direct naar inhoud van Bijlagen bij toelichting
Plan: Proeftuin Elsendorp
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.BPElsendorp-VO01

Bijlagen bij toelichting

Bijlage 1 Kaders voor omgevingsplan

Hoofdstuk 1 Wat staat er in deze bijlage?

In deze bijlage worden de beleidskaders van het omgevingsplan Proeftuin Elsendorp getoetst. De beleidskaders en de randvoorwaarden die daaruit volgen bepalen de beleidsvrijheid die de gemeente heeft bij het opstellen van dit plan. De gemeente kan, als daar goede redenen voor zijn, er voor kiezen buiten de door de overheid aangegeven kaders beleid te formuleren. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van relevant landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Rijksbeleid

Op nationaal niveau zijn de volgende plandocumenten indirect van belang voor dit omgevingsplan. Deze plandocumenten hebben hun doorwerking in provinciaal en gemeentelijk beleid.

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur Milieu en Ruimte

Het Rijk richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen en zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend,bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028), te weten:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Toelichting

Dit omgevingsplan past binnen de hoofdlijnen van beleid uit de structuurvisie Infrastructuur en ruimte. Het plangebied ligt niet in een omgeving waarin opgaven van nationaal belang spelen.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, het Natuurnetwerk Nederland, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

Toelichting

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is door het Rijk vastgelegd dat de Provincie verantwoordelijk is voor de begrenzing van het Nationaal Natuurnetwerk (NNN, voorheen EHS) en begrenzing en bescherming van de NNN dient vast te leggen in een provinciale verordening. In noord-Brabant is de NNN vastgelegd in Natuurnetwerk Brabant.

Het Barro voorziet verder niet in onderwerpen die op het gebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het omgevingsplan geen beperkingen vanuit het Barro gelden.

2.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening is in artikel 3.1.6 vastgelegd dat voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven en worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.

De ladder bevat een motiveringseis voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen waarbij zorgvuldig ruimtegebruik en de onderbouwing van de behoefte zijn gekoppeld aan regionale afstemming. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant sluit hierbij aan. Er zijn daarbij geen extra eisen gesteld door de Provincie.

Toelichting

De ladder moet worden toegepast als er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

2.2 Provinciaal beleid
2.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant (2018)

Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld. Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vinden voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van de leefomgeving van de inwoners van Brabant. In de omgevingsvisie heeft Brabant vier hoofdopgaven benoemd om Brabant welvarend, verbonden en klimaatproof te laten zijn. Deze vier hoofdopgaven stellen doelen voor Brabant in 2030 en Brabant in 2050. Aan de basis van de hoofdopgaven liggen veiligheid, gezondheid en een goede omgevingskwaliteit. Hieraan werkt Brabant samen met anderen.

De vier hoofdopgaven:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie
  • Werken aan een klimaatproof Brabant
  • Werken aan de slimme netwerkstad
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie

De vier hoofdopgaven hebben een grote ruimtelijke impact. Brabant is te klein als alles naast elkaar plaatsvindt. Het wordt dus passen en meten, met opgaven naast, onder, boven en met elkaar. Meerwaardecreatie en meervoudig slim ruimtegebruik is noodzaak. De opgaven moeten daarom altijd in onderlinge samenhang worden gezien.

Het handelen van de provincie richt zich op het verknopen en verweven van opgaven en het zoeken naar synergie en meerwaarde. Bij het zoeken naar oplossingen voor maatschappelijke opgaven vindt de provincie het belangrijk om vanuit meerdere richtingen naar een ontwikkeling te kijken. Dit wordt het 'diep, rond en breed' kijken genoemd.

  • Diep - niet alleen kijken naar effecten op de bovenste laag in het hier en nu, maar betrekken hierin de dynamiek en randvoorwaarden die de onderste lagen meegeven. Daarbij kijken we op verschillende schaalniveaus naar gelang een vraagstuk daarom vraagt en benutten we de factor tijd actief. Hierbij kijken we ook naar het verleden, de geschiedenis van de lagen op een plek.
  • Rond - niet sectoraal maar combineren opgaven en kansen zodat ontwikkelingen optimaal bijdragen aan een circulair, sterk en sociaal Brabant, waarin alle Brabanders zich prettig voelen. Vanuit een gebiedsgerichte insteek. Een nieuwe ronde manier van kijken naar een balans tussen people, planet en profit.
  • Breed – niet kijken vanuit één gezichtspunt maar betrek daar veel partijen bij, met al hun gezichtspunten, meningen, wensen, ideeën en belangen.

Toelichting

Middels dit bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wil de gemeente invulling geven aan de meerwaardecreatie en het meervoudig slim ruimtegebruik voor het gebied rondom Elsendorp. Samenwerking staat hierbij voorop. Dit sluit aan bij de provinciale visie.

