direct naar inhoud van Artikel 8 Bedrijf - 5
Plan: Bedrijventerrein Wolfsveld 2010
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.Wolfsveld2010-ON01

Artikel 8 Bedrijf - 5

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. industriële en ambachtelijke bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 2 en 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • b. groothandelsbedrijven die genoemd staan in milieucategorie 2 en 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten.
  • c. kantoorachtige bedrijven die genoemd staan in milieucategorie 2 en 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat de kavelgrootte van de bedrijven maximaal 5.000 m² bedraagt;
  • d. horecavoorzieningen die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van de doeleinden als genoemd in artikel 8.1 sub a, sub en sub c;
  • e. productiegebonden detailhandel, die ten dienste staan van en ondergeschikt is aan de bedrijven als genoemd in artikel 8.1 sub a, sub b en sub c;
  • f. inrichtingscategorie a, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inrichtingscategorie a';
  • g. inrichtingscategorie b, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inrichtingscategorie b';
  • h. inrichtingscategorie c, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inrichtingscategorie c';
  • i. inrichtingscategorie d, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inrichtingscategorie d';
  • j. inrichtingscategorie e, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inrichtingscategorie e';
  • k. parkeer- en verkeersvoorzieningen;
  • l. (openbare) groenvoorzieningen, met dien verstande dat parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd;
  • m. (openbare) nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • n. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de in artikel 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde doeleinden worden gebouwd;
  • b. de aangegeven aanduidingen zijn van toepassing;
  • c. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'.
  • e. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 3 meter en de maximale oppervakte van nutsvoorzieningen bedraagt 15 m²;
  • f. ten aanzien van de inrichting van de bedrijfspercelen en de bebouwing daarop dient het beeldkwaliteitplan in acht te worden genomen;
  • g. voor het aanbrengen van reclame geldt dat ze uitsluitend aan het gebouw mogen worden aangebracht, mits:
  • 1. de afmetingen passen in de architectuur;
  • 2. zij worden aangebracht op of aan luifels;
  • 3. zij worden aangebracht op dichte (gesloten) gevelvlakken binnen een afgekaderd vlak of als een 'medaillon' met dien verstande dat zij niet hoger zijn dan het gebouw zelf.
  • 4. Vrijstaande reclame is niet toegestaan.

8.2.2 Specifieke vorm van bedrijf - inrichtingscategorie a

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inrichtingscategorie a' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de kavelgrootte bedraagt 2.500 m² en maximaal 5.000 m²;
  • b. buitenopslag is uitsluitend toegestaan achter de bebouwing;
  • c. er is maximaal één in-/uitrit toegestaan bij voorkeur in combinatie met het naastliggende bedrijfsperceel, met dien verstande dat de in-/uitrit maximaal minimaal 6 meter uit de hoek van de straat moet zijn gesitueerd;
  • d. minimaal 20% van de oppervlakte voor de voorgevel van de bedrijfsbebouwing is groenvoorziening;
  • e. er dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte van werknemers en bezoekers;
  • f. parkeren dient plaats te vinden achter de voorgevelrooilijn;
  • g. parkeren dient plaats te vinden op eigen bedrijf/perceel of gecombineerd met andere bedrijfspercelen of in bebouwing;
  • h. de voorgevel van het bedrijfsgebouw dient loodrecht te worden gesitueerd op de kavelrichting (zijdelingse perceelsgrens);
  • i. ten aanzien van de oriëntatie van de bedrijfsbebouwing geldt:
  • de voorzijde van heet bedrijfspand naar Oost-om met entree, kantoorfunctie en/of showroom;
  • laad- en losperrons aan de achterzijde;
  • j. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 5 meter;
  • k. de minimale afstand tot de achterste perceelsgrens bedraagt 5 meter op hoeken;
  • l. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • m. gebouwen dienen te worden afgedekt met een plat dak of variaties hierop (gebogen lessenaarsdak tot 20°, gebogen).

