direct naar inhoud van Bestemmingsplanregels
Plan: Noord-Om
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.BPnoordom-ON01

Bestemmingsplanregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan “Noord-om” met identificatienummer NL.IMRO.1652.BPnoordom-ON01 van de gemeente Gemert-Bakel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 verbeelding

de verbeelding, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen zijn aangegeven;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden bedrijf

het zonder personeel bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en uitgezonderd prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

1.7 aan-huis-verbonden beroep

het door een van de bewoners beroepsmatig aan huis verrichten van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, prostitutie uitgezonderd, dat door zijn beperkte omvang met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs) woning met de daarbij behorende bijbouwen kan worden uitgeoefend;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijbehorend bouwwerk

de krachtens het bestemmingsplan toegelaten bebouwing, functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevinden hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd of daarvan vrijstaand in één bouwlaag, dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.20 extensief recreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, kanoën en varen;

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.23 IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface)

een obstakelvrije zone ter waarborging van veilige vliegprocedures voor startende en landende vliegtuigen;

1.24 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak. De zorgverlening vindt plaats op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.25 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.26 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • het hoogste punt van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.27 perceelsgrens

een kadastrale grens van een perceel;

1.28 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.29 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.30 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.31 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat met noodzakelijke (omgevings)vergunning gerealiseerd is met de doelstelling om één huishouden te huisvesten

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 de afstand tot de bestemmingsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de bestemmingsgrens;

2.3 de afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 de breedte van bouwpercelen

de afstand tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens of perceelsgrens;

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande dat:

  • a. goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;
  • b. de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het peil tot de onderkant van de rieten kap;
  • c. voor platte daken geldt: vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het dakvlak.

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken van gebouwen en/of hart van de scheidsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurcompensatie', natuurcompensatie met een oppervlakte van 3,7 hectare, waarbij geldt dat de natuurcompensatie overeenkomstig het natuurcompensatieplan als bijgevoegd in bijlage 1 wordt aangelegd en aldus in stand wordt gehouden;
  • c. de landschappelijke inpassing van de randweg, waarbij geldt dat de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan als bijgevoegd in bijlage 2 wordt aangelegd en aldus in stand wordt gehouden;
  • d. waterlopen en waterpartijen;
  • e. extensief recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven bestemming met een hoogte van maximaal 2,50 meter, een en ander met uitzondering van hekwerken. Afrasteringen met een hoogte van maximaal 1,50 meter zijn daarentegen wel toegestaan.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid; en
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde is het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo van toepassing en tevens zijn de volgende werkzaamheden strijdig:

  • a. aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. aanleggen van drainage;
  • d. aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
  • e. diepploegen en diepwoelen.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanbrengen van ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
  • b. aanbrengen van bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
  • c. afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
  • d. beplanten (of bebossen) van gronden;
  • e. ophogen van de bodem;
  • f. graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
  • g. rooien(of vellen) van houtgewas.

3.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en waarvoor geen vergunning nodig was;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. de realisatie van de vereiste natuurcompensatie en de landschappelijke inpassing van de randweg als bedoelt onder lid 3.1 betreffen.

3.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits zij verband houden met de doeleinden die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsbevoegdheid' bevoegd de bestemming 'Natuur' te wijzigen naar de bestemming 'Verkeer' ten behoeve van het verbeteren van de ontsluiting voor de woningen Peelse Loopdijk 4 en Handelseweg 14, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak en de haalbaarheid dienen te zijn aangetoond;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen,

waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische,

cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;

  • d. de bestaande te verleggen ontsluiting ter plaatse van de bestemming 'Verkeer' wordt met het wijzigingsplan opgeheven en vervangen door de bestemming 'Natuur';
  • e. het bepaalde in artikel 3 en 4 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegverkeer via de randweg middels 1 x 2 rijstrook met bijbehorende voorzieningen voor de afwikkeling van overwegend interlokaal verkeer;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – wal', een grondwal als geluidwerende voorziening, alsmede ten behoeve van de visuele afscherming en landschappelijke inpassing van de randweg overeenkomstig het landschapsplan als bijgevoegd in bijlage 2. De wal wordt aangelegd en aldus in stand gehouden overeenkomstig het landschapsplan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', een onderdoorgang;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer', een route voor langzaam verkeer, zijnde voetgangers en (brom)fietsers;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbij behorende:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. voorzieningen van algemeen nut;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:
  • a. de bouwhoogte van een gebouw voor nutsvoorzieningen mag niet meer dan 3 meter bedragen en de oppervlakte mag per gebouw voor nutsvoorzieningen niet meer dan 15 m² bedragen.