2.2.2 Interim omgevingsverordening Brabant (2019)

Op 25 oktober 2019 is de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. In de omgevingsverordening staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid juridische binding te geven. Onderstaande aspecten zijn relevant voor het plan.

In de Interim Omgevingsverordening heeft de provincie instructieregels voor gemeenten opgenomen.

Omgevingskwaliteit

De provincie wil de omgevingskwaliteit van Brabant bevorderen, in combinatie met een veilige en gezonde leefomgeving. Bij omgevingskwaliteit gaat het om de kwaliteit van een plek of gebied, die bepaald wordt door een goed samenspel van herkomstwaarde, belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde. De karakteristiek van een plek of gebied bestaat uit herkomst- en belevingswaarden. Onderling zijn deze nauw verbonden en geworteld in een lang historisch ontwikkelingsproces.

Vitaal platteland

Landelijk gebied omvat een onderverdeling in de subzones:

  • Gemengd landelijk gebied
  • Groenblauwe mantel

In veel gevallen bestaan er voor beide zones gelijke ontwikkelingsmogelijkheden. In die gevallen wordt gesproken over Landelijk gebied. Alleen als het nodig is onderscheid te maken, wordt in de betreffende regel gesproken over de subzone.

Andere zones die in het gebied voorkomen zijn:

- beperkingen veehouderij

- glastuinbouwdoorgroeigebied

- stalderingsgebied

- verstedelijking afweegbaar

- natuurnetwerk Brabant

Ontwikkelingsrichting

In diverse artikelen wordt een verbinding gelegd over het inpasbaar zijn van een ontwikkeling binnen de gewenste ontwikkelingsrichting van het gebied. Om deze afweging te kunnen maken, is het nodig dat een gemeente beleid uitwerkt waarin een ontwikkelingsrichting voor de verschillende typen gebied is opgenomen. Dat voorkomt gelegenheidsplanologie en biedt duidelijkheid naar zowel initiatiefnemers als omwonenden.

Een ontwikkelingsrichting biedt dit houvast voor initiatiefnemers bij de ontwikkeling van concrete initiatieven en kan ook als basis dienen voor de toepassing van het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan of een wijzigingsbesluit.

Toelichting

Binnen dit plan zijn twee ontwikkelingsgebieden opgenomen waarin houvast wordt geboden aan initiatiefnemers. De ontwikkelingsrichtingen sluiten aan bij de ontwikkelingsmogelijkheden die in Gemengd landelijk gebied en de Groenblauwe mantel mogelijk gemaakt kunnen worden. Hiermee wordt invulling gegeven aan dit deel van het provinciaal beleid.

Gemengd landelijk gebied

Het gemengd landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies.

Grondgebonden agrarische bedrijven mogen in het agrarisch gebied uitbreiden. Permanente teeltondersteunende voorziening waaronder kassen tot 5000 m² zijn binnen het bouwblok toegestaan. In de gebieden die daarvoor specifiek zijn aangewezen, zijn binnen het bouwblok kassen tot 1,5 ha toegestaan. Andere agrarische bedrijven mogen uitbreiden tot maximaal 1,5 ha en voor veehouderijen en glastuinbouwbedrijven blijft ook hier gelden wat specifiek daarover in de Interim Omgevingsverordening is geregeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.BPElsendorp-VO01_0028.png"

Figuur - gemengd landelijk gebied (bron: provincie Noord-Brabant)

Toelichting

Het gemengd landelijk gebied komt voornamelijk in het noordelijk plangebied voor. Binnen dit plan valt dat deel ook binnen het ontwikkelgebied en daarmee is invulling gegeven aan de verordening.

Groenblauwe mantel

Het gemengd landelijk gebied is het overgangsgebied tussen Natuurnetwerk Brabant en de landelijk gebieden.

Een bestemmingsplan van toepassing op de Groenblauwe mantel:

  • a. strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • b. stelt regels ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van het gebied;
  • c. borgt dat een ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken.

Binnen de groenblauwe mantel is het mogelijk om grondgebonden agrarische bedrijven uit te breiden, vestigen of er naar om te schakelen. Bouw of uitbreiding van kassen is dan niet toegestaan en de bouw of uitbreiding van permanente teeltondersteunende voorzieningen is gelimiteerd tot 3 hectare.

Bestaande glastuinbouw is toegestaan, maar mogen zich niet uitbreiden. Overige agrarisch bedrijven zijn onder voorwaarden tot 1,5 hectare bouwperceel toegestaan, nieuwvestiging is uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.BPElsendorp-VO01_0029.png"

Figuur - De groenblauwe mantel komt voor rondom Natuurnetwerk Brabant (bron: provincie Noord-Brabant)

Toelichting

De groenblauwe mantel valt geheel in het zuidelijk plangebied. Hier is dit plan gericht op het gericht op behoud en het versterken van de natuurlijke en landschappelijke waarden. Daarmee wordt aangesloten op de provinciale verordening.

