direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Gemert-Bakel 2016
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.Buitengebied2016-VO01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan Buitengebied Gemert-Bakel 2016 met identificatienummer NL.IMRO.1652.Buitengebied2016-VO01 van de gemeente Gemert-Bakel;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aan huis verbonden bedrijf

het door een van de bewoners aan huis, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit, niet zijnde detailhandel of prostitutie, door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs)woning met de daarbij behorende bijbouwen kan worden uitgeoefend.

1.4 Aan huis verbonden beroep

Het door een van de bewoners beroepsmatig aan huis verrichten van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kapsalon, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, prostitutie uitgezonderd, dat door zijn beperkte omvang met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs)woning met de daarbij behorende bijbouwen kan worden uitgeoefend.

1.5 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aan-één-gebouwde woningen.

1.8 Aardkundige waarden

De waarden die aan gronden zijn toegekend vanwege het aanwezig zijn van geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en/of processen.

1.9 Achtergrondbelasting

De geurbelasting van alle veehouderijen samen op enige locatie

1.10 Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen

Commissie van deskundigen op het gebied van agrarische bedrijfsactiviteiten en agrarische ontwikkelingen die gemeenten adviseert over aanvragen op dit beleidsterrein. De commissie is ingesteld door de Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen te 's-Hertogenbosch.

1.11 Afhankelijke woonruimte

Een bijbouw die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.12 Afrastering

Een erfafscheiding, niet zijnde een hekwerk, die de toegang tot de achterliggende gronden fysiek belemmert, maar waarbij het zicht op de achterliggende gronden intact blijft.

1.13 Agrarisch bedrijf

Een inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.

1.14 Agrarisch (grond)gebruik

Het gebruik van gronden of gebouwen voor het telen van gewassen of het houden van dieren.

1.15 Agrarisch loonwerkbedrijf

Een agrarisch verwant bedrijf dat met behulp van landbouwwerktuigen werkzaamheden verricht voor agrarische bedrijven, zoals grond- en oogstwerkzaamheden.

1.16 Agrarisch verwant bedrijf

Een bedrijf met een verwantschap aan de agrarische sector, waarin gebruik wordt gemaakt van land- en tuinbouwmethoden, dieren worden gehuisvest of werkzaamheden voor agrarische bedrijven worden verricht met behulp van landbouwwerktuigen met uitzondering van mestbewerkingsbedrijven. Voorbeelden zijn: dierenasiels, -pensions en -klinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, maneges, paardenpensions, stalhouderijen, loonwerkbedrijven, inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen, veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven en proefbedrijven.

1.17 Agrarische waarden

De waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de goede mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en /of bedrijfsexploitatie.

1.18 Archeologisch monument

Terrein dat op basis van de Erfgoedwet 2016 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.

1.19 Archeologische waarden

De waarden die aan gronden zijn toegekend in verband met de daar voorkomende archeologische relicten.

1.20 Architectonische waarden

De waarden, die aan een gebouw zijn toegekend vanwege de karakteristieke bouwkunst, bouwstijl of bouwvorm.

1.21 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.22 Bebouwingsconcentratie

Een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

1.23 Bebouwingscluster

Een vlakvormige verzameling van gebouwen in het buitengebied.

1.24 Bebouwingslint

Een lijnvormige verzameling gebouwen langs een weg in het buitengebied, enkelzijdig of dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet- buitengebiedfuncties.

1.25 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.26 Bebouwingsvrije zone bij een leiding

Een vrijwaringzone aan weerszijden van de hartlijn van de leiding die obstakelvrij moet blijven om een veilig en bedrijfszeker transport te waarborgen en ter bescherming van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding.

1.27 Bed and breakfast

Recreatieve nevenfunctie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, bestaande uit maximaal 4 slaapkamers en bijbehorende voorzieningen voor maximaal 10 personen.

1.28 Bedrijf

Een organisatorische eenheid, waarbinnen op een bepaalde locatie commerciële activiteiten worden uitgeoefend.

1.29 Bedrijfsgebouw

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, met uitzondering van de bedrijfswoning, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.30 Bedrijfsplan

Een rapport, waarin op een objectieve wijze inzicht wordt gegeven in de bedrijfseconomische, bedrijfstechnische en eventuele andere aspecten die beoordeeld moeten worden bij het toetsen van de aanvaardbaarheid van ontwikkelingen waarvoor deze planregels in principe mogelijkheden bieden.

1.31 Bedrijfs(vloer)oppervlak

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.32 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een bestemmingsvlak, die uitsluitend is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het bestemmingsvlak, noodzakelijk is.

1.33 Beeldbepalend pand

De aan een bouwwerk toegekende waarde met betrekking tot karakteristiek, gaafheid/herkenbaarheid (materie en concept), ouderdom en samenhang;.

1.34 Beeldkwaliteit

Beeldkwaliteit is het samenstel van de beoordeling van:

  • De plaats van de bebouwing (in het verleden en nu);
  • De maten en verhoudingen van de gebouwen (in het verleden en nu);
  • Het ritme of patroon van de bebouwing langs de weg, (in het verleden en nu);
  • De beplanting, langs de openbare weg en op de particuliere gronden;
  • Het materiaalgebruik voor de bebouwing en de straat;
  • Het functioneren van de bebouwing (denk aan parkeren, geluidsoverlast e.d.);
  • Kenmerkende objecten (een molen, kerk, bos, houtwal, kunst e.d.);
  • Staat van verzorging (detaillering en onderhoud van gebouwen, weg- en bermonderhoud, verlichting e.d.); abiotische omgeving, patronen, structuren;
1.35 Beeldkwaliteitsplan buitengebied

Geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in het als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitsplan, dat als Bijlage 2 bij deze regels is gevoegd, danwel een later door de raad vast te stellen beeldkwaliteitsplan.

1.36 Bergbezinkbassin

Een bijzondere vorm van een riooloverstort, om het onder bepaalde omstandigheden geloosde afvalwater te verminderen en/of de samenstelling van dit afvalwater te wijzigen.

1.37 Beschermde monumenten (rijks- en gemeentelijk beschermd)

Roerende en onroerende monumenten welke krachtens de monumentenwet of een gemeentelijke monumentenverordening bescherming genieten.

1.38 Bestaand
  • a. met betrekking tot bebouwing: de bebouwing als legaal aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan, danwel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
  • b. met betrekking tot gebruik: het gebruik als legaal aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, geldt ten aanzien van de stikstofdepositie, de stikstofdepositie zoals is vastgelegd in de Natuurbeschermingswetvergunning van het desbetreffende bedrijf, danwel de feitelijke situatie in de periode 2012-2014
1.39 Bestaande veehouderij

Een veehouderij met een of meerdere diersoorten die aanwezig mogen zijn volgens de verleende omgevingsvergunning Milieu ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan.

1.40 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.41 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.42 Bestemmingsvlak, relatie

Twee of meer als zodanig op de verbeelding aangeduide vlakken, die met de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden en die gezamenlijk als één bestemmingsvlak worden aangemerkt.

1.43 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak.

1.44 Bos

Terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.

1.45 Bosbouw

Het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen, ten behoeve van één of meerdere van de functies natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie.

1.46 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.47 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.48 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.49 Bouwperceel

Aaneengesloten (kadastraal) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd;

1.50 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.51 Bouwwerk

Elke bouwconstructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.52 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

Een bouwwerk bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste één, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidingsconstructie. Voorbeelden hiervan zijn de overkapping en carport.

1.53 Cultuurhistorische waarden

De waarden die aan een gebied of object worden toegekend in verband met het voorkomen van archeologische waarden, bouwkundige waarden of historische landschapswaarden al dan niet in onderlinge samenhang of beïnvloeding. Er is dan sprake van een driedeling:

  • archeologische waarden;
  • bouwkundige waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;
  • historische landschapswaarden of historisch- geografische waarden;
1.54 Centrale voorziening

Een voorziening ten behoeve van het functioneren van een recreatief bedrijf, zoals gemeenschappelijke voorzieningen voor recreatieve activiteiten, sanitaire voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het beheer en onderhoud, niet zijnde een dienstwoning.

1.55 Clubhuis

Eén van de voorzieningen ten behoeve van het functioneren van een golfbaan. Binnen deze voorziening is een loungeruimte, restaurant met bijbehorende terrassen, zalen voor zakelijk en overig gebruik, ontvangstreceptie, kantoorruimte, golfshop en facilitaire voorzieningen zoals toiletten, kleedruimten met douchevoorzieningen, kluisjes en opslagruimte, voorzien.

1.56 Columbaria

Bewaarplaatsen voor urnen bij een begraafplaats of een crematorium.

1.57 Dagrecreatie

Het verblijf voor recreatieve doeleinden elders dan in of bij de eigen woning zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.

1.58 Defensiezones

Radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel alsmede zoneringen gelegen rondom Vliegbasis De Peel: Inner Horizontal en Conical Surface, invliegfunnel, munitiezones, KE-zones en geluidszone grondgebonden geluid.

1.59 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.60 Dierenpension/-asiel

Een bedrijf dat is gericht op de tijdelijke opvang en verzorging van kleine huisdieren.

1.61 Evenemententerrein

Een terrein waar periodiek terugkerende evenementen worden gehouden, zoals een kermis, kindervakantieweek, festival etc.

1.62 Extensieve recreatie

Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving en die naar hun aard harmoniëren met natuur en landschap, zoals wandelen, fietsen, skeeleren, kanoën en paardrijden.

1.63 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.64 Gebruiken

Gebruiken, doen of laten gebruiken.

1.65 Glastuinbouwbedrijf

Een niet grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend plaatsvindt in permanente kassen of tunnels met een hoogte van 1 meter of meer.

1.66 Groene erfinrichting

Een groenelement, bestaande uit beplanting en/of andere groenelementen, zoals een poel of een vlinderweide. De groene erfinrichting is van belang voor het behoud of versterken van de beeldkwaliteit ter plaatse.

1.67 Groepsaccommodatie

Een gebouw dat geheel of gedeeltelijk bedrijfsmatig ingericht is ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.68 Groepswoning

Eén wooneenheid in een gebouw met één adres, waarin meerdere afhankelijke, niet-zelfstandige woonruimten (bijv. zorgplaatsen) zijn gevestigd.

1.69 Grondgebonden veehouderij

Een veehouderij die voldoet aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. De veebezetting bedraagt niet meer dan 2.75 GVE/ha, berekend over de grond die blijkens de gecombineerde opgave bij het bedrijf in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie
  • b. Tenminste 75% van de op het bedrijf geproduceerde mest, uitgedrukt in fosfaat, wordt aangewend op grond die blijkens de gecombineerde opgave bij het bedrijf in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie.
  • c. Tenminste 95% van het ruwvoer (gras en mais), uitgedrukt in fosfaat, wordt gewonnen op grond die blijkens de gecombineerde opgave bij het bedrijf in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie. Daarbij is tenminste 50% van het fosfaat in het rantsoen afkomstig uit ruwvoer (gras en mais). Een veehouder toont via een jaarlijkse rapportage uit BEX aan dat de veehouderij aan dit criterium voldoet.
  • d. Indien in de veehouderij dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.

1.70 Hekwerk

Een bouwwerk met als functie erf- of perceelsafscheiding.

1.71 Hervestiging agrarisch bedrijf

Het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bestemmingsvlak naar een ander agrarisch bestemmingsvlak.

1.72 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.73 Hoofdverblijf

De plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfsplaats is, die tenminste bestaat uit een keuken, woon- , was- en slaapgelegenheid.

1.74 Hotel

Accommodatie voor het bedrijfsmatig verstrekken van logies.

1.75 Horecavoorzieningen

Voorzieningen voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse passend binnen de horecacategorie I en II zoals opgenomen in de Staat van horeca-activiteiten

1.76 Hoveniersbedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen, vijvers en andere groenvoorzieningen.

1.77 Huishouden

Een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden of een woongroep).

1.78 Humaan crematorium

Een inrichting voor verbranding van overleden mensen.

1.79 Infiltratie

Het doorsijpelen van water door de bodem naar het grondwater.

1.80 Intensieve veehouderij

Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, niet zijnde een grondgebonden veehouderij.

1.81 Internethandel

Verkoop via internet aan particulieren, zonder showroom en waarvan de bestelling en betaling uitsluitend via internet verloopt en bezorging per post, alsmede opslag zonder dat producten ter plaatse worden afgehaald, bekeken of betaald.

1.82 Inwoning

Het gebruik maken van extra onzelfstandige woonruimte in een bestaande woning waarin een gedeelte van de huishouding is gehuisvest.

1.83 Kampeermiddel

Een tent, vouwwagen, kampeerauto of een caravan, met uitzondering van stacaravans, dan wel enig ander onderkomen of voertuig of gedeelte daarvan, dat geen bouwwerk is en dat geheel of gedeeltelijk blijvend is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.84 Kampeerterrein

Een terrein dat geheel of gedeeltelijk is ingericht voor en blijkens die inrichting ook bestemd is om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.85 Kas

Een permanent gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dat dient voor het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen.

1.86 Kernrandzone

Een overgangszone tussen bebouwde kom en buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.

1.87 Klein geïsoleerd water

Een oppervlaktewater met een natuurlijke bodem zoals zand, leem, of klei, dat niet in verbinding staat met ander oppervlaktewater.

1.88 Landgoed

Een functionele eenheid, bestaande uit bos of andere natuur, al dan niet met agrarische gronden met een productiedoelstelling. Vormen van bos- en landbouw kunnen onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering. Het geheel omvat minimaal 10 hectaren grond en is overwegend openbaar toegankelijk. Op het landgoed staan één of meer wooncomplexen met tuin van allure en uitstraling. Als ruimtelijk kenmerk geldt dat er een raamwerk van wegen, waterlopen, lanen en singels is, waarbinnen de verschillende gebruiksvormen zijn gerangschikt. Het geheel is een ecologische, economische en esthetische eenheid waarvan de invulling is geïnspireerd door het omringende landschap, de cultuurhistorie en de bodemgesteldheid.

1.89 Landhuis

Een woning van allure op een landgoed.

1.90 Landschappelijke waarden

De aan een gebied toegekende waarden, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, welke worden bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.91 Manege

Een bedrijf dat faciliteiten biedt voor beoefenaars van de paardensport, zoals het geven van paardrijlessen en het verzorgen, dresseren en trainen van paarden en pony's.

1.92 Mantelzorg

Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.93 Milieucategorie

De milieucategorie die aan een bepaalde bedrijfsactiviteit is toegekend in de Brochure Bedrijven en milieuzonering, editie 2009, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeente.

1.94 Minicamping

Een kampeerterrein waarop na ontheffing maximaal 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.95 Molenbiotoop

De gehele omgeving van de op de verbeelding aangeduide molen binnen een straal van 400 meter rond de molenromp, voor zover die omgeving van invloed is op het goed functioneren van de molen.

1.96 Multifunctioneel centrum

Bezoekerscentrum met ondersteunende voorzieningen ten behoeve van camping en bezoekerscentrum zoals horeca categorie I en II van de Staat van horecaactiviteiten, receptie, winkel, zwembad.

1.97 Natuurwaarden

De waarden die aan een gebied zijn toegekend in verband met het voorkomen van biotische en/of abiotische elementen die bijdragen aan de diversiteit en natuurlijkheid van een gebied.

1.98 Nevenfunctie / nevenactiviteit

Het ontplooien van activiteiten op een bestemmingsvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de hoofdbedrijfsvoering betreffen.

1.99 Niet-agrarisch bedrijf

Een ambachtelijk of industrieel bedrijf, niet zijnde een agrarisch of een agrarisch verwant bedrijf of detailhandel, gericht op de productie of het verwerken of bewerken van goederen.

1.100 Nieuwvestiging agrarisch bedrijf

De projectie van een agrarisch bestemmingsvlak op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een bestemmingsvlak. Nieuwvestiging kan betrekking hebben op het oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf, het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf in twee of meer bestemmingsvlakken, dan wel het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf naar een nieuw bestemmingsvlak.

1.101 Omgevingskwaliteit

Waarde, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en onbebouwde omgeving.

1.102 Omgevingsvergunning

Een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, te onderscheiden in:

  • a. Omgevingsvergunning voor het afwijken: omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
  • b. Omgevingsvergunning voor het bouwen: omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.
  • c. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden: omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.
1.103 Omschakeling agrarisch bedrijf

Het geheel, dan wel in overwegende mate binnen een bestaand agrarisch bestemmingsvlak overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar een andere agrarische bedrijfsvorm (veehouderij, glastuinbouw, (vollegronds)teeltbedrijf en overig agrarisach bedrijf). Onder omschakeling wordt ook verstaan het omzetten van een niet-agrarisch bestemmingsvlak in een agrarisch bestemmingsvlak.

1.104 Onverharde weg

Een onverharde weg met beperkt gebruik als ontsluitingsweg van de daaraan gelegen gronden zonder verkeersbetekenis en met landschappelijke, ecologische en/of cultuurhistorische betekenis.

1.105 Oude akker

Een gebied dat op de topografische kaart van 1838 ofwel een aaneengesloten geheel van akkers is, of een afwisseling van akkers, weiden en ander grondgebruik die naar hun ligging en verkavelingsstructuur een oude indruk maken.

In ieder geval kan een oude akker bestaan uit verschillende individuele akkers en kan een ensemble van verschillende cultuurhistorisch waardevolle elementen vormen, zoals:

  • monumenten (rijks- of gemeentelijk),
  • waterlopen c.q. vennen,
  • verkaveling en wegen,
  • (agrarische) bewoning en nederzettingsverplaatsing,
  • erfafscheidingen (al dan niet groen of houtig),
  • de typische openheid,
  • de -eventuele- aanwezigheid van een afdekkende (dikke) teeltlaag,
  • een relatie met de bijhorende nederzetting en de lagere en nabije graslandgebieden.
1.106 Overig agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt. Voorbeelden zijn: champignonkwekerijen, witlofkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen.

1.107 Overname agrarisch bedrijf

Het overnemen en op dezelfde voet voortzetten van een bestaand agrarisch bedrijf op een bestaand agrarisch bestemmingsvlak.

1.108 Overkapping

Een bijbehorend bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste één, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidings-constructies.

1.109 Paardenhouderij

Het bedrijfsmatig houden en stallen van paarden en pony's hieronder begrepen activiteiten als africhten, trainen, berijden en fokken ervan.

1.110 Perceelsgrens

Een kadastrale grens van een perceel.

1.111 Permanente bewoning

Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.112 Plattelandswoning (voormalige bedrijfswoning)

Een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die -naast het gebruik als bedrijfswoning voor het agrarisch bedrijf waarbij de woning behoort- tevens mag worden gebruikt voor bewoning als burgerwoning door derden die geen functionele binding hebben met het bijbehorend agrarisch bedrijf, en die niet wordt beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf, met dien verstande dat de woning is gelegen binnen een agrarisch bouwvlak ten behoeve van een bestaand agrarisch bedrijf.

1.113 Recreatiebedrijf

Een bedrijf dat gericht is op het bieden van mogelijkheden ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf zoals een kampeerterrein/ camping en een kamphuis.

1.114 Recreatieve nevenactiviteiten

Die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben op een locatie met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.

1.115 Recreatiewoning/zomerhuis/chalet

Een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruiker zijn hoofdverblijf elders heeft.

1.116 Ruimte voor Ruimte

Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van Noord Brabant, vastgesteld in juli 2008, die het mogelijk maakt om bouwrechten te verwerven voor de bouw van woningen in ruil voor het slopen van stallen in gebruik voor intensieve veehouderij en het uit de markt nemen van de bijbehorende mestproductierechten.

1.117 Ruimtelijke kwaliteit

Kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.

1.118 Staat van bedrijfsactiviteiten

Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

Als Staat van bedrijfsactiviteiten voor dit bestemmingsplan geldt de 'Richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten' in de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' editie 2009 (ISBN: 9789012130813).

1.119 Strooiveld

Terrein, bestemd om permanent as van overledenen te verstrooien.

1.120 Teeltondersteunende voorziening

Een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • c. bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);

in de vorm van:

  • permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;
  • tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 aaneengesloten maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten.
1.121 Trekkershut

Een houten blokhut met maximale grootte van 15 m², waarvoor een bouwvergunning is vereist en dat dient als recreatief nachtverblijf voor wisselende groepen van recreanten, die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.122 Tuincentrum

Een bedrijf, waar planten en siergewassen worden gekweekt maar waar de hoofdactiviteit bestaat uit de detailhandel in planten, siergewassen en andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden of verfraaien van tuinen.

1.123 Twee-aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aan één gebouwde woningen.

1.124 Uitbreiding agrarisch bedrijf

Vergroting van het bestaande bouwvlak.

1.125 Uitbreiding bedrijfsbebouwing

Het vergroten van de oppervlakte bedrijfsbebouwing of een gebruikswijziging van bestaande gebouwen gericht op het in gebruik nemen van gebouwen voor de uitoefening van het bedrijf.

1.126 Veehouderij

Een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

1.127 Veiligheidszone bij een leiding

Een zone aan weerszijden van de hartlijn van een leiding die op basis van richtlijnen en/of regelgeving van het ministerie van VROM en/of het ministerie van Defensie is toegekend en die toeziet op de externe veiligheid. Binnen deze zone mag geen opslag plaatsvinden of gebouwd worden zonder toestemming van de leidingbeherende instantie.

1.128 Verharde weg

Een verharde weg (op basis van de wegenlegger) met als functie ontsluiting van de daaraan gelegen agrarische bedrijven, woningen en gronden, zonder doorgaand karakter met beperkte verkeersfunctie.

1.129 Verplaatsing van een agrarisch bedrijf

Het beëindigen van een intensieve veehouderij en het voortzetten van het bedrijf elders.

1.130 Vergund

Een vergunning met een onherroepelijke status, al dan niet bestaand, ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.131 Voldoende parkeergelegenheid

Er wordt voldaan aan:

  • a. de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de 'Parkeerbeleidsnota 2013' (bijlage 11). Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging, danwel;
  • b. specifieke parkeernormen zoals aangegeven in de regels.
1.132 (Vollegronds)teeltbedrijf

Een agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

1.133 Vollegrondboomteelt

Het telen van (laan)bomen rechtstreeks in de bodem zonder dat er gebruik wordt gemaakt van enige teeltondersteunende voorziening.

1.134 Volwaardig agrarisch bedrijf

Een bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.

