direct naar inhoud van Planregels
Plan: de Rooye Asch 2013
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.deRooyeAsch2012-ON01

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan de Rooye Asch 2013 met indentificatienummer NL.IMRO.1652.deRooyeAsch2012-ON01 van de gemeente Gemert-Bakel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch gebruik:

het gebruik van gronden of gebouwen voor het telen van gewassen of het houden van dieren;

1.6 bar-dancing:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen;

1.7 beeldkwaliteit:

waardering en herkenning van alle visuele waarnemingen vanaf een bepaalde locatie;

1.8 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting en/of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie dat in de logiesverblijven - permanent wisselende - recreatieve (nacht-)verblijfsmogelijkheden geboden worden, hetgeen een verbod op permanente bewoning van recreatieverblijven inhoudt;

1.9 bedrijfswoning of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.10 bestaand:

bij bouwwerken of werken, geen bouwwerken zijnde: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp;

bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van de betreffende gebruiksbepaling;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.18 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.19 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.21 extensieve recreatie:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving en die naar hun aard harmoniëren met natuur en landschap, zoals wandelen, fietsen, skeeleren, kanoën en paardrijden;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 horecabedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van logies en/of het verstrekken van dranken en etenswaren, voor gebruik ter plaatse, ten dienste van het recreatiebedrijf, met uitzondering van een discotheek/bar-dancing en/of een seksinrichting;

1.24 kampeermiddel:

        • I. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
        • II. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.25 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.

1.26 onderkomen:

een voor verblijf geschikt bouwwerk, waaronder begrepen een al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, chalet, voor zover geen bouwwerk zijnde, alsmede een tent;

1.27 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.28 pand:

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.29 peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;

1.30 permanente bewoning:

het gebruik van een ruimte, daaronder begrepen kampeermiddelen, chalets, stacaravans en recreatieverblijven, als woonadres als bedoeld in de Wet Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (Wet GBA) dan wel uit andere gegevens en bescheiden en/of de feitelijke omstandigheden blijkt van permanente bewoning;

1.31 prostitutie:

het zich ten behoeve van een ander tegen betaling beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten aan anderen zoals het exploiteren van een seksclub, privéhuis, raamprostitutie, escortservice, thuisprostitutie en bemiddelingsbureau dat bemiddelt tussen prostituee en klant;

1.32 raamprostitutie:

het etaleren van prostituees achter vensters, gericht op de openbare weg, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;

1.33 recreatieverblijf:

een permanent aanwezig gebouw, waaronder mede verstaan een recreatiewoning, woonkeet, chalet of stacaravan, bestemd voor verblijfsrecreatie gedurende een gedeelte van het jaar van maximaal twee maanden aaneengesloten, uitsluitend door diegenen die hun woonadres elders hebben, waarbij permanente bewoning niet is toegestaan;

1.34 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.35 stacaravan of chalet:

een caravan die als een gebouw is aan te merken;

1.36 straatprostitutie:

het op de openbare weg door handeling, houding, woord, gebaar of op andere wijze benaderen van het publiek, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;

1.37 verblijfsrecreatie:

recreatief nachtverblijf voor een korte aaneengesloten periode van maximaal twee maanden, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen of recreatieverblijven, uitsluitend door diegenen die hun woonadres elders hebben;

1.38 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.39 woonadres:
  • a. het adres waar betrokkene woont, of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  • b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a., betrokkene naar redelijke verwachtingen gedurende drie maanden minimaal tweederde van de tijd zal overnachten.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens;

2.2 de afstand tot de bestemmingsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de bestemmingsgrens;

2.3 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de breedte van bouwpercelen:

tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel en de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens of perceelsgrens;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de lengte, breedte en diepte van bouwwerken:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. het behoud, herstel en/of ontwikkeling van waterhuishoudkundige waarden;
  • c. extensief recreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en/of hekwerken worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2,5 m.

