uitsluitend hobbymatig worden gebruikt;
  • f. de bouwhoogte van een open hekwerk om de paardenbak mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • g. lichtmasten bij de paardenbak zijn niet toegestaan;
  • h. er is een inrichtings- en beplantingsplan overlegd dat uitwijst dat voldaan wordt aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan (bijlage 4), zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik en zijn dus verboden:

  • a. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
  • b. (het gebruiken van) bouwwerken ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
  • c. het gebruik van gronden als parkeerterrein;
  • d. het gebruik van gronden als kampeerterrein;
  • e. verwijderen van groene erfinrichting als onderdeel van de landschappelijke inpassing;
  • f. buitenopslag;
  • g. het vellen, rooien of kappen van houtopstanden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning activiteit kappen) overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke bomenverordening.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven van de bodem;
  • b. het ophogen van de bodem, waarbij geldt dat indien er sprake is van de provinciale aanduiding 'behoud en herstel watersystemen' advies ingewonnen te worden bij het betrokken waterschapsbestuur;
  • c. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
  • d. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
  • e. het aanleggen van drainage;
  • f. het aanbrengen van oppervlakteverharding van meer dan 100 m², waarbij geldt dat indien er sprake is van de provinciale aanduiding 'behoud en herstel watersystemen' advies ingewonnen te worden bij het betrokken waterschapsbestuur;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • h. het aanbrengen van bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • i. het aanplanten van houtgewas ten behoeve van een bedrijf.

3.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was.

3.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. de in 3.5.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitsplan;
  • b. het realiseren van een natuurlijk klein geïsoleerd water, zoals bedoeld in 3.5.1 sub a., onder 4 is mogelijk, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er is minstens 1 flauw talud van 1:6. Bij voorkeur aan de noordzijde i.v.m. optimale bezonning;
  • c. de poel heeft een maximale diepte van 2 meter onder het maaiveld;
  • d. de Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) is niet dieper dan 1,5 meter onder het maaiveld;
  • e. de maximale oppervlakte van het uit te graven grondvlak is niet groter dan 250 m²;
  • f. er mag maximaal 500 m³ grondverplaatsing plaatsvinden;
  • g. indien bos gerooid moet worden ten behoeve van de poel wordt dit gecompenseerd, hiervoor moet een planvoorstel worden overlegd. Binnen de provinciale structuur 'Natuur Netwerk Brabant' is het rooien van bos evenwel niet toegestaan;
  • h. er wordt direct noch indirect onevenredige afbreuk gedaan aan de overige waarden en kwaliteiten van desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding en past in het beeldkwaliteitsplan.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarisch', één niet-agrarisch bedrijf zoals reeds bestaand en/of vergund;
  • b. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken per bestemmingsvlak, voor zover reeds vergund, al dan niet bestaand ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. voorzieningen ten behoeve van parkeren;
  • d. verharding;
  • e. realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing van een bestemmingsvlak;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van waterberging en -infiltratie;
  • h. met dien verstande dat per bestemmingsvlak maximaal één bedrijf is toegestaan.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het bouwen op of in de in 4.1 bedoelde gronden geldende de volgende regels:

  • a. de bestaande oppervlakte van bedrijfsbebouwing, voor zover reeds vergund al dan niet bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan, betreft de maximale bebouwingsoppervlakte voor bedrijfsbebouwing, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' een afwijkende maximale bebouwingsoppervlakte voor bedrijfsbebouwing is toegestaan.