Veehouderijen

De transitie naar een zorgvuldige veehouderij wordt ondersteund door specifieke regels in de Verordening. Er wordt alleen nog ontwikkelruimte geboden aan veehouderijen als daarmee de ontwikkeling naar een zorgvuldige veehouderij in gang wordt gezet. De basis voor die systematiek wordt gelegd door de huidige omvang van alle veehouderijen vast te leggen, zowel qua omvang van het bouwperceel als omvang van de bebouwing. Voor alle veehouderijen geldt hetzelfde regime.

Onder voorwaarden is ontwikkeling van een veehouderij mogelijk. Dit is gebaseerd op de denklijn 'Ontwikkelruimte moet je verdienen en is niet onbegrensd'. Om ontwikkelruimte te verdienen moet er sprake zijn van (een ontwikkeling naar) een zorgvuldige veehouderij. Dit doet een ondernemer door maatregelen te treffen voor zijn veehouderij die deze ontwikkeling ondersteunen. Door Gedeputeerde Staten worden daartoe nadere regels gesteld, die bekend zijn als de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV). In de verordening worden de verschillende mogelijkheden uitgewerkt.

Er zijn ook gebieden met de aanduiding 'Beperking veehouderij'. Als een veehouderij binnen deze aanduiding is gesitueerd, gelden aparte regels. Hoofdregel binnen deze aanduiding is dat veehouderijen geen ontwikkelingsruimte hebben. De beperkingen gelden echter niet als sprake is van een grondgebonden veehouderij.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.BPElsendorp-VO01_0030.png"

Figuur - beperkingen veehouderij (met name in het zuidelijk deel van het plangebied) (bron: provincie Noord-Brabant)

Stalderen

Binnen Stalderingsgebied gelden extra voorwaarden voor de ontwikkeling van veehouderijen gericht op het voorkomen van een verdere regionale concentratie van vee en het tegengaan van (verdere) leegstand. De toename van de oppervlakte dierenverblijf binnen een bouwperceel is alleen mogelijk als er elders dierenverblijven verdwijnen; het zogenaamde stalderen.

Toelichting

De rechtstreekswerkende regels voor veehouderijen, waaronder het principe van stalderen zijn opgenomen in dit plan.

Glastuinbouw

In de Interim Omgevingsverordening zijn ten behoeve van de glastuinbouw doorgroeigebieden en vestigingsgebieden begrensd. In deze gebieden dient zich de glastuinbouw in Brabant te concentreren. In de vestigingsgebieden zijn nieuwe glastuinbouwbedrijven toegestaan. In de doorgroeigebieden ligt de nadruk op verdere ontwikkeling van bestaande glastuinbouwbedrijven. Nieuwe bedrijven zijn hier slechts onder voorwaarden toegestaan. Een glastuinbouwbedrijf buiten de aangewezen gebieden mag maximaal een omvang hebben van 3 hectare netto glas.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.BPElsendorp-VO01_0031.png"

Figuur - glastuinbouwdoorgroeigebied (bron: provincie Noord-Brabant)

Toelichting

Het glastuinbouwdoorgroeigebied en de bijbehorende regels hebben een plaats gekregen binnen dit plan. Daarmee is voldaan aan de provinciale verordening.

Mestbewerking

Uitgangspunt van het provinciaal beleid is dat mestbewerking een industriële activiteit betreft die in beginsel gevestigd moet worden op een daarvoor geschikt bedrijventerrein. Onder stringente voorwaarden is de ontwikkeling van deze niet-agrarische functie mogelijk op een bestaand bouwperceel in Gemengd landelijk gebied. Dat kan als nevenfunctie op het bouwperceel van een agrarisch technisch hulpbedrijf maar ook als zelfstandige functie op een andere daartoe geschikte locatie.

In Gemengd landelijk gebied is een uitzondering mogelijk als:

  • de mest met behulp van pijpleidingen wordt aangevoerd, en
  • na bewerking tenminste 50 % van het volume van de mest is omgezet in loosbaar water.

Toelichting

De regels uit de provinciale verordening met betrekking tot mestbewerking zijn overgenomen in dit plan.

Niet agrarische ontwikkelingen

De Interim Omgevingsverordening geeft algemene regels voor een aantal niet-agrarische ontwikkelingen in het buitengebied. De ontwikkeling van diverse niet-agrarische activiteiten is onder voorwaarden toegelaten in de gemengd landelijke gebieden en in de groenblauwe mantel. Algemeen uitgangspunt is dat gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing. De regels hebben betrekking op het wonen in het buitengebied, waaronder ook de ontwikkeling van ruimte-voor-ruimtekavels en kwaliteitsverbetering in bebouwingsconcentraties en landgoederen.