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied (als bedoeld in Artikel 7) ten behoeve van de aanleg van een parkeerterrein, met inachtneming van de volgende criteria:

  • a. de bevoegdheid dient in samenhang te worden toegepast met het bepaalde in lid 4.5 en lid 7.4 van deze regels;
  • b. bij een aanvraag tot wijziging dient een inrichtingsplan te worden overgelegd;
  • c. het inrichtingsplan als bedoeld onder b. moet in overeenstemming zijn met het Beeldkwaliteitsplan De Rooye Asch (zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 29 oktober 2009), opgenomen in Bijlage 1.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, met als primaire doel visuele afscherming tussen de aangrenzende bestemmingen Recreatie en de directe omgeving daarvan;
  • b. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke, cultuurhistorische, aardkundige en waterhuishoudkundige waarden met een zo sterk mogelijke ecologische en ruimtelijke samenhang;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • d. aarden wallen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wandelpaden en/of fietspaden, mits de afstand tot percelen met de bestemming Recreatie-2 tenminste 3 m bedraagt.

met daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
    • 2. de hoogte van een informatiezuil mag niet meer bedragen dan 7 m;
    • 3. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor:
      • reclamedoeleinden;
      • opslag van goederen, stoffen, materieel of materialen;
      • parkeren;
    • 2. het verwijderen van groenstructuren, anders dan in de vorm van normaal onderhoud.
  • b. Bij de realisering van de bestemming moet primair opgaande beplanting worden aangelegd en in stand worden gehouden (behoudens noodzakelijk beheer) ten behoeve van de beoogde groenafscheiding.
  • c. Bij de aanleg van wandel- en/of fietspaden binnen 6 m van de bestemming Recreatie-2 moet tussen het pad en de grens van bedoelde bestemming een groenafscheiding met opgaande beplanting van tenminste 2 m breed worden aangelegd en in stand worden gehouden.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.3 sub a onder 2 en toestaan dat groenstructuren worden verwijderd, mits:
    • 1. de verwijdering incidenteel plaats heeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de inpassing van het recreatieterrein in het omringende landschap;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied (als bedoeld in Artikel 7) ten behoeve van de aanleg van een parkeerterrein, dan wel in een bestemming voor tuin en/of bijbehorend erf, met inachtneming van de volgende criteria:

  • a. de bevoegdheid dient in samenhang te worden toegepast met het bepaalde in lid 3.3 en lid 7.4 van deze regels;
  • b. bij een aanvraag tot wijziging dient een inrichtingsplan te worden overgelegd, indien en voor zover de wijziging betrekking heeft op de aanleg van een parkeerterrein;
  • c. het inrichtingsplan als bedoeld onder b. moet in overeenstemming zijn met het Beeldkwaliteitsplan De Rooye Asch (zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 29 oktober 2009), opgenomen in Bijlage 1

Artikel 5 Recreatie - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. recreatief verblijf;
  • c. een centrale recreatieve voorziening, ten behoeve van de onder a en b toegelaten doeleinden;
  • d. voorzieningen ten behoeve van beheer en onderhoud;
  • e. sport-, speel- en spelvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • g. kunstobjecten;
  • h. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • i. gebouwen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • k. terreinen, wegen en -paden;
  • l. speelvoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. parkeervoorzieningen;

waarbij geldt dat:

  • o. maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
  • p. maximaal één centrale recreatieve voorziening is toegestaan met een bruto-oppervlakte van maximaal 5.000 m2 en waarbinnen;
    • 1. horeca is toegestaan tot een bruto-oppervlakte van maximaal 1.000 m2;
    • 2. een receptie, ontvangstruimte en aanverwante voorzieningen zijn toegestaan tot een bruto-oppervlakte van maximaal 1.500 m2;
    • 3. detailhandel is toegestaan tot een bruto-oppervlakte van maximaal 300 m2;
    • 4. voorzieningen op het gebied van ontspanning en sport, en dienstverlening op het gebied van persoonlijke verzorging zijn toegestaan tot een bruto-oppervlakte van 600 m2;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' de gronden primair zijn bestemd voor de hoofdontsluiting;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteiten-ontsluiting' de gronden mede moeten kunnen worden gebruikt als calamiteiten-ontsluiting;
  • s. de gronden mede zijn bestemd voor open water, met een oppervlakte van ten minste 8.000 m².