1.135 Voorgevelrooilijn
  • a. Langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zo veel mogelijk het beloop van de voorgevels van de bestaande bebouwing volgt met een zo veel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg;
  • b. Bij het ontbreken van bebouwing als bedoeld onder a. De denkbeeldige lijn die gevormd wordt door de krachtens deze planregels toegelaten bebouwing.
1.136 Voormalige bedrijfswoning

Een bedrijfswoning die in het verleden onderdeel is geweest van het bedrijf gelegen op het bestemmingsvlak waarbinnen de woning is gelegen, en door derden, die niet functioneel zijn verbonden met het bedrijf, mag worden bewoond.

1.137 Vormverandering van een bestemmingsvlak

Een wijziging van de begrenzing van een bouwblok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.

1.138 Vrijkomende/voormalige agrarische bedrijfslocatie (VAB)

Een agrarisch of niet-agrarisch bestemmingsvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend en waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan.

1.139 Waterberging

Het in tijden van overvloedige neerslag tijdelijk vasthouden van water.

1.140 Waterhuishouding

De wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, gebruikt, verbruikt en afgevoerd wordt.

1.141 Waterrecreatieve doeleinden 1

Niet-gemotoriseerde waterrecreatieve activiteiten, zoals zwemmen, duiken, roeien, surfen, zeilen en vissen e.d.

1.142 Waterrecreatieve doeleinden 2

Niet- gemotoriseerde waterrecreatieve activiteiten, uitsluitend ten behoeve van de golf-, hengel- en duiksport.

1.143 Woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat met noodzakelijke vergunning gerealiseerd is met de doelstelling om één huishouden te huisvesten.

1.144 Woonboerderij

Een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten.

1.145 Zandwinning

Het bedrijfsmatig afgraven, scheiden en afvoeren van zandgrond(soorten) ten behoe-ve van de regionale bouwgrondstoffenvoorziening.

1.146 Zorgpension

Een recreatief pension voor maximaal 10 personen, zijnde mensen met een verstandelijke beperking en hun begeleiders.

1.147 Zorgvuldige veehouderij

Veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in de omgeving.

Voor de inzet van maatregelen zijn de 'Nadere regels Verordening ruimte 2014 – Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij', dan wel op een later tijdstip vastgestelde regels met betrekking tot een zorgvuldige veehouderij, van toepassing.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Ondergeschikte bouwdelen

De bepalingen in deze regels over plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, schoorstenen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen.

2.2 Peil

Bij gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst, is het peil de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen is het peil de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.3 De dakhelling

Langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande dat:

  • a. goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;
  • b. de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het peil tot de onderkant van de rieten kap;
  • c. voor platte daken geldt: vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het dakvlak.
2.5 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.7 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.8 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 Bebouwingspercentage

Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.10 Bebouwd oppervlak

Het gezamenlijke oppervlak op een bestemmingsvlak van de gebouwen, en van uitsluitend die vrijstaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een overdekte ruimte vormen tenminste 1 meter boven peil. Het oppervlak van de bouwwerken wordt gemeten door middel van projectie en wel 1 meter boven peil.

2.11 De breedte van een bestemmingsvlak

Tussen de twee zijdelingse grenzen van het bestemmingsvlak, gemeten op een afstand van 10 meter van de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens.

2.12 De afstand tot een perceelsgrens

De afstand tot de zijdelingse/achterste perceelgrens: de kortste afstand van enig punt van een gebouw of bouwwerk tot de zijdelingse/achterste perceelgrens.

2.13 De afstand tussen gebouwen

De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. al dan niet bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik inclusief tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. behoud en/of herstel van de natuurlijke, aardkundige waarden en beeldkwaliteit, afgestemd indien aangeduid op de verbeelding en/of omschreven in het beeldkwaliteitsplan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bergbezinkbassin', een bergbezinkbassin;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', een evenemententerrein voor jaarlijks terugkerende evenementen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom', de instandhouding van een voor het landschap solitaire, waardevolle boom
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. onverharde wandelpaden;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen en waterlopen;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Op of in de in 3.1 bedoelde gronden mag gebouwd worden onder de volgende voorwaarden:

  • a. er mogen geen gebouwen worden opgericht;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen alleen worden opgericht in de vorm van een afrastering met een maximale hoogte van 1,5 m.;
  • c. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - bergbezinkbassin' en 'waardevolle boom' mag niet worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Schuilhutten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 voor de bouw van kleine schuilgelegenheden voor vee en paarden met opslagmogelijkheid voor hooi, stro en voeders, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de locatie is gelegen binnen een zone van 500 m rondom een bebouwde kom;
  • b. de perceelsoppervlakte is minimaal 0,5 ha;
  • c. de oppervlakte van de schuilgelegenheid is maximaal 25 m²;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • e. de nokhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • f. per perceel mag slechts één schuilgelegenheid worden gebouwd;
  • g. er is een inrichtings- en beplantingsplan overlegd dat uitwijst dat voldaan wordt aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie.
3.3.2 Paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 voor de bouw van een paardenbak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. per (bedrijfs)woning mag maximaal één paardenbak worden gerealiseerd;
  • b. de paardenbak dient direct aansluitend aan het bestemmingsvlak, behorende bij de functie waarbij de paardenbak wordt gerealiseerd, te worden gerealiseerd;
  • c. de oppervlakte mag niet meer dan 1.200 m² bedragen;
  • d. de paardenbak mag uitsluitend hobbymatig of als nevenactiviteit worden gebruikt;
  • e. de bouwhoogte van de omheining mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • f. lichtmasten bij de paardenbak zijn niet toegestaan;
  • g. er is een inrichtings- en beplantingsplan overlegd dat uitwijst dat voldaan wordt aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan (bijlage 2), zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie.
3.3.3 Opslag van ruwvoer

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 voor het bouwen van voorzieningen voor opslag van ruwvoer ten behoeve van een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend opslag ten behoeve van het betreffende agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. de voorzieningen dienen direct aansluitend aan het bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' te worden gerealiseerd;
  • c. de maximale oppervlakte per agrarisch bedrijf bedraagt 5.000 m²;
  • d. er is een inrichtings- en beplantingsplan overlegd dat uitwijst dat voldaan wordt aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan (bijlage 2), zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie.
3.3.4 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 voor het bouwen van permanente teeltondersteunende voorzieningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de teeltondersteunende voorzieningen dienen uit een oogpunt van agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk te zijn;
  • b. de maximale oppervlakte aan teeltondersteunende voorzieningen per agrarisch bedrijf bedraagt 4 hectare;
  • c. de voorzieningen dienen direct aansluitend op het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' te worden gerealiseerd;
  • d. er is een inrichtings- en beplantingsplan overlegd dat uitwijst dat voldaan wordt aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan (bijlage 2), zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
  • a. De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in 29 en zijn dus verboden:
    • 1. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
    • 2. (het gebruiken van) bouwwerken ten behoeve van een agrarisch bedrijf, behoudens indien toepassing is gegeven aan artikel 3.3.3 en/of 3.3.4;
    • 3. het gebruik van gronden als parkeerterrein;
    • 4. het gebruik van gronden als kampeerterrein.
  • b. Voor de in 3.1 bedoelde gronden met de aanduiding 'waardevolle boom' worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.4 aangemerkt en zijn dus verboden:
    • 1. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
    • 2. het ophogen van de bodem;
    • 3. het diepploegen en diepwoelen;
    • 4. het aanleggen van drainage;
    • 5. het rooien van houtgewas;
    • 6. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
    • 7. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen meer dan 100 m².
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod
  • a. Het is verboden op of in de in 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het afgraven van de bodem;
    • 2. het ophogen van de bodem;
    • 3. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
    • 4. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
    • 5. het aanleggen van drainage;
    • 6. het aanbrengen van oppervlakteverharding van meer dan 100 m²;
    • 7. het aanbrengen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
    • 8. het aanbrengen van bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
    • 9. het vellen of rooien van houtgewas;
    • 10. het aanplanten van houtgewas ten behoeve van een boomteeltbedrijf.
  • b. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
    • 2. kappen van houtgewas.
3.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. de in 3.5.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitsplan;
  • b. Het realiseren van een natuurlijk poel, zoals bedoeld in 3.5.1 sub a., onder 4 is mogelijk, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. Er is minstens 1 flauw talud van 1:6. Bij voorkeur aan de noordzijde i.v.m. optimale bezonning;
    • 2. De poel heeft een maximale diepte van 2 meter onder het maaiveld;
    • 3. De Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) is niet dieper dan 1,5 meter onder het maaiveld;
    • 4. De maximale oppervlakte van het uit te graven grondvlak is niet groter dan 250 m²;
    • 5. Er mag maximaal 500 m³ grondverplaatsing plaatsvinden;
    • 6. Indien bos gerooid moet worden ten behoeve van de poel wordt dit gecompenseerd, hiervoor moet een planvoorstel worden overlegd;
    • 7. Er wordt direct noch indirect onevenredige afbreuk gedaan aan de overige waarden en kwaliteiten van desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding en past in het beeldkwaliteitsplan.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Natuur' met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapselement' of de bestemming 'Groen', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Water' ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe natuur- en/of landschapselementen. Voor de gronden die worden bestemd als 'Natuur', 'Groen' of 'Water' zijn de bestemmingsregels zoals opgenomen in de artikelen 7, 10 en/of 16 van toepassing.

3.6.2 Vormverandering bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’, ten behoeve van een vormverandering van een bestemmingsvlak met de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een concreet bouwplan;
  • b. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • c. de onder b. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • d. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder b. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • e. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • f. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die eventueel zijn toegekend aan de gronden betrokken bij de wijziging;
  • i. de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' mag niet worden vergroot;
  • j. daar waar het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wordt verkleind, wordt de bestemming 'Agrarisch' opgenomen.
3.6.3 Vergroting bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’, ten behoeve van een vergroting van een bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een concreet bouwplan;
  • b. de uitbreiding is noodzakelijk uit bedrijfstechnisch en/of bedrijfseconomisch oogpunt;
  • c. bij een toename van bebouwing ten behoeve van veehouderij is het bepaalde in 4.3.1 van overeenkomstige toepassing;
  • d. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • e. de onder d. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • f. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder d. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • g. het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' mag na vergroting niet groter zijn dan 1,5 hectare, met uitzondering van:
    • 1. glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - doorgroeigebied glastuinbouw', waarvan het bestemmingsvlak niet groter mag zijn dan de oppervlakte die nodig is voor de realisering van 3 ha. netto glas;
  • h. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • i. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die eventueel zijn toegekend aan de gronden betrokken bij de wijziging;
  • l. daar waar het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wordt verkleind, wordt de bestemming 'Agrarisch' opgenomen.
3.6.4 Vergroting of vormverandering bestemmingsvlak 'Wonen'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen ten behoeve van de vorm- en/of grootteverandering van de bestemming 'Wonen', indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. dit is nodig om een ontwikkeling, die plaatsvindt binnen de bouwregels van de bestemming 'Wonen' m.b.t. maatvoering en afstanden, te kunnen realiseren;
  • b. agrarische bedrijven in de omgeving worden niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt;
  • c. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • d. de onder c. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • e. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder c. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • f. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • g. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die eventueel zijn toegekend aan de gronden betrokken bij de wijziging;
  • j. daar waar het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt verkleind, wordt de bestemming 'Agrarisch' opgenomen.
3.6.5 Vergroting of vormverandering bestemmingsvlak 'Bedrijf'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' en vice versa ten behoeve van de vorm- en/of grootteverandering van de bestemming 'Bedrijf', indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een concreet bouwplan;
  • b. de uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de bestaande omvang;
  • c. er ontbreken voor het bedrijf op het bestaande bestemmingsvlak redelijke mogelijkheden om tegemoet te komen in de ruimtebehoefte (zuinig ruimtegebruik);
  • d. de vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak hangt samen met een uitbreiding die op grond van de artikelen 6.2 en 6.3 is toegestaan;
  • e. er zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot de uitbreiding;
  • f. naast de bebouwing dienen ook alle bouwwerken, verharding en voorziening in het bestemmingsvlak gelegen te zijn;
  • g. ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf wordt het bestemmingsvlak wordt niet groter dan 5.000 m², tenzij het huidige bestemmingsvlak reeds groter is;
  • h. ten behoeve van een agrarisch-verwant bedrijf wordt het bestemmingsvlak wordt niet groter dan 15.000 m², tenzij het huidige bestemmingsvlak reeds groter is;
  • i. indien het bestemmingsvlak groter wordt dan 5.000 m², is aangetoond dat de mogelijkheden ontbreken om het bedrijf te verplaatsen naar een bedrijventerrein tenzij dit vanwege de aard van de activiteiten niet in de rede ligt;
  • j. de vergroting leidt niet tot twee of meer bedrijven;
  • k. de uitbreiding mag niet leiden tot een bedrijf met milieucategorie 3 of hoger tenzij deze hogere milieucategorie reeds aanwezig was;
  • l. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • m. de onder l. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage
    • 3. leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 4. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 5. het wegnemen van verharding;
    • 6. het slopen van bebouwing;
    • 7. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • n. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder l. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • o. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • p. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • q. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • r. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die eventueel zijn toegekend aan de gronden betrokken bij de wijziging;
  • s. De vergroting mag niet leiden tot een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • t. De vergroting mag niet leiden tot een zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m².
  • u. daar waar het bestemmingsvlak 'Bedrijf' wordt verkleind, wordt de bestemming 'Agrarisch' opgenomen.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een (vollegronds)teeltbedrijf, of;
  • b. de uitoefening van een overig agrarisch bedrijf, of;
  • c. de bestaande veehouderij, of;
  • d. een (intensieve) veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat, voor zover er geen sprake is van een bestaande (intensieve) veehouderij, er sprake dient te zijn van een zorgvuldige veehouderij;
  • e. intensieve veehouderij als nevenactiviteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit intensieve veehouderij';
  • f. een glastuinbouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • g. bijbehorende voorzieningen zoals mestopslagsilo's, permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, maximaal één paardenbak per perceel, voorzieningen ten behoeve van waterberging en -infiltratie, voer- en mestplaten, mest- of waterbassins van folie;
  • h. mestbewerking, uitsluitend ten behoeve van de eigen bedrijfslocatie;
  • i. één bedrijfswoning met met bijbehorende bouwwerken, voor reeds vergund al dan niet bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, tenzij:
    • 1. op de verbeelding een afwijkend aantal is aangegeven;
    • 2. het een afgestoten voormalige agrarische bedrijfswoning betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
  • j. één voormalige agrarische bedrijfswoning (plattelandswoning), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'. Deze woning wordt meegeteld in het op de verbeelding aangegeven aantal woningen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – biovergisting' uitsluitend voor voorzieningen ten behoeve van biovergisting;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit niet-agrarisch', tevens voor niet-agrarische nevenactiviteiten van milieucategorie 1 of 2, met een maximum van 5.000 m² van het bestemmingsvlak;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit recreatie', tevens voor recreatieve nevenactiviteiten;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - vuurwerkopslag en verkoop', tevens voor opslag en verkoop van vuurwerk;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kinderopvang', tevens voor kinderopvang;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte voor ruimte', een agrarisch bedrijf als zijnde passende herbestemming zoals bedoeld in de beleidsregels 'Ruimte voor Ruimte';
  • q. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument', tevens voor behoud en bescherming van het daar aanwezige rijks- of gemeentelijk monument zoals opgenomen in de monumentenlijst, zoals opgenomen in bijlage 4;
  • r. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand', tevens voor behoud en bescherming van het daar aanwezige beeldbepalende pand zoals opgenomen in de monumentenlijst, zoals opgenomen in bijlage 4;
  • s. verharding;
  • t. groene erfinrichting;

met dien verstande dat per bestemmingsvlak maximaal één agrarisch bedrijf is toegestaan.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in de in 4.1 bedoelde gronden mag het volgende worden gebouwd:

  • a. agrarische bedrijfsbebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. de bedrijfsbebouwing ten behoeve van een veehouderij niet mag worden uitgebreid;
    • 2. de bedrijfsbebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte voor ruimte' niet mag worden uitgebreid;
    • 3. uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere voorzieningen, waarbij bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een veehouderij niet mogen worden verbouwd tot gebouwen;
  • c. teeltondersteunende kassen.
4.2.2 Maatvoering

Op of in de in 4.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende maatvoering:

  • a. de oppervlakte van bebouwing ten dienste van een veehouderij is ten hoogste de omvang van de bebouwing die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig was of bebouwing die gebouwd mag worden krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • b. de bedrijfswoning of plattelandswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m³;
  • c. herbouw (nieuwbouw) van een bestaande bedrijfswoning is alleen toegestaan indien deze plaatsvindt op de bestaande locatie;
  • d. bij plattelandswoningen zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan met:
    • 1. een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 150 m²;
    • 2. een goothoogte van maximaal 3 m;
    • 3. een bouwhoogte van maximaal 5,5 m;
  • e. bij bedrijfswoningen zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan met;
    • 1. een goothoogte van maximaal 3 m;
    • 2. een bouwhoogte van maximaal 5,5 m;
  • f. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en plattelandswoningen is 4,5 m, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
  • g. de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en plattelandswoningen 11 m, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
  • h. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 12 m, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
  • i. de maximale oppervlakte voor ondersteunende kassen is 1.000 m²;
  • j. de onderlinge afstand tussen gebouwen mag maximaal 15 m zijn;
  • k. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 m zijn;
  • l. de minimale afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is 3 m, met uitzondering van erfafscheidingen welke op de perceelsgrens mogen worden gerealiseerd;
  • m. de maximale oppervlakte van uitbreiding van bebouwing, zonder de realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing met een minimale omvang van 20% van de omvang van het bestemmingsvlak, conform een goedgekeurd erfbeplantingsplan, is 20m². De erfbeplanting mag zowel binnen als buiten het bestemmingsvlak worden gerealiseerd;
  • n. ondergronds bouwen is toegestaan voor het realiseren van mestputten onder bedrijfsgebouwen.
4.2.3 Beschermde monumenten

Onverminderd het bepaalde in 4.2.1 en 4.2.2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' en 'specifieke bouwaanduiding – monument' de volgende regels:

  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag overeenkomstig het bepaalde in de Erfgoedwet 2016 respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk veranderen van een beeldbepalend pand of van een rijks- of gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' respectievelijk 'specifieke bouwaanduiding – monument';
  • b. het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Uitbreiding bestaande bebouwing veehouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 om uitbreiding van bebouwing ten behoeve van een veehouderij mogelijk te maken, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de veehouderij is niet gelegen in een gebied aangeduid als 'Overige zone - beperkingen veehouderij';
  • b. indien de veehouderij wel is gelegen in het gebied aangeduid als 'Overige zone - beperkingen veehouderij' dient het te gaan om een grondgebonden veehouderij;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - beperkingen veehouderij' of op een locatie zonder de aanduiding 'intensieve veehouderijv' mag de uitbreiding van een grondgebonden veehouderij niet leiden tot een intensieve veehouderij;
  • d. er is geen sprake van een veehouderij zijnde een passende herbestemming in het kader van de beleidsregel 'Ruimte voor Ruimte' waarvan het bestemmingsvlak is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte voor ruimte';
  • e. de uitbreiding dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • f. de onder d. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • g. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder d. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • h. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • i. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Dit houdt in ieder geval in dat:
    • 1. indien de uitbreiding van de bebouwing meer dan 100 m² bedraagt: de maatregelen als bedoeld onder d, in ieder geval voldoen aan de nadere regels Verordening ruimte, Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV), zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
    • 2. per periode van 10 jaar gerekend vanaf 21 september 2013 kunnen de nadere regels Verordening ruimte, Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) buiten toepassing worden gelaten voor in totaal maximaal 100 m²;
  • j. aangetoond is dat de uitbreiding inpasbaar is in de omgeving door te verantwoorden dat:
    • 1. rekening is gehouden met de gevolgen van de uitbreiding voor de locatie en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, waterhuishouding, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden, ecologische waarden, aardkundige waarden en landschappelijke waarden;
    • 2. rekening is gehouden met de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten van de uitbreiding op deze functies, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 3. de afwikkeling van het personen- en goederenvervoer afgestemd op de uitbreiding is verzekerd;
  • k. aangetoond is dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er, indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages, maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage van de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert. Voor zover bij gemeentelijke beleidsnota een strengere norm is vastgesteld, is deze strengere norm van toepassing;
  • l. aangetoond is dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • m. indien de veehouderij is gevestigd ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - beperkingen veehouderij', is in aanvulling op het bepaalde onder a. t/m k. uitbreiding van bebouwing alleen mogelijk indien met behulp van de nadere regels Verordening ruimte, Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • n. aangetoond is dat de bestaande stikstofdepositie ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan door de uitbreiding niet wordt overschreden;
  • o. er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
4.3.2 Hogere bouw- en goothoogte bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de maximaal toegestane maatvoering met betrekking op de goot- en bouwhoogte die geldt voor de bedrijfsgebouwen en de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouw zijnde mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden dat:

  • a. de hogere maat is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de waarden van omliggende bestemmingen;
  • c. de afwijking dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • d. de onder c. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • e. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder c. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.4 wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gebouwen anders dan de bedrijfswoning voor bewoning;
  • b. het binnen gebouwen meer dan één bouwlaag gebruiken voor het houden van dieren;
  • c. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen door het in gebruik te nemen voor de uitoefening van een veehouderij welke voor de gebruikswijziging niet in gebruik waren voor de uitoefening van een veehouderij;
  • d. het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een intensieve veehouderij op een bestemmingsvlak zonder de aanduiding 'intensieve veehouderij', tenzij het een bestaande intensieve veehouderij betreft;
  • e. omschakeling van een vollegrondsteeltbedrijf, glastuinbouwbedrijf of overig agrarisch bedrijf naar een veehouderij op een bestemmingsvlak zonder de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • f. omschakeling naar een veehouderij op een bestemmingsvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij' zonder dat er sprake is van een zorgvuldige veehouderij;
  • g. het gebruiken van de gronden en gebouwen zolang de landschappelijke inpassing niet is gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  • h. gronden en/of opstallen gebruiken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en van derden, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt op het bouwvlak;
4.4.2 Gebruik ten behoeve van veehouderij