Daarnaast zijn er regels voor diverse andere niet-agrarische ontwikkelingen. Deze regels zijn erop gericht om een kader te geven voor de aard en omvang van deze ontwikkelingen waarbinnen de gemeente haar eigen ruimtelijke afweging kan maken. Afwijkende regels zijn er voor agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven, horecabedrijven en maatschappelijke voorzieningen, recreatiewoningen, dagrecreatie, kleinschalige vrijetijdsvoorzieningen, lawaaisporten, zonneparken en windturbines.

Toelichting

Binnen dit plan zijn de regels voor niet-agrarische ontwikkelingen daar waar relevant voor het plangebied overgenomen uit de provinciale verordening.

Stedelijke ontwikkelingen

Artikel 3.43 Afwijkende regels Verstedelijking afweegbaar

In afwijking van artikel 3.42 Duurzame stedelijke ontwikkeling, eerste lid, kan een bestemmingsplan, ter plaatse van Verstedelijking afweegbaar voorzien in de nieuwvestiging van een duurzame stedelijke ontwikkeling als:

  • a. binnen Stedelijk Gebied feitelijk of vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte beschikbaar is;
  • b. transformatie van cultuurhistorisch waardevol of geschikt leegstaand vastgoed niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
  • d. de stedenbouwkundige- en landschappelijke inrichting rekening houdt met de omgevingskwaliteit en structuren in het gebied en de naaste omgeving waaronder een duurzame afronding van het Stedelijk Gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.BPElsendorp-VO01_0032.png"

Figuur gebied met stedelijk afweegbaar (bron: provincie Noord-Brabant)

Toelichting

Middels dit bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Overigens wordt dit artikel geschrapt in de nieuwste Omgevingsverordening Noord-Brabant die in 2021 verschijnt. Gemeenten zijn vanaf dan zelf verantwoordelijk om gebaseerd op de diep-rond-breed methodiek die in de omgevingsvisie is afgesproken een afweging te maken waar stedelijke ontwikkeling het beste een plek kan krijgen als dit binnenstedelijk niet mogelijk is.

Natuur

Paragraaf 3.2.3 natuur netwerk brabant

Een bestemmingsplan van toepassing op Natuur Netwerk Brabant:

  • a. strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;
  • b. bevat regels gericht op de bescherming van de ecologische waarden en kenmerken en houdt daarbij ook rekening met andere aanwezige waarden en kenmerken, zoals rust, stilte, cultuurhistorische waarden en kenmerken;
  • c. staat, zolang het Natuur Netwerk Brabant niet is gerealiseerd, bestaande bebouwing en bestaande planologische gebruiksactiviteiten toe.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.BPElsendorp-VO01_0033.png"

Figuur Natuurnetwerk Brabant (bron: provincie Noord-Brabant)

Toelichting

In het zuidelijke deel van het plangebied ligt het Natuurnetwerk Brabant. In dit gedeelte van het plangebied is het plan gericht op behouden wat er is en het versterken van de natuurlijke en landschappelijke waarden. Hiermee wordt invulling gegeven aan de verordening.

Cultuurhistorie

Artikel 3.29 cultuurhistorische waarden

Een bestemmingsplan van toepassing op Cultuurhistorisch waardevol gebied:

  • is mede gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken zoals beschreven in de Cultuurhistorische Waardenkaart;
  • stelt regels ter bescherming van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

Toelichting

Het bestemmingsplan is daar waar de provincie het gebied heeft aangewezen als cultuurhistorisch gericht op behoud en versterking van reeds aanwezige waarden.

Conclusie

De regels in het bestemmingsplan zijn niet strijdig met de interim omgevingsverordening 2019.

2.2.3 Concept Omgevingsverordening Noord-Brabant (21 september 2020)

De provincie wil de omgevingskwaliteit van Brabant bevorderen, in combinatie met een veilige en gezonde leefomgeving. Bij omgevingskwaliteit gaat het om de kwaliteit van een plek of gebied, die bepaald wordt door een goed samenspel van herkomstwaarde, belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde. De karakteristiek van een plek of gebied bestaat uit herkomst- en belevingswaarden. Onderling zijn deze nauw verbonden en geworteld in een lang historisch ontwikkelingsproces.

In de verordening is een zorgplicht opgenomen voor een goede omgevingskwaliteit. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan een juiste balans tussen beschermen en benutten. Bij de evenwichtige toedeling van functies speelt de balans tussen beschermen en benutten een belangrijke rol.

De zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit omvat een aantal basisprincipes in combinatie met een diepe en ronde manier van kijken, die afkomstig zijn uit de Brabantse omgevingsvisie:

  • zorgvuldig ruimtegebruik – doel is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Het optimaal benutten van de bestaande bebouwde omgeving draagt bij aan het behoud van de openheid en kwaliteit van het buitengebied en aan hergebruik van leegkomende of bebouwingslocaties in zowel stedelijk als landelijk gebied;
  • toepassing van de lagenbenadering - het is van belang om te weten hoe de omgeving in elkaar steekt en te kijken naar alle lagen: de ondergrond, de netwerklaag, de bovenlaag en de tijdsdimensie en naar de wisselwerking tussen deze lagen. Iedere laag kent zijn eigen dynamiek, verschillende veranderingssnelheid en mate van omkeerbaarheid bij ingrepen. Hierbij gaat het ook om de effecten van een ontwikkeling elders, nu en in de toekomst;
  • meerwaardecreatie – door vanuit meerdere kanten (people, planet, profit) naar een initiatief te kijken, wordt het initiatief en daarmee Brabant, er beter van.

In de verordening zijn geen regels opgenomen voor de brede manier van kijken. Participatie en samenwerking zijn in de Brabantse praktijk een vanzelfsprekendheid. Vanuit provinciaal belang zijn er naast de basisprincipes ook specifieke regels voor onderwerpen opgenomen in deze verordening.

De provincie hecht veel waarde aan het versterken van de omgevingskwaliteit in het landelijk gebied. Een ontwikkeling moet gepaard gaan met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. Daarnaast geldt een grote opgave in het landelijk gebied om leegstaande bebouwing tegen te gaan. Veel agrarische ondernemers stoppen met de bedrijfsvoering. Om leegstand, verpaupering, criminaliteit en verstening van het buitengebied tegen te gaan is een bouw-sloop regeling opgenomen in de verordening. Hier wordt het principe van zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Wanneer hergebruik niet mogelijk is kan er gesloopt worden en eenzelfde hoeveelheid bebouwing terug worden gebouwd.

Indien er in een gebied ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt dan dienen deze te passen binnen de gestelde ontwikkelingsrichting voor dit gebied waarin de basisprincipes zijn toegepast. Hierbij moet rekening worden gehouden met de kwaliteitsverbetering landschap en de bouw-sloop regeling.

De verordening maakt daarnaast een aantal rood-voor-groen ontwikkelingen mogelijk buiten bestaand ruimtebeslag. Hierdoor ontstaan meer mogelijkheden voor ontwikkelingen in het landelijk gebied met als voorwaarde dat de rode ontwikkeling volledig wordt ingezet om de groene doelen te behalen.

Toetsing

De ontwikkelingen in dit plan zijn in paragraaf 3.2 beoordeeld op basis van de basisprincipes van de verordening. De ontwikkelingen sluiten aan bij de basis principes.

De mogelijkheden die worden geboden in hoofdstuk 4 van de regels van dit plan en de voorwaarden die aan nieuwe ontwikkelingen worden gesteld zijn afgestemd op de regels uit de omgevingsverordening.

Conclusie

De regels in het bestemmingsplan zijn niet strijdig met de concept omgevingsverordening 2021.

2.3 Waterschapsbeleid

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief).

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Omgevingsvisie;
  • Interim Omgevingsverordening.
2.3.1 Waterbeheerplan Aa en Maas 2016 - 2021

Het Waterschap AA en Maas is de waterbeheerder binnen het plangebied. In het waterbeheerplan van Waterschap Aa en Maas wordt aangeven wat de doelen zijn voor de periode 2016-2021 en hoe deze doelen bereikt moeten worden. Het plan is afgestemd op het nationale, provinciale en regionale waterbeleid en beleid van de andere Nederlandse waterschappen. Het doel van het waterbeheerplan is om het watersysteem en de afvalwaterketen op orde te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede dat mensen en dieren in Noordoost-Brabant leven in een veilige, schone en prettige omgeving.

In het waterbeheerplan wordt een indeling gemaakt in de volgende thema’s:

  • Veilig en bewoonbaar;
  • Voldoende water en robuust watersysteem;
  • Schoon water;
  • Gezond en natuurlijk water;
  • Het leveren van maatschappelijke meerwaarde.

Het waterschap Aa en Maas hanteert navolgende principes:

  • Gescheiden houden van vuilwater en schoon hemelwater;
  • Doorlopen van de afwegingsstappen: hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer;
  • Hydrologisch neutraal bouwen;
  • Water als kans;
  • Meervoudig ruimtegebruik;
  • Voorkomen van vervuiling;
  • Wateroverlastvrij bestemmen;
  • Waterschapsbelangen.