8.2.3 Specifieke vorm van bedrijf - inrichtingscategorie b

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inrichtingscategorie b' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de kavelgrootte bedraagt 1.500 m² tot maximaal 2.500 m²;
  • b. buitenopslag is niet toegestaan;
  • c. er is maximaal één in-/uitrit toegestaan bij voorkeur in combinatie met het naastliggende bedrijfsperceel, met dien verstande dat de in-/uitrit maximaal minimaal 6 meter uit de hoek van de straat moet zijn gesitueerd;
  • d. er dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte van werknemers;
  • e. parkeren dient plaatst te vinden in de bebouwing;
  • f. minimaal 30 % van de oppervlakte voor de voorgevel van de bebrijfsbebouwing is groenvoorziening en water;
  • g. de gevels van de bedrijfsbebouwing is aan weerzijden van de Oost-om gesitueerd en liggen in elkaars verlengde;
  • h. ten aanzien van de oriëntatie van de bedrijfsbebouwing geldt:
  • alzijdig;
  • entree op de kop van de Parallelweg;
  • i. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • j. gebouwen dienen te worden afgedekt met een plat dak of variaties hierop (gebogen lessenaarsdak tot 20°, gebogen).

8.2.4 Specifieke vorm van bedrijf - inrichtingscategorie c

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inrichtingscategorie c' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de kavelgrootte bedraagt 1.000m² tot maximaal 2.500m²;
  • b. buitenopslag is uitsluitend toegestaan achter de bebouwing;
  • c. er is maximaal één in-/uitrit toegestaan bij voorkeur in combinatie met het naastliggende bedrijfsperceel, met dien verstande dat de in-/uitrit maximaal minimaal 6 meter uit de hoek van de straat moet zijn gesitueerd;
  • d. minimaal 10% van de oppervlakte voor de voorgevel van de bedrijfsbebouwing is groenvoorziening;
  • e. er dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte van werknemers en bezoekers;
  • f. parkeren dient plaats te vinden achter de voorgevelrooilijn;
  • g. parkeren dient plaats te vinden op eigen bedrijf/perceel of gecombineerd met andere bedrijfspercelen of in bebouwing;
  • h. de voorgevel van het bedrijfsgebouw staat in de bouwgrens;
  • i. ten aanzien van de oriëntatie van de bedrijfsbebouwing geldt:
  • de voorzijde van het bedrijfspand is gericht naar de straat (entree, kantoorfunctie en/of showroom);
  • laad- en losperrons aan de achterzijde;
  • op de hoeken heeft de bebouwing twee voorkanten;
  • j. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 4 meter;
  • k. de minimale afstand tot de achterste perceelsgrens bedraagt 5 meter op hoeken;
  • l. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • m. gebouwen dienen te worden afgedekt met een plat dak of variaties hierop (gebogen lessenaarsdak tot 20°, gebogen).

8.2.5 Specifieke vorm van bedrijf - inrichtingscategorie d

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inrichtingscategorie d' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de kavelgrootte bedraagt maximaal 1.500 m²;
  • b. buitenopslag is uitsluitend toegestaan achter de bebouwing, met dien verstande dat buitenopslag voor de bedrijven gelegen aan de Wolfsboscheweg niet is toegestaan;
  • c. er is maximaal één in-/uitrit toegestaan bij voorkeur in combinatie met het naastliggende bedrijfsperceel, met dien verstande dat de in-/uitrit maximaal minimaal 6 meter uit de hoek van de straat moet zijn gesitueerd;
  • d. er dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte van werknemers en bezoekers;
  • e. parkeren dient plaats te vinden achter de voorgevelrooilijn;
  • f. parkeren dient plaats te vinden op eigen bedrijf/perceel of gecombineerd met andere bedrijfspercelen;
  • g. minimaal 10% van de oppervlakte voor de voorgevel van de bedrijfsbebouwing is groenvoorziening;
  • h. de voorgevel van het bedrijfsgebouw staat in de bouwgrens;
  • i. ten aanzien van de oriëntatie van de bedrijfsbebouwing geldt:
  • de voorzijde van het bedrijfspand is gericht naar de straat (entree, kantoorfunctie en/of showroom);
  • op de hoeken heeft de bebouwing twee voorkanten;
  • j. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 3 meter;
  • k. de minimale afstand tot de achterste perceelsgrens bedraagt 5 meter op hoeken;
  • l. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • m. gebouwen dienen te worden afgedekt met een plat dak of variaties hierop (gebogen lessenaarsdak tot 20°, gebogen).