Het gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van veehouderij overeenkomstig het bepaalde in 4.1 is uitsluitend toegestaan, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bestaande stikstofdepositie ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden overschreden;
  • b. binnen bedrijfsgebouwen ten dienste van een veehouderij mag ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het bedrijfsmatig houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor pluimvee, waar ten hoogte twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Gebruik (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen voor niet-agrarische doeleinden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het gebruik van (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft statische opslag van naar hun aard statische goederen;
  • b. uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een nevenactiviteit bij de hoofdfunctie;
  • c. het betreft een oppervlakte van maximaal 1.000 m²;
  • d. de opslag is niet bestemd voor handelsdoeleinden;
  • e. de opslag staat niet ten dienste van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf.
4.5.2 Verkoop van op het (agrarische) bedrijf vervaardigde of geteelde producten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van detailhandel op een (agrarisch) bedrijf mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er moet sprake zijn van een agrarisch bedrijf;
  • b. de detailhandel is ondergeschikt aan het bedrijf;
  • c. maximaal 100 m² vloeroppervlak mag voor detailhandel worden gebruikt;
  • d. het eigen vervaardigde product moet ook verkocht worden in de winkel;
  • e. naast het eigen product is het ook toegestaan om nederlandse streekproducten met het keurmerk 'Erkend Streekproduct' te verkopen;
  • f. er dient een bedrijfsplan te zijn waaruit blijkt hoe de winkel zal worden uitgevoerd, bijvoorbeeld met welk assortiment.
4.5.3 Tijdelijke huisvesting van werknemers

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van werknemers in verband met seizoenarbeid op een agrarisch bedrijf voor maximaal vijf jaar bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de tijdelijke huisvesting vindt plaats binnen de bestaande bebouwing of in verplaatsbare stacaravans of woonunits binnen het bestemmingsvlak;
  • b. uit een bedrijfsplan blijkt dat in (een) bepaalde periode(n) sprake is van een grote arbeidsbehoefte waarvoor tijdelijk werknemers moeten worden aangetrokken die in de periode dat zij op het bedrijf werken hier ook worden gehuisvest;
  • c. in het bedrijfsplan wordt aangegeven in welke periode het gebruik van de bebouwing voor de huisvesting plaatsvindt. Hierbij geldt een maximum van zes maanden per kalenderjaar;
  • d. uit het bedrijfsplan blijkt dat de huisvesting alleen ten dienste staat van de huisvesting van tijdelijke werknemers die op het desbetreffende agrarische bedrijf zelf werkzaam zijn;
  • e. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • f. er vind geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • g. in de ontheffing wordt opgenomen dat deze vervalt in elk geval 5 jaar na de datum waarop ze is verleend.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van erfbeplanting;
4.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
4.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de bestemming;
  • b. uit een door de gemeente goed te keuren (erf)inrichtingsplan dient te blijken dat kan worden voldaan aan het bepaalde in artikel 29.1.
4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in de Erfgoedwet 2016 respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening':

  • a. over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand of gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' respectievelijk 'specifieke bouwaanduiding –monument';
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
  • c. het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
4.8.1 Vormverandering bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch', ten behoeve van een vormverandering van een bestemmingsvlak, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een concreet bouwplan;
  • b. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • c. de onder b. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • d. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder b. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • e. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • f. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die eventueel zijn toegekend aan de gronden betrokken bij de wijziging;
  • i. de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' mag niet worden vergroot;
  • j. daar waar het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wordt verkleind, wordt de bestemming 'Agrarisch' opgenomen.
4.8.2 Wijzigen naar 'Wonen' bij bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een bedrijfsbeëindiging, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het moet aannemelijk gemaakt zijn dat het handhaven van de bedrijfsbestemming vanuit ruimtelijk en/of milieuhygiënisch oogpunt gezien niet meer in de rede ligt terwijl de bestemming 'Wonen' vanuit die optiek wel aanvaardbaar is;
  • b. er reeds een woning aanwezig is;
  • c. de woning wordt niet in meerdere woonfuncties gesplitst;
  • d. agrarische bedrijven in de omgeving worden niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt;
  • e. bij monumentale boerderijen dient het karakter te worden gerespecteerd;
  • f. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • g. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • h. gemotiveerd wordt hoeveel oppervlakte bijbehorende bouwwerken maximaal noodzakelijk is voor de beoogde ontwikkeling. Middels een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding wordt deze oppervlakte bijbehorende bouwwerken vastgelegd;
  • i. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • j. de onder i. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • k. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder i. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd;
  • l. daar waar het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' niet wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', wordt de bestemming 'Agrarisch' opgenomen.
4.8.3 Omschakeling naar agrarisch verwant bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalig agrarisch bedrijf, agrarisch verwant' als er sprake is van een voormalig agrarische bedrijfslocatie, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een concreet bouwplan;
  • b. de locatie is niet gelegen in een gebied zoals in de provinciale Verordening Ruimte aangeduid als 'Ecologische Hoofdstructuur';
  • c. de locatie is niet gelegen in een gebied zoals in de provinciale Verordening Ruimte aangeduid als 'Groenblauwe mantel';
  • d. de nieuwe activiteit draagt bij aan de ontwikkeling van de plattelandseconomie en versterkt de kernkwaliteiten van het desbetreffende gebied zoals omschreven in de gemeentelijke Structuurvisie en de provinciale Verordening Ruimte;
  • e. andere functies in de omgeving mogen niet worden belemmerd;
  • f. milieurechten dienen te worden ingetrokken;
  • g. de bedrijvigheid dient kleinschalig te zijn;
  • h. de ontwikkeling mag niet tot een zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m² leiden;
  • i. er is geen sprake van een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie;
  • j. de ontwikkeling mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven.
  • k. het nieuwe bestemmingsvlak heeft de maximale omvang van 1,5 hectare;
  • l. naast de bebouwing dienen ook alle bouwwerken, verharding en voorzieningen in het bestemmingsvlak gelegen te zijn;
  • m. gemotiveerd wordt hoeveel oppervlakte bedrijfsbebouwing maximaal noodzakelijk is voor de beoogde ontwikkeling. Middels een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding wordt deze oppervlakte bedrijfsbebouwing vastgelegd;
  • n. er dient sloop van overtollige gebouwen plaats te vinden;
  • o. er mag geen sprake zijn geweest van sloop van bedrijfsgebouwen die heeft plaatsgevonden in het kader van de regeling Ruimte voor Ruimte;
  • p. bij hergebruik van monumentale en beeldbepalende panden dient het karakter van het pand te worden gerespecteerd;
  • q. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • r. de onder q. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • s. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder q. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • t. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • u. buitenopslag is niet toegestaan;
  • v. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • w. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • x. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die eventueel zijn toegekend aan de gronden betrokken bij de wijziging;
  • y. daar waar het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' niet wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', wordt de bestemming 'Agrarisch' opgenomen.

4.8.4 Omschakeling naar niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalig agrarisch bedrijf' als er sprake is van een voormalig agrarische bedrijfslocatie, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een concreet bouwplan;
  • b. de locatie is niet gelegen in een gebied zoals in de provinciale Verordening Ruimte aangeduid als 'Ecologische Hoofdstructuur';
  • c. de nieuwe activiteit draagt bij aan de ontwikkeling van de plattelandseconomie en versterkt de kernkwaliteiten van het desbetreffende gebied zoals omschreven in de gemeentelijke Structuurvisie en de provinciale Verordening Ruimte;
  • d. andere functies in de omgeving mogen niet worden belemmerd;
  • e. milieurechten dienen te worden ingetrokken;
  • f. de bedrijvigheid dient kleinschalig te zijn;
  • g. er zijn slechts bedrijven toegestaan die behoren tot de milieucategorieën 1 en 2;
  • h. de ontwikkeling mag niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven leiden;
  • i. de ontwikkeling mag niet tot een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie leiden;
  • j. de ontwikkeling mag niet tot een zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m² leiden;
  • k. indien er sprake is van nieuwe bebouwing, heeft het nieuwe bestemmingsvlak de maximale omvang zoals in onderstaande tabel in de tweede kolom is weergegeven;
  • l. Indien er sprake is van nieuwbouw van bedrijfsbebouwing dan heeft de bedrijfsbebouwing de maximale oppervlakte zoals in onderstaande tabel in de derde kolom is weergegeven;
  • m. Bij hergebruik van de bedrijfsbebouwing is het bestemmingsvlak maximaal 5000 m²;
  • n. Indien er sprake is van hergebruik van reeds aanwezige bedrijfsbebouwing dient gemotiveerd te worden hoeveel oppervlakte bedrijfsbebouwing maximaal noodzakelijk is voor de beoogde ontwikkeling. Middels een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding wordt deze oppervlakte bedrijfsbebouwing vastgelegd;
  • o. er dient sloop van overtollige gebouwen plaats te vinden;
  • p. er mag geen sprake zijn geweest van sloop van bedrijfsgebouwen die heeft plaatsgevonden in het kader van de regeling ruimte-voor-ruimte;
  • q. bij hergebruik van monumentale en beeldbepalende panden dient het karakter van het pand te worden gerespecteerd;
  • r. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • s. de onder q. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • t. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder q. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • u. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • v. buitenopslag is niet toegestaan;
  • w. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • x. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • y. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die eventueel zijn toegekend aan de gronden betrokken bij de wijziging;
  • z. daar waar het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' niet wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', wordt de bestemming 'Agrarisch' opgenomen.

Omvang huidig bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'   (Maximale) omvang nieuw bestemmingsvlak 'Bedrijf'   Maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing  
> 1 hectare   5.000 m²   600 m²  
0,8 tot 1 hectare   4.000 m²   500 m²  
0,6 tot 0,8 hectare   3.000 m²   400 m²  
0,3 tot 0,6 hectare   2.000 m²   300 m²  
< 0,3 hectare   2.000 m²   200 m²  

Tabel: omvang nieuw bestemmingsvlak VAB locatie, omvang nieuwe bebouwing VAB locatie

4.8.5 Boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de maatvoering 'maximum aantal wooneenheden: 2' om de boerderij te splitsen tot twee woningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de te splitsen bebouwing betreft cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • b. de splitsing moet redelijkerwijs noodzakelijk zijn om het cultuurhistorisch waardevolle pand in stand te houden;
  • c. splitsing komt pas aan de orde als de volgende opties gezien de feitelijke situatie redelijkerwijs niet haalbaar zijn gebleken:
    • 1. woning met nevenfunctie (aan huis verbonden beroep, garage e.d.);
    • 2. realiseren van één grote woning;
  • d. de inhoud van het te splitsen pand mag niet worden vergroot;
  • e. ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven mogen niet worden belemmerd;
  • f. het uitgangspunt is de samenhang tussen monumentale en/of beeldbepalend bebouwing en het slopen van de overtollige bebouwing die geen monumentaal en/of beeldbepalend karakter heeft;
  • g. per woning is maximaal 150 m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • h. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • i. de onder h. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • j. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder h. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd;
  • k. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • l. ter plaatse van het te splitsen pand wordt de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' of 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' opgenomen;
  • m. daar waar het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' niet wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', wordt de bestemming 'Agrarisch' opgenomen.
4.8.6 Wijziging naar 'Recreatie'

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in de bestemming ‘Recreatie’, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bestemmingsvlak is maximaal 1,5 hectare;
  • b. er zijn slechts recreatiebedrijven toegestaan die behoren tot maximaal de milieucategorie 2;
  • c. de ontwikkeling mag niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven leiden;
  • d. de ontwikkeling mag niet tot een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie leiden;
  • e. de ontwikkeling mag niet tot een zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m² leiden;
  • f. gemotiveerd wordt hoeveel oppervlakte bedrijfsbebouwing maximaal noodzakelijk is voor de beoogde ontwikkeling. Middels een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding wordt deze oppervlakte bedrijfsbebouwing vastgelegd;
  • g. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • h. uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een duurzame, bedrijfsmatige activiteit;
  • i. er moet sprake zijn van een volwaardig kwalitatief waardig bedrijf hetgeen moet zijn onderbouwd met een advies van de Adviescommissie Recreatie en Toerisme;
  • j. ingeval de bouw van recreatiewoningen op een verblijfsrecreatief terrein, dient geborgd te zijn dat de woningen bedrijfsmatig worden beheerd;
  • k. de ontwikkeling leidt tot ten hoogste 300.000 bezoekers en overnachtingen samen per jaar, wat blijkt uit daartoe verricht onderzoek;
  • l. gemotiveerd wordt dat de ontwikkeling mogelijk is vanuit een ruimtelijke visie op het gebied waar de ontwikkeling plaatsvindt en de directe omgeving, waarbij een kwaliteitswinst voor meerdere ruimtelijke functies, waaronder natuur, wordt bereikt;
  • m. het plan bevat een beschrijving van de resultaten van de regionale afstemming over de beoogde ontwikkeling;
  • n. agrarische bedrijven in de omgeving mogen niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • o. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing ;
  • p. de onder o. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • q. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder o. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd;
  • r. voor de gronden die worden bestemd als 'Recreatie' zijn de hoofdbestemmingsregels van toepassing;
  • s. daar waar het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wordt verkleind, wordt de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' opgenomen.
4.8.7 Wijziging (voormalige) agrarische bedrijfswoning in plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het gebruik van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die op 1 januari 2013 reeds legaal aanwezig was;
  • b. het agrarisch bedrijf binnen het agrarisch bouwvlak is in werking;
  • c. er dient sprake te zijn van een verantwoord woon- en leefklimaat;
  • d. (agrarische) bedrijven in de omgeving mogen niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt
  • e. na toepassing van de onderhavige bevoegdheid kan geen aanspraak worden gemaakt op het oprichting van een extra bedrijfswoning;
  • f. de regels met betrekking tot een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen in 4.2 zijn onverkort van toepassing;
  • g. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden.
4.8.8 Verwijderen aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door middel van het verwijderen van de aanduiding 'intensieve veehouderij', indien een veehouderij is omgeschakeld naar een andere agrarische bedrijfsvorm.

Artikel 5 Agrarisch met waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bodemexploitatie;
  • b. landschappelijke waarden;
  • c. wandelpaden;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op of in de in 5.1 bedoelde gronden mag het volgende worden gebouwd:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven bestemming;
  • b. de hoogte bedraagt maximaal 1,5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 voor de bouw van kleine schuilgelegenheden voor vee en paarden met opslagmogelijkheid voor hooi, stro en voeders, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de locatie is gelegen binnen een zone van 500 m rondom een bebouwde kom;
  • b. de perceelsoppervlakte is minimaal 0,5 ha;
  • c. de oppervlakte van de schuilgelegenheid is maximaal 25 m²;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • e. de nokhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • f. per perceel mag slechts één schuilgelegenheid worden gebouwd;
  • g. er is een inrichtings- en beplantingsplan overlegd dat uitwijst dat voldaan wordt aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 29.4 wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden of bouwwerken:

  • a. als kampeerterrein;
  • b. als parkeerterrein;
  • c. voor reclamedoeleinden.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
  • b. het ophogen van de bodem;
  • c. diepploegen en diepwoelen;
  • d. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
  • e. het aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 20 m²;
  • g. het vellen of rooien van houtgewas;
  • h. het aanbrengen van mest- of waterbassins van folie.
5.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 5.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
5.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de bestemming.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' wijzigen in de bestemming 'Natuur' of de bestemming 'Groen', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Water' ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe natuur- en/of landschapselementen. Voor de gronden die worden bestemd als 'Natuur', 'Groen' of 'Water' zijn de bestemmingsregels zoals opgenomen in de artikelen 7, 10 en 16 van toepassing.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van één niet-agrarisch of agrarisch verwant bedrijf met de benodigde bedrijfsbebouwing en voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch verwant', een agrarisch verwant bedrijf zoals reeds bestaand en/of vergund;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarisch', een niet-agrarisch bedrijf zoals reeds bestaand en/of vergund;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke van bedrijf – Dakworm' een niet-agrarisch bedrijf in het keuren, repareren, samenstellen c.q. assembleren van mobiele en stationaire apparaten voor (nood) stroomvoorzieningen en overige elektrische apparaten met maximaal milieucategorie 2;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – voormalig agrarisch bedrijf':
    • 1. een bestaand niet-agrarisch bedrijf, of;
    • 2. indien er ter plaatse nog geen bestaand bedrijf is: een niet-agrarisch bedrijf met milieucategorie 1 of 2 genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf agrarisch verwant':
    • 1. een bestaand agrarisch-verwant bedrijf of agrarisch-technisch hulpbedrijf, of;
    • 2. indien er ter plaatse nog geen bestaand bedrijf is: een agrarisch-verwant bedrijf, of;
    • 3. indien er ter plaatse nog geen bestaand bedrijf is: een agrarisch-technisch hulpbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit recreatie', een recreatieve bedrijfstak als nevenactiviteit;
  • h. een horecabedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', een opslagbedrijf;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Ruimte voor Ruimte', een bedrijf als zijnde passende herbestemming zoals bedoeld in de beleidsregel 'Ruimte voor Ruimte';
  • k. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken per bestemmingsvlak, voor zover reeds vergund, al dan niet bestaand ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan, met uitzondering van:
    • 1. bestemmingsvlakken met de aanduiding 'bedrijfswoning', waar nieuwbouw van één bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. bestemmingsvlakken met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waar het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument', tevens voor behoud en bescherming van het daar aanwezige rijks- of gemeentelijk monument zoals opgenomen in de monumentenlijst, zoals opgenomen in bijlage 4 bij de regels;
  • m. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand', tevens voor behoud en bescherming van het daar aanwezige beeldbepalende pand zoals opgenomen in de monumentenlijst, zoals opgenomen in bijlage 4 bij de regels;
  • n. voorzieningen ten behoeve van parkeren, met dien verstande dat indien de aanduiding 'parkeerterrein' is opgenomen, de parkeervoorziening uitsluitend ter plaatse van deze aanduiding mogen worden gerealiseerd;
  • o. verharding;
  • p. groene erfinrichting;
  • q. nutsvoorzieningen;
  • r. voorzieningen ten behoeve van waterberging en -infiltratie.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het bouwen op of in de in 6.1 bedoelde gronden geldende de volgende regels:

  • a. de bestaande oppervlakte van bedrijfsbebouwing, voor zover reeds vergund al dan niet bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan, betreft het maximale bebouwingsoppervlakte voor bedrijfsbebouwing, tenzij op de verbeelding een afwijkende maximale bebouwingsoppervlakte voor bedrijfsbebouwing is aangeduid;
  • b. In afwijking van het gestelde onder a. geldt voor bestemmingsvlakken met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – voormalig agrarisch bedrijf' waarbij geen maatvoeringsaanduiding op de verbeelding is opgenomen, een maximale bebouwingsoppervlakte zoals in onderstaande tabel is opgenomen;
  • c. In afwijking van het gestelde onder a. geldt voor bestemmingsvlakken met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – voormalig agrarisch bedrijf' of 'specifieke vorm van bedrijf – voormalig agrarisch bedrijf agrarisch verwant' waarbij wel een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding is opgenomen, deze oppervlakte als maximale bedrijfsbebouwing;
  • d. voor bestemmingsvlakken met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – voormalig agrarisch bedrijf' waarbij wel een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding is opgenomen, is nieuwbouw ter vervanging van de bestaande bebouwing niet toegestaan;

Omvang bestemmingsvlak 'Bedrijf'   Maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing  
Tot 5.000 m²   600 m²  
Tot 4.000 m²   500 m²  
Tot 3.000 m²   400 m²  
Tot 2.000 m²   300 m²  
Tot 1.000 m²   200 m²  

Tabel: maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing bestemmingsvlakken VAB-locaties

6.2.2 Maatvoering

Op of in de in 6.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende maatvoeringen:

  • a. bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak tenzij het bestemmingsvlak voorzien is van een bouwvlak, dan is bebouwing uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de reeds vergunde al dan niet bestaande bedrijfswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m³;
  • c. herbouw (nieuwbouw) van een bestaande bedrijfswoning is alleen toegestaan indien deze plaatsvindt op de bestaande locatie;
  • d. bij de bedrijfswoning zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan met een totale oppervlakte van maximaal 150 m², een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 5,5 m, tenzij op de verbeelding anders aangeduid;
  • e. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning is 4,5 m, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
  • f. de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning is 11 m, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
  • g. de maximale toegestane bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde is 12 m;
  • h. de onderlinge afstand tussen gebouwen mag maximaal 15 m zijn;
  • i. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 m zijn;
  • j. de minimale afstand van bouwwerken tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is 3 m, met uitzondering van erfafscheidingen welke op de perceelsgrens mogen worden gerealiseerd;
  • k. de maximale oppervlakte van uitbreiding van bebouwing, zonder de realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing met een minimale omvang van 20% van de omvang van het bestemmingsvlak, conform een goedgekeurd erfbeplantingsplan, is 20m². De erfbeplanting mag zowel binnen als buiten het bestemmingsvlak worden gerealiseerd.
6.2.3 Beschermde monumenten

Onverminderd het bepaalde in 6.2.1 en 6.2.2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' en 'specifieke bouwaanduiding – monument' de volgende regels:

  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Erfgoedwet 2016 respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk veranderen van een beeldbepalend pand of van een rijks- of gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' respectievelijk 'specifieke bouwaanduiding – monument';
  • b. het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Uitbreiding bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de algemene bouwregels voor het met maximaal 15% uitbreiden van de maximaal toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen ten behoeve van niet-agrarische bedrijven ('specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarisch' of 'specifieke vorm van bedrijf - voormalig agrarisch bedrijf') en maximaal 25% uitbreiden van de maximaal toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarisch-verwante bedrijven ('specifieke vorm van bedrijf - agrarisch verwant' of 'specifieke vorm van bedrijf - voormalig agrarisch bedrijf agrarisch verwant'), mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bestemmingsvlak heeft niet de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Ruimte voor Ruimte';
  • b. bij het bepalen van de maximaal toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen, wordt de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken niet in aanmerking genomen;
  • c. de uitbreiding dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • d. de onder c. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage
    • 3. leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 4. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 5. het wegnemen van verharding;
    • 6. het slopen van bebouwing;
    • 7. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • e. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder c. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd;
  • f. de uitbreiding mag niet leiden tot een bedrijf met milieucategorie 3 of hoger tenzij deze hogere milieucategorie reeds bestaand is;
  • g. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • h. buitenopslag is niet toegestaan;
  • i. reclameaanduidingen zijn bescheiden;
  • j. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. De uitbreiding mag niet leiden tot een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • m. De uitbreiding mag niet leiden tot een zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m².
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.4 wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gebouwen, anders dan de (voormalige)bedrijfswoning, voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bedrijfsbebouwing zolang de landschappelijke inpassing conform een door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan niet is gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  • c. het gebruik van de gronden en bedrijfsbebouwing zolang de benodigde parkeerplaatsen niet zijn gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
  • d. het gebruiken van de gronden ten behoeve van zelfstandige kantoorfuncties;
  • e. het gebruiken van de gronden ten behoeve van detailhandelsfuncties;
  • f. het gebruiken van de gronden voor buitenopslag;
  • g. indien er sprake is van een bestaande bedrijfsactiviteit, het gebruiken van de gronden en bouwwerken anders dan voor de bestaande bedrijfsactiviteiten.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Omschakeling bedrijfsvorm