4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de bouwhoogte van de onderdoorgang minimaal 4,5 meter te bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid; en
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo van toepassing.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de huisvesting van één huishouden dat er zijn hoofdverblijf heeft;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' is maximaal één vrijstaande woning toegestaan;
  • c. voorzieningen ten behoeve van waterberging en –infiltratie.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' gelden de volgende bepalingen:

  • a. herbouw (nieuwbouw) van een bestaande woning is alleen toegestaan indien deze plaatsvindt op de bestaande fundering;
  • b. de woning mag een inhoud hebben van maximaal 600 m³;
  • c. de maximale goothoogte is 4,5 m;
  • d. de maximale bouwhoogte 8 m;
  • e. de afstand tussen de hoofdgebouwen mag maximaal 15 m zijn.

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bij woningen is een bijbehorend bouwwerk toegestaan met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
  • b. de maximale goothoogte is 3 m;
  • c. de maximale bouwhoogte is 5,5 m;
  • d. de minimale afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is 3 m;
  • e. de maximale oppervlakte van uitbreiding van bebouwing zonder erfbeplanting is 20 m².

5.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bij woningen zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld carports en overkappingen) toegestaan met een oppervlakte van maximaal 50 m², een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5,5 m;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 m zijn;
  • c. de maximale toegestane hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is 8 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Vergroting maximaal toegestane 100 m² bijbehorende bouwwerken bij woningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het vergroten van de maximaal toegestane oppervlakte van 100 m² die geldt voor bijbehorende bouwwerken, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: er dient een kwalitatieve landschappelijke inpassing plaats te vinden; de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
    • 2. zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt;
    • 4. bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit) en voldoet aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan;
  • b. maximaal 40 % van de te slopen oppervlakte mag teruggebouwd worden. De eerste 100 m² (reeds gebouwd of niet) waar men zonder omgevingsvergunning recht op heeft wordt niet meegenomen in de te slopen oppervlakte;
  • c. de maximale oppervlakte dat teruggebouwd mag worden mag maximaal 150 m² bedragen, waardoor de totale oppervlakte bijbehorende bouwwerken 250 m² is.

           

5.3.2 Vervangende nieuwbouw woningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor vervangende nieuwbouw, anders dan op de bestaande locatie, indien de nieuwe situering uit een oogpunt van beeldkwaliteit dan wel om verkeerstechnische redenen, zoals de afstand tot de weg, een verbetering oplevert.

 

5.3.3 Hogere bouw- en goothoogte bijgebouwen op de bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte die gelden voor de bijbehorende bouwwerken, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden dat:

  • a. de goot- en/of bouwhoogte in verhouding staan met de goot- en/of bouwhoogte van het      hoofdgebouw;
  • b. een hogere goot- en/of bouwhoogte wenselijk is vanuit beeldkwaliteit;
  • c. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. landschappelijke inpassing: er dient een kwalitatieve landschappelijke inpassing plaats te vinden; de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
    • 2. zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 3. ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt;
    • 4. bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit) en voldoet aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan;

 

5.3.4 Afwijking onderlinge afstandsgrens gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven maximale onderlinge afstand van 15 meter van hoofdgebouwen mits een inrichtingsplan uitwijst dat de grotere afstand blijft passen binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.

5.3.5 Aanleg zwembad

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken voor het bouwen van één niet-overdekt zwembad op het erf van een bestaande woning, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 100m² bedragen;
  • b. het zwembad mag niet bedrijfsmatig geëxploiteerd worden;
  • c. uit het bouwplan blijkt dat de waterafvoer van het zwembad als gevolg van een regenbui of het schoonmaken zodanig geregeld is dat dit geen nadelige invloed heeft op de omliggende gronden en/of de (druk)riolering.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken van bijgebouwen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruiken van gronden en gebouwen voor bedrijfsactiviteiten;
  • c. voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  • d. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Toestaan mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels om toe te staan dat een bijbehorend bouwwerk bij een woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte om te voorzien in een tijdelijke behoefte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. behoudens er sprake is van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie), moet aangetoond worden dat er sprake is van noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er blijft sprake van de huisvesting van één huishouden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van omwonenden en ( agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte past binnen de regeling inzake bijbehorende bouwwerken die voor de bestemming geldt;
  • e. de totale vloeroppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag maximaal 80 m² zijn;
  • f. de afstand tussen de afhankelijke woonruimte en de woning mag maximaal 20 meter bedragen;
  • g. aan de omgevingsvergunning wordt in ieder geval het voorschrift verbonden dat binnen twee maanden nadat het gebruik als afhankelijke woonruimte is beëindigd, dit door de hoofdbewoner van het pand schriftelijk wordt gemeld bij het college van burgemeester en wethouders en dat binnen drie maanden na deze melding de betreffende woonruimte ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning.