Toetsing en conclusie

Met dit bestemmingsplan wordt tevens gestreefd naar een duurzamere manier om met water om te gaan en om water langer vast te houden. De aanleg van waterberging is dan ook één van de doelen uit de visie Proeftuin Elsendorp. Nieuwe initiatieven in het plangebied worden getoetst aan het waterschapsbeleid. Voor ieder initiatief wordt een seperate watertoets uitgevoerd.

2.4 Gemeentelijk beleid
2.4.1 Structuurvisie+ Gemert-Bakel 2011-2021

Met de structuurvisie+ stuurt de gemeente ontwikkelingen in de juiste richting. Het doel is uiteindelijk oplossingen te creëren voor de vraagstukken die spelen in de gemeente op het gebied van wonen, werken, landbouw, recreëren, welzijn en natuur. De gemeente streeft hierbij naar het duurzaam verbinden van mens, ruimte en middelen. Een gelijkmatige verdeling van lusten en lasten, over een balans tussen de toenemende mobiliteit en een sociaal, gezond en veilig leefklimaat, over de zorg voor een aantrekkelijk fysieke leefomgeving en over een duurzame landbouw en intensieve veehouderij.

Toetsing en conclusie

Met de verdeling van het plangebied in tweeën, het noordelijke dynamische buitengebied en het zuidelijke rustig buitengebied, wordt een balans gevonden in een sociaal, gezond en veilig leefklimaat, over de zorg voor een aantrekkelijk fysieke leefomgeving en over een duurzame landbouw en intensieve veehouderij.

2.4.2 Structuurvisie proeftuin Elsendorp

De hoofdlijn van de visie proeftuin Elsendorp is beschreven in Hoofdstuk 2 (Structuurvisie Proeftuin Elsendorp). In de visie wordt beschreven hoe bewoners, gemeente en provincie samenwerken op diverse onderwerpen, zoals leegstand en het samenwerken gezamenlijk optrekken in ontwikkelingen. De visie en het bijbehorende programma Meerwaardeplan worden samen met dit plan vastgesteld.

Toetsing en conclusie

Dit plan beschrijft de planologische ontwikkelingsmogelijkheden van het buitengebied Elsendorp op basis van de visie Proeftuin Elsendorp en draagt zodoende bij aan de in de visie beoogde kwaliteit en leefbaarheid van Elsendorp. In dit plan zijn de kaders gesteld om o.a. leegstand tegen te gaan en ontwikkelingen gezamenlijk op te pakken.

2.4.3 Gemeentelijk waterplan 2019-2023

Het gemeentelijk waterplan bestaat uit het rioleringsplan en het waterplan voor 2019 t/m 2023. Dit plan is gezamenlijk opgesteld binnen de samenwerkingsregio Brabantse Peel (gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren) en het waterschap Aa en Maas. Hierin wordt o.a. ingespeeld op klimaatadaptatie en de noodzaak de leefomgeving hierop aan te passen. Dit houdt in dat er gewerkt wordt aan het tegengaan van hittestress en het herinrichting van de buitenruimte om goed om te kunnen gaan met enorme hoeveelheden neerslag in korte tijd. Om dit op te pakken wordt steeds vaker integraal gewerkt, zodat ook andere leefbaarheid van de omgeving kan wordt verbeterd.

Toetsing en conclusie

Elsendorp wordt genoemd als een van de dorpen waarop het integraal werken, waarbij participatie een belangrijk onderdeel is, vergevorderd is. Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt hier dan ook verder invulling aangegeven. Het dorp kan zo middels de initiatieven en het gebiedsfonds sturen op een betere waterhuishouding in het gebied en bijvoorbeeld waterbergingen aanleggen.

2.4.4 Beleidskader plattelandswoningen

De ‘Wet plattelandswoning’ trad op 1 januari 2013 in werking. De wet wijzigt de bescherming voor (voormalig) agrarische bedrijfswoningen en de definitie van geurgevoelig object. Deze wet bevat een regeling voor veehouderijen die niet gestopt zijn, maar waarvan de woning qua gebruik wordt afgesplitst (plattelandswoning). Het gaat om de bescherming tegen geur van de voormalige eigen veehouderij.

De gemeente Gemert-Bakel heeft na de inwerkingtreding van deze wet in 2013 eigen beleid geformuleerd om voormalige bedrijfswoningen om te kunnen zetten naar een plattelandswoning. Onder voorwaarden kan met dit beleid een dergelijke woning mogelijk gemaakt worden als voldaan wordt aan verschillende criteria:

  • Plattelandswoningen zijn uitsluitend mogelijk bij in werking zijnde agrarische bedrijven;
  • Plattelandswoningen zijn alleen mogelijk bij agrarische bestemmingen;
  • Het moet gaan om bestaande gevallen van voor 1 januari 2013.

Als voldaan wordt aan de criteria kan eventueel medewerking verleend worden aan het gebruik

van de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning.