Burgemeester en wethouders kunnen voor gronden met de bestemming 'Bedrijf' bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het omschakelen naar een andere bedrijfsactiviteit dan de reeds bestaande niet-agrarische of agrarisch verwante activiteit, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een duurzame, bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de nieuwe activiteit draagt bij aan de ontwikkeling van de plattelandseconomie en versterkt de kernkwaliteiten van het desbetreffende gebied zoals omschreven in de gemeentelijke Structuurvisie en de provinciale Verordening Ruimte;
  • c. andere functies in de omgeving mogen niet worden belemmerd;
  • d. op een bestemmingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarisch' of 'specifieke vorm van bedrijf - voormalig agrarisch bedrijf' is een niet-agrarische activiteit toegestaan die valt binnen de milieucategorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • e. op een bestemmingsvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch verwant' of 'specifieke vorm van bedrijf - voormalig agrarisch bedrijf agrarisch verwant' is een agrarische-verwante activiteit of agrarisch-technisch hulpbedrijf toegestaan;
  • f. de bedrijvigheid dient kleinschalig te zijn;
  • g. er dient sloop van overtollige gebouwen plaats te vinden;
  • h. er mag geen sprake zijn geweest van sloop van bedrijfsgebouwen die heeft plaatsgevonden in het kader van de regeling 'Ruimte voor Ruimte';
  • i. bij hergebruik van monumentale en beeldbepalende panden dient het karakter van het pand te worden gerespecteerd;
  • j. de uitbreiding dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • k. de onder j. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage
    • 3. leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 4. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 5. het wegnemen van verharding;
    • 6. het slopen van bebouwing;
    • 7. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • l. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder j. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • m. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • n. reclameaanduidingen zijn bescheiden;
  • o. er mag geen buitenopslag op het erf plaatsvinden;
  • p. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • q. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • r. De omschakeling mag niet leiden tot een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • s. De omschakeling mag niet leiden tot een zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m².
6.5.2 Afwijken van de Staat van bedrijfsactiviteiten

Burgmeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 onder d. en 6.5.1 onder d. voor de vestiging van een bedrijf dat niet is vermeld in de milieucategorieën 1 en 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten, maar dat qua milieubelasting daaraan gelijkwaardig is, met dien verstande dat:

  • a. het bedrijf zowel binnen als buiten het plangebied geen onevenredige milieubelasting mag opleveren, met name ten aanzien van de in de omgeving gelegen woningen en andere centrumfuncties;
  • b. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling dienen te worden betrokken: geluidshinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water en de verkeersaantrekkende werking.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van erfbeplanting;
6.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 6.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.6.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de bestemming;
  • b. uit een door de gemeente goed te keuren (erf)inrichtingsplan dient te blijken dat kan worden voldaan aan het bepaalde in artikel 29.1.
6.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag overeenkomstig het bepaalde in de Erfgoedwet 2016 respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening':

  • a. over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand of gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' respectievelijk 'specifieke bouwaanduiding –monument';
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
  • c. het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
6.8 Wijzigingsbevoegdheid
6.8.1 Vergroting of vormverandering bestemmingsvlak 'Bedrijf'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' en vice versa ten behoeve van de vorm- en/of grootteverandering van de bestemming 'Bedrijf', indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een concreet bouwplan;
  • b. de uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de bestaande omvang;
  • c. er ontbreken voor het bedrijf op het bestaande bestemmingsvlak redelijke mogelijkheden om tegemoet te komen in de ruimtebehoefte (zuinig ruimtegebruik);
  • d. de vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak hangt samen met een uitbreiding die op grond van de artikelen 6.2 en 6.3 is toegestaan;
  • e. er zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot de uitbreiding;
  • f. naast de bebouwing dienen ook alle bouwwerken, verharding en voorziening in het bestemmingsvlak gelegen te zijn;
  • g. ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf wordt het bestemmingsvlak wordt niet groter dan 5.000 m², tenzij het huidige bestemmingsvlak reeds groter is;
  • h. ten behoeve van een agrarisch-verwant bedrijf wordt het bestemmingsvlak wordt niet groter dan 15.000 m², tenzij het huidige bestemmingsvlak reeds groter is;
  • i. indien het bestemmingsvlak groter wordt dan 5.000 m², is aangetoond dat de mogelijkheden ontbreken om het bedrijf te verplaatsen naar een bedrijventerrein tenzij dit vanwege de aard van de activiteiten niet in de rede ligt;
  • j. de vergroting leidt niet tot twee of meer bedrijven;
  • k. de uitbreiding mag niet leiden tot een bedrijf met milieucategorie 3 of hoger tenzij deze hogere milieucategorie reeds aanwezig was;
  • l. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • m. de onder l. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage
    • 3. leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 4. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 5. het wegnemen van verharding;
    • 6. het slopen van bebouwing;
    • 7. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • n. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder l. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • o. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • p. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • q. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • r. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die eventueel zijn toegekend aan de gronden betrokken bij de wijziging;
  • s. de vergroting mag niet leiden tot een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • t. de vergroting mag niet leiden tot een zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m².
  • u. daar waar het bestemmingsvlak 'Bedrijf' wordt verkleind, wordt de bestemming 'Agrarisch' of de bestemming 'Agrarisch met waarden' opgenomen.
6.8.2 Wijzigen naar 'Recreatie'

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in de bestemming ‘Recreatie’, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bestemmingsvlak is maximaal 1,5 hectare;
  • b. er zijn slechts recreatiebedrijven toegestaan die behoren tot maximaal de milieucategorie 2;
  • c. de ontwikkeling mag niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven leiden;
  • d. de ontwikkeling mag niet tot een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie leiden;
  • e. de ontwikkeling mag niet tot een zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m² leiden;
  • f. gemotiveerd wordt hoeveel oppervlakte bedrijfsbebouwing maximaal noodzakelijk is voor de beoogde ontwikkeling. Middels een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding wordt deze oppervlakte bedrijfsbebouwing vastgelegd;
  • g. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • h. uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een duurzame, bedrijfsmatige activiteit;
  • i. er moet sprake zijn van een volwaardig kwalitatief waardig bedrijf hetgeen moet zijn onderbouwd met een advies van de Adviescommissie Recreatie en Toerisme;
  • j. ingeval de bouw van recreatiewoningen op een verblijfsrecreatief terrein, dient geborgd te zijn dat de woningen bedrijfsmatig worden beheerd;
  • k. de ontwikkeling leidt tot ten hoogste 300.000 bezoekers en overnachtingen samen per jaar, wat blijkt uit daartoe verricht onderzoek;
  • l. gemotiveerd wordt dat de ontwikkeling mogelijk is vanuit een ruimtelijke visie op het gebied waar de ontwikkeling plaatsvindt en de directe omgeving, waarbij een kwaliteitswinst voor meerdere ruimtelijke functies, waaronder natuur, wordt bereikt;
  • m. het plan bevat een beschrijving van de resultaten van de regionale afstemming over de beoogde ontwikkeling;
  • n. agrarische bedrijven in de omgeving mogen niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • o. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • p. de onder o. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • q. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder o. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd;
  • r. voor de gronden die worden bestemd als 'Recreatie' zijn de hoofdbestemmingsregels van toepassing;
  • s. daar waar het bestemmingsvlak 'Bedrijf' wordt verkleind, wordt de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' opgenomen.
6.8.3 Wijzigen naar 'Wonen' bij bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het moet aannemelijk gemaakt zijn dat het handhaven van de bedrijfsbestemming vanuit ruimtelijk en/of milieuhygiënisch oogpunt gezien niet meer in de rede ligt terwijl de bestemming 'Wonen' vanuit die optiek wel aanvaardbaar is;
  • b. er reeds een woning aanwezig is;
  • c. agrarische bedrijven in de omgeving worden niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt;
  • d. bij monumentale boerderijen dient het karakter te worden gerespecteerd;
  • e. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • f. overtollige bebouwing wordt gesloopt, waaronder wordt verstaan het slopen van de bebouwing totdat de resterende bebouwing voldoet aan de bouwregels van de bestemming 'Wonen'.
  • g. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • h. de onder g. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • i. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder g. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd;
  • j. daar waar het bestemmingsvlak 'Bedrijf' niet wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', wordt de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' opgenomen.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing van een bestemmingsvlak;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. onverharde wegen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - onverharde weg';
  • d. voorzieningen ten behoeve van waterberging en – infiltratie;
  • e. in stand houden van bestaande natuur- en landschapselementen.
7.2 Bouwregels

Op of in de in 7.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2, mits:

  • a. het gaat om bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming zoals omschreven in 7.1;
  • b. het bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet hoger is dan 2,50 m;
  • c. de eventuele waarden niet onevenredig worden aangetast.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Voor de in 7.1 bedoelde gronden worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus verboden:

  • a. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
  • b. het aanleggen van drainage;
  • c. het diepploegen en diepwoelen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverharding meer dan 100 m²;
  • e. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
  • f. het aanbrengen van teeltondersteundende voorzieningen;
  • g. het rooien van houtgewas.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 7.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem;
  • b. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
  • c. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren (poelen);
  • d. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
  • e. het kappen van houtgewas;
7.5.2 Uitzonderingen

Het in 7.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
7.5.3 Toelaatbaarheid

De in 7.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de betreffende werken of werkzaamheden verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan (bijlage 2).

7.6 Wijzigingsbevoegdheid
7.6.1 Natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Groen' wijzigen in de bestemming 'Natuur' met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapselement', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Water' ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe natuur- en/of landschapselementen. Voor de gronden die worden bestemd als 'Natuur' of 'Water' zijn de bestemmingsregels zoals opgenomen in de artikelen 7 en/of 16 van toepassing.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bestaande (sociaal)medische, culturele, educatieve, religieuze en kunstzinnige doeleinden en sportvoorzieningen
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'crematiorium', een humaan crematorium met bijbehorende voorzieningen;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - strooiveld crematorium', een strooiveld ten behoeve van een bijgelegen humaan crematorium met columbaria en landschappelijke, groene inpassing;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - recreatieve nevenactiviteit', tevens voor een recreatieve nevenactiviteit;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenbegraafplaats en crematorium', een dierenbegraafplaats en -crematorium;
  • f. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken per bestemmingsvlak, uitsluitend:
    • 1. voor zover reeds bestaand en vergund; of
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waar nieuwbouw van een bedrijfswoning is toegestaan;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;

  • g. een voormalige bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voormalige bedrijfswoning';
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - groepswoning', tevens een groepswoning met maximaal 10 zorgplaatsen ten behoeve van zorgbehoevende ouderen en hun partner;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – bos':
    • 1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van grotere gebieden met opgaande beplanting zijnde (productie)bos;
    • 2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de biodiversiteit;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 4. extensief recreatief medegebruik;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – landschapselement', uitsluitend het behoud, herstel en/of ontwikkeling van kleinere, beeldbepalende landschapselementen in de vorm van opgaand groen als houtwallen, houtsingels en bomenrijen;
  • k. voorzieningen ten behoeve van waterberging en –infiltratie;
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het bouwen op of in de in 8.1 bedoelde gronden geldende de volgende regels:

  • a. de bestaande oppervlakte bedrijfsgebouwen die aanwezig en vergund is op het moment van ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplanof die nog mag worden gebouwd op grond van een verleende bouwvergunning, mag niet worden uitgebreid;
  • b. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, voor zover het bestemmingsvlak is voorzien van een bouwvlak;
  • c. buiten het bouwvlak is geen bebouwing toegestaan, behoudens:
    • 1. columbaria ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - strooiveld crematorium';
    • 2. erf- of terreinafscheidingen;
    • 3. maximaal één overkapping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - strooiveld crematorium';
    • 4. geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de te realiseren bedrijfswoning, zoals aangegeven in het inrichtingsplan in Bijlage 6 bij deze regels;
  • d. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van natuur – bos' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde gerealiseerd worden, mits:
    • 1. het bouwwerk ten dienste is van het aanwezige natuur of bos
    • 2. het bouwwerk niet hoger is dan 2,50 m.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – landschapselement' mogen geen bouwwerken worden opgericht;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag per bestemmingsvlak één bedrijfswoning worden gebouwd met bijbehorende bouwwerken;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'crematorium' kan pas worden gebouwd nadat uit een nader bodemonderzoek is gebleken dat ter plaatse van de beoogde bebouwing geen sprake is van bodemverontreiniging;
  • i. indien uit het onder h bedoelde nader bodemonderzoek blijkt dat de bodem ter plaatse van de bebouwde bebouwing is verontreinigd kan pas worden gebouwd nadat:
    • 1. de bodem ter plaatse van de beoogde bebouwing is gesaneerd op basis van een melding Besluit Uniforme Saneringen die is ingediend bij het bevoegd gezag bodembescherming volgens de Wet Bodembescherming, danwel
    • 2. de bodem ter plaatse van de beoogde bebouwing is gesaneerd nadat door het bevoegd gezag bodembescherming volgens de Wet Bodembescherming is ingestemd met sanering op basis van een goedgekeurd saneringsplan;
    • 3. het bevoegd gezag bodembescherming volgens de Wet Bodembescherming heeft ingestemd met het evaluatierapport bodemsanering;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - strooiveld crematorium' kan pas worden gebouwd nadat middels een verkennend bodemonderzoek de kwaliteit van de bodem is onderzocht;
  • k. op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voormalige bedrijfswoning' mag de bebouwing niet worden uitgebreid;
  • l. bij uitbreiding van de bedrijfsbebouwing ter plaatse van de aanduiding 'groepswoning' dient er een door het waterschap Aa en Maas en gemeente goedgekeurd rioleringsplan aanwezig te zijn. Dit rioleringsplan dient binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning gerealiseerd zijn en in stand gehouden te worden.
8.2.2 Maatvoering

Op of in de in 8.1 bedoelde gronden mag gebouwd worden met inachtneming van de volgende maatvoering:

  • a. de bedrijfswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m³;
  • b. de maximale goothoogte is 8 m, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
  • c. de maximale bouwhoogte is 12 m, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
  • d. de maximale toegestane hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde is 12 m;
  • e. de onderlinge afstand tussen gebouwen mag maximaal 15 m zijn;
  • f. bij de bedrijfswoning zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan met een oppervlakte van maximaal 150 m², een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5,5 m;
  • g. de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt 2 m;
  • h. de maximale oppervlakte van uitbreiding van bebouwing, zonder de realisatie en instandhouding landschappelijke inpassing met een minimale omvang van 20% van de omvang van het bestemmingsvlak, conform een goedgekeurd erfbeplantingsplan, is 20m². De erfbeplanting mag zowel binnen als buiten het bestemmingsvlak worden gerealiseerd;
  • i. de maximale bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'crematorium' bedraagt 2 m;
  • j. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van columbaria ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – strooiveld crematorium' gelden de volgende regels:
    • 1. de minimale afstand tot de perceelsgrens bedraagt 3 m;
    • 2. de maximale bouwhoogte bedraagt 2,5 m;
    • 3. er zijn maximaal 4 eenheden toegestaan;
    • 4. de lengte van de columbaria mag niet meer dan 4 m per eenheid bedragen;
  • k. voor het bouwen van een overkapping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – strooiveld crematorium' gelden de volgende regels:
    • 1. de maximale oppervlakte bedraagt 25 m²;
    • 2. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk 2,5 m en 4 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Uitbreiding bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 voor het met maximaal 15% uitbreiden van de maximaal toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. bij het bepalen van de maximaal toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen, wordt de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken niet in aanmerking genomen;
  • b. de uitbreiding dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • c. de onder b. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • d. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder b. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd;
  • e. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • g. reclameaanduidingen zijn bescheiden;
  • h. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. De uitbreiding mag niet leiden tot een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • k. De uitbreiding mag niet leiden tot een zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m².
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik
  • a. Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 29.4 wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. het gebruiken van gronden en bouwwerken anders dan voor de bestaande maatschappelijke voorziening;
    • 2. het gebruiken van bouwwerken voor bewoning anders dan de bedrijfswoning of de als zodanig aangeduide groepswoning;
    • 3. het gebruiken van een zorgplaats in de daar aangeduide groepswoning als een zelfstandige woning;
    • 4. het bewonen van een zorgplaats in de daar aangeduide groepswoning door de partner van een zorgbehoevend persoon indien de zorgbehoevende er niet meer woont;
    • 5. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
    • 6. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'crematorium' ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen zolang:
      • de nader uit te werken landschappelijke inpassing niet is gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
      • het parkeerterrein binnen het bestemmingsvlak niet is gerealiseerd;
      • de propaangastank bij het nabijgelegen dierencrematorium nog als zodanig in gebruik is;
      • de inrichting niet is aangesloten op een deugdelijke rioolvoorziening;
    • 7. het in gebruik nemen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'groepswoning' ten behoeve van een groepswoning zonder aanpassing en instandhouding van een nieuw rioolstelsel, overeenkomstig een door het waterschap Aa en Maas en gemeente goedgekeurd rioleringsplan.
  • b. Op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – bos' worden volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.1 en zijn dus verboden:
    • 1. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
    • 2. het ophogen van de bodem;
    • 3. het diepploegen en diepwoelen;
    • 4. het aanleggen van drainage;
    • 5. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
    • 6. het aanleggen van mest- of waterbassins.
    • 7. het rooien van houtgewas;
  • c. Op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – landschapselement' worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.1 en zijn dus verboden:
    • 1. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
    • 2. het ophogen van de bodem;
    • 3. het diepploegen en diepwoelen;
    • 4. het aanleggen van drainage;
    • 5. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
    • 6. het aanleggen van mest- of waterbassins.
    • 7. het rooien van houtgewas;
    • 8. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren (poelen);
    • 9. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
    • 10. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen meer dan 100 m².
8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen voor gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het omschakelen naar een andere maatschappelijke activiteit dan de reeds bestaande maatschappelijke voorziening, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een duurzame, bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de nieuwe activiteit draagt bij aan de ontwikkeling van de plattelandseconomie en versterkt de kernkwaliteiten van het desbetreffende gebied zoals omschreven in de gemeentelijke Structuurvisie en de provinciale Verordening Ruimte;
  • c. andere functies in de omgeving mogen niet worden belemmerd;
  • d. er is een maatschappelijke activiteit toegestaan met maximaal milieucategorie 2;
  • e. de bedrijvigheid dient kleinschalig te zijn;
  • f. er dient sloop van overtollige gebouwen plaats te vinden;
  • g. er mag geen sprake zijn geweest van sloop van bedrijfsgebouwen die heeft plaatsgevonden in het kader van de regeling ruimte-voor-ruimte;
  • h. bij hergebruik van monumentale en beeldbepalende panden dient het karakter van het pand te worden gerespecteerd;
  • i. de uitbreiding dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • j. de onder i. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • k. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder i. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • l. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • m. reclameaanduidingen zijn bescheiden;
  • n. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • o. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • p. de omschakeling mag niet leiden tot een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • q. de omschakeling mag niet leiden tot een zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m².
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.6.1 Verbod
  • a. Het is verboden op of in de in 8.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verwijderen van erfbeplanting.
  • b. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
    • 2. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren (poelen);
    • 3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen meer dan 100 m²;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
    • 5. het kappen van houtgewas.
  • c. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – landschapselement' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
    • 2. het kappen van houtgewas.
8.6.2 Uitzondering

Het in 8.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
8.6.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in 8.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding;
  • b. Het realiseren van een natuurlijke poel, zoals bedoeld in 8.6.1 sub b., onder 2 is mogelijk, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er is minstens 1 flauw talud van 1:6. Bij voorkeur aan de noordzijde i.v.m. optimale bezonning;
    • 2. de poel heeft een maximale diepte van 2 meter onder het maaiveld;
    • 3. de Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) is niet dieper dan 1,5 meter onder het maaiveld;
    • 4. de maximale oppervlakte van het uit te graven grondvlak is niet groter dan 250 m²;
    • 5. er mag maximaal 500 m³ grondverplaatsing plaatsvinden;
    • 6. indien bos gerooid moet worden ten behoeve van de poel wordt dit gecompenseerd, hiervoor moet een planvoorstel worden overlegd;
    • 7. er wordt direct noch indirect onevenredige afbreuk gedaan aan de overige waarden en kwaliteiten van desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding en past in het beeldkwaliteitsplan.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
8.7.1 Vergroting of vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk' en vice versa ten behoeve van de vorm- en/of grootteverandering van het bouwvlak, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een concreet bouwplan;
  • b. de uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de bestaande omvang;
  • c. er ontbreken op het bestaande bestemmingsvlak redelijke mogelijkheden om tegemoet te komen in de ruimtebehoefte (zuinig ruimtegebruik);
  • d. de vergroting en/of vormverandering van het bouwvlak hangt samen met een uitbreiding die op grond van de artikelen 8.2 en 8.3 is toegestaan;
  • e. er zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die noodzaken tot de uitbreiding;
  • f. naast de bebouwing dienen ook alle bouwwerken, verharding en voorziening in het bestemmingsvlak gelegen te zijn;
  • g. het bouwvlak wordt niet groter dan 15.000 m², tenzij het huidige bouwvlak reeds groter is;
  • h. indien het bestemmingsvlak groter wordt dan 15.000 m², is aangetoond dat de mogelijkheden ontbreken om het bedrijf te verplaatsen naar een bedrijventerrein tenzij dit vanwege de aard van de activiteiten niet in de rede ligt;
  • i. de vergroting leidt niet tot twee of meer bedrijven;
  • j. de uitbreiding mag niet leiden tot een bedrijf met milieucategorie 3 of hoger tenzij deze hogere milieucategorie reeds aanwezig was;
  • k. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • l. de onder k. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • m. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder k. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • n. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • o. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • p. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • q. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die eventueel zijn toegekend aan de gronden betrokken bij de wijziging;
  • r. de vergroting mag niet leiden tot een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • s. de vergroting mag niet leiden tot een zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m².
  • t. daar waar het bestemmingsvlak 'Maatschappelijk' wordt verkleind, wordt de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' opgenomen.
8.7.2 Wijziging naar 'Wonen'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Maatschappelijk’ wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is reeds een woning aanwezig;
  • b. bij monumentale boerderijen dient het karakter te worden gerespecteerd;
  • c. er dient sloop van overbodige gebouwen plaats te vinden;
  • d. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • e. de onder d. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • f. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder d. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • g. (agrarische) bedrijven in de omgeving worden niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt;
  • h. er wordt een bestemmingsvlak op maat opgenomen; overige gronden worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch met waarden'.