 

5.5.2 Aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf door (één van) de bewoners van de desbetreffende woning. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:

  • a. het aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf past binnen de regeling inzake bijbehorende bouwwerken die voor de bestemming geldt;
  • b. de gebruikte vloeroppervlakte mag maximaal 80 m² zijn;
  • c. de woonfunctie moet het belangrijkste blijven;
  • d. alleen ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse      uitgeoefende beroep of bedrijf is toegestaan;
  • e. er mag geen sprake zijn van een publiekgericht karakter;
  • f. er mag geen sprake zijn van detailhandel;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredig grote verkeersaantrekkende werking en op eigen terrein moet worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • h. er mag geen sprake zijn van buitenopslag.

 

5.5.3 Recreatief nachtverblijf als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het bieden van recreatief nachtverblijf als nevenactiviteit mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de hiervoor noodzakelijke faciliteiten mogen alleen worden gerealiseerd op een     bestemmingsvlak en wel binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw;
  • b. het betreft ten hoogste drie verblijfseenheden;
  • c. het hoofdgebouw mag niet worden uitgebreid voor het realiseren van die verblijfseenheden;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van       omwonenden en ( agrarische) bedrijven;
  • e. parkeren moet op eigen terrein plaatsvinden.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de in 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) erfbeplanting te verwijderen. Geen omgevingsvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm).

Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(hoofdbestemming), bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Voor deze gronden geldt de specifieke eis dat, voordat er een omgevingsvergunning kan worden verleend voor werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 40 cm, er een door burgemeester en wethouders goedgekeurd plan van aanpak voor archeologische begeleiding gedurende de werkzaamheden is overlegd.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 40 cm:

  • a. Afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
  • b. Het ophogen van de bodem;
  • c. Aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
  • d. Diepploegen en diepwoelen;
  • e. Graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
  • f. Aanleggen van drainage;
  • g. Het aanbrengen van oppervlakteverharding meer dan 100 m2;
  • h. Aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
  • i. Vellen of rooien en het aanplanten van houtgewas;
  • j. Aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.

6.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 6.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden verricht;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • c. betrekking hebben op werkzaamheden in de bodem binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bouwwerk.

6.3.3 Toelaatbaarheid

De werken en/of werkzaamheden genoemd in 6.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien uit een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van archeologische waarden.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'Waarde - Archeologie' op de verbeelding weghalen indien uit onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is komen vast te staan dat deze gronden geen archeologische verwachtingswaarde hebben. 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Inner Horizontal en Conical Surface (IHCS)

Het is niet toegestaan om op gronden binnen de Inner Horizontal en Conical Surface enig bouwwerk te bouwen, houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 45 m boven NAP.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Voorwaardelijke verplichting gebruik randweg

Het gebruik van de randweg als bedoeld in artikel 4 is strijdig indien niet binnen 5 jaar na de aanleg van de randweg de natuurcompensatie en de landschappelijke inpassing zijn aangelegd overeenkomstig deeltraject II en III van het landschapsplan zoals opgenomen als bijlage 2 van onderhavige regels.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Herbegrenzing ecologische hoofdstructuur

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overig zone – in verordening ruimte te verwijderen ehs' wordt de ecologische hoofdstructuur verwijderd.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de planregels van dit plan ten aanzien van het in geringe mate overschrijden van bestemmings- of bouwgrenzen, indien een meetverschil of de werkelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft.

 

11.2 Afwijkingen maatvoeringen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de planregels van dit plan ten aanzien van:

  • a. het afwijken van de op de verbeelding of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages,voor zover daarvoor geen bijzondere afwijkingsbevoegdheid in deze planregels is opgenomen, mits deze met niet meer dan 10% worden veranderd. Deze afwijkingsbevoegdheid kan worden toegepast als een concreet bouwplan hiertoe aanleiding geeft en mits is aangetoond dat realisering van dit bouwplan uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is. Deze afwijkingsbevoegdheid is niet van toepassing op bebouwingspercentages, oppervlaktematen boven 100 m² en inhoudsmaten boven 250 m³;
  • b. het afwijken van de voorgeschreven afstandsmaat ten opzichte van zijdelingse en achterste perceelgrens ten behoeve van het bouwen tot op de perceelgrens, mits is aangetoond dat zich op het betreffende perceel geen andere reële mogelijkheden voordoen en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

11.3 Afwijken bouwregels algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de planregels van dit plan ten aanzien van het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, verkeersvoorzieningen, lantaarnpalen, wachthuisjes, telefooncellen, kapellen, recreatieve voorzieningen zoals banken, picknicktafels, informatieborden, vistrappen, fiets- en voetgangersbruggetjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen. Deze bouwwerken mogen geen grotere hoogte hebben dan 3,50 m. en geen groter oppervlak dan 10 m² hebben. Verder moet zijn aangetoond dat realisering van het bouwplan op de betreffende locatie uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • a. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • b. hetgeen onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in hetgeen onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld in hetgeen onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. hetgeen onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Noord-Om".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Gemert-Bakel, gehouden op…..