direct naar inhoud van Artikel 7 Bedrijf - 4
Plan: Bedrijventerrein Wolfsveld 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.Wolfsveld2010-VA01

Artikel 7 Bedrijf - 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een milieustraat voor het aanvoeren, afvoeren, inzamelen, sorteren, herstellen en opslaan van afvalstoffen van particulieren alsmede kleinschalig bedrijfsafval;
  • b. een inrichting voor het composteren van GFT-afval en groenafval;
  • c. een kringloopwinkel ten behoeve van de verkoop van herbruikbare, gerecyclede goederen en geproduceerde goederen als ondergeschikte nevenactiviteit van het bepaalde in artikel 7.1 sub a en sub b, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kringloopwinkel';
  • d. bedrijfsbebouwing ten dienste van het bepaalde in artikel 7.1 sub a en sub b;
  • e. een kantoorruimte ten dienste van het bepaalde in artikel 7.1 sub c;
  • f. een kantine ten dienste van het bepaalde in artikel 7.1 sub c;
  • g. voorzieningen van openbaar nut, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • h. verkeersvoorzieningen in de vorm van:
  • interne wegen;
  • in- en uitritten;
  • i. parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds, met dien verstande dat parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd;
  • j. (openbare) groenvoorzieningen;
  • k. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de in artikel 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde doeleinden worden gebouwd;
  • b. de aangegeven aanduidingen zijn van toepassing;
  • c. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'.

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • b. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 3 meter en de maximale oppervakte van nutsvoorzieningen bedraagt 15 m²;
  • c. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter;
  • d. gebouwen dienen in of op de achterste perceelgrens te worden gebouwd, dan wel minimaal 3 meter uit de achterste perceelgrens.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak bedraagt 3 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak 2 meter bedraagt. De maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak in een strook van 0,75 meter vanaf de perceelgrens gesitueerd aan de straatzijde bedraagt 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten binnen het bouwvlak bedraagt 8 meter, met dien vertande dat de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten buiten het bouwvlak 10 meter bedraagt. De maximale bouwhoogte van vlaggenmasten buiten het bouwvlak in een strook van 0,75 meter vanaf de perceelgrens gesitueerd aan de straatzijde bedraagt 10 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van antennemasten binnen het bouwvlak bedraagt 12 meter, met dien vertande dat de maximale bouwhoogte van antennemasten buiten het bouwvlak 12 meter bedraagt. De maximale bouwhoogte van antennemasten buiten het bouwvlak in een strook van 0,75 meter vanaf de perceelgrens gesitueerd aan de straatzijde bedraagt 12 meter
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt 5 meter, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak 1,5 meter bedraagt.
  • e. ten aanzien van reclamemasten gelden de volgende eisen:
    • 1. reclamemasten dienen minimaal 500 meter uit elkaar te staan;
    • 2. reclamemasten dienen minimaal 15 meter vanaf bomen te worden geplaatst;
    • 3. de maximale bouwhoogte van een reclamemast bedraagt 1,6 x de bouwhoogte van het op kortste afstand gesitueerde gebouw;
    • 4. de maximale hoogte van de reclame uiting bedraagt 1/3 van de masthoogte;
    • 5. de maximale breedte van de reclame uiting bedraagt 1/5 van de masthoogte.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de goothoogte en/of bouwhoogte, alsmede aan de situering en afmetingen van de bebouwing en de aanleg van een groenstrook aan de straatzijde van het bedrijfsperceel:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld alsmede de beeldkwaliteit overeenkomstig het Masterplan;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en zich daarop bevindende bouwwerken;
  • c. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • d. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid;
  • e. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de sociale veiligheid;
  • f. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ten behoeve van parkeren op eigen terrein.

7.4 Ontheffing van de bouwregels
7.4.1 Bouwen in of op de zijdelingse perceelgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

  • a. artikel 7.2.2 sub c voor het bouwen van gebouwen in of op de zijdelingse perceelgrens, mits:
  • dit noodakelijk is in het licht van de bedrijfsvoering;
  • dit geen nadelige effecten heeft uit oogpunt van brandveiligheid en sociale veiligheid;
  • er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden: een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden;
    • 3. in geval van in de directe omgeving gesitueerde bedrijfswoningen de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
  • b. hierbij nadere eisen te stellen ten aanzien van:
    • 1. de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
    • 2. de kapvorm van gebouwen;
    • 3. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van een andere tak van bedrijvigheid dan volgens het bepaalde in artikel 7.1 is toegestaan;
  • b. de uitoefening van detailhandel anders dan bedoeld in artikel 7.1 sub c;
  • c. woondoeleinden;
  • d. BEVI-inrichtingen;
  • e. nieuwe zelfstandige kantoren;
  • f. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • g. een seksinrichting;
  • h. het plaatsen van onderkomens.