5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. voor de centrale recreatieve voorziening en de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van de centrale recreatieve voorziening mag maximaal 12 m bedragen;
    • 2. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, mag maximaal 750 m3 bedragen;
    • 3. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning mag maximaal 4 m respectievelijk 11 m bedragen;
  • b. voor recreatieverblijven gelden de volgende regels:
    • 1. er mogen maximaal 450 recreatieverblijven worden gebouwd;
    • 2. de inhoud van de recreatieverblijven mag maximaal bedragen:
      • van ten hoogste 30 verblijven: 650 m3;
      • van ten hoogste 130 verblijven: 500 m3;
      • voor de overige verblijven: 400 m3;
    • 3. de goot- en bouwhoogte van een recreatieverblijf mag maximaal 4 m respectievelijk 9 m bedragen;
    • 4. de afstand tussen niet-aaneengebouwde recreatieverblijven moet minimaal 3 m bedragen;
    • 5. per recreatieverblijf is één aangebouwd bijbehorend bouwwerk toegestaan;
    • 6. de grondoppervlakte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 12 m2 bedragen;
    • 7. de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 m respectievelijk 5 m bedragen;
  • c. voor gebouwen voor beheer en onderhoud gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 200 m² bedragen;
    • 2. de goot- en bouwhoogte mag maximaal 4,5 m respectievelijk 6,5 m bedragen;
  • d. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte op recreatieve bouwpercelen mag bedragen:
      • maximaal 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
      • maximaal 6 meter voor palen, antenne- en vlaggenmasten;
      • maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
    • 2. de bouwhoogte buiten recreatieve bouwpercelen mag bedragen:
      • maximaal 2,5 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
      • maximaal 8 meter voor palen, antenne- en vlaggenmasten;
      • maximaal 4 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting van bebouwing en de kapvorm van gebouwen ten behoeve van:

  • a. een samenhangend bebouwingsbeeld en beeldkwaliteit waarbij de ontwerprichtlijnen van het beeldkwaliteitplan De Rooye Asch (zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 29 oktober 2009), opgenomen in Bijlage 1, in acht genomen dienen te worden;
  • b. een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing zoals opgenomen in het beeldkwaliteitplan De Rooye Asch (zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 29 oktober 2009), met aandacht voor:
    • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en gevelbeelden;
    • 2. de samenhang met nabij gelegen bebouwing;
    • 3. de hoogtedifferentiatie;
    • 4. een goede verhouding tussen bouwmassa en inrichting van de omgeving waarbij rekening is gehouden met een goede landschappelijke inpassing.
  • c. een goede verblijfssituatie, in het bijzonder met oog op:
    • 1. de lichttoetreding/ bezonning c.q. schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    • 2. het uitzicht;
    • 3. de aanwezigheid van voldoende privacy;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
  • e. het voorkomen van wateroverlast.
5.3.2 Open water

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en diepte van open water met het oog op:

  • a. de gebruiksmogelijkheden, veiligheid en bereikbaarheid van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
  • b. een goede landschappelijke inpassing van het recreatieterrein;
  • c. een goede waterhuishoudkundige situatie.
5.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
    • 2. het gebruik van de recreatieverblijven anders dan ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie.
    • 3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf, straatprostitutie of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie;
    • 4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, anders dan in het kader van, dan wel ten behoeve van het recreatiebedrijf;
    • 5. het gebruik van gronden en bouwwerken als verkooppunt voor motorbrandstoffen;
        • a. Het gebruik van het terrein conform deze bestemming is alleen dan planologisch toegestaan indien voldoende parkeergelegenheid wordt aangelegd en instandgehouden.
        • b. Het gebruik van het terrein conform deze bestemmingen alleen dan planologisch is toegestaan, indien de groenzone als bedoeld in Artikel 4 wordt aangelegd en instandgehouden.