Toelichting

De wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Gemert-Bakel Buitengebied 2017 is geschrapt. Via de ontwikkellagen worden nu mogelijkheden geboden voor plattelandswoningen.

2.4.5 Beleidsnotitie Boerderijsplitsing

Door woningsplitsing wordt bijgedragen aan behoud van cultuurhistorie en leefbaarheid. Om cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in het buitengebied te behouden, is door de gemeente in 2005 besloten mee te werken aan boerderijsplitsing. De splitsing van het pand in twee woningen beoogt behoud van het cultureel (agrarisch) erfgoed en landschap door het ‘organiseren van meer eigenaren’. Doel is bij te dragen (beheer en onderhoud) aan de toeristisch-recreatieve potentie en de herkenbaarheid en uniciteit van ons landschap en bebouwing. Door de splitsing van panden wordt bijgedragen aan nabuurschap en leefbaarheid. De splitsing is op basis van de cultuurhistorische betekenis van het pand of op basis van mantelzorg. De mantelzorgwoning kan zowel in het pand als buiten het bestaande pand georganiseerd worden. Nabuurschap op basis van mantelzorg heeft vergunning-technisch altijd een tijdelijk karakter.Door woningsplitsing wordt bijgedragen aan behoud van cultuurhistorie en leefbaarheid. Om cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in het buitengebied te behouden, is door de gemeente in 2005 besloten mee te werken aan boerderijsplitsing. De splitsing van het pand in twee woningen beoogt behoud van het cultureel (agrarisch) erfgoed en landschap door het ‘organiseren van meer eigenaren’. Doel is bij te dragen (beheer en onderhoud) aan de toeristisch-recreatieve potentie en de herkenbaarheid en uniciteit van ons landschap en bebouwing. Door de splitsing van panden wordt bijgedragen aan nabuurschap en leefbaarheid. De splitsing is op basis van de cultuurhistorische betekenis van het pand of op basis van mantelzorg. De mantelzorgwoning kan zowel in het pand als buiten het bestaande pand georganiseerd worden. Nabuurschap op basis van mantelzorg heeft vergunning-technisch altijd een tijdelijk karakter.

Toelichting

De wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Gemert-Bakel Buitengebied 2017 is geschrapt. Via de ontwikkellagen worden nu mogelijkheden geboden voor boerderijsplitsing.

2.4.6 Gemeentelijk geurbeleid

Op 6 februari 2014 heeft de gemeenteraad van de gemeente Gemert-Bakel de “Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Gemert-Bakel 2013” vastgesteld. In de beleidsregel is opgenomen dat bij het beoordelen van ruimtelijke initiatieven en plannen als vertaling van het criterium “een aanvaardbaar woon - en leefklimaat” voor het aspect cumulatieve geurhinder uit stallen van veehouderijen toetswaarden worden gehanteerd.

Toelichting

Gezien de strengere normen uit de Verordening wil de gemeente deze normen hanteren voor zowel geur als fijn stof. Daar waar de gemeente strengere voorwaarden stelt, worden deze van toepassing verklaard.

2.4.7 Gemeentelijk archeologisch beleid

De gemeente Gemert - Bakel heeft in januari 2016 het nieuwe gemeentelijke archeologisch beleid vastgesteld. Het archeologiebeleid bestaat uit drie delen. In deel 1 is de inleiding op de archeologische nota opgenomen. Deel 2 bevat het feitelijke archeologiebeleid en in het laatste deel zijn de randvoorwaarden waar een goed gemeentelijke archeologisch beleid uit bestaat uitgeschreven.

Het archeologiebeleid uit 2010 is in 2015 geëvalueerd. Samenvattend bestaat het archeologiebeleid uit drie beleidsregels:

1. De gemeente behoudt zoveel als mogelijk de archeologische resten in de grond en beschermt en behoudt deze redelijkerwijs waar mogelijk met dit beleid;

2. De gemeente Gemert-Bakel hanteert de oppervlakte van de effectieve bodem verstorende ingrepen als uitgangspunt voor het bepalen van de archeologische onderzoeksverplichting in een plangebied.

3. De gemeente hanteert een verstoringsdiepte van maximaal 0,4 meter beneden maaiveld.

4. De volgende 7 categorieën worden onderscheiden:

  • 1. Wettelijk beschermd archeologisch monument;
  • 2. Gebied van archeologische waarde;
  • 3. Gebied met een hoge archeologische verwachting, dorpskern;
  • 4. Gebied met een hoge archeologische verwachting;
  • 5. Gebied met een middelhoge archeologische verwachting;
  • 6. Gebied met een lage archeologische verwachting;
  • 7. Gebied zonder archeologische verwachting.

5. Er zijn in de gemeente geen archeologische aandachtsgebieden of monumenten aangewezen. De aanwijzing hiervan is op grond van de archeologieverordening wel mogelijk.