4.2.2 Maatvoering

Op of in de in 4.1 bedoelde gronden mag, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.2.1, worden gebouwd met inachtneming van de volgende maatvoeringen:

  • a. bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak tenzij het bestemmingsvlak voorzien is van een bouwvlak, dan is bebouwing uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de bedrijfswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m³;
  • c. bij de bedrijfswoning zijn bijgebouwen toegestaan met een totale oppervlakte van maximaal 150 m², een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 5,5 m, tenzij op de verbeelding anders aangeduid;
  • d. bij de bedrijfswoning zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals carports en overkappingen, toegestaan met een oppervlakte van maximaal 50 m², een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5,5 m;
  • e. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij de bedrijfswoning, niet zijnde carports of overkappingen is 8 m;
  • f. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning is 4,5 m, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
  • g. de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning is 11 m, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
  • h. de dakhelling van de bedrijfswoning bedraagt minimaal 25º en maximaal 60º;
  • i. de dakhelling voor bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bedraagt minimaal 25º en maximaal 60º;
  • j. de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde is 12 m;
  • k. de afstand tussen de hoofdgebouwen mag maximaal 15 m zijn, tenzij op de verbeelding anders aangeduid;
  • l. de hoogte van erf- of perceelsafscheidingen mag maximaal 2 m zijn;
  • m. de minimale afstand van bouwwerken tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is 3 m, met uitzondering van erf- of perceelsafscheidingen welke op de perceelsgrens mogen worden gerealiseerd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Algemeen

Bij toepassing van de in 4.3.2 tot en met 4.3.3 beschreven afwijkingsbevoegdheden dient te worden voldaan aan de uitgangspunten van de Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap (Bijlage 3).

4.3.2 Realisatie landschappelijke inpassing bij uitbreiding bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 om uitbreiding van bebouwing mogelijk te maken, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit een door burgemeester en wethouders goed te keuren (erf)inrichtingsplan blijkt dat wordt voldaan aan:
    • 1. de landschappelijke inpassing heeft een minimale omvang van 20% van de omvang van het bestemmingsvlak;
    • 2. de landschappelijke inpassing voldoet aan de richtlijnen zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan;
    • 3. de landschappelijke inpassing mag zowel binnen als buiten het bestemmingsvlak worden gerealiseerd.

4.3.3 Uitbreiding bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de algemene bouwregels voor het bouwen ín de perceelsgrens, het vergroten van genoemde maximale maten met 2 m, het realiseren van daken met een andere dakhelling, een grotere afstand tussen hoofdgebouwen dan 15 m danwel het met maximaal 15% uitbreiden van de maximaal toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen ten behoeve van niet-agrarische bedrijven ('specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarisch'), mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale uitbreiding van 15% geldt als totale uitbreidingsruimte gedurende de gehele planperiode;
  • b. uitbreiding is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het daar aanwezige, bestaande bedrijf;
  • c. uitbreiding ten behoeve van mestbewerking is uitgesloten;
  • d. bij het bepalen van de maximaal toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen, wordt de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken niet in aanmerking genomen;
  • e. de ruimtelijke ontwikkeling dient te voldoen aan de uitgangspunten van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen als bijlage 3 bij de regels;
  • f. de uitbreiding mag niet leiden tot een bedrijf met milieucategorie 3 of hoger tenzij deze hogere milieucategorie reeds bestaand is;
  • g. parkeren dient op het bestemmingsvlak plaats te vinden;
  • h. buitenopslag is niet toegestaan;
  • i. reclameaanduidingen zijn bescheiden;
  • j. bij toename van bebouwing of verharding dient minimaal hydrologisch neutraal gebouwd te worden;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. de uitbreiding mag niet leiden tot een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • m. de uitbreiding mag niet leiden tot een zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m²;
  • n. indien er sprake is van de provinciale aanduiding 'behoud en herstel watersystemen', dient advies ingewonnen te worden bij het betrokken waterschapsbestuur.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken van:
    • 1. gronden en bouwwerken niet behorende tot een inrichting waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
    • 2. gronden en bouwwerken behorende tot een inrichting, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende inrichting;
  • b. het gebruik van gebouwen, anders dan de (voormalige) bedrijfswoning, voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bedrijfsbebouwing zolang de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in een beplantingsplan zoals toegevoegd als bijlage bij de regels, niet is gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  • d. het verwijderen van groene erfinrichting als onderdeel van de landschappelijke inpassing;
  • e. het gebruik van de gronden en bedrijfsbebouwing zolang de benodigde parkeerplaatsen niet zijn gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  • f. het gebruiken van de gronden ten behoeve van zelfstandige kantoorfuncties;
  • g. het gebruiken van de gronden ten behoeve van detailhandelsfuncties;
  • h. het gebruiken van de gronden voor buitenopslag;
  • i. indien er sprake is van een bestaande bedrijfsactiviteit, het gebruiken van de gronden en bouwwerken anders dan voor de bestaande bedrijfsactiviteiten;
  • j. bedrijfsmatige mestbewerking voor derden;
  • k. het verwijderen van groene erfinrichting als onderdeel van de landschappelijke inpassing;
  • l. indien niet wordt voldaan aan de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 15.1 waaronder ook het niet in stand houden van de parkeervoorzieningen zoals bedoeld in dat artikel;
  • m. het gebruiken van de gronden en gebouwen zonder de realisatie en instandhouding van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak (60 mm).

