direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Woongebied Gemert 2011
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.BPwoongebied2011-ON02

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijf met de bijbehorende voorzieningen zoals mestopslagsilo's, permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand', een beeldbepalend pand;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – grondgebonden', een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', een intensieve veehouderij;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', een woning, met dien verstande dat maximaal één bedrijfswoning per agrarisch bedrijf is toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. parkeer- en verkeersvoorzieningen;
  • h. verhardingen;
  • i. mest- en waterbassins van folie;
  • j. voer- en mestplaten;
  • k. maximaal 1.000 m² aan ondersteunende kassen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • m. tuinen, erven en terreinen;

met de daarbij behorende:

  • n. bijbehorende bouwwerken;
  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.1.1 Specifiek
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden' zijn grondgebonden activiteiten toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden' is intensieve veehouderij slechts toegestaan voor zover deze op het moment van de ter visie leggen van het ontwerp bestemmingsplan mocht worden uitgeoefend op grond van een verleende milieuvergunning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is een intensieve veehouderij toegestaan;
  • d. op bestemmingsvlakken zonder aanduiding is elke vorm van agrarische activiteit toegestaan met uitzondering van glastuinbouw.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 4.1 genoemde doeleinden worden gebouwd en gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag slechts één bedrijf worden uitgeoefend;
  • c. de oppervlakte aan bebouwing, verharding en andere voorzieningen mag maximaal 80% van het bouwvlak bedragen;
  • d. tenminste 20% van het bouwvlak dient te worden ingericht als groene erfinrichting;
  • e. verder zijn op bedrijfsniveau voorzieningen toegestaan ten behoeve van een duurzame ontwikkeling en exploitatie van het desbetreffende bedrijf zoals mestverwerking, energie – opwekking en biovergisting alsmede voorzieningen ten behoeve van voeren mestplaten en mest- of waterbassins van folie.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouw- en goothoogte hoogte;
  • b. de afstand tussen de gebouwen mag maximaal 15 m bedragen;
  • c. de minimale afstand van de gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
  • d. de oppervlakte van uitbreiding van bebouwing zonder erfbeplanting mag maximaal 20 m² bedragen;
  • e. voor (delen van) bestemmingsvlakken met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' geldt het daarin aangegeven getal als maximum;
  • f. ondergronds bouwen tot meer dan 1 m beneden peil is toegestaan voor het realiseren van mestputten onder bedrijfsgebouwen.

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bedrijfswoning mag een inhoud van maximaal 750 m³ hebben;
  • b. de goothoogte mag maximaal 4,5 m bedragen, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
  • c. de bouwhoogte mag 11 m bedragen, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt.

4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
  • c. voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk in de zijdelingse perceelgrens met een bouwhoogte van 3 m of meer geldt dat het dak waarmee het bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt een dakhelling dient te hebben van maximaal 45° en dat de dakhelling op de zijdelingse perceelgrens dient te zijn georiënteerd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag maximaal 80 m² bedragen;
  • e. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. geldt dat erkers, luifels en overkappingen tot 1,20 m voor de voorgevel de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m bedraagt;
    • 2. de breedte van de erker niet meer dan 60% en van de luifel niet meer dan 40% van de bestaande gevel van het hoofdgebouw bedraagt, en;
    • 3. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.

4.2.6 Bouwverbod

Op of in de in 4.1. bedoelde gronden gelden de volgende bouwverboden:

  • a. tot 1 juni 2012 mag bebouwing niet uitgebreid worden binnen een bestaand bouwblok van intensieve veehouderij ten behoeve van een geiten- en schapenhouderij;
  • b. vergroting van de bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij gelegen in het extensiveringsgebied welke op peildatum 1 oktober 2010 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een verleende wettelijke bouwvergunning gebaseerd op een volledige en ontvankelijke bouwaanvraag in overeenstemming met het geldend bestemmingsplan ingediend voor 1 oktober 2010, is niet toegestaan.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik van gebouwen anders dan de bedrijfswoning voor bewoning;
  • b. het binnen gebouwen meer dan één bouwlaag gebruiken voor het houden van dieren.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verboden uitvoering van andere werken

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) erfbeplanting te verwijderen.

4.4.2 Voorwaarden

De in 4.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend;
  • b. door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende (dubbel) bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan;
  • c. voor het verwijderen van erfbeplanting uit een nieuw (erf)inrichtingsplan moet blijken dat aan het volgende kan worden voldaan:
    • 1. landschapsopbouw onder andere in de vorm van een groene erfinrichting met een minimale omvang van 20% van het bebouwde en verharde deel van het bestemmingsvlak;
    • 2. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden.

4.4.3 Uitzonderingen

Het verbod bedoeld in 4.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:

  • a. normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 m) ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand';
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
  • c. het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.