Artikel 9 Maatschappelijk - Militair terrein

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militair terrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. militaire doeleinden in de vorm van een luchtmachtbasis met bijkomende voorzieningen;
  • b. voorzieningen voor waterberging en -infiltratie.
9.2 Bouwregels

Op of in de in 9.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. Een woning is niet toegestaan;
  • c. De maximale goothoogte van gebouwen is 10 m;
  • d. De maximale bouwhoogte van gebouwen is 25 m;
  • e. De maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 30 m;
  • f. De minimale afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is 3 m;
  • g. Bij de bouw van bouwwerken worden de ecologische waarden en kenmerken van het gebied niet onevenredig aangetast.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik

De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.4 en zijn dus verboden:

  • a. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 9.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
  • b. het verwijderen van erfbeplanting.
9.4.2 Uitzondering

Het in 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
9.4.3 Toelaatbaarheid

De in 9.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien zij verband houdt met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en het beeldkwaliteitsplan;

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden in de vorm van heiden, ruigten, bloemrijk grasland, poelen en bosjes of een combinatie hiervan;
  • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  • c. de instandhouding van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • d. natuurontwikkeling;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – bos' voor:
    • 1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van grotere gebieden met opgaande beplanting zijnde (productie)bos;
    • 2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de biodiversiteit;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – zandweg' voor:
    • 1. behoud en herstel van landschappelijk waardevolle onverharde paden en wegen;
    • 2. behoud en herstel de eventueel daar aanwezige begeleidende bomenrijen aan de zijden van de aangeduide zandweg;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – landschapselement', uitsluitend voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van kleinere, beeldbepalende landschapselementen in de vorm van opgaand groen als houtwallen, houtsingels en bomenrijen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - klasseerterrein/voorzieningen zandwinning', tevens voor installaties en overige voorzieningen ten behoeve van de zandwinning;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurcompensatie', natuurcompensatie, waarbij geldt dat de natuurcompensatie overeenkomstig het natuurcompensatieplan als bijgevoegd in bijlage 7 wordt aangelegd en aldus in stand wordt gehouden;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - zandwinning', tevens het ontgronden ten behoeve van zandwinning, met bijbehorende voorzieningen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen duik- en hengelsportvereniging', gebruik van gronden en voorzieningen ten behoeve van de duik- en hengelsportvereniging;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'sport', tevens voor sportactiviteiten van vereniging KPJ Bakel als nevenactiviteit;
  • m. waterlopen en waterpartijen;
  • n. extensief recreatief medegebruik;
  • o. onverharde wandelpaden;

met de daarbij behorende:

  • p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • q. voorzieningen van algemeen nut;
  • r. waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op of in de in 10.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht.

10.2.2 Uitzonderingen
  • a. in afwijking van het bepaalde in 10.2.1, mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - klasseerterrein/voorzieningen t.b.v. zandwinning' tevens installaties, bouwwerken en overige voorzieningen ten behoeve van ontgronding en transport ter plaatse worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte aan bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - klasseerterrein/voorzieningen zandwinning' binnen de bestemming en de bestemmingen 'Verkeer' en 'Water' gezamenlijk maximaal 300 m² bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte van gebouwen 6 m bedraagt;
    • 3. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 25 m bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde in 10.2.1, mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - zandwinning' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde in 10.2.1, mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – bos' uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, gerealiseerd worden, mits:
    • 1. het bouwwerk ten dienste is van het aanwezige natuur of bos;
    • 2. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 2,50 m bedraagt;
  • d. in afwijking van het bepaalde in 10.2.1, mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – zandweg' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gerealiseerd worden, mits:
    • 1. het bouwwerk ten dienste is van de aanwezige zandweg en/of de aanwezige begeleidende beplanting;
    • 2. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 6 m bedraagt.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Voorzieningen duik- en hengelsportvereniging

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 10.2 voor de bouw van één clubgebouw en één steiger voor de duik- en hengelsportvereniging, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het clubgebouw wordt uitsluitend gerealiseerd op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie voorzieningen duik- en hengelsportvereniging' en ontsloten op de Hekker;
  • b. uit een inrichtingsplan blijkt dat de realisatie van het clubgebouw past binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan (bijlage 2);
  • c. de oppervlakte van het clubgebouw mag maximaal 120 m² bedragen en de bouwhoogte maximaal 5 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of (aanleg)steigers zijnde, mag maximaal 3 m bedragen;
  • e. de steiger heeft een maximale oppervlakte van 50 m²;
  • f. vooraf wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
10.3.2 Hekwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.1 voor het plaatsen van hekwerken met een hoogte van maximaal 2,5 m, voor de volgende doeleinden:

  • a. illegale vuilstorting tegengaan om zo het ecologische evenwicht te bewaren;
  • b. begrazing van bossen tegengaan door paarden, etc.;
  • c. verkeersveiligheid bevorderen om overstekend wild tegen te houden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik
  • a. De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.4 en zijn dus verboden:
    • 1. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van natuur klasseerterrein/voorzieningen t.b.v. zandwinning' en 'specifieke vorm van natuur - zandwinning';
    • 2. het ophogen van de bodem;
    • 3. het diepploegen en diepwoelen;
    • 4. het aanleggen van drainage;
    • 5. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
    • 6. het aanleggen van mest- of waterbassins;
    • 7. het rooien van houtgewas
    • 8. het gebruiken van gronden ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering.
  • b. Op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – bos' worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.1 en zijn dus verboden:
    • 1. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
    • 2. het ophogen van de bodem;
    • 3. het diepploegen en diepwoelen;
    • 4. het aanleggen van drainage;
    • 5. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
    • 6. het aanleggen van mest- of waterbassins.
    • 7. het rooien van houtgewas;
  • c. Op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – zandweg' worden volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.1 en zijn dus verboden:
    • 1. het diepploegen en diepwoelen;
    • 2. het aanleggen van drainage;
    • 3. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
    • 4. het aanleggen van mest- of waterbassins.
    • 5. het rooien van houtgewas;
  • d. Op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – landschapselement' worden volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.1 en zijn dus verboden:
    • 1. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
    • 2. het ophogen van de bodem;
    • 3. het diepploegen en diepwoelen;
    • 4. het aanleggen van drainage;
    • 5. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
    • 6. het aanleggen van mest- of waterbassins.
    • 7. het rooien van houtgewas;
    • 8. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren (poelen);
    • 9. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
    • 10. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen meer dan 100 m².
10.4.2 Uitzondering

Het in 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
10.4.3 Toelaatbaarheid

De in 10.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Begrazing natuurgebied door vee

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het begrazen van natuurgebied door vee onder de voorwaarde dat uit een beheersplan van de eigenaar en/of beherende instantie blijkt dat begrazing gewenst is uit het oogpunt van de doelstelling van de bestemming.

10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 10.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ter plaatse van de bestemming 'Natuur':
    • 1. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
    • 2. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
    • 3. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren (poelen);
    • 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen meer dan 100 m²;
    • 5. het kappen van houtgewas.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - bos':
    • 1. hetaanleggen of verwijderen van kaden en/of aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
    • 2. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren (poelen);
    • 3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen meer dan 100 m²;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
    • 5. het kappen van houtgewas;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - zandweg':
    • 1. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
    • 2. het ophogen van de bodem;
    • 3. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren (poelen);
    • 4. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
    • 5. het aanleggen van drainage;
    • 6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen meer dan 100 m²;
    • 7. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
    • 8. het kappen van houtgewas.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapselement':
    • 1. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
    • 2. het kappen van houtgewas.
10.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 10.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
10.6.3 Toelaatbaarheid
  • a. de werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 10.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan (bijlage 2).
  • b. het realiseren van natuurlijke poelen als bedoeld in lid 10.6.1 sub a. onder 3, sub b. onder 2 en sub c. onder 3 is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er is minstens één flauw talud van 1:6. Bij voorkeur aan de noordzijde i.v.m. optimale bezonning;
    • 2. de poel een maximale diepte heeft van 2 meter onder het maaiveld;
    • 3. de Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) niet dieper is dan 1,5 meter onder het maaiveld;
    • 4. de maximale oppervlakte van het uit te graven grondvlak is niet groter dan 250 m²;
    • 5. er maximaal 500 m³ grondverplaatsing plaatsvinden;
    • 6. indien bos gerooid moet worden ten behoeve van de poel wordt dit gecompenseerd. Hiervoor moet een planvoorstel worden overlegd;
    • 7. er wordt direct noch indirect onevenredige afbreuk gedaan aan de overige waarden en kwaliteiten van desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding en past in het beeldkwaliteitplan.
10.7 Wijzigingsbevoegdheid
10.7.1 Natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Natuur' wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapselement' toe te voegen en/of de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Groen', al dan niet in combinatie met de bestemming 'Water' ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe natuur- en/of landschapselementen. Voor de gronden die worden bestemd als 'Groen' of 'Water' zijn de bestemmingsregels zoals opgenomen in de artikelen 7 en/of 16 van toepassing.

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. één bestaand recreatiebedrijf of een nieuw recreatief bedrijf op grond van een onherroepelijk wijzigingsplan, gericht op recreatief dag- of nachtverblijf:
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vakantiepark', een vakantiepark met 25 recreatiewoningen, een centrale voorziening en zorgpension;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie chalets', voor maximaal 150 verblijfsrecreatieve chalets en maximaal 30 stacaravans;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie kampeerterrein', voor maximaal 250 toeristische standplaatsen en bijbehorende sanitaire voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit grondgebonden agrarische activiteiten', grondgebonden agrarische activiteiten als nevenactiviteit;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch verwant', een agrarisch verwante bedrijfstak;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', maximaal één nieuw te bouwen bedrijfswoning mits nog niet gerealiseerd;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', horeca activiteiten die ondergeschikt zijn aan de recreatieve activiteiten binnen de horecacategorie I en II zoals opgenomen in de staat van horeca-activiteiten;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', een recreatiewoning;
  • j. één bedrijfswoning, voor zover reeds vergund al dan niet bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij op de verbeelding anders aangeduid;

met de daarbij behorende:

  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. landschapsopbouw in de vorm van een groene erfinrichting;
  • m. voorzieningen ten behoeve van parkeren;
  • n. verharding;
  • o. voorzieningen ten behoeve van waterberging en -infiltratie.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op of in de in 11.1 bedoelde gronden mag het volgende worden gebouwd:

  • a. de bestaande oppervlakte bedrijfsgebouwen die aanwezig en vergund zijn op het moment van ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan of die nog mag worden gebouwd op grond van een verleende omgevingsvergunning;
  • b. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, voor zover binnen het bestemmingsvlak een bouwvlak aanwezig is;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder c is buiten de bouwvlakken bebouwing toegestaan met inachtname van het bepaalde in 11.2.7;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is nieuwbouw van één bedrijfswoning toegestaan.
11.2.2 Maatvoering binnen het bouwvlak

Op of in de in 11.1 onder c bedoelde gronden mag gebouwd worden met inachtneming van de volgende maatvoering:

  • a. de bedrijfswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m³;
  • b. bij de bedrijfswoning zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan met een oppervlakte van maximaal 150 m², een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5,5 m;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 m, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 m, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
  • e. de onderlinge afstand tussen gebouwen mag maximaal 15 m zijn;
  • f. de maximale toegestane hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 12 m;
  • g. de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen is 2 m;
  • h. de minimale afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is 3 m, met uitzondering van erfafscheidingen welke op de perceelsgrens mogen worden gerealiseerd;
  • i. de maximale oppervlakte van uitbreiding van bebouwing, zonder de realisatie en instandhouding landschappelijke inpassing met een minimale omvang van 20% van de omvang van het bestemmingsvlak, conform een goedgekeurd erfbeplantingsplan, is 20m². De erfbeplanting mag zowel binnen als buiten het bestemmingsvlak worden gerealiseerd.
11.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'

Ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' gelden, in afwijking van het bepaalde in 11.2.1 en 11.2.2, de volgende regels:

  • a. nieuwbouw van de recreatiewoning is alleen toegestaan indien deze plaatsvindt op de bestaande fundering.
  • b. de huidige situering en maatvoering dient bij nieuwbouw gehandhaafd te blijven. De oppervlakte en de inhoud mogen niet worden vergroot.
11.2.4 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vakantiepark'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vakantiepark' gelden, in afwijking van het bepaalde in 11.2.1 en 11.2.2, de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een recreatiewoning is maximaal 100 m², inclusief bijbehorende bouwwerken;
  • b. de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • d. de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij de recreatiewoning is maximaal 12 m²;
  • e. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bij de recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • f. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bij een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;
  • g. de afstand van een recreatiewoning tot aan de bedrijfswoning moet minimaal 15 m bedragen;
  • h. de afstand tussen niet aaneengebouwde recreatiewoningen moet minimaal 3 m bedragen;
  • i. de maximale toegestane hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde is 12 m;
  • j. de gezamenlijke oppervlakte van de centrale voorziening en zorgpension mag niet meer bedragen dan 600 m²;
  • k. de goothoogte van de centrale voorziening mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • l. de bouwhoogte van de centrale voorziening mag niet meer bedragen dan 10 m;
11.2.5 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - chalets'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie chalets' gelden, in aanvulling op het bepaalde in 11.2.1 en 11.2.2, de volgende regels:

  • a. er mogen maximaal 150 chalets worden gebouwd;
  • a. de maximale goothoogte van de chalets bedraagt 3 m en de maximale bouwhoogte 3,5 m;
  • b. de maximale oppervlakte van de bebouwing bedraagt 100 m² per chalet;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m.
11.2.6 Sanitaire voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie kampeerterrein'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie kampeerterrein' mogen, in aanvulling op het bepaalde in 11.2.1 en 11.2.2:

  • a. sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale goothoogte 3 m en de maximale bouwhoogte 5,5 m bedraagt;
    • 2. de maximale oppervlakte van de bebouwing 150 m² bedraagt;
  • b. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m³ bedraagt;
    • 2. de maximale goothoogte van de bedrijfswoning 4,5 m en de maximale bouwhoogte 10 m bedraagt;
    • 3. de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning 150 m² bedraagt;
    • 4. de maximale gootehoogte van bijbehorende bouwwerken 3 m en de maximale bouwhoogte 5,5 m bedraagt;
  • c. erfafscheidingen worden gerealiseerd met een maximale bouwhoogte van 2 m.
11.2.7 Bebouwing buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bebouwing buiten het bouwvlak, geldt de volgende maatvoering:

  • a. de maximale gezamenlijke oppervlakte van bebouwing bedraagt 100 m² per bestemmingsvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Uitbreiding bebouwing t.b.v. recreatief bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.1 voor het met maximaal 15% uitbreiden van de maximaal toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. bij het bepalen van de maximaal toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen, wordt de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken niet in aanmerking genomen;
  • b. de uitbreiding mag niet leiden tot een recreatief bedrijf hoger dan milieucategorie 2;
  • c. de uitbreiding dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • d. de onder d. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • e. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder d. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd;
  • f. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • g. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • h. reclameaanduidingen zijn bescheiden;
  • i. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. de uitbreiding mag niet leiden tot een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • l. de uitbreiding mag niet leiden tot een zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m².
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 29.4 wordt in ieder geval verstaan:

  • a. indien er sprake is van bestaande recreatieve activiteiten, het gebruiken van gronden en bouwwerken anders dan voor deze bestaande recreatieve activiteiten;
  • b. het gebruiken van gebouwen anders dan de bedrijfswoning voor permanente bewoning;
  • c. het gebruiken van recreatiewoningen en verblijfseenheden voor permanente bewoning;
  • d. het gebruiken van niet voor bewoning bestemde gebouwen voor bewoning;
  • e. het gebruiken van de gronden en bebouwing zolang de landschappelijke inpassing, voor zover deze op basis van de overige regels vereist is, niet is gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  • f. het gebruiken van de gronden en bebouwing zolang de benodigde parkeerplaatsen niet zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden;
  • g. het gebruiken van de recreatiewoningen aangeduid met de aanduiding 'recreatiewoning' voor bedrijfsactiviteiten.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Omschakeling naar een ander recreatief bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen voor gronden met de bestemming 'Recreatie' bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het omschakelen naar een ander recreatief bedrijf dan het reeds bestaande recreatieve bedrijf, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een duurzame, bedrijfsmatige activiteit;
  • b. het nieuwe bedrijf draagt bij aan de ontwikkeling van de plattelandseconomie en versterkt de kernkwaliteiten van het desbetreffende gebied zoals omschreven in de gemeentelijke Structuurvisie en de provinciale Verordening Ruimte;
  • c. andere functies in de omgeving mogen niet worden belemmerd;
  • d. er is een recreatief bedrijf toegestaan met maximaal milieucategorie 2;
  • e. de bedrijvigheid dient kleinschalig te zijn;
  • f. er dient sloop van overtollige gebouwen plaats te vinden;
  • g. er mag geen sprake zijn geweest van sloop van bedrijfsgebouwen die heeft plaatsgevonden in het kader van de regeling ruimte-voor-ruimte;
  • h. bij hergebruik van monumentale en beeldbepalende panden dient het karakter van het pand te worden gerespecteerd;
  • i. de uitbreiding dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • j. de onder i. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage
    • 3. leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 4. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 5. het wegnemen van verharding;
    • 6. het slopen van bebouwing;
    • 7. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones;
  • k. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder i. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • l. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • m. reclameaanduidingen zijn bescheiden;
  • n. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • o. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • p. De omschakeling mag niet leiden tot een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • q. De omschakeling mag niet leiden tot een zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m².
11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 11.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van erfbeplanting.
11.6.2 Uitzondering

Het in 11.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
11.6.3 Toelaatbaarheid

De in 11.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding.

11.7 Wijzigingsbevoegdheid
11.7.1 Vormverandering/vergroting bestemmingsvlak 'Recreatie'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Recreatie' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' en vice versa, ten behoeve van een vormverandering en/of grootteverandering van een bestemmingsvlak 'Recreatie' indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een concreet bouwplan;
  • b. de vergroting en/of vormverandering van het bestemmingsvlak hangt samen met een uitbreiding die op grond van artikel 11.3.1 is toegestaan;
  • c. naast de bebouwing dienen ook alle bouwwerken, verharding en voorzieningen in het bestemmingsvlak gelegen te zijn;
  • d. het bestemmingsvlak wordt niet groter dan 1,5 hectare;
  • e. de vergroting leidt niet tot een recreatief bedrijf met een milieucategorie hoger dan 2;
  • f. de vergroting leidt niet tot twee of meer bedrijven;
  • g. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • h. de onder f. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • i. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder f. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • j. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • k. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • l. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • m. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die eventueel zijn toegekend aan de gronden betrokken bij de wijziging.
11.7.2 Wijziging naar 'Wonen' bij bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Recreatie' wijzigen in de bestemming 'Wonen' indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het moet aannemelijk gemaakt zijn dat het handhaven van de bestemming 'Recreatie' vanuit ruimtelijk en/of milieuhygiënisch oogpunt gezien niet meer in de rede ligt, terwijl de bestemming 'Wonen' vanuit die optiek wel aanvaardbaar is;
  • b. er reeds een woning aanwezig is;
  • c. (agrarische) bedrijven in de omgeving worden niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt;
  • d. bij monumentale boerderijen dient het karakter te worden gerespecteerd;
  • e. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • f. de onder e. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • g. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder e. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • h. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • i. overtollige bebouwing wordt gesloopt, waaronder wordt verstaan het slopen van de bebouwing totdat de resterende bebouwing voldoet aan de bouwregels van de bestemming 'Wonen';
  • j. er wordt een bestemmingsvlak op maat opgenomen; overige gronden worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch met waarden'.

Artikel 12 Recreatie - Golfbaan

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve doeleinden, in de vorm van een 18 holes golfbaan en een 9 holes par 3/4 oefenbaan en bijbehorende voorzieningen;
  • b. een clubhuis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrumvoorzieningen golfbaan';
  • c. ondersteunende voorzieningen ten behoeve van het clubhuis, in de vorm van horeca-activiteiten behorende tot categorie I en II van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 9, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrumvoorzieningen golfbaan';
  • d. water, in de vorm van natuurlijke oevers, beekjes en vijvers, alsmede waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en waterhuishoudkundige waarden met een zo sterk mogelijke ecologische en ruimtelijke samenhang.
12.2 Bouwregels

Op de in 12.1 bedoelde gronden mag als volgt worden gebouwd:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrumvoorzieningen golfbaan', waarbij de volgende gebouwen zijn toegestaan:
    • 1. een clubhuis met een maximale oppervlakte van 1.200 m², een maximale goothoogte van 4,5 m en een maximale bouwhoogte van 10 m;
    • 2. een driving-range met een maximale oppervlakte van 1.000 m² en een maximale bouwhoogte van 7 m;
    • 3. een greenkeeperloods met een maximale oppervlakte van 500 m², een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 5,5 m;
  • b. de maximale toegestane hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 12 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 12.2 voor de bouw van ondersteunende voorzieningen ten behoeve van de golfbaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. vooraf wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • b. uitsluitend startershuisjes, sanitaire voorzieningen en schuilhutten zijn toegestaan;
  • c. bouwwerken moeten voldoen aan de volgende maatvoering:
    • 1. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens is 3 m;
    • 2. minimale afstand tot nabijgelegen woningen 100 m;
    • 3. maximaal 2 startershuisjes met een maximale oppervlakte van 10 m² per voorziening, een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 5,5 m;
    • 4. maximaal 2 sanitaire voorzieningen met een maximale oppervlakte van 6 m² per voorziening en een maximale bouwhoogte van 7 m;
    • 5. maximaal 3 schuilhutten met een maximale oppervlakte van 6 m² per voorziening, een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 5,5 m.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

Onder met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.4 wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • c. het aanleggen van een folie (mest/water) bassin.
  • d. festiviteiten zoals dance-events en bijeenkomsten van persoonlijke aard;
  • e. het gebruik ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • f. het gebruik van terras en driving range na 23.00 uur;
  • g. het verlichten van terrein voor golfactiviteiten na 23.00 uur.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
  • b. het ophogen van de bodem;
  • c. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
  • d. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geisoleerde wateren;
  • e. het diepploegen en diepwoelen;
  • f. het aanleggen van drainage;
  • g. het aanbrengen van oppervlakteverharding van meer dan 100 m²;
  • h. het aanbrengen van energie-, transport en/of communicatieleidingen;
  • i. het vellen of rooien van houtgewas.
12.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 12.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
12.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 12.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de bestemming;
  • b. uit een door de gemeente goed te keuren (erf)inrichtingsplan dient te blijken dat kan worden voldaan aan het bepaalde in artikel 29.1.