4.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 4.4.1 onder l. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was.

4.4.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
a Voorwaarde

Binnen twee jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan of binnen één jaar na inwerkingtreding van de omgevingsvergunning dient op de desbetreffende percelen beplanting te worden aangelegd en in stand te worden gehouden ten behoeve van de landschappelijke inpassing zoals aangegeven in het groenplan (Bijlage 1 Inrichtingsprincipes groene ruimte).

b Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.3 onder a voor een langere termijn en / of een ander inpassingsplan met dien verstande dat de termijn niet langer mag zijn dan twee jaar en dat het inrichtingsplan dient te voldoen aan de uitgangspunten van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen als bijlage 3 bij de regels.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Algemeen

Bij toepassing van de in 4.5.2 tot en met 4.5.5 beschreven afwijkingsbevoegdheden dient te worden voldaan aan de uitgangspunten van de Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap (Bijlage 3) van toepassing.

4.5.2 Omschakeling bedrijfsvorm

Burgemeester en wethouders kunnen voor gronden met de bestemming 'Bedrijf' bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het omschakelen naar een andere bedrijfsactiviteit dan de reeds bestaande niet-agrarische of agrarisch verwante activiteit, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een duurzame, bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de nieuwe activiteit draagt bij aan de ontwikkeling van de plattelandseconomie en versterkt de kernkwaliteiten van het desbetreffende gebied zoals omschreven in de gemeentelijke Structuurvisie en de provinciale Verordening Ruimte;
  • c. andere functies in de omgeving mogen niet worden belemmerd;
  • d. op een bestemmingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarisch' of 'specifieke vorm van bedrijf - voormalig agrarisch bedrijf' is een niet-agrarische activiteit toegestaan die valt binnen de milieucategorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een daarmee vergelijkbare activiteit zoals omschreven in artikel 4.5.4;
  • e. de bedrijvigheid dient kleinschalig te zijn;
  • f. er dient sloop van overtollige gebouwen plaats te vinden;
  • g. bij hergebruik van monumentale en beeldbepalende panden dient het karakter van het pand te worden gerespecteerd;
  • h. de ruimtelijke ontwikkeling dient te voldoen aan de uitgangspunten van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen als bijlage 3 bij de regels;
  • i. parkeren dient op het bestemmingsvlak plaats te vinden;
  • j. reclameaanduidingen zijn bescheiden;
  • k. er mag geen buitenopslag op het erf plaatsvinden;
  • l. bij toename van bebouwing of verharding dient minimaal hydrologisch neutraal gebouwd te worden;
  • m. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • n. de omschakeling mag niet leiden tot een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • o. de omschakeling mag niet leiden tot een zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m².

4.5.3 Verkoop van op het bedrijf vervaardigde producten

Burgmeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van detailhandel op een bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er moet sprake zijn van een niet-agrarisch bedrijf of agrarisch verwant bedrijf;
  • b. de detailhandel is ondergeschikt aan het bedrijf;
  • c. maximaal 100 m² vloeroppervlak mag voor detailhandel worden gebruikt;
  • d. het eigen vervaardigde product moet verkocht worden in de winkel;
  • e. er dient een bedrijfsplan te zijn, waaruit blijkt hoe de winkel zal worden uitgevoerd.