Artikel 6 Recreatie - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatief verblijf;

met daarbij behorende:

  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. tuinen en erven;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. van een bouwperceel mag maximaal 50% worden bebouwd met gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. voor recreatieverblijven gelden de volgende regels:
    • 1. per bouwperceel is maximaal één recreatieverblijf toegestaan, behalve indien in de bestaande situatie op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit plan reeds meerdere recreatieverblijven aanwezig zijn, in welk geval dat aantal gehandhaafd mag worden;
    • 2. op een bouwperceel is géén recreatieverblijf toegestaan indien in de bestaande situatie op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit plan geen recreatieverblijf aanwezig is;
    • 3. de afstand tussen niet-aaneengebouwde recreatieverblijven moet minimaal 3 m bedragen;
    • 4. de inhoud van een recreatieverblijf mag maximaal 200 m³ bedragen;
    • 5. de grondoppervlakte van een recreatieverblijf mag maximaal 60 m²;
    • 6. de goot- en bouwhoogte van een recreatieverblijf mag maximaal 2,75 m respectievelijk 5 m bedragen;
    • 7. indien en voor zover bestaande maten meer (respectievelijk minder) bedragen dan de onder 2 t/m 5 genoemde maxima (respectievelijk minima), dan gelden voor het betreffende perceel de maten, zoals aanwezig in de bestaande situatie, als maximum, mits de mate van overschrijding (resp. onderschrijding) niet toeneemt;
  • c. voor bijbehorende bouwwerken bij recreatieverblijven gelden de volgende regels:
    • 1. per recreatieverblijf is maximaal één aangebouwd bijbehorend bouwwerk toegestaan;
    • 2. de grondoppervlakte mag maximaal 12 m2 bedragen;
    • 3. de goot- en bouwhoogte mag maximaal 2,25 m respectievelijk 4 m bedragen;
    • 4. indien en voor zover bestaande maten of aantallen meer bedragen dan de onder 1 t/m 3 genoemde maxima, dan gelden voor het betreffende perceel de bestaande maten of aantallen als maximum, mits de mate van overschrijding niet toeneemt;
  • d. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag bedragen:
      • maximaal 1,80 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
      • maximaal 6 meter voor palen, antenne- en vlaggenmasten;
      • maximaal 2,5 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting van bebouwing en de kapvorm van gebouwen ten behoeve van:

  • a. een samenhangend bebouwingsbeeld en beeldkwaliteit waarbij de ontwerprichtlijnen van het beeldkwaliteitplan De Rooye Asch (zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 29 oktober 2009), opgenomen in Bijlage 1, in acht genomen dienen te worden;
  • b. een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing zoals opgenomen in het beeldkwaliteitplan De Rooye Asch (zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 29 oktober 2009), met aandacht voor:
    • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en gevelbeelden;
    • 2. de samenhang met nabij gelegen bebouwing;
    • 3. de hoogtedifferentiatie;
    • 4. een goede verhouding tussen bouwmassa en inrichting van de omgeving waarbij rekening is gehouden met een goede landschappelijke inpassing.
  • c. een goede verblijfssituatie, in het bijzonder met oog op:
    • 1. de lichttoetreding/ bezonning c.q. schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    • 2. het uitzicht;
    • 3. de aanwezigheid van voldoende privacy;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
  • e. het voorkomen van wateroverlast.

6.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
    • 2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf, straatprostitutie of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie;
    • 3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf;
        • a. Het gebruik van het terrein conform deze bestemming is alleen dan planologisch toegestaan indien voldoende parkeergelegenheid wordt aangelegd en instandgehouden.
        • b. Het gebruik van het terrein conform deze bestemmingen alleen dan planologisch is toegestaan, indien de groenzone als bedoeld in Artikel 4 wordt aangelegd en instandgehouden.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming te wijzigen in de bestemming Recreatie - 1 indien het voornemen bestaat het betreffende perceel geheel te herinrichten, met inachtneming van de volgende criteria:

  • a. alle bestaande opstallen moeten worden gesloopt;
  • b. een aanvraag tot wijziging moet vergezeld gaan van een aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen (bouwplan) alsmede van een inrichtingsplan voor het bijbehorende erf;
  • c. het bouwplan als bedoeld onder b. moet in overeenstemming zijn met het bepaalde in lid 5.2 sub b en sub d onder 1;
  • d. het bepaalde in lid 5.2 sub b onder 1 blijft bij wijziging buiten beschouwing;
  • e. per bouwperceel is maximaal één recreatieverblijf toegestaan, waarvan de inhoud maximaal 400 m³ mag bedragen;
  • f. bij wijziging kan tevens toepassing worden gegeven aan het in lid 5.3 bepaalde;
  • g. het bouwplan en het inrichtingsplan als bedoeld onder b. moeten in overeenstemming zijn met het Beeldkwaliteitsplan De Rooye Asch (zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 29 oktober 2009), opgenomen in Bijlage 1.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen;
  • b. verblijfsgebieden;
  • c. parkeerterreinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • d. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen zijn begrepen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag bedragen:
    • 1. maximaal 10 meter voor bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, waaronder bruggen zijn begrepen;
    • 2. maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van straatprostitutie.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' te wijzigen in een bestemming voor tuin en/of bijbehorend erf, ten behoeve van de aanleg van een tuin en/of bijbehorende erf, dan wel in de bestemming Groen (als bedoeld in Artikel 4), met inachtneming van de volgende criteria:

  • a. de bevoegdheid dient in samenhang te worden toegepast met het bepaalde in lid 3.3 en lid 4.5 van deze regels;
  • b. gebouwen en hekwerken zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2,5 m bedragen;
  • d. de afstand van een bouwwerk tot de openbare weg moet minimaal 10 m bedragen, uitgezonderd erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1 m.

Artikel 8 Waarde - Archeologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen:

  • a. bouwwerken gebouwd worden tot een oppervlakte van maximaal 500 m2 mits niet dieper dan 0,40 m onder maaiveld.
8.2.2 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde -

Archeologie'.

8.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gesteld in lid 8.2 voor het oprichten van bouwwerken van meer dan 500 m2 en/of dieper dan 0,40 m onder maaiveld, onder de voorwaarden dat:

  • a. de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verboden werken en/of werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen over een grotere oppervlakte dan 500 m2;
  • b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.

8.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 8.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning

8.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 8.3.1 zijn slechts toelaatbaar mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in lid 8.1 genoemde doeleinden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

8.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,40 m hebben.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Begrenzing aanpassen

Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toevoegen dan wel verwijderen indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
  • b. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

9.1 Basisregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels zou overeenstemmen, of voorzover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

10.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen mag in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 de bouwgrens, gevellijn of bestemmingsgrens worden overschreden door tot gebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen als stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, overstekende daken, putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen en hiermee vergelijkbare bouwdelen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m¹ bedraagt.

10.3 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • d. de ruimte tussen bouwwerken.

10.4 Bestaande afwijkingen

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:

  • goot- en bouwhoogte;
  • oppervlakte;
  • inhoud;
  • bebouwingspercentage;
  • afstanden;

dan zijn de bestaande maten dan wel afstanden eveneens toegestaan.

 

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Als een verboden gebruik wordt in dit plan in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  • a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
        • a. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voorzover het betreft parkeren en overigens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
        • b. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Bevoegdheid tot afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan, behoudens van de regels van de bestemming Recreatie-2 (artikel 5) ten behoeve van:

  • a. het bouwen of plaatsen van nutsvoorzieningen, tot een oppervlakte van maximaal 10 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • b. een overschrijding van de (bij recht) geregelde maximum maten, afmetingen, percentages met maximaal 10%;
        • a. een overschrijding van de (bij recht) geregelde bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot maximaal 10 m;
        • b. een overschrijding de (bij recht) geregelde bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van civieltechnische werken en zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 m;
        • c. een overschrijding van de (bij recht) geregelde bouwhoogte van gebouwen, ten behoeve van ondergeschikte verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de overschrijding niet meer dan 10% van de oppervlakte van het gebouw bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte met niet meer dan 25% wordt overschreden.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m¹ mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van (meet)afwijkingen in de verbeelding ten opzichte van de feitelijk aanwezige situatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
        • a. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
        • b. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
        • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
        • b. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • b. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

15.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan 'de Rooye Asch 2013' van de gemeente Gemert-Bakel”.