Artikel 13 Recreatie - Recreatiegebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiegebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve doeleinden en bijbehorende voorzieningen, waaronder wordt verstaan het bieden van recreatief dagverblijf;
  • b. strandbad met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen strandbad', daarbij behorende voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - multifunctioneel centrum', de 'Recreatieve poort De Stippelberg', bestaande uit:
    • 1. een bezoekerscentrum;
    • 2. ondersteunende voorzieningen ten behoeve van de camping en het bezoekerscentrum, zoals horeca behorend tot categorie I en II van de Staat van Horeca-activiteiten (bijlage 9), een receptie, winkel en zwembad;
    • 3. maximaal één bedrijfswoning.
13.2 Bouwregels

Op de in 13.1 bedoelde gronden mag als volgt worden gebouwd:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - multifunctioneel centrum', mag één gebouw ten behoeve van een multifunctioneel centrum worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de bebouwing 1.600 m² bedraagt;
    • 2. de maximale goothoogte 4,5m en de maximale bouwhoogte 10 m bedraagt;
    • 3. tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd met een maximale bouwhoogte van 12m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen strandbad' mag een sanitaire voorziening ten behoeve van het strandbad worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de bebouwing 100 m² bedraagt;
    • 2. de maximale goothoogte 3m en de maximale bouwhoogte 5,5 m bedraagt.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 29.4 wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. het aanleggen van een folie (mest/water-)bassin.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 13.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
  • b. het ophogen van de bodem;
  • c. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
  • d. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
  • e. het diepploegen en diepwoelen;
  • f. het aanleggen van drainage;
  • g. het aanbrengen van oppervlakteverharding van meer dan 100 m²;
  • h. het aanbrengen van energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • i. het vellen of rooien van houtgewas.
13.4.2 Uitzondering

Het in 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
13.4.3 Toelaatbaarheid

De in 13.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding.

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden in de vorm van verharde wegen met een functie voor afwikkeling van overwegend interlokaal verkeer, met dien verstande dat;
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard', uitsluitend een onverharde of halfverharde weg is toegestaan met incidenteel gebruik als ontsluitingsweg van de aanliggende gronden zonder verkeersbetekenis en met landschappelijk, ecologische en/of cultuurhistorische betekenis
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'pad', uitsluitend een onverhard pad is toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer', uitsluitend een langzaamverkeersroute is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - klasseerterrein/voorzieningen zandwinning', tevens voor installaties en overige voorzieningen ten behoeve van de zandwinning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - zandwinning', tevens voor het ontgronden ten behoeve van zandwinning, met bijbehorende voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onverhard': een onverharde of halfverharde ontsluitingsweg;

met de daarbij behorende:

  • e. voorzieningen zoals bermen, sloten, fiets- en of voetpaden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
  • a. Op of in de in 14.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals palen en lichtmasten met een maximale bouwhoogte van 6 m.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - klasseerterrein/voorzieningen t.b.v. zandwinning' tevens installaties, bouwwerken en overige voorzieningen ten behoeve van ontgronding en transport ter plaatse worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte aan bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - klasseerterrein/voorzieningen zandwinning' binnen de bestemming en de bestemmingen 'Natuur' en 'Water' gezamenlijk maximaal 300 m² bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte van gebouwen 6 m bedraagt;
    • 3. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 25 m bedraagt;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - zandwinning' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Strijdig gebruik

De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.4 en zijn dus verboden:

  • a. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in de gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
  • b. het aanleggen van drainage;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen meer dan 100 m²;
  • d. hetanbrengen van ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
  • e. het aanbrengen van bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
  • f. het vellen of rooien en het aanplanten van houtgewas;
  • g. het verwijderen van erfbeplanting.
14.4.2 Uitzonderingen

Het in 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
14.4.3 Toelaatbaarheid

De in 14.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de bedoelde werken of werkzaamheden verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding.

Artikel 15 Verkeer - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegverkeer via de randweg middels 1 x 2 rijstroken met bijbehorende voorzieningen voor de afwikkeling van overwegend interlokaal verkeer;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – geluidwal', een grondwal als geluidwerende voorziening, alsmede ten behoeve van de visuele afscherming en landschappelijke inpassing van de randweg overeenkomstig het landschapsplan als bijgevoegd in bijlage 7. De wal wordt aangelegd en aldus in stand gehouden overeenkomstig het landschapsplan, met dien verstande dat de hoogte van de grondwal ten noorden van de wijk Doonheide 3 meter hoog zal zijn ten opzichte van de as van de randweg;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang', een onderdoorgang;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer', een route, inclusief brug, voor langzaam verkeer, zijnde voetgangers en (brom)fietsers;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte mag per gebouw vniet meer dan 15 m² bedragen.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de bouwhoogte van de onderdoorgang minimaal 4,5 meter te bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' mag de bouwhoogte van de brug niet meer dan 8 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 8 meter bedragen.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid; en
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de randweg is strijdig indien niet na de aanleg van de randweg de natuurcompensatie en de landschappelijke inpassing als bedoeld in 15.1 zijn aangelegd overeenkomstig het natuurcompensatieplan zoals opgenomen als bijlage 7, nader uitgewerkt in het landschapsplan (deeltraject II en III) zoals opgenomen als bijlage 8.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden, in het bijzonder de aan- en afvoer van water;
  • b. natuurontwikkeling;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', voor de instandhouding en ontwikkeling van een ecologische verbindingszone;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - klasseerterrein/voorzieningen zandwinning', tevens voor installaties en overige voorzieningen ten behoeve van de zandwinning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - zandwinning', tevens voor het ontgronden ten behoeve van zandwinning, met bijbehorende voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'natuur', uitsluitend voor (water)natuurdoeleinden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterrecreatieve doeleinden 1', tevens voor waterrecretaieve doeleinden 1;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterrecreatieve doeleinden 2', tevens voor waterrecreatieve doeleinden 2;
  • i. extensief recreatief medegebruik.
16.2 Bouwregels
  • a. Op of in de in 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven bestemming met een bouwhoogte van maximaal 2,50 m, met dien verstande dat hekwerken niet zijn toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - klasseerterrein/voorzieningen t.b.v. zandwinning' tevens installaties, bouwwerken en overige voorzieningen ten behoeve van ontgronding en transport ter plaatse worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte aan bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - klasseerterrein/voorzieningen t.b.v. zandwinning' binnen de bestemming en de bestemmingen 'Natuur' en 'Verkeer' gezamenlijk maximaal 300 m² bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte van gebouwen 6 m bedraagt;
    • 3. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 25 m bedraagt;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - zandwinning' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3m.
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Strijdig gebruik

De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.4 en zijn dus verboden:

  • a. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverharding.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Verbod
  • a. Onverminderd het bepaalde in 16.3 is het verboden op of in de in 16.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
    • 2. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
    • 4. het aanbrengen van bovengrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen;
    • 5. het vellen of rooien en het aanplanten van houtgewas;
    • 6. het verwijderen van erfbeplanting
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' is het onverminderd het voorgaande verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
    • 2. het ophogen van de bodem;
    • 3. het het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
    • 4. het diepploegen en diepwoelen;
    • 5. het aanleggen van drainage;
    • 6. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.
16.4.2 Uitzonderingen

Het in 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
16.4.3 Toelaatbaarheid

De in 16.4.1 werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding.

16.5 Wijzigingsbevoegdheid
16.5.1 Natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Water' wijzigen in de bestemming 'Natuur' met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapselement' of de bestemming 'Groen' ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe natuur- en/of landschapselementen. Voor de gronden die worden bestemd als 'Natuur' of 'Groen' zijn de bestemmingsregels zoals opgenomen in de artikelen 7 en/of 10 van toepassing.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een woning ten behoeve van de huisvesting van één huishouden dat er zijn hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat:
    • 1. per bestemmingsvlak één woning met bijbehorende bouwwerken is toegestaan. Voor bestemmingsvlakken met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt het daarin aangegeven aantal als het maximum;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landgoed' uitsluitend vrijstaande landhuizen zijn toegestaan;
  • b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis', tevens een (gedeelte van een) gebouw van maximaal 100 m² voor een schoonheidssalon;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis', tevens een loods van maximaal 500 m² voor onderhoudswerkzaamheden en (statische) opslag tot maximaal milieucategorie 2;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nevenactiviteit recreatie', tevens voor recreatieve nevenactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument', tevens voor behoud en bescherming van het daar aanwezige rijks- of gemeentelijk monument zoals opgenomen in de monumentenlijst, zoals opgenomen in bijlage 4;
  • g. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand', tevens voor behoud en bescherming van het daar aanwezige beeldbepalende pand zoals opgenomen in de monumentenlijst, zoals opgenomen in bijlage 4;
  • h. voorzieningen ten behoeve van waterberging en –infiltratie;
  • i. tuinen en erven;

met de bijbehorende:

  • j. verharding;
  • k. groenvoorzieningen in de vorm van groene erfinrichting;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Op of in de in 17.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag één woning met bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, tenzij op de verbeelding een afwijkend aantal wooneenheden is aangeduid;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd, met dien verstande dat indien er sprake is van een bouwvlak, de gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van een bebouwingspercentage, mag worden gebouwd met inachtneming van dit maximale bebouwingspercentage per bouwperceel.
  • d. herbouw (nieuwbouw) van een bestaande woning is alleen toegestaan indien deze plaatsvindt op de bestaande fundering.
17.2.2 Maatvoering

Op of in de in 17.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in 17.2.1 en de volgende maatvoering:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • d. de woning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m³, met uitzondering van woningen ter plaatse van:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bio', waarvoor geen maximale inhoud geldt;
    • 2. de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte woningen', waarvoor de inhoud maximaal 1.500 m³ bedraagt. Voor een bestemmingsvlak met deze aanduiding geldt verder dat er slechts mag worden gebouwd met inachtneming van het rapport 'Gereedschapskist gemeente Gemert-Bakel'1 (bijlage 10);
  • e. de maximale goothoogte van de woning is 4,5 m, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
  • f. de maximale bouwhoogte van de woning is 8 m, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
  • g. de onderlinge afstand tussen gebouwen mag maximaal 15 m zijn;
  • h. per woning zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 150 m², een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5,5 m;
  • i. indien op de verbeelding een voorgevelrooilijn is aangeduid, dienen de bouwwerken achter deze voorgevelrooilijn gebouwd te worden;
  • j. bij woningen zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals carports en overkappingen, toegestaan met een oppervlakte van maximaal 50 m², een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5,5 m;
  • k. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 8 m;
  • l. de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen is 2 m;
  • m. de minimale afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is 3 m;
  • n. in afwijking van het bepaalde in sub m., mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorend bouwwerk in zijdelingse perceelgrens' een bijbehorend bouwwerk aan één zijde in de perceelgrens worden gebouwd;
  • o. de maximale oppervlakte van uitbreiding van bebouwing, zonder de realisatie en instandhouding landschappelijke inpassing met een minimale omvang van 20% van de omvang van het bestemmingsvlak, conform een goedgekeurd erfbeplantingsplan, is 20m². De erfbeplanting mag zowel binnen als buiten het bestemmingsvlak worden gerealiseerd;
  • p. voor zover op de verbeelding aangeduid betreft de minimale hoogte van het afgewerkte terrein de hoogte zoals op de verbeelding aangeduid.
17.2.3 Regels ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd'

Ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd' gelden in aanvulling op het bepaalde in 17.2.1 de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, voor zover een bouwvlak op de verbeelding is opgenomen;
  • b. ter plaatse van een op de verbeelding aangeduid maximaal bebouwingspercentage, mag worden gebouwd met inachtneming van dit maximale bebouwingspercentage per perceel.
17.2.4 Regels ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' en 'specifieke bouwaanduiding - monument'

Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' en 'specifieke bouwaanduiding - monument' gelden in aanvulling op het bepaalde in 17.2.1, 17.2.2 en 17.2.3 de volgende regels:

  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in de Erfgoedwet 2016 respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk veranderen van een beeldbepalend pand of van een rijks- of gemeentelijk. monument;
  • b. het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
17.2.5 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landgoed'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landgoed' gelden in aanvulling op het bepaalde in 17.2.1 de volgende regels:

a Hoofdgebouwen
  • a. uitsluitend vrijstaande landhuizen zijn toegestaan;
  • b. per bestemmingsvlak mogen maximaal het op de verbeelding aangegeven aantal landhuizen worden gebouwd;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 6,5 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m;
  • e. de inhoud bedraagt minimaal 1.000 m³ en maximaal 1.500 m³;
  • f. het hoofdgebouw wordt voor minimaal 80% van het bebouwde oppervlak voorzien van schuine daken met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 60°;
  • g. de afstand tot de grens met het buurperceel bedraagt minimaal 5 meter;
  • h. de randvoorwaarden architectuur zoals genoemd in het beeldkwaliteitplan (bijlage 2) dienen in acht te worden genomen.
b Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
  • a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand tot de grens met het buurperceel bedraagt minimaal 5 m;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 7 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt per landhuis maximaal 150 m².
c Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. het aanleggen van een onoverdekt zwembad is toegestaan, mits:
    • 1. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 5 meter bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 100 m² bedraagt;
    • 3. de hoogte van het zwembad maximaal 0,5 meter bedraagt, gemeten vanaf het maaiveld;
    • 4. uit het bouwplan blijkt dat de waterafvoer van het zwembad als gevolg van een regenbui of het schoonmaken zodanig geregeld is dat dit geen nadelige invloed heeft op de omliggende gronden en/of de drukriolering;
    • 5. het gebruik uitsluitend hobbymatig is.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het realiseren van de richtlijnen uit het beeldkwaliteitsplan;
  • b. een (samenhangend) straat- en bebouwingsbeeld
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
  • f. de brandveiligheid;
  • g. de parkeerruimte op eigen terrein;
  • h. de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
  • i. milieusituatie.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Dakhelling bij landhuizen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels zoals bepaald in 17.2.5 onder a en worden toegestaan dat het gebouw wordt voorzien van een kap met een grotere of kleinere dakhelling, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend bebouwings- en landschapsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 29.4 wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken van bijbehorende bouwwerken voor permanente bewoning;
  • b. het gebruiken van gronden en gebouwen voor bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van een aan huis verbonden beroep overeenkomstig het bepaalde in 17.1;
  • c. het in gebruik nemen van de gronden ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis' en 'bedrijf aan huis' zonder aanleg en instandhouding van erfbeplanting op grond van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan;
  • d. het in gebruik nemen van de gronden ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep zonder voldoende parkeerplaatsen aanwezig te hebben op eigen terrein;
  • e. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
  • f. het in gebruik nemen van de gronden aan de Handelseweg ong. te Handel wanneer de laanbomen op de Handelseweg (eigendom gemeente) niet in stand worden gehouden.

17.5.2 Aan huis verbonden beroep

Een aan huis verbonden beroep in de hoofdgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het medegebruik van de woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken beperkt is tot ten hoogste 35% van het grondoppervlak van de woning/wooneenheid en de daarbij behorende bouwwerken tot maximaal 100 m²;
  • c. op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig is en/of gerealiseerd wordt;
  • d. er geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leiden.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
17.6.1 Aan huis verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en/of daarbij behorende bouwwerken, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren. Dit betekent onder meer dat:
    • 1. uitsluitend bedrijfsactiviteiten behorend tot milieucategorie 1 en 2 zijn toegestaan;
    • 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft;
  • c. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het bijbehorend bouwwerk en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • d. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van de aan huis verbonden bedrijfsmatige activiteit;
  • f. geen showrooms zijn toegestaan;
  • g. ten hoogste 35% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan huis verbonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een maximum van 100 m². 
17.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.7.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 17.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van erfbeplanting;
17.7.2 Uitzonderingen

Het in 17.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
17.7.3 Toelaatbaarheid

De in 17.7.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding.

17.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in de Erfgoedwet 2016 respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening':

  • a. over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand of gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' respectievelijk 'specifieke bouwaanduiding –monument';
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
  • c. het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
17.9 Wijzigingsbevoegdheid
17.9.1 Splitsen landhuis

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van één landhuis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landgoed' in 2 wooneenheden onder de voorwaarde dat:

  • a. er blijft sprake van één landhuis;
  • b. het landhuis heeft een inhoud van minimaal 1500 m³;
  • c. de inhoud van elke wooneenheid is minimaal 750 m³;
  • d. er is een concreet bouwplan voor het landhuis;
  • e. het bouwplan voldoet aan de richtlijnen van het beeldkwaliteitplan.
17.9.2 Boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Wonen' onder de volgende voorwaarden wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de maatvoering voor twee wooneenheden ('maximum aantal wooneenheden: 2') om de boerderij te splitsen tot twee woningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de te splitsen bebouwing betreft cultuurhistorische bebouwing;
  • b. de splitsing moet redelijkerwijs noodzakelijk zijn om het cultuurhistorisch waardevolle pand in stand te houden;
  • c. splitsing komt pas aan de orde als de volgende opties gezien de feitelijke situatie redelijkerwijs niet haalbaar zijn gebleken:
    • 1. woning met nevenfunctie (aan huis verbonden beroep, garage e.d.);
    • 2. realiseren van één grote woning;
  • d. de inhoud van het te splitsen pand mag niet worden vergroot;
  • e. ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven mogen niet worden belemmerd;
  • f. het uitgangspunt is de samenhang tussen monumentale en/of beeldbepalend bebouwing en het slopen van de overtollige bebouwing die geen monumentaal en/of beeldbepalend karakter heeft;
  • g. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • h. gemotiveerd wordt hoeveel oppervlakte bijbehorende bouwwerken maximaal noodzakelijk is voor de beoogde ontwikkeling. Middels een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding wordt deze oppervlakte bijbehorende bouwwerken vastgelegd;
  • i. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • j. de onder i. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • k. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder i. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd;
  • l. ter plaatse van het te splitsen pand wordt de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' of 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' opgenomen;
  • m. daar waar het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt verkleind, wordt de bestemming 'Agrarisch' opgenomen.
17.9.3 Vormverandering/vergroting bestemmingsvlak 'Wonen'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Wonen' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' en vice versa wijzigen ten behoeve van de vorm- en/of grootteverandering van de bestemming 'Wonen' mits:

  • a. dit nodig is om een ontwikkeling die plaatsvindt binnen de bouwregels van deze bestemming m.b.t. maatvoering en afstanden, te kunnen realiseren;
  • b. (agrarische) bedrijven in de omgeving worden niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt;
  • c. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • d. de onder c. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • e. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder c. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd;
  • f. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden.
17.9.4 Beschermde monumenten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' wordt opgeheven indien er geen sprake meer is van een monument;
  • b. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' wordt toegevoegd indien een bouwwerk of gebied de status 'monument' heeft gekregen;
  • c. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' wordt opgeheven indien er geen sprake meer is van een beeldbepalend pand;
  • d. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' wordt toegevoegd indien een bouwwerk of gebied de status 'beeldbepalend pand' heeft gekregen.
17.9.5 Wijzigen naar 'Recreatie'

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in de bestemming ‘Recreatie’, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bestemmingsvlak is maximaal 1,5 hectare;
  • b. er zijn slechts recreatiebedrijven toegestaan die behoren tot maximaal de milieucategorie 4;
  • c. de ontwikkeling mag niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven leiden;
  • d. de ontwikkeling mag niet tot een zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie leiden;
  • e. de ontwikkeling mag niet tot een zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m² leiden;
  • f. gemotiveerd wordt hoeveel oppervlakte bedrijfsbebouwing maximaal noodzakelijk is voor de beoogde ontwikkeling. Middels een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding wordt deze oppervlakte bedrijfsbebouwing vastgelegd;
  • g. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • h. uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een duurzame, bedrijfsmatige activiteit;
  • i. er moet sprake zijn van een volwaardig kwalitatief waardig bedrijf hetgeen moet zijn onderbouwd met een advies van de Adviescommissie Recreatie en Toerisme;
  • j. ingeval de bouw van recreatiewoningen op een verblijfsrecreatief terrein, dient geborgd te zijn dat de woningen bedrijfsmatig worden beheerd;
  • k. de ontwikkeling leidt tot ten hoogste 300.000 bezoekers en overnachtingen samen per jaar, wat blijkt uit daartoe verricht onderzoek;
  • l. gemotiveerd wordt dat de ontwikkeling mogelijk is vanuit een ruimtelijke visie op het gebied waar de ontwikkeling plaatsvindt en de directe omgeving, waarbij een kwaliteitswinst voor meerdere ruimtelijke functies, waaronder natuur, wordt bereikt;
  • m. het plan bevat een beschrijving van de resultaten van de regionale afstemming over de beoogde ontwikkeling;
  • n. agrarische bedrijven in de omgeving mogen niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • o. de wijziging dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • p. de onder o. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • q. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder o. niet is verzekerd, de wijziging slechts wordt vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd;
  • r. voor de gronden die worden bestemd als 'Recreatie' zijn de hoofdbestemmingsregels van toepassing;
  • s. daar waar het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt verkleind, wordt de bestemming 'Agrarisch' opgenomen.