4.5.4 Afwijken van de Staat van bedrijfsactiviteiten

Burgmeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 en 4.5.2 onder d. voor de vestiging van een bedrijf dat niet is vermeld in de milieucategorieën 1 en 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 2), maar dat qua milieubelasting daaraan gelijkwaardig is, met dien verstande dat:

  • a. het bedrijf zowel binnen als buiten het plangebied geen onevenredige milieubelasting mag opleveren, met name ten aanzien van de in de omgeving gelegen woningen en andere centrumfuncties;
  • b. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling dienen te worden betrokken: geluidshinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water en de verkeersaantrekkende werking.

4.5.5 Buitenopslag

Burgmeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 en buitenopslag van goederen toestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor buitenopslag vanwege de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • b. de buitenopslag vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  • c. de buitenopslag vindt niet plaats voor de voorgevelrooilijn;
  • d. indien er sprake is van de provinciale aanduiding 'behoud en herstel watersystemen', dient advies ingewonnen te worden bij het betrokken waterschapsbestuur;
  • e. de ruimtelijke ontwikkeling dient te voldoen aan de uitgangspunten van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen als bijlage 3 bij de regels.

4.5.6 Waterberging

Burgmeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 en een andere waterberging toestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het realiseren van de vereiste waterberging is redelijkerwijs niet mogelijk op deze locatie;
  • b. er wordt op andere wijze voor gezorgd dat de kans op wateroverlast niet toeneemt.

Bij gebruikmaking van deze bevoegdheid kunnen financiële voorwaarde verbonden worden aan de omgevingsvergunning conform de verordening waterbergingsfonds.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bestemming "Gemengd 1", waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. sprake is van uitsluitend industriële en ambachtelijke bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een daarmee vergelijkbare activiteit zoals omschreven in artikel 4.5.4;
  • b. sprake is van niet meer dan één bouwperceel, zodat het totaal aantal bouwpercelen binnen het plangebied gelijk blijft;
  • c. aangetoond is dat er geen milieutechnische belemmeringen zijn onder andere vanuit de milieuaspecten: luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, bodemkwaliteit, flora en fauna en verkeerslawaai;
  • d. er geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard zijn;
  • e. de vestiging geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving, in de vorm van geluids- verkeers- of parkeeroverlast;
  • f. wordt aangesloten bij het bepaalde in de bestemming 'Gemengd 1'.

Artikel 5 Gemengd 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfswoningen in combinatie met industriële bedrijven, ambachtelijke bedrijven of dienstverlening, waarbij geldt dat:
    • 1. industriële en ambachtelijke bedrijven, voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten;
    • 2. per bouwperceel ten minste 500 m² aan bedrijvigheid dient te worden uitgevoerd;
    • 3. de bedrijvigheid alleen achter de achterzijde van de woning mag plaats vinden behoudens:
      • ondergeschikt aan de woon- en tuininrichting naast en voor de woning, parkeren;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Gemengd 1 - afwijking bedrijfsbebouwing' waar aan één zijde van de bedrijfswoning bedrijvigheid tot in het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning mag voorkomen;
  • b. ondergeschikte detailhandel voortkomende vanuit bovenstaande functies;
  • c. één bedrijfswoning per bouwperceel;
  • d. een bouwperceel met een oppervlakte van minimaal 1.000 m² en maximaal 3.500 m2;
  • e. per bestemmingsvlak mogen niet meer bouwpercelen voorkomen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwpercelen' is aangeduid.

met de daarbij behorende:

  • f. overige (openbare) nutsvoorzieningen;
  • g. parkeer- en verkeersvoorzieningen al dan niet ondergronds, met dien verstande dat parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen;
  • j. bedrijfsinritten, met dien verstande dat aan de noordzijde van de Leeuwerikweg in totaal maximaal 3 bedrijfsinritten mogen worden aangelegd binnen deze bestemming én elk bedrijf beschikt over één (mogelijk gedeelde) inrit.

met daaraan ondergeschikt:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

met dien verstande dat:

op het perceel Leeuwerikweg 15 aan één zijde van de bedrijfswoning het bedrijfsmatig gebruik vanaf de voorzijde van de bedrijfswoning mag plaats vinden. Bij het berekenen van de oppervlakte van het bouwperceel op dit adres geldt dat de voortuin niet meegerekend wordt.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. bij toename van bebouwing of verharding dient minimaal hydrologisch neutraal gebouwd te worden.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. het bebouwingspercentage mag niet hoger zijn dan 50% per bouwperceel;
  • b. de voorgevel van de bedrijfsgebouwen is gelegen achter de achtergevel van de bedrijfswoning behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Gemengd 1 - afwijking bedrijfsbebouwing' waar aan één zijde van de bedrijfswoning gebouwd mag worden tot in het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m waarbij tevens geldt dat ter plaatse van:
    • 1. de aanduiding 'kap', dat, indien bedrijfsgebouwen hoger dan 6 m worden, de maximale goothoogte 6 m is en een kap verplicht is.

5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. er is maximaal één bedrijfswoning per bedrijf en per bouwperceel toegestaan;
  • b. voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
    • 3. de maximale inhoud bedraagt 750 m³ exclusief ondergronds bouwen.
    • 4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens is aan beide zijden minimaal 3 m;
    • 5. de voorgevel van de bedrijfswoning dient ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' of maximaal 5 meter daarachter te worden gesitueerd. Bij hoekpercelen geldt tevens dat er twee voorgevels zijn.

5.2.4 Bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
  • c. voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk in de zijdelingse perceelgrens met een bouwhoogte van 3 m of meer geldt: dat het dak waarmee het bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt een dakhelling dient te hebben van maximaal 45° en dat de dakhelling op de zijdelingse perceelgrens dient te zijn georiënteerd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag maximaal 80 m² bedragen;
  • e. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. geldt dat erkers, luifels en overkappingen tot 1,20 m voor de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m bedraagt;
    • 2. de breedte van de erker niet meer dan 60% en van de luifel niet meer dan 40% van de vergunde bestaande gevel van het hoofdgebouw bedraagt, en;
    • 3. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt.

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte voor antennemasten mag maximaal 12 m bedragen mits deze niet hoger is dan de nokhoogte van bijbehorend bijgebouw;
  • b. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van luifels mag maximaal 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag maximaal 12 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 5.2.2 onder a voor een hoger bebouwingspercentage;
  • b. 5.2.2 onder b om toestaan dat de voorgevel van bedrijfsgebouwen tot 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd mag worden;
  • c. 5.2.2 onder c voor het bouwen van bedrijfsbebouwing zonder kap en met een goothoogte hoger dan 6 m;

mits de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad en dit stedenbouwkundig en architectonisch inpasbaar is.

5.4 Gebruiksregels
5.4.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
a Voorwaarde landschappelijke inpassing

Binnen twee jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan of binnen één jaar na inwerkingtreding van de omgevingsvergunning dient op de desbetreffende percelen beplanting te worden aangelegd en in stand te worden gehouden ten behoeve van de landschappelijke inpassing zoals aangegeven in het groenplan (bijlage 1).

b Afwijken landschappelijke inpassing

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1 onder a voor een langere termijn en / of een ander inpassingsplan met dien verstande dat de termijn niet langer mag zijn dan twee jaar en dat het inrichtingsplan dient te voldoen aan de uitgangspunten van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen als bijlage 3 bij de regels.