8.2.6 Specifieke vorm van bedrijf - inrichtingscategorie e

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - inrichtingscategorie e' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de kavelgrootte bedraagt maximaal 5.000m²;
  • b. buitenopslag is uitsluitend toegestaan achter de bebouwing;
  • c. er is maximaal één in-/uitrit toegestaan bij voorkeur in combinatie met het naastliggende bedrijfsperceel, met dien verstande dat de in-/uitrit maximaal minimaal 6 meter uit de hoek van de straat moet zijn gesitueerd;
  • d. er dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte van werknemers en bezoekers;
  • e. parkeren dient plaats te vinden achter de voorgevelrooilijn;
  • f. parkeren dient plaats te vinden op eigen bedrijf/perceel of gecombineerd met andere bedrijfspercelen of in bebouwing;
  • g. minimaal 10% van de oppervlakte voor de voorgevel van de bedrijfsbebouwing is groenvoorziening;
  • h. de voorgevel van het bedrijfsgebouw staat in de bouwgrens;
  • i. ten aanzien van de oriëntatie van de bedrijfsbebouwing geldt:
  • de voorzijde van het bedrijfspand is gericht naar de straat (entree, kantoorfunctie en/of showroom);
  • op de hoeken heeft de bebouwing twee voorkanten;
  • j. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 5 meter;
  • k. de minimale afstand tot de achterste perceelsgrens bedraagt 5 meter op hoeken;
  • l. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • m. gebouwen dienen te worden afgedekt met een plat dak of variaties hierop (gebogen lessenaarsdak tot 20°, gebogen).

8.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak bedraagt 3 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak 2 meter bedraagt;
  • b. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten binnen het bouwvlak bedraagt 8 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt 5 meter, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak 1 meter bedraagt.
  • d. ten aanzien van reclamemasten gelden de volgende eisen:
  • 1. reclamemasten dienen minimaal 500 meter uit elkaar te staan;
  • 2. reclamemasten dienen minimaal 15 meter vanaf bomen te worden geplaatst;
  • 3. de maximale bouwhoogte van een reclamemast bedraagt 1,6 x de bouwhoogte van het op kortste afstand gesitueerde gebouw;
  • 4. de maximale hoogte van de reclame uiting bedraagt 1/3 van de masthoogte;
  • 5. de maximale breedte van de reclame uiting bedraagt 1/5 van de masthoogte.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de goothoogte en/of bouwhoogte, alsmede aan de situering en afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld alsmede de beeldkwaliteit overeenkomstig het Masterplan;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en zich daarop bevindende bouwwerken;
  • c. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • d. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid;
  • e. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de sociale veiligheid;
  • f. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf of dienstverlening dan volgens het bepaalde in artikel 8.1 is toegestaan;
  • b. de uitoefening van een geluidszoneringsplichtige inrichting;
  • c. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in artikel 8.1 sub e;
  • d. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • e. de uitoefening van een zelfbedieningsgroothandelsbedrijf;
  • f. woondoeleinden;
  • g. BEVI-inrichtingen;
  • h. nieuwe zelfstandige kantoren;
  • i. een seksinrichting.
  • j. buitenopslag/open opslag van goederen, voorwerpen of materialen anders dan bepaald in lid 2;
  • k. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • l. het plaatsen van onderkomens.

8.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 8.4 ten behoeve van:

  • a. tijdelijke buitenopslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. buitenopslag in het kader van het onderhoud van de gronden.