direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijf - 2
Plan: Bedrijventerrein Wolfsveld 2010
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.Wolfsveld2010-ON01

Artikel 5 Bedrijf - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. industriële en ambachtelijke bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 2, 3.1 en 3.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • b. groothandelsbedrijven die genoemd staan in milieucategorie 2, 3.1 en 3.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten.
  • c. kantoorachtige bedrijven die genoemd staan in milieucategorie 2, 3.1 en 3.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat de kavelgrootte van de bedrijven minimaal 2.000 m² bedraagt;
  • d. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • e. kleinschalige bedrijven tot een perceelsoppervlak van 5.000m²;
  • f. grootschalige bedrijven met een perceelsoppervlak van 5.000 m² en groter;
  • g. horecavoorzieningen die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van de doeleinden als genoemd in artikel 5.1 sub a, sub b en sub c;
  • h. productiegebonden detailhandel, die ten dienste staan van en ondergeschikt is aan de bedrijven als genoemd in artikel 5.1 sub a, sub b en sub c;
  • i. parkeer- en verkeersvoorzieningen, met dien verstande dat parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd;
  • j. zendmast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • k. (openbare) groenvoorzieningen;
  • l. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • m. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde doeleinden worden gebouwd;
  • b. de aangegeven aanduidingen zijn van toepassing voor bouwwerken, niet zijnde bedrijfswoningen alsmede bijbouwen en aan- en uitbouwen behorende bij deze bedrijfswoningen;
  • c. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage';
  • e. voor het aanbrengen van reclame geldt dat ze uitsluitend aan het gebouw mogen worden aangebracht, mits:
  • 1. de afmetingen passen in de architectuur;
  • 2. zij worden aangebracht op of aan luifels;
  • 3. zij worden aangebracht op dichte (gesloten) gevelvlakken binnen een afgekaderd vlak of als een 'medaillon' met dien verstande dat zij niet hoger zijn dan het gebouw zelf.
  • f. vrijstaande reclame, anders dan bepaald in artikel 5.2.5 sub e en f, is iet toegestaan.
  • g. de presentatie c.q. oriëntatie van de gebouwen (hoofdtoegang en/of kantoorruimten) zal worden gericht op de wegenstructuur (in de zone langs de Lodderdijk presentatie aan die zijde);
  • h. als hoofdrichting van de gevelvlakken dienen zoveel mogelijk de richtingen evenwijdig aan of haaks op de rooilijn te worden aangehouden;
  • i. voor de bedrijfspercelen langs de Lodderdijk, de Scheiweg (tussen de Oost-om en de Lodderdijk) en de Oost-Om (zuidelijk deel vanaf Scheiweg tot plangrens) wordt gestreefd naar een representatieve kant van de bedrijven en een diversiteit in architectuur teneinde:
  • 1. de ruimtelijke meerwaarde met betrekking tot de belevingswaarde van het plangebied te creëren;
  • 2. de ruimtelijke attractiewaarde en daarmede een meerwaarde voor de presentatie van bedrijven zelf te vergroten.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • c. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 3 meter en de maximale oppervakte van nutsvoorzieningen bedraagt 25 m²;
  • d. gebouwen dienen in of op de achterste perceelgrens te worden gebouwd, dan wel minimaal 3 meter uit de achterste perceelgrens.

5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erkers, mits de diepte niet meer bedraagt dan 50% van de afstand tussen de bouwgrens en de weg of openbaar groen, met een maximum van 1,50 m¹.
  • b. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. er is maximaal één bedrijfswoning per bedrijf en per bouwperceel toegestaan;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • e. de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 2 meter;
  • f. de maximale inhoud bedraagt 750 m³.

5.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter;
  • c. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 2 meter;
  • d. voor het bouwen van een bijgebouw en/of aan- en uitbouw in de zijdelingse perceelsgrens met een bouwhoogte van 3 meter of meer geldt dat het dak waarmee het bijgebouw en/of aan- en uitbouw wordt afgedekt een dakhelling dient te hebben van maximaal 45° en dat de dakhelling op de zijdelingse perceelgrens dient te zijn georiënteerd.
  • e. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 80 m².

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak bedraagt 3 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak 2 meter bedraagt. De maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak in een strook van 0,75 meter vanaf de perceelgrens gesitueerd aan de straatzijde bedraagt 1 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten binnen het bouwvlak bedraagt 8 meter, met dien vertande dat de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten buiten het bouwvlak 10 meter bedraagt. De maximale bouwhoogte van vlaggenmasten buiten het bouwvlak in een strook van 0,75 meter vanaf de perceelgrens gesitueerd aan de straatzijde bedraagt 10 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van antennemasten binnen het bouwvlak bedraagt 12 meter, met dien vertande dat de maximale bouwhoogte van antennemasten buiten het bouwvlak 12 meter bedraagt. De maximale bouwhoogte van antennemasten buiten het bouwvlak in een strook van 0,75 meter vanaf de perceelgrens gesitueerd aan de straatzijde bedraagt 12 meter
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt 10 meter, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak 1,5 meter bedraagt;
  • e. ten aanzien van reclamemasten gelden de volgende eisen:
  • 1. reclamemasten dienen minimaal 500 meter uit elkaar te staan;
  • 2. reclamemasten dienen minimaal 15 meter vanaf bomen te worden geplaatst;
  • 3. de maximale bouwhoogte van een reclamemast bedraagt 1,6 x de bouwhoogte van het op kortste afstand gesitueerde gebouw;
  • 4. de maximale hoogte van de reclame uiting bedraagt 1/3 van de masthoogte;
  • 5. de maximale breedte van de reclame uiting bedraagt 1/5 van de masthoogte.
  • f. ten aanzien van reclamezuilen gelden de volgende eisen:
  • 1. de maximale hoogte bedraagt 6 meter.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de goothoogte en/of bouwhoogte, alsmede aan de situering en afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld alsmede de beeldkwaliteit overeenkomstig het Masterplan;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en zich daarop bevindende bouwwerken;
  • c. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • d. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid;
  • e. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de sociale veiligheid;
  • f. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