5.4.2 Productiegebonden detailhandel

Productiegebonden detailhandel is enkel toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit van de hoofdbedrijfsactiviteiten van het bedrijf. Dit wil zeggen dat de detailhandel als bedrijfsactiviteit van mindere betekenis is dan de overige bedrijfsactiviteiten van het bedrijf c.q. de hoofdbedrijfsactiviteiten van het bedrijf niet mag verdringen. Ten aanzien van de toelaatbaarheid gelden de volgende voorwaarden:

  • a. deze activiteit mag niet als zelfstandige activiteit worden uitgeoefend c.q. mag de hoofdactiviteit niet verdringen;
  • b. de totale verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 10% van de totale vloeroppervlakte, met een maximum van 500 m²;
  • c. uitgezonderd is productiegebonden detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • d. de ontwikkeling mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven.

5.4.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken wordt in elk geval verstaan:

  • a. de uitoefening van een andere vorm van detailhandel dan de hiervoor genoemde productiegebonden detailhandel;
  • b. inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • c. horeca;
  • d. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de verkoop van motorbrandstoffen;
  • f. seksinrichtingen en escortbedrijf;
  • g. buitenopslag aan een openbaar zichtbare zijde van het bedrijf;
  • h. indien niet wordt voldaan aan de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 15.1 waaronder ook het niet in stand houden van de parkeervoorzieningen zoals bedoeld in dat artikel;
  • i. Het gebruiken van de gronden en gebouwen zonder de realisatie en instandhouding van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak (60 mm);
  • j. het verwijderen van groene erfinrichting als onderdeel van de landschappelijke inpassing.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 5.1 onder a voor het toestaan van een kleiner oppervlakte aan bedrijvigheid en / of het voeren van bedrijvigheid tot naast (het verlengde van) de voorzijde van de woning;
  • b. 5.1 onder a voor het toestaan van een bedrijf welke:
    • 1. niet is genoemd in deze lijst maar naar aard, omvang en uitstraling wel vergelijkbaar is met een categorie 1 of 2 bedrijf;
    • 2. valt onder categorie 3.1 bedrijf en naar aard, omvang en uitstraling wel vergelijkbaar is met een categorie 1 of 2 bedrijf.

5.5.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 5.5.1 kan slechts mits:

  • a. aangetoond is dat er geen milieutechnische belemmeringen zijn onder andere vanuit de milieuaspecten: luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, bodemkwaliteit, flora en fauna en verkeerslawaai;
  • b. er geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard zijn;
  • c. de vestiging geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving, in de vorm van geluids- verkeers- of parkeeroverlast;
  • d. de ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven.

5.5.3 Waterberging

Burgmeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4.3 en een andere waterberging toestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het realiseren van de vereiste waterberging is redelijkerwijs niet mogelijk op deze locatie;
  • b. er wordt op andere wijze voor gezorgd dat de kans op wateroverlast niet toeneemt.

Bij gebruikmaking van deze bevoegdheid kunnen financiële voorwaarde verbonden worden aan de omgevingsvergunning conform de verordening waterbergingsfonds.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing van een bestemmingsvlak zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. voorzieningen ten behoeve van waterberging en –infiltratie;
  • d. in stand houden van bestaande natuur- en landschapselementen;
  • e. onverharde (wandel)paden.
6.2 Bouwregels

Op of in de in 6.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2, waarbij dient te worden voldaan aan de uitgangspunten van de Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap (Bijlage 3) en mits:

  • a. het gaat om bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming zoals omschreven in 6.1;
  • b. het bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet hoger is dan 2,50 m;
  • c. de waarden niet onevenredig worden aangetast.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Voor de in 6.1 bedoelde gronden worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus verboden:

  • a. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
  • b. het aanleggen van drainage;
  • c. het diepploegen en diepwoelen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverharding meer dan 100 m²;
  • e. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
  • f. het aanbrengen van teeltondersteundende voorzieningen;
  • g. het vellen, rooien of kappen van houtopstanden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning activiteit kappen) overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke bomenverordening;
  • h. het verwijderen van groene erfinrichting als onderdeel van de landschappelijke inpassing.