6. De gemeente stelt daarnaast nog enkele specifieke richtlijnen in relatie tot het bepalen wanneer sprake is van een archeologische onderzoeksverplichting.

7. Het budget voor uitvoering van het gemeentelijk archeologiebeleid is gebaseerd op het uitgangspunt ‘de verstoorder betaald’.

8. Archeologische verenigingen of vrijwilligers dienen waar mogelijk betrokken te worden bij archeologisch onderzoek.

9. De uitgangspunten van het archeologiebeleid wordt vertaald in alle gemeentelijke bestemmingsplannen en worden actueel gehouden in de archeologieverordening.

De archeologische beleidskaart geeft de vertaling van de archeologische waarden en verwachting naar concrete maatregelen in de sfeer van de ruimtelijke ordening. Deze beleidskaart treedt in de plaats van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant. De gemeentelijke beleidskaart is tot stand gekomen op basis van de resultaten van recente onderzoeken en nieuwe (wetenschappelijke) inzichten en kennis. Hierdoor is de gemeentelijke kaart actueler en gedetailleerd.

Toelichting

De vijf categorieën uit het gemeentelijk beleid zijn overgenomen als dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie 4’ en ‘Waarde – Archeologie 5’. De andere waarden komen niet voor in het plangebied. Hiermee is het archeologisch beleid geborgd in het omgevingsplan.

2.4.8 Gemeentelijk VAB-beleid

Er was behoefte aan een vernieuwd toetsingskader voor vrijkomende agrarische bedrijven (VAB). Het provinciaal beleid, de gemeentelijke structuurvisie en Visie Plattelandsontwikkeling hebben daarvoor kaders opgesteld, maar de concrete invulling vindt plaats in het vernieuwde VAB-beleid. Het toetsingskader helpt de burger, ondernemer, bestuurder als ook de ambtenaar en draagt bij aan een aantrekkelijk buitengebied waar goed gewoond, gewerkt en geleefd kan worden voor iedereen. Verrommeling en verstening van het landschap wordt tot een minimum beperkt door de ondernemer planologische ontwikkelingsruimte te bieden, mits hij/zij bereid is te investeren in het slopen en opruimen van overtollige gebouwen.

Toelichting

Via de ontwikkellagen worden mogelijkheden geboden om VAB's te herbestemmen.

2.4.9 Beleidsnota Bed & Breakfast

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot recreatie en toerisme is opgenomen in de Structuurvisie+. Hierin staat dat, vanwege het grote aantal bedden dat in de gemeente wordt ontwikkeld, de gemeente selectief is met het ondersteunen van nieuwe initiatieven voor verblijfsaccommodaties en de uitbreiding van bestaande verblijfsaccommodaties. Een B&B betreft een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie, met een geringe uitstraling naar de omgeving. Dergelijke initiatieven passen binnen het selectieve beleid ten aanzien van verblijfsrecreatie dat is geformuleerd in de Structuurvisie+. Doel van deze nota is de voorwaarden vast te leggen, waaraan moet worden voldaan om een B&B in de gemeente Gemert-Bakel te realiseren.

Toelichting

De uitgangspunten van de Beleidsnota Bed & Breakfast zijn verwerkt in de regels van het bestemmingsplan.

2.4.10 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Gemert-Bakel

In december 2015 is het nieuwe Beeldkwaliteitsplan Buitengebied door de gemeente GemertBakel vastgesteld. In het buitengebied van Gemert-Bakel vinden veel verschillende ontwikkelingen plaats. Naast landbouw vinden steeds meer nieuwe functies hun plaats in het buitengebied. Door deze trend is het noodzakelijk om aandacht te besteden aan een goede afstemming van deze functies en de gewenste beeldkwaliteit te bewaken.

Het plan biedt richtlijnen over of de ontwikkeling past bij zijn omgeving en hoe deze ontwikkeling vormgegeven dient te worden, zodat sprake is van een goede landschappelijke inpassing. In het Beeldkwaliteitsplan wordt verder ingegaan op de trends in het buitengebied. Daarnaast wordt op basis van de historie van het landschap en de karakteristieken van het huidige buitengebied, onderscheid gemaakt in drie verschillende landschapstypen:

  • Beekdallandschap;
  • Kampenlandschap met oude akkers;
  • Peelontginningenlandschap.

In deze drie gebieden zijn verschillende beelddragers gelegen. De beelddragers in het plan zijn uitgesplitst in gehuchten, oude akkers, beken en waterlopen, bos en bomenrijen, houtwallen en –singels. Het beeldkwaliteitsplan geeft de visie van de gemeente over de gewenste verschijningsvormen van het landschap en de bebouwing daarin per onderscheiden gebied.

Toelichting

Het beeldkwaliteitsplan wordt als bijlage opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.