5.4 Ontheffing van de bouwregels
5.4.1 Hoogte erfafscheiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in

  • a. artikel 5.2.5 sub a voor het oprichten van een erfafscheiding met een maximale bouwhoogte van 4 meter mits:
  • de erfafscheiding gelegen is binnen het bouwvlak;
  • deze grotere hoogte noodzakelijk is uit oogpunt van veiligheid;
  • er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van;
  • 1. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
  • 2. de gebruiksmogelijkheden: een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden;
  • 3. in geval van in de directe omgeving gesitueerde bedrijfswoningen de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
  • b. hierbij nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  • 1. de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
  • 2. de kapvorm van gebouwen;
  • 3. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.

5.4.2 Verhoging bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in

  • a. artikel 5.2.1 sub d voor het verhogen van het aangegeven bebouwingspercentage tot een maximaal bebouwingspercentage van 85% mits:
  • de verhoging van dit percentage noodzakelijk is in het licht van de bedrijfsvoering;
  • deze verhoging geen nadelige effecten heeft uit oogpunt van brandveiligheid en sociale veiligheid;
  • er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • 1. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
  • 2. de gebruiksmogelijkheden: een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden;
  • 3. in geval van in de directe omgeving gesitueerde bedrijfswoningen de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
  • b. hierbij nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  • 1. de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
  • 2. de kapvorm van gebouwen;
  • 3. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.

5.4.3 Verhoging maximale bouwhoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2.2 sub b voor het verhogen van de aangegeven maximale bouwhoogte tot een maximale bouwhoogte van 12 meter mits:
  • de verhoging van noodakelijk is in het licht van de bedrijfsvoering;
  • deze verhoging geen nadelige effecten heeft uit oogpunt van brandveiligheid en sociale veiligheid;
  • er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • 1. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
  • 2. de gebruiksmogelijkheden: een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden;
  • 3. in geval van in de directe omgeving gesitueerde bedrijfswoningen de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
  • b. hierbij nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  • 1. de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
  • 2. de kapvorm van gebouwen;
  • 3. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.

5.4.4 Bouwen in of op de zijdelingse perceelgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2.2 sub a voor het bouwen van gebouwen in of op de zijdelingse perceelgrens, mits:
  • dit noodakelijk is in het licht van de bedrijfsvoering;
  • dit geen nadelige effecten heeft uit oogpunt van brandveiligheid en sociale veiligheid;
  • er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • 1. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
  • 2. de gebruiksmogelijkheden: een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden;
  • 3. in geval van in de directe omgeving gesitueerde bedrijfswoningen de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
  • b. hierbij nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  • 1. de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
  • 2. de kapvorm van gebouwen;
  • 3. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.

5.4.5 Inpandige bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2.3 sub b voor het bouwen van inpandige bedrijfswoningen met inachtneming van de volgende bepalingen:
  • 1. een inpandige bedrijfswoning mag aan de buitengevel(s) van het bedrijfsgebouw worden gerealiseerd;
  • 2. de maximale inhoud bedraagt 400 m³;
  • 3. de maximale woonoppervlakte bedraagt 160 m², met dien verstande dat de woonoppervlakte op de begane grond maximaal 80 m² bedraagt;
  • 4. de maximale oppervlakte van een garage bedraagt 20m², met dien verstande dat een vrijstaande garage niet is toegestaan;
  • 5. inpandige bedrijfswoningen zijn slechts toegestaan indien er sprake is van een goed woon- en leefklimaat en er geen milieuhygiënische en/of milieu-technische belemmeringen zijn.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf of dienstverlening dan volgens het bepaalde in artikel 5.1 is toegestaan;
  • b. de uitoefening van een geluidszoneringsplichtige inrichting binnen de bestemming 'Bedrijf - 1' en 'Bedrijf - 2';
  • c. BEVI-inrichtingen;
  • d. detailhandel, met uitzondering van het bepaald in artikel 5.1 sub g;
  • e. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • f. de uitoefening van een zelfbedieningsgroothandelsbedrijf;
  • g. woondoeleinden, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoningen als bedoeld in artikel 5.1 sub d;
  • h. nieuwe zelfstandige kantoren;
  • i. een seksinrichting.
  • j. buitenopslag/open opslag van goederen, voorwerpen of materialen op de bedrijfspercelen;
  • k. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • l. het plaatsen van onderkomens.

5.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.5 sub a ten behoeve van:

  • a. tijdelijke buitenopslag/open opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. buitenopslag/open opslag in het kader van het onderhoud van de gronden.