6.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 6.4.1 onder l. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was.

6.4.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
a Voorwaarde landschappelijke inpassing Groen

Het bestemmingsvlak 'Groen' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Groen - afscherming' dient met een groene afschermde inrichting met opgaande beplanting in stand te worden gehouden zoals dat aanwezig is op moment van ter visielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan danwel een inrichting met dichtere begroeiing.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 6.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem, met dien verstande dat indien er sprake is van de provinciale aanduiding 'behoud en herstel watersystemen', advies ingewonnen dient te worden bij het betrokken waterschapsbestuur;
  • b. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
  • c. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren (poelen);
  • d. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen.

6.5.2 Uitzonderingen

Het in 6.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was.

6.5.3 Toelaatbaarheid

De in 6.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de betreffende werken of werkzaamheden verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitsplan (bijlage 4).

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bestemming "Gemengd 1", waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er moet sprake zijn van uitsluitend industriële en ambachtelijke bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een daarmee vergelijkbare activiteit zoals omschreven in artikel 4.5.4;
  • b. aangetoond is dat er geen milieutechnische belemmeringen zijn onder andere vanuit de milieuaspecten: luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, bodemkwaliteit, flora en fauna en verkeerslawaai;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard;
  • d. de vestiging heeft geen onevenredige gevolgen voor de omgeving, in de vorm van geluids- verkeers- of parkeeroverlast;
  • e. er wordt aangesloten bij het bepaalde in de bestemming 'Gemengd 1' en deze wijzigingsbevoegdheid wordt gebruikt in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.6, waarbij in totaal sprake is van niet meer dan één bouwperceel zodat het totaal aantal bouwpercelen binnen het plangebied gelijk blijft;
  • f. Bij het vaststellen van het wijzigingsplan staat vast dat de oppervlakte Groen die van bestemming wijzigt, binnen of buiten het plangebied van onderhavig bestemmingsplan een-op-een wordt gecompenseerd.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten met een verkeersfunctie;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. straatmeubilair;
  • e. voet- en rijwielpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. kunstobjecten;
  • g. leidingen en kabels;
  • h. (openbare) nutsvoorzieningen
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met de daarbij behorende:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
  • a. de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan vergunde bebouwing mag worden gehandhaafd, hersteld en vervangen.

7.2.2 Maatvoering
  • a. Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

    • 1. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen;
    • 2. de oppervlakte mag maximaal 15 m² bedragen.
  • b. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

    • 1. de bouwhoogte van antennes bedraagt maximaal 12 m;
    • 2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag maximaal 10 m bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.
7.3 Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik van bouwwerken en gronden voor wonen;
  • b. het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
  • c. het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of horecabedrijf;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een ambachtelijk- en/of industrieel bedrijf;
  • e. het gebruik van bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden, in het bijzonder de aan- en afvoer van water;
  • b. natuurontwikkeling;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. (natuurlijke) oevers;
  • e. onverharde (wandel)paden.
8.2 Bouwregels
  • a. Op of in de in 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven bestemming met een bouwhoogte van maximaal 2,50 m, met dien verstande dat hekwerken niet zijn toegestaan.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik

De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik en zijn dus verboden:

  • a. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverharding;
  • c. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
  • d. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • f. het aanbrengen van bovengrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen;
  • g. het vellen, rooien of kappen van houtopstanden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning activiteit kappen) overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke bomenverordening;
  • h. het verwijderen van beplanting.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod
  • a. Onverminderd het bepaalde in 8.3 is het verboden op of in de in 8.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
  • b. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • d. het aanbrengen van bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.

8.4.2 Uitzonderingen

Het in 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was.

8.4.3 Toelaatbaarheid

De in 8.4.1 werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 5

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
  • a. Het is verboden de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen;
  • b. Het verbod geldt niet als:
    • 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
  • c. de bodemverstoring ten behoeve van of als gevolg van het bouwen niet dieper is dan 40 cm onder het bestaande maaiveld of, indien de bodemverstoring dieper is dan 40 cm, de omvang van de bodemingreep niet groter is dan 2.500 m².

