direct naar inhoud van Artikel 12 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Plan: Milheeze-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.BPmilheezenoord-VG01

Artikel 12 Agrarisch – Agrarisch bedrijf

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voorde uitoefening van een agrarisch bedrijf met de bijbehorende voorzieningen zoals mestopslagsilo's, permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van waterberging en -infiltratie, voer- en mestplaten, mest- of waterbassins van folie, verharding en groene erfinrichting.

De oppervlakte voor bebouwing, verharding en andere voorzieningen mag maximaal 80% van het bestemmingsvlak bedragen zodat er tenminste 20% overblijft voor de groene erfinrichting.

Per bestemmingsvlak mag slechts één bedrijf worden uitgeoefend. Verder zijn op bedrijfsniveau voorzieningen toegestaan ten behoeve van een duurzame ontwikkeling en exploitatie van het desbetreffende bedrijf zoals mestverwerking, energie opwekking en biovergisting.

Voor zo ver de aard van de bedrijven is aangeduid op de verbeelding geldt de volgende

onderverdeling:

  • a. op bestemmingsvlakken met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch grondgebonden' zijn alleen grondgebonden activiteiten toegestaan;

12.2 Bouwregels

Op of in de in 12.1. bedoelde gronden mag het volgende worden gebouwd:

  • a. één bedrijfswoning met aan- en bijbouwen;
  • b. agrarische bedrijfsbebouwing;
  • c. bouwwerken geen gebouw zijnde en andere voorzieningen;
  • d. maximaal 1000 m² ondersteunende kassen.

Op of in de in 12.1. bedoelde gronden mag gebouwd worden met inachtneming van de volgende maatvoering:

  • a. de bedrijfswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m³;
  • b. de maximale goothoogte is 4,5 m1, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
  • c. de maximale bouwhoogte 11 m1, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
  • d. de afstand tussen de hoofdgebouwen mag maximaal 15m1 zijn;
  • e. de maximale toegestane hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde is 12m1;
  • f. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2m1 zijn;
  • g. de minimale afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is 3m1;
  • h. de maximale oppervlakte van uitbreiding van bebouwing zonder erfbeplanting is 20 m²;
  • i. voor (delen van) bestemmingsvlakken met de aanduiding "maximum bebouwingspercentage"
  • j. geldt het daarin aangegeven getal als maximum;
  • k. ondergronds bouwen tot meer dan 1 meter beneden peil is toegestaan voor het realiseren van mestputten onder bedrijfsgebouwen.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Onder met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. Krachtens het bepaalde in artikel 7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met dit bestemmingsplan.
  • b. Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kleinschalige, kortstondige, incidentele evenementen waarvoor op grond van andere regelgeving een vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.
  • c. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde onder 1. indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

12.4 Aanlegvergunningregels

Het is verboden op of in de in 12.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) erfbeplanting te verwijderen. Geen aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer.

Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbei)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

Voor het verwijderen van erfbeplanting geldt in dit verband dat uit een nieuw (erf)inrichtingsplan moet blijken dat kan worden voldaan aan: landschapsopbouw onder andere in de vorm van een groene erfinrichting met een minimale omvang van 20% van het bebouwde en verharde deel van het bestemmingsvlak.