Artikel 18 Leiding

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het ondergrondse of bovengrondse vervoer van vloeibare stoffen of elektriciteit, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - brandstof' de voor 'Leiding' aangewezen gronden mede zijn bestemd voor ondergrondse brandstofleiding;
    • 2. ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - brandstof 4' de voor 'Leiding' aangewezen gronden mede zijn bestemd voor ondergrondse 4” militaire brandstofleiding:
    • 3. ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - brandstof 6' de voor 'Leiding' aangewezen gronden mede zijn bestemd voor ondergrondse 6” militaire brandstofleiding;
    • 4. ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - gas' de voor 'Leiding' aangewezen gronden mede zijn bestemd voor ondergrondse gasleiding;
    • 5. ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' de voor 'Leiding' aangewezen gronden mede zijn bestemd voor bovengrondse hoogspanningsleiding;
    • 6. ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - olie 24' de voor 'Leiding' aangewezen gronden mede zijn bestemd voor ondergrondse 24”-RRP productenleiding;
    • 7. ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - olie 36' de voor 'Leiding' aangewezen gronden mede zijn bestemd voor ondergrondse 36”-RRP ruwe olieleiding;
    • 8. ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - riool' de voor 'Leiding' aangewezen gronden mede zijn bestemd voor ondergrondse riooltransportleiding;
    • 9. ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - water' de voor 'Leiding' aangewezen gronden mede zijn bestemd voor ondergrondse (hoofd)watertransportleiding;
  • b. het beheer en onderhoud van deze leiding(en) met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken.
18.2 Bouwregels

Op of in de als zodanig bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gerealiseerd ten behoeve van de in 18.1 bedoelde leidingen:

  • a. in afwijking van het bepaalde bij de verschillende onderliggende bestemmingen is het verboden op de gronden binnen de bebouwingsvrije zone van de dubbelbestemming 'Leiding' zoals opgenomen in onderstaande tabel, enig bouwwerk te bouwen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding', de volgende bouwwerken worden opgericht:
    • 1. bouwwerken ten behoeve van de aanleg, het beheer of het onderhoud van de in 18.1 genoemde leidingen;
    • 2. bouwwerken welke betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • c. in afwijking van het bepaalde bij de verschillende onderliggende bestemmingen is het verboden op de gronden binnen de veiligheidszone van de dubbelbestemming 'Leiding' ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding', enig bouwwerk te bouwen zonder toestemming van de leidingbeheerder.
18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2 onder b. voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding', mits:

  • a. er geen sprake is van een (beperkt) kwetsbaar object;
  • b. de veiligheid, het beheer en de exploitatie van de leiding(en) niet in het gedrang komen;
  • c. hieromtrent vooraf advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder en/of –instantie.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 18.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, ophogen, woelen of mengen van gronden;
  • 2. het wijzigen van maaiveld- of weghoogte;
  • 3. het aanbrengen, verwijderen of herstellen van ondergrondse kabels, leidingen of drainage;
  • 4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere open of gesloten oppervlakteverhardingen;
  • 5. het aanleggen, verdiepen, vergraven, verruimen, verbreden of dempen van greppels, sloten, watergangen, vijvers en overige waterpartijen;
  • 6. het in de bodem heien, indrijven, ingraven of aanbrengen van voorwerpen;
  • 7. het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  • 8. het aanbrengen van beplantingen, (hout-)gewas en/of bomen welke dieper dan 30 cm wortelen en/of hoger opgroeien dan 1,5 meter.
  • 9. het rooien van beplantingen, (hout-)gewas en/of bomen;
  • 10. het al dan niet tijdelijk opslaan van grond en/of goederen;
  • 11. het al dan niet tijdelijk inrichten van evenemententerreinen;
  • 12. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden.
18.4.2 Uitzonderingen

Het in 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. die het normale onderhoud en beheer van de leiding en belemmerde strook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • b. van of namens de leidingbeheerder, welke gericht zijn op het verwijderen van de genoemde verboden beplantingen, (hout-)gewas en/of bomen;
  • c. die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
18.4.3 Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken/werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten ggevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

18.4.4 Advies

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

Artikel 19 Waarde - Aardkundig waardevol

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Aardkundig waardevol' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden van geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en/of processen.

19.2 Bouwregels

Op of in de in 19.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2 voor het bouwen overeenkomstig de overige bestemming(en), mits de in 19.1 beschreven waarden niet onevenredig worden aangetast.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 19.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
  • b. het ophogen van de bodem;
  • c. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
  • d. diepploegen en diepwoelen;
  • e. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
  • f. het aanleggen van drainage;
  • g. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
  • i. het vellen of rooien en het aanplanten van houtgewas;
  • j. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.
19.4.2 Uitzonderingen

Het in 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
19.4.3 Toelaatbaarheid

Deze in 19.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 1

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden;
  • b. de bescherming van archeologische monumenten. Het archeologisch monument is mede beschermd ingevolge de Erfgoedwet 2016 (voor Rijksmonumenten) of de gemeentelijke archeologieverordening (voor gemeentelijke archeologische monumenten).
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Op of in de in 20.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

20.2.2 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde - Archeologie 1'.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 20.2.1 voor het oprichten van bouwwerken met een oppervlakte van maximaal 100 m², onder de voorwaarde dat:

  • a. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning, een vergunning voor de betreffende werkzaamheden is afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 20.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen over een grotere oppervlakte dan 100 m²;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen onder het maaiveld.
20.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 20.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning.
20.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 20.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning, een vergunning voor de betreffende werkzaamheden is afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
20.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,40 m hebben.

20.6 Wijzigingsbevoegdheid
20.6.1 Wijziging begrenzing

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' toevoegen dan wel verwijderen indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
  • b. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 2

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Op of in de in 21.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken gebouwd worden tot een oppervlakte van maximaal 100 m², mits niet dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

21.2.2 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde - Archeologie 2'.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 21.2.1 voor het oprichten van bouwwerken van meer dan 100 m² en/of dieper dan 0,40 m onder maaiveld, onder de voorwaarden dat:

  • a. de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 21.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen over een grotere oppervlakte dan 100 m²;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
21.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 21.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning.
21.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 21.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 21.4.1 genoemde doeleinden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
21.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,40 m hebben.

21.6 Wijzigingsbevoegdheid
21.6.1 Wijziging begrenzing

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' toevoegen dan wel verwijderen indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
  • b. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 3

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Op of in de in 22.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken gebouwd worden tot een oppervlakte van maximaal 250 m², mits niet dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

22.2.2 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde - Archeologie 3'.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gesteld in 22.2.1 voor het oprichten van bouwwerken van meer dan 250 m² en/of dieper dan 0,40 m onder maaiveld, onder de voorwaarden dat:

  • a. de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 22.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen over een grotere oppervlakte dan 250 m²;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
22.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 22.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning.
22.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 22.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 22.4.1 genoemde doeleinden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
22.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,40 m hebben.

22.6 Wijzigingsbevoegdheid
22.6.1 Wijziging begrenzing

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' toevoegen dan wel verwijderen indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
  • b. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 4

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Op of in de in 23.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken gebouwd worden tot een oppervlakte van maximaal 500 m², mits niet dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

23.2.2 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde - Archeologie 4'.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gesteld in 23.2.1 voor het oprichten van bouwwerken van meer dan 500 m² en/of dieper dan 0,40 m onder maaiveld, onder de voorwaarden dat:

  • a. de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 23.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen over een grotere oppervlakte dan 500 m²;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
23.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 23.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning.
23.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 23.4.1 genoemde doeleinden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
23.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,40 m hebben.

23.6 Wijzigingsbevoegdheid
23.6.1 Wijziging begrenzing

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' toevoegen dan wel verwijderen indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
  • b. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 5

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen

Op of in de in 24.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken gebouwd worden tot een oppervlakte van maximaal 2.500 m², mits niet dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

24.2.2 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde - Archeologie 5'.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het gesteld in 24.2.1 voor het oprichten van bouwwerken van meer dan 2.500 m² en/of dieper dan 0,40 m onder maaiveld, onder de voorwaarden dat:

  • a. de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 24.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen over een grotere oppervlakte dan 2.500 m²;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
24.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 24.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning.
24.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 24.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 24.4.1 genoemde doeleinden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,40 m hebben.

24.6 Wijzigingsbevoegdheid
24.6.1 Wijziging begrenzing

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' toevoegen dan wel verwijderen indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
  • b. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.

Artikel 25 Waarde - Oude Akker

25.1 Bestemmingsomschrijving
25.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Oude Akker' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden en daarmee voor het behoud en/of herstel van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden.

25.1.2 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde - Oude Akker'.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Verbod

Op of in de in 25.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd

25.2.2 Uitzondering

Het in 25.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.

25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijken van het bouwverbod

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2.1 voor het overeenkomstig de basisbestemming bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien door het planvoornemen:

  • a. de cultuurhistorische waarden van de oude akker niet onevenredig worden aangetast door wezenlijke veranderingen in:
  • b. de mogelijkheden voor het herstel van de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden verkleind of kunnen worden verkleind.
  • c. het bevoegd gezag kan ten behoeve van de besluitvorming omtrent de afwijking als bedoeld in de aanhef verplichten dat voorafgaand een cultuurhistorisch onderzoek met waardestelling wordt uitgevoerd met betrekking tot het projectgebied waarop het planvoornemen plaatsvindt.
25.3.2 Voorwaarden

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld 25.2.1 zijn slechtst toelaatbaar, indien:

  • a. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van het cultuurhistorisch karakter van de oude akker, of;
  • b. mogelijke verstoring wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 25.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • c. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen, hagen en andere beplanting;
  • d. het aanleggen, wijzigen en/of verwijderen van oppervlakteverhardingen en/of weg- en straatprofielen;
  • e. het graven, verbreden, verbeteren, baggeren of dempen van sloten, greppels, beken, sloten en/of andere waterlopen of kleine geïsoleerde wateren;
  • f. het aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen van bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • h. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
  • i. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • j. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden.
25.4.2 Uitzonderingen

Het in 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
25.4.3 Toelaatbaarheid

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 25.4.1 zijn slechtst toelaatbaar, indien:

  • a. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van het cultuurhistorisch karakter van de oude akker, of;
  • b. mogelijke verstoring wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden.
  • c. het bevoegd gezag kan ten behoeve van de besluitvorming omtrent de afwijking als bedoeld in 25.4.1 verplichten dat voorafgaand een cultuurhistorische onderzoek met waardestelling wordt uitgevoerd met betrekking tot het projectgebied waarop het planvoornemen plaatsvindt.
25.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de voor 'Waarde - Oude Akker' aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van cultuurhistorische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:

  • a. uit nader cultuurhistorisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn of deze zich op een andere plaats bevinden;
  • b. het op grond van nader cultuurhistorisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van cultuurhistorisch waarde voorziet.

Artikel 26 Waterstaat - Waterbergingsgebied

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, naast de andere voorkomende bestemming(en), mede zijn bestemd voor het langer vasthouden van water ter voorkoming van wateroverlast in lagergelegen gebieden.

26.2 Bouwregels

Op of in de in 26.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2 voor het bouwen overeenkomstig de overige bestemming(en), mits de in 26.1 beschreven waarden niet onevenredig worden aangetast.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 26.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
  • b. diepploegen en diepwoelen;
  • c. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
  • d. het aanleggen van drainage;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • f. het aanbrengen van bovengrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen;
  • g. het vellen of rooien en het aanplanten van houtgewas;
  • h. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.
26.4.2 Uitzonderingen

Het in 26.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
26.4.3 Toelaatbaarheid

Deze in 26.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene bouwregels

28.1 Bestaande afstanden en andere maten
28.1.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

28.1.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

28.1.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 28.1.1 en 28.1.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

28.2 Ondergronds bouwen

Tenzij anders in de regels is bepaald, is ondergronds bouwen, waaronder wordt verstaan het bouwen tot meer dan 1 m beneden peil, niet toegestaan.

28.3 Relatie

Bestemmingsvlakken die middels de figuur 'relatie' aan elkaar gekoppeld zijn, dienen als één bestemmingsvlak te worden beschouwd. De regels en aanduidingen zoals opgenomen op de bestemmingsvlakken gelden dan ook voor het geheel, de twee bestemmingsvlakken tezamen.

28.4 Beeldkwaliteit
  • a. Bouwplannen worden integraal getoetst wat betreft situering, verschijningsvorm, erfbeplanting, inpassing en waterhuishouding. Voor aanvragen omgevingsvergunning geldt dat deze dienen te voldoen aan de criteria van het beeldkwaliteitsplan.
  • b. Voor alle locaties geldt het beeldkwaliteitsplan Buitengebied Gemert-Bakel, zoals opgenomen in bijlage 2, met uitzondering van de locaties met de bestemming 'Wonen' en de aanduiding 'vrijstaand', 'twee-aaneen' of 'aaneengebouwd' in het gebied ten noorden van de kern Milheeze. Voor deze locaties is het beeldkwaliteitsplan 'Milheeze Noord' (bijlage 3) van toepassing.
28.5 Bouwverboden

Naast het bepaalde bij de afzonderlijke bestemmingen is het verboden te bouwen:

  • a. enig bouwwerk met een afstand van minder dan 10 meter vanaf de weg of waarbij de voorgevelrooilijn wordt overschreden;
  • b. enig bouwwerk binnen een afstand van 5 m uit de insteek aan weerszijden van een waterloop binnen de bestemming 'Water';
  • c. enig bouwwerk binnen een afstand van 12,5 muit de insteek aan weerszijden van een waterloop, welke is aangeduid als 'ecologische verbindingszone';
  • d. het onder a, b en c genoemde verbod geldt niet voor erfafscheidingen en soortgelijke bouwwerken met een hoogte van maximaal 1 meter.
28.6 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van

  • a. het bepaalde in 28.2 voor het ondergronds bouwen met grotere bouwdiepte, mits:
    • 1. de bouwlocatie niet gelegen is binnen de bestemming 'Natuur';
    • 2. het bouwen niet ten dienste staat van een intensieve veehouderij;
  • b. het bepaalde in 28.5, aanhef en onder a en b, mits het verkeersbelang of het waterhuishoudkundige belang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies wordt ingewonnen van de beheersinstantie van desbetreffende weg of waterloop;
  • c. het bepaalde in 28.5, aanhef en onder c, mits hierdoor geen belemmering ontstaat voor de ontwikkeling van de desbetreffende verbindingszone.
28.7 Voorwaardelijke verplichting realisatie en instandhouding groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en kwaliteitsverbetering
  • a. Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning op grond van dit bestemmingsplan dienen de groenvoorzieningen aangelegd te zijn overeenkomstig een door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan. Deze groenvoorzieningen dienen na de aanleg duurzaam in stand te worden gehouden;
  • b. Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning op grond van dit bestemmingsplan dienen voldoende parkeervoorzieningen aangelegd te zijn. De parkeervoorzieningen dienen na aanleg duurzaam in stand te worden gehouden;
  • c. Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning of wijzigingsplan op grond van dit bestemmingsplan dient de kwaliteitsverbetering zoals bedoeld in de specifieke afwijkings- en wijzigingsregels gerealiseerd te zijn. Deze dient na realisatie duurzaam in stand te worden gehouden;
  • d. Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan dient, waar van toepassing, de kwaliteitsverbetering zoals opgenomen in het desbetreffende beplantings-/inrichtingsplan, als bijlage bij deze planregels, gerealiseerd te zijn. Deze dient na realisatie duurzaam in stand te worden gehouden.

Artikel 29 Algemene gebruiksregels

29.1 Algemeen

Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor:

  • a. landschapsopbouw onder andere in de vorm van een groene erfinrichting met een minimale omvang van 20% van het bestemmingsvlak, De erfrichting is zowel binnen als buiten het bestemmingsvlak toegestaan;
  • b. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden.
29.2 Bestaand legaal gebruik

Indien bestaand, legaal/vergund gebruik afwijkt of in strijd is met de regels van de hoofdbestemming uit hoofdstuk 2, wordt dit gebruik als toelaatbaar beschouwd.

29.3 Relatie

Bestemmingsvlakken die middels de figuur 'relatie' aan elkaar gekoppeld zijn, dienen als één bestemmingsvlak te worden beschouwd. De regels en aanduidingen zoals opgenomen op de bestemmingsvlakken gelden dan ook voor het geheel, de twee bestemmingsvlakken tezamen.

29.4 Verbod
29.4.1 Strijdig gebruik
  • a. Onder strijdig gebruik met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c. van de Wabo wordt in ieder geval verstaan het realiseren van beplanting binnen een afstand van 5 m uit de insteek aan weerszijden van een waterloop met de bestemming 'Water'.
  • b. Onder een gebruik strijdig met de bestemming als bedoeld onder a. wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kleinschalige, kortstondige, incidentele evenementen waarvoor op grond van andere regelgeving een vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.
29.5 Aan huis verbonden beroep

Een aan huis verbonden beroep in een woning of bedrijfwoning en/of de daarbij behorende bouwwerken is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het medegebruik van de woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken beperkt is tot ten hoogste 35% van het grondoppervlak van de woning/wooneenheid en de daarbij behorende bouwwerken tot maximaal 100 m²;
  • c. op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid anawezig is nen/of wordt gerealiseerd;
  • d. er geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leiden.

Artikel 30 Algemene aanduidingsregels

30.1 Defensiezones
  • a. het is niet toegestaan om binnen het gehele plangebied enig bouwwerk te bouwen, houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 65 m boven NAP;
  • b. het is niet toegestaan om op gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - luchtvaartverkeerzone-ihcs' enig bouwwerk te bouwen, houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 45 m boven NAP;
  • c. het is niet toegestaan om op gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - luchtvaartverkeerzone-funnel' enig bouwwerk te bouwen, houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 40 m boven NAP;
  • d. het is niet toegestaan een nieuw geluidsgevoelig object toe te voegen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - ke zonering', behoudens de uitzonderingen opgenomen in het Besluit Geluidsbelasting Grote Luchtvaartterreinen 1996;
  • e. het is niet toegestaan een nieuw geluidsgevoelig object toe te voegen binnen de 50 dB(A) geluidscontour ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - grondgebonden geluidzonering' en 'geluidzone - industrie';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie 1' zijn is het volgende niet toegestaan:
    • 1. bebouwing;
    • 2. openbare wegen, personenspoorwegen en druk bevaren waterwegen;
    • 3. parkeerterreinen;
    • 4. recreatie;
    • 5. hoofdverkeerswegen (wegen met beperkt verkeer zijn toegestaan);
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie 2' is het volgende niet toegestaan:
    • 1. hoofdverkeerswegen (wegen met beperkt verkeer zijn toegestaan);
    • 2. gebouwen, waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, werkplaatsen, café e.d.;
    • 3. grote aantallen recreanten, sportvelden, jachthavens, zwembaden, kampeerterreinen en caravanparken e.d.;
    • 4. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    • 5. gebouwen met zeer grote glasoppervlakten, waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie 3' is het volgende niet toegestaan:
    • 1. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    • 2. gebouwen met zeer grote glasoppervlakten, waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt.
30.2 Veiligheidszone - bevi

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' dienen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen van inrichtingen vooraf in het kader van externe veiligheid te worden getoetst en te voldoen aan de plaatsgebonden en/of groepsgebonden risico's.

30.3 Veiligheidszone - LPG
30.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - LPG' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie.

30.3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - LPG' is het verboden (beperkt) kwetsbare objecten op te richten.

30.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.3.2 voor het toestaan van de in artikel 30.3.2 genoemde functies en het bouwen van gebouwen ten behoeve van die functies voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

30.3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'Veiligheidszone - LPG' in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q. het verkleinen van de LPG-doorzet, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verwijderen van het aanduidingsvlak 'Veiligheidszone - lpg', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindigd.
30.4 Geluidzone - grondgebonden geluidzonering
  • a. Ongeacht het bepaalde in hoofdstuk 2, mogen ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - grondgebonden geluidzonering' geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogen worden gerealiseerd;
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a. indien:
    • 1. is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, of;
    • 2. is, of kan worden voldaan aan een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de aanduiding 'Geluidzone - grondgebonden geluidzonering':
    • 1. te verwijderen indien de bron van de geluidzone is opgehouden te bestaan;
    • 2. te verkleinen indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geluidzone kleiner is geworden.
30.5 Geluidzone - industrie
  • a. Ongeacht het bepaalde in hoofdstuk 2, mogen ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogen worden gerealiseerd;
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a. indien:
    • 1. is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, of;
    • 2. is, of kan worden voldaan aan een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de aanduiding 'Geluidzone - industrie':
    • 1. te verwijderen indien de bron van de geluidzone is opgehouden te bestaan;
    • 2. te verkleinen indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geluidzone kleiner is geworden.
30.6 Geluidzone - ke zonering
  • a. Ongeacht het bepaalde in hoofdstuk 2, mogen ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - ke zonering' geen nieuwe geluidsgevoelige functies worden gerealiseerd, uitgezonderd de uitzonderingen opgenomen in het Besluit Geluidsbelasting Grote Luchtvaartterreinen 1996;
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a. indien:
    • 1. is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, of;
    • 2. is, of kan worden voldaan aan een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de aanduiding 'Geluidzone - ke zonering':
    • 1. te verwijderen indien de bron van de geluidzone is opgehouden te bestaan;
    • 2. te verkleinen indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geluidzone kleiner is geworden.
30.7 Overige zone - beperkingen veehouderij
30.7.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden met de gebiedsaanduiding 'Overige zone - beperkingen veehouderij' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor (vergaande) beperkingen voor de veehouderij.

30.7.2 Bouwregels

Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - beperkingen veehouderij' is toename van de bestaande bebouwing ten behoeve van een veehouderij, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning(en), niet toegestaan.