9.2.2 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Waarde - Archeologie 5

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 9.2.1 voor het oprichten van bouwwerken onder de voorwaarden dat:

  • a. de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • c. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • d. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod

Het is verboden op de in 9.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage en verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

9.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 9.4.1 is niet van toepassing voor zover het werkzaamheden betreft:

  • a. tot een diepte van 40 cm onder het bestaande maaiveld en over een maximale oppervlakte van 2.500 m²;
  • b. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning.

9.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 9.4.1 genoemde doeleinden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
9.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen als de bodemverstoring een diepte heeft van meer dan 40 cm en de oppervlakte meer bedraagt dan 2.500 m².

9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1 Wijziging begrenzing

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' toevoegen dan wel verwijderen indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
  • b. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Afwijking van de bouwregels

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen mag in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 de bouwgrens, gevellijn of bestemmingsgrens worden overschreden door tot gebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen als stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, zonnepanelen, gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, overstekende daken, putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen en hiermee vergelijkbare bouwdelen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Vrijwaringszone - waterloop

12.1.1 Aanduidingsregels

De gronden met de aanduiding 'Vrijwaringszone - waterloop' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor het beheer en onderhoud van de waterloop.

12.1.2 Bouwregels

Op gronden met de aanduiding 'Vrijwaringszone - waterloop' is het verboden enig bouwwerk te bouwen.

12.1.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1.2 ten behoeve van bebouwing, die is toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende andere bestemming, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt toegebracht aan het belang van de waterhuishouding.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt pas verleend nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde waterloop; de beslissing inzake het verlenen van omgevingsvergunning wordt aan genoemde instantie medegedeeld.

12.1.4 Strijdig gebruik

Het is verboden handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan, liggen of drijven.

12.1.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het in de grond aanbrengen, wijzigen, hebben, onderhouden of uit de grond verwijderen van voorwerpen en beplanting;
    • 2. boren of sonderen in de grond;
    • 3. het verhogen of verlagen van het maaiveld.
  • b. Het verbod bedoeld onder a. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de beschermingsfunctie ten behoeve van de waterloop.
  • d. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld onder a. wordt pas verleend nadat terzake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde waterloop; de beslissing inzake het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt aan genoemde instantie medegedeeld.
12.2 Overige zone - toe te voegen VR "zoekgebied stedelijke ontwikkeling"

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant worden verzocht tot wijziging van de begrenzing van de aanduiding 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling' in de Verordening ruimte 2014 voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling'.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Afwijken van de regels
13.1.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels ten behoeve van:

  • a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen, of bouwvlakken worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat niet voor bewoning bestemde openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw maximaal 50 m³ bedraagt;
  • c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 65 m boven N.A.P;
  • d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken wordt vergroot voor de bouw van opbouwen voor technische installaties op daken, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftopbouwen, zonnepanelen, ventilatie-installaties en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;
  • e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat reclamezuilen hoger dan 3 m mogen worden gerealiseerd;
  • f. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 6 m.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Geringe veranderingen bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Parkeerregeling
  • a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' vastgesteld d.d. 1 juni 2017 en opgenomen als bijlage van deze regels; 
  • b. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. overeenkomstig de geboden afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017; 
  • c. indien de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' als bedoeld onder sub a en b gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging; 
  • d. voor gebruiksveranderingen die zijn ontstaan na vaststelling van het onderliggende paraplubestemmingsplan wordt onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken in elk geval verstaan indien niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (vastgesteld d.d. 1 juni 2017); 
  • e. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub d. overeenkomstig de geboden afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (vastgesteld d.d. 1 juni 2017);
  • f. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel 16.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid onder artikel 16.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 16.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 16.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het eerste lid onder artikel 16.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'De Mortel Zuidrand'.