30.7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de bouw- en gebruiksregels behorende bij de hoofdbestemming, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 30.7.2 indien:

  • a. het gaat om een grondgebonden veehouderij;
  • b. er geen sprake is van een veehouderij zijnde een passende herbestemming in het kader van de beleidsregel Ruimte voor Ruimte waarvan het bestemmingsvlak is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte voor ruimte';
  • c. er maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Voor de inzet van maatregelen is de provinciale regeling 'Nadere regels Verordening ruimte 2014 – Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij' van toepassing;
  • d. aangetoond is dat de uitbreiding inpasbaar is in de omgeving door te verantwoorden dat:
    • 1. rekening is gehouden met de gevolgen van de uitbreiding voor de locatie en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, waterhuishouding, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden, ecologische waarden, aardkundige waarden en landschappelijke waarden;
    • 2. rekening is gehouden met de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten van de uitbreiding op deze functies, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 3. de afwikkeling van het personen- en goederenvervoer afgestemd op de uitbreiding is verzekerd;
  • e. aangetoond is dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er, indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages, maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage van de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. aangetoond is dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • g. de uitbreiding gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • h. de onder h. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • i. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder h. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  • j. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • k. er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
30.7.4 Specifieke gebruiksregels

De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de gebiedsaanduiding strijdig gebruik en zijn dus verboden:

  • a. vestiging van een veehouderij;
  • b. omschakeling naar een veehouderij;
  • c. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen door het in gebruik te nemen voor de uitoefening van een veehouderij welke voor de gebruikswijziging niet in gebruik waren voor de uitoefening van een veehouderij.
30.7.5 Afwijken van de gebruiksregels

het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de bouw- en gebruiksregels behorende bij de hoofdbestemming, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 30.7.4 onder c, mits:

  • a. het geen nieuwvestiging van een veehouderij betreft;
  • b. de uitbreiding van een grondgebonden veehouderij mag niet leiden tot een intensieve veehouderij;
  • c. er geen sprake is van een veehouderij zijnde een passende herbestemming in het kader van de beleidsregel Ruimte voor Ruimte waarvan het bestemmingsvlak is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruimte voor ruimte';
  • d. het bestemmingsvlak niet groter is dan 1,5 hectare;
  • e. er maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. Voor de inzet van maatregelen is de provinciale regeling 'Nadere regels Verordening ruimte 2014 – Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij' van toepassing;
  • f. aangetoond is dat de uitbreiding inpasbaar is in de omgeving door te verantwoorden dat:
    • 1. rekening is gehouden met de gevolgen van de uitbreiding voor de locatie en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, waterhuishouding, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden, ecologische waarden, aardkundige waarden en landschappelijke waarden;
    • 2. rekening is gehouden met de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten van de uitbreiding op deze functies, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
    • 3. de afwikkeling van het personen- en goederenvervoer afgestemd op de uitbreiding is verzekerd;
  • g. aangetoond is dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er, indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages, maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage van de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • h. aangetoond is dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • i. de wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • j. de onder h. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones;
  • k. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder h. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd;
  • l. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • m. er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
30.8 Overige zone - doorgroeigebied glastuinbouw
30.8.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden met de gebiedsaanduiding 'Overige zone - doorgroeigebied glastuinbouw' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor doorgroeimogelijkheden voor glastuinbouwbedrijven.

30.8.2 Bouwregels

Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - doorgroeigebied glastuinbouw':

  • a. is vestiging en omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf niet toegestaan;
  • b. is uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven toegestaan tot een maximale oppervlakte van 3 ha netto glas, mits deze uitbreiding past binnen het bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', al dan niet nadat gebruik is gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid zoals aangegeven in artikel 3.6.3.
30.8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de bouw- en gebruiksregels behorende bij de hoofdbestemming, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 30.8.2 ten behoeve van vestiging en/of omschakeling naar glastuinbouw, met dien verstande dat:

  • a. dit noodzakelijk is vanwege de sanering van een glastuinbouwbedrijf elders, waarbij verzekerd is dat het glastuinbouwbedrijf planologisch, juridisch en feitelijk wordt opgeheven, of
  • b. dit voortvloeit uit de herschikking van gl;astuinbouwbedrijven binnen het doorgroeigebied;
  • c. de ruimtelijke kwaliteit door de sanering of de herschikking wordt bevorderd.
30.9 Vrijwaringszone - invloedszone Peelrandbreuk
30.9.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden met de aanduiding 'Vrijwaringszone - invloedszone Peelrandbreuk' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en behoud van de waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege het aanwezig zijn van geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en/of processen.

30.9.2 Bouwregels

Op in 30.9.1 bedoelde gronden is het verboden enig bouwwerk te bouwen.

30.9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 30.9.2, mits het waterhuishoudkundige belang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies wordt ingewonnen van de provincie en het waterschap Aa en Maas.

30.9.4 Specifieke gebruiksregels

De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de gebiedsaanduiding strijdig gebruik en zijn dus verboden:

  • a. het diepploegen en diepwoelen;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverharding;
  • c. het aanleggen van een folie (mest-/water)bassin.
30.9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 30.9.4, mits het waterhuishoudkundige belang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies wordt ingewonnen van de provincie en het waterschap Aa en Maas.

30.10 Vrijwaringszone - molenbiotoop 1
30.10.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 1' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. bescherming van de functie als werktuig van de in het gebied voorkomende windmolen gelet op de windvang;
  • b. bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.
30.10.2 Bouwregels

Op gronden ter plaatse van de aanduidingen 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 1' mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende bouwregels:

  • a. de maximale bouwhoogte is de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 50) + 3,24;
30.10.3 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde in 30.10.2 is bebouwing met een grotere hoogte in de volgende gevallen toegestaan:

  • a. het betreft een bouwwerk met een bestaande grotere hoogte; of
  • b. het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
    • 2. het bouwwerk wordt aan een bestaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m van bestaande bouwwerken;
    • 3. de uitbreiding van het vloeroppervlak van krachtens deze bepaling opgerichte bouwwerken mag in totaal niet meer bedragen dan 10% van de bouwwerken waarachter wordt gebouwd.
30.10.4 Specifieke gebruiksregels

De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de gebiedsaanduiding strijdig gebruik en zijn dus verboden:

  • a. het aanbrengen van beplanting tot een hoogte groter dan in 30.10.2 als maximum aangegeven, tenzij het bestaand gebruik met een grotere hoogte betreft.
30.10.5 Afwijken van de bouw- en/of gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.10.2 en 30.10.4 voor bebouwing en beplanting op een andere locatie en/of met een grotere hoogte en/of een grotere breedte, mits voldaan wordt dat bebouwing en/of beplanting redelijkerwijs niet mogelijk is op grond van 30.10.2 en 30.10.4.

30.11 Vrijwaringszone - molenbiotoop 2
30.11.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduidingen 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 2' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. bescherming van de functie als werktuig van de in het gebied voorkomende windmolen gelet op de windvang;
  • b. bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.
30.11.2 Bouwregels

Op gronden ter plaatse van de aanduidingen 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 2' mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende bouwregels:

  • a. de maximale bouwhoogte is de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 75) + 3,48.
30.11.3 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde in 30.11.2 is bebouwing met een grotere hoogte in de volgende gevallen toegestaan:

  • a. het betreft een bouwwerk met een bestaande grotere hoogte; of
  • b. het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
    • 2. het bouwwerk wordt aan een bestaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m van bestaande bouwwerken;
    • 3. de uitbreiding van het vloeroppervlak van krachtens deze bepaling opgerichte bouwwerken mag in totaal niet meer bedragen dan 10% van de bouwwerken waarachter wordt gebouwd.
30.11.4 Specifieke gebruiksregels

De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de gebiedsaanduiding strijdig gebruik en zijn dus verboden:

  • a. het aanbrengen van beplanting tot een hoogte groter dan in 30.11.2 als maximum aangegeven, tenzij het bestaand gebruik met een grotere hoogte betreft.
30.11.5 Afwijken van de bouw- en/of gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.11.2 en 30.11.4 voor bebouwing en beplanting op een andere locatie en/of met een grotere hoogte en/of een grotere breedte, mits voldaan wordt dat bebouwing en/of beplanting redelijkerwijs niet mogelijk is op grond van 30.11.2 en 30.11.4.

30.12 Vrijwaringszone - waterloop
30.12.1 Aanduidingsregels

De gronden met de aanduiding 'Vrijwaringszone - waterloop' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor het beheer en onderhoud van de waterloop.

30.12.2 Bouwregels

Op gronden met de aanduiding 'Vrijwaringszone - waterloop' is het verboden enig bouwwerk te bouwen.

30.12.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.12.2 ten behoeve van bebouwing, die is toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende andere bestemming, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt toegebracht aan het belang van de waterhuishouding.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt pas verleend nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde waterloop; de beslissing inzake het verlenen van omgevingsvergunning wordt aan genoemde instantie medegedeeld.
30.12.4 Strijdig gebruik

Het is verboden handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan, liggen of drijven.

30.12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het in de grond aanbrengen, wijzigen, hebben, onderhouden of uit de grond verwijderen van voorwerpen en beplanting;
    • 2. boren of sonderen in de grond;
    • 3. het verhogen of verlagen van het maaiveld.
  • b. Het verbod bedoeld onder a. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de beschermingsfunctie ten behoeve van de waterloop.
  • d. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld onder a. wordt pas verleend nadat terzake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde waterloop; de beslissing inzake het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt aan genoemde instantie medegedeeld.
30.13 Vrijwaringszone - wijstgebied
30.13.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden met de aanduiding 'Vrijwaringszone - wijstgebied' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en behoud van de waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege het aanwezig zijn van het geohydrologisch verschijnsel wijst in wijstgebieden.

30.13.2 Bouwregels

Op gronden met de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - wijstgebied' is het verboden enig bouwwerk te bouwen.

30.13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 30.13.2, mits:

  • a. de activiteiten niet leiden tot een structurele daling van de grondwaterstand of anders maatregelen worden getroffen om het negatieve effect op het wijstverschijnsel te compenseren;
  • b. de activiteiten niet leiden tot een structurele vergroting van de afstand tussen het maaiveld en de grondwaterstand of anders maatregelen worden getroffen om het negatieve effect op het wijstverschijnsel te compenseren;
  • c. er vooraf advies wordt ingewonnen bij het waterschap Aa en Maas.
30.13.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de aanduiding wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het verrichten van werken en/of werkzaamheden, of vaste substanties of voorwerpen laten staan of liggen zonder watervergunning op basis van de Keur van het waterschap.
30.13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 30.13.4, mits het waterhuishoudkundige belang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies wordt ingewonnen bij het waterschap Aa en Maas.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

31.1 Algemeen
31.1.1 Geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten aanzien van het in geringe mate overschrijden van bestemmings- of bouwgrenzen, indien een meetverschil of de werkelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft.

31.1.2 Afwijkingen maatvoeringen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten aanzien van:

  • a. het afwijken van de op de verbeelding of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor geen bijzondere afwijkingsbevoegdheid in deze planregels is opgenomen, mits deze met niet meer dan 10% worden veranderd. Deze afwijkingsbevoegdheid kan worden toegepast als een concreet bouwplan hiertoe aanleiding geeft en mits is aangetoond dat realisering van dit bouwplan uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is. Deze afwijkingsbevoegdheid is niet van toepassing op bebouwingspercentages, oppervlaktematen boven 100 m² en inhoudsmaten boven 250 m³;
  • b. Het afwijken van de voorgeschreven afstandsmaat ten opzichte van zijdelingse en achterste perceelgrens ten behoeve van het bouwen tot op de perceelgrens, mits is aangetoond dat zich op het betreffende perceel geen andere reële mogelijkheden voordoen en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
31.1.3 Afwijken bouwregels algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, verkeersvoorzieningen, lantaarnpalen, wachthuisjes, telefooncellen, kapellen, recreatieve voorzieningen zoals banken, picknicktafels, informatieborden, vistrappen, fiets- en voetgangersbruggetjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, mits:

  • a. deze bouwwerken mogen geen grotere bouwhoogte hebben dan 3,50 m en geen groter oppervlak dan 10 m² hebben;
  • b. aangetoond is dat realisering van het bouwplan op de betreffende locatie uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is.
31.1.4 Afwijken algemeen bouwverbod

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bouwverbod zoals opgenomen in artikel 28.5 onder a, mits het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies wordt ingewonnen van de beheersinstantie van desbetreffende weg.

31.2 Mantelzorg ouder-kind-relatie

Hte bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning c.q. een (deel van een) (bedrijfs)gebouw gebruikt wordt als afhankelijke en tijdelijke woonruimte om te voorzien in een tijdelijke behoefte ingeval van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie), zonder dat sprake is van concrete zorgbehoefte mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er blijft sprake van de huisvesting van één huishouden;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van omwonenden en ( agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte past binnen de regeling inzake bijbehorende bouwwerken die dit bestemmingsplan voor de verschillende bestemmingen bevat;
  • d. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag maximaal 80 m2 zijn;
  • e. de afstand tussen de afhankelijke woonruimte en de woning mag maximaal 20 meter bedragen;
  • f. aan de vergunning wordt in ieder geval het voorschrift verbonden dat binnen twee maanden nadat het gebruik als afhankelijke woonruimte is beëindigd, dit door de hoofdbewoner van het pand schriftelijk wordt gemeld bij het college van burgemeester en wethouders en dat binnen drie maanden na deze melding de betreffende woonruimte ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning.
31.3 Aanleg zwembad

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het bouwen van één niet-overdekt zwembad op het erf van een bestaande (bedrijfs)woning, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 100 m² bedragen;
  • b. het zwembad mag niet bedrijfsmatig geëxploiteerd worden;
  • c. uit het bouwplan blijkt dat de waterafvoer van het zwembad als gevolg van een regenbui of het schoonmaken zodanig geregeld is dat dit geen nadelige invloed heeft op de omliggende gronden en/of de (druk)riolering.
31.4 Dagrecreatieve nevenactiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten behoeve van dagrecreatieve nevenactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het moet gaan om een ondergeschikte, kleinschalige activiteit, met een beperkte publieksaantrekkende werking;
  • b. er mag geen sprake zijn van detailhandel;
  • c. horeca is uitsluitend toegestaan als kleinschalige ondergeschikte functie bij de nevenactiviteit;
  • d. binnen de bestaande bouwregels;
  • e. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • f. er vinden geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten plaats, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leiden.
31.5 Verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het bieden van recreatief nachtverblijf als nevenactiviteit mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de locatie is niet gelegen op gronden met een bestemming 'Natuur';
  • b. de hiervoor noodzakelijke faciliteiten mogen alleen worden gerealiseerd binnen een bestaand gebouw of een nieuw gebouw dat mag worden gebouwd binnen de bouwregels van de hoofdbestemming;
  • a. de activiteit wordt uitgeoefend voor bewoner of eigenaar van de woning;
  • b. maximaal 4 kamers met een maximum van 10 bedden zijn toegestaan;
  • c. het gebouw mag niet worden uitgebreid voor het realiseren van die kamers;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden, waarbij een parkeernorm geldt van één parkeerplaats per verblijfseenheid;
  • f. er is geen sprake van een eigen kookgelegenheid in de verblijfseenheden;
  • g. horecavoorzieningen zijn niet toegestaan, met uitzondering van het serveren van ontbijt;
  • h. bij gebruik van monumentale boerderijen dient het karakter te worden gerespecteerd.
31.6 Minicamping

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het realiseren van een minicamping, mits voldaan wordt aan de volgende randvoorwaarden:

  • a. de minicamping is ondergeschikt aan de hoofdbestemming;
  • b. de minicamping heeft maximaal 25 staanplaatsen;
  • c. de minicamping mag gebruikt worden gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • d. het kamperen moet op of aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak gerealiseerd worden, zodat er sprake is van een ruimtelijke eenheid;
  • e. het perceel heeft een omvang van minimaal 1 hectare;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • g. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
  • h. een inrichtingsplan wijst uit dat de realisatie van de minicamping past binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.
31.7 Uitbreiding bestaande groepsaccommodatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van een kwaliteitsverbetering van een bestaande groepsaccommodatie, onder de voorwaarden dat:

  • a. het een locatie betreft waar een ontheffing of vergunning is verleend is voor het exploiteren van een groepsaccommodatie;
  • b. uit een bedrijfsplan blijkt dat de uitbreiding noodzakelijk is in verband met de kwaliteitsverbetering van de groepsaccommodatie;
  • c. uit het advies van de provinciale commissie Toerisme en Recreatie blijkt dat sprake is van een duurzame activiteit;
  • d. de groepsaccommodatie blijft ondergeschikt aan de hoofdbestemming;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' of 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand', mogen de cultuurhistorische waarden van het betreffende pand niet worden aangetast.
31.8 Aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en/of daarbij behorende bouwwerken, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren. Dit betekent onder meer dat:
    • 1. uitsluitend bedrijfsactiviteiten behorend tot milieucategorie 1 en 2 zijn toegestaan;
    • 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft;
  • c. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het bijbehorend bouwwerk en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • d. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd internethandel en een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van de aan huis verbonden bedrijfsmatige activiteit;
  • f. geen showrooms zijn toegestaan;
  • g. ten hoogste 35% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan huis verbonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een maximum van 100 m². 
31.9 (Meerdaagse) evenementen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels voor (meerdaagse) evenementen onder de voorwaarden dat:

  • a. het evenement maximaal 8 dagen duurt, exclusief de opbouw en afbraak van het evenement;
  • b. parkeren plaatsvindt op of aansluitend aan het evenemententerrein;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aan de desbetreffende gronden gegeven bestemming.
31.10 Vergroten inhoud woning
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingen 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en 'Wonen' en toestaan dat de op grond van artikel 4.2.2 sub b of 17.2.2 sub d toegelaten maximale inhoud van (bedrijfs)woningen wordt overschreden om bij (voormalige) boerderijen het inpandige voormalige bedrijfsgedeelte in het hoofdgebouw waarin ook de (bedrijfs)woning is gelegen, te gebruiken voor woondoeleinden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er geen uitbreiding van de bebouwing plaatsvindt;
    • 2. aangebouwde bijbehorende bouwwerken die later aan het pand zijn aangebouwd en die dus niet als 'oorspronkelijk' zijn te kwalificeren moeten worden gesloopt;
    • 3. de vergroting dient gepaard te gaan met realisering van een groene erfinrichting. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingen 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en 'Wonen' ten behoeve van het uitbreiden van bestaande woningen waarbij de op grond van artikel 4.2.2 sub b of 17.2.2 sub d toegelaten maximale inhoud van (bedrijfs)woningen wordt overschreden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de vergroting dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
    • 2. de onder c. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
      • de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
      • het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
      • activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
      • het wegnemen van verharding;
      • het slopen van bebouwing;
      • een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
    • 3. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder 1. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
31.11 Onderlinge afstand gebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven maximale onderlinge afstand van 15 meter tussen bouwwerken, mits een inrichtingsplan uitwijst dat de grotere afstand blijft passen binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.

31.12 Vervangende nieuwbouw van woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor vervangende nieuwbouw van (bedrijfs)woningen, anders dan op de bestaande locatie, mits:

  • a. de nieuwe situering uit een oogpunt van beeldkwaliteit een verbetering oplevert;
  • b. de nieuwe situering om verkeerstechnische redenen zoals de afstand tot de weg een verbetering oplevert;
  • c. de bestaande woning wordt gesloopt;
  • d. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • e. gemotiveerd wordt hoeveel oppervlakte bijbehorende bouwwerken maximaal noodzakelijk is voor de beoogde ontwikkeling. Middels een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding wordt deze oppervlakte bijbehorende bouwwerken vastgelegd.
31.13 Hogere goot- en/of bouwhoogte bijbehorende bouwwerken bij woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte die gelden voor de bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden dat:

  • a. de goot- en/of bouwhoogte in verhouding staan met de goot- en/of bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • b. een hogere goot- en/of bouwhoogte wenselijk is vanuit beeldkwaliteit;
  • c. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: er dient een kwalitatieve landschappelijke inpassing plaats te vinden; de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
    • 2. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 3. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt;
    • 4. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit) en voldoet aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan.
31.14 Grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor het vergroten van de maximaal toegestane oppervlakte van 150 m² die geldt voor bijbehorende bouwwerken, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. alle bestaande overtollige bijbehorende bouwwerken en/of voormalige bedrijfsgebouwen worden in één keer gesloopt, met uitzondering van beeldbepalende en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • b. de beeldkwaliteit wordt door sloop vergroot;
  • c. bijbehorende bouwwerken in gebruik ten behoeve van de bestemming 'Wonen' hoeven niet gesloopt te worden;
  • d. 40% van de te slopen oppervlakte mag teruggebouwd worden. De eerste 150 m² (reeds gebouwd of niet) waar men zonder afwijking recht op heeft wordt niet meegenomen in de te slopen oppervlakte;
  • e. de oppervlakte dat teruggebouwd mag worden mag maximaal 200 m² bedragen;
  • f. de vergroting dient gepaard te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
  • g. de onder f. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones;
  • h. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder f. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.

Artikel 32 Algemene wijzigingsregels

32.1 Wijziging Handreiking kwaliteitsverbetering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels, te wijzigen indien de betreffende handreiking wordt gewijzigd of vervangen.

32.2 Wijziging beeldkwaliteitsplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het beeldkwaliteitsplan Buitengebied Gemert-Bakel, zoals opgenomen in Bijlage 2 bij de regels, te wijzigen indien het betreffende beeldkwaliteitsplan wordt gewijzigd of vervangen.

32.3 Opnemen dubbelbestemming 'Leiding'

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Leiding' opnemen ten behoeve van de aanleg, verlegging of aanpassing van een leiding, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de betrokken leidingbeheerder dient een concreet plan te hebben ingediend waarin is onderbouwd dat het verleggen c.q. aanpassen van de leiding noodzakelijk is;
  • b. er dient zo veel mogelijk aansluiting te worden gezocht bij bestaande infrastructuur;
  • c. er vindt ter plaatse van debetreffende en de aangrenzende gronden geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de cultuurhistorische waarde;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden.
  • d. er vindt een verantwoording van het groepsrisico plaats.
32.4 Wijziging of verwijdering bebouwingsvrije zone en/of veiligheidszones bij een leiding

Burgemeester en wethouders kunnen de bebouwingsvrije en veiligheidszone bij een leiding als bedoeld in artikel 18 onder de volgende voorwaarden wijzigen:

  • a. het ministerie van Infrastructuur & Milieu en/of het ministerie van Defensie vaardigt over deze zones nieuwe regelgeving, c.q. richtlijnen uit; of
  • b. de desbetreffende leidingbeheerder of verantwoordelijke instantie verzoekt hiertoe op basis van wijziging van de regelgeving inzake de externe veiligheid met betrekking tot deze leiding(en).
32.5 Beschermde monumenten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' wordt opgeheven indien er geen sprake meer is van een monument;
  • b. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' wordt toegevoegd indien een bouwwerk of gebied de status 'monument' heeft gekregen;
  • c. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' wordt opgeheven indien er geen sprake meer is van een beeldbepalend pand;
  • d. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' wordt toegevoegd indien een bouwwerk of gebied de status 'beeldbepalend pand' heeft gekregen.

Artikel 33 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter uitvoering van het bepaalde in artikel 28 nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken en de landschappelijke inpassing ervan in de vorm van een groene erfinrichting.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht

34.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a. met maximaal 10%;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
34.2 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • b. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken. Is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 35 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gemert-Bakel 2016'.