direct naar inhoud van Planregels
Plan: Wijzigingsplan Hilakker 6a + 8 in Bakel
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.WPHilakker6aen8-ON01

Planregels

Hoofdstuk 1 . Inleidende regels

 Leeswijzer
Aan iedere bestemming zijn regels gebonden die te maken hebben met het gebruik van de grond en van de zich daarop bevindende bouwwerken. Om er zeker van te zijn dat u van alle rechten en plichten op de hoogte bent, wordt geadviseerd de planregels in de volgende volgorde te lezen:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels (artikelen 1 tot en met 3);
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels( artikelen 4 tot en met 21);
Hoofdstuk 3: Algemene regels (artikelen 22 tot en met 29);
Als de gewenste activiteit niet binnen deze bepalingen past, dan kan aan de hand van een concreet initiatief bepaald worden of de ontwikkeling op basis van dit bestemmingsplan toch mogelijk is. Het volgende hoofdstuk 4 bevat namelijk een aantal zogeheten flexibiliteitregels.
Hoofdstuk 4:Flexibiliteitregels (artikelen 30 en 31)
Hier geldt als belangrijke randvoorwaarde de inpassing van de activiteit in het landschap. Het Beeldkwaliteitplan Buitengebied, dat de gemeenteraad op 20 december 2006 heeft vastgesteld, maakt dan ook onderdeel uit van dit plan.
Indien de door u gewenste activiteit ook niet mogelijk is op grond van deze flexibiliteitregels dan is deze alleen mogelijk indien het bestemmingsplan kan worden herzien. De gemeenteraad beslist hierover.
Hoofdstuk 5: Overgangs- en slotregels (artikelen 32 en 33)
Hier wordt een regeling gegeven voor bebouwing en gebruik die afwijken van dit bestemmingsplan.
De toelichting van het bestemmingsplan geeft u meer inzicht in de bedoelingen van het totale bestemmingsplan.
   

 

Artikel 1 . Naamgeving

Dit plan kan worden aangehaald als het wijzigingsplan “Wijzigingsplan Hilakker 6a + 8 in Bakel“.

 

Artikel 2 . Begrippen

Toelichting
Een bestemmingsplan moet zo duidelijk mogelijk aangeven wat wel en wat niet op een bepaalde locatie is toegestaan en ook wat de ontwikkelingsmogelijkheden zijn. Om die duidelijkheid te geven, moet een aantal kernbegrippen dat wordt gebruikt, duidelijk worden omschreven. In artikel 2 Begrippen wordt een juridisch sluitende omschrijving gegeven van een aantal begrippen uit het plan. Voor degenen die met het plan te maken krijgen, betekent een goede begripsomschrijving een stuk zekerheid. Immers bij het toetsen van aanvragen om vergunning, ontheffing of wijziging op grond van het bestemmingsplan zullen burgemeester en wethouders deze begripsomschrijvingen in voorkomende gevallen – moeten – hanteren. Dit geldt ook voor de rechter, die een besluit moet beoordelen als daartegen beroep of hoger beroep is ingesteld.  

 

2.1 Plan

Het wijzigingsplan “Wijzigingsplan Hilakker 6a + 8 in Bakel” van de gemeente Gemert-Bakel zoals vervat in de verbeelding en de bijbehorende regels.

2.2 Wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1652.WPHilakker6aen8-ON01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

2.3 Verbeelding

De verbeelding, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen, zijn aangegeven.

 

2.4 Aanbouw

Een gebouw, dat aan het hoofdgebouw is gebouwd en dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

   

2.5 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van gronden.

 

2.6 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

2.7 Aan huis verbonden bedrijf

Het door een van de bewoners aan huis, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit, niet zijnde detailhandel of prostitutie, door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs)woning met de daarbij behorende bijbouwen kan worden uitgeoefend.

 

2.8 Aan huis verbonden beroep

Het door een van de bewoners beroepsmatig aan huis verrichten van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kapsalon, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, prostitutie uitgezonderd, dat door zijn beperkte omvang met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs) woning met de daarbij behorende bijbouwen kan worden uitgeoefend.

 

2.9 Aardkundige waarden

De waarden die aan gronden zijn toegekend vanwege het aanwezig zijn van geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en/of processen.

 

2.10 Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen

Commissie van deskundigen op het gebied van agrarische bedrijfsactiviteiten en agrarische ontwikkelingen die gemeenten adviseert over aanvragen op dit beleidsterrein. De commissie is ingesteld door de Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen te Tilburg die op haar beurt is opgericht door de Stichting Advisering Buitengebied te Tilburg.

 

2.11 Adviescommissie Glastuinbouw

Commissie van deskundigen op het gebied van glastuinbouw die gemeenten adviseert over aanvragen op dit beleidsterrein. De commissie is ingesteld door de Stichting Adviescommissie Glastuinbouw te Tilburg die op haar beurt is opgericht door de Stichting Advisering Buitengebied te Tilburg.

 

2.12 Adviescommissie Toerisme en Recreatie

Commissie van deskundigen op het gebied van recreatie en toerisme die gemeenten adviseert over aanvragen op dit beleidsterrein. De commissie is ingesteld door de Stichting Adviescommissie Toerisme en Recreatie te Tilburg die op haar beurt is opgericht door de Stichting Advisering Buitengebied te Tilburg.

 

2.13 Afhankelijke woonruimte

Een bijbouw die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

2.14 Agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en /of het houden van dieren en dat een omvang heeft van tenminste 8 Nederlandse grootte eenheden (Nge).

 

2.15 Agrarisch gebruik

Het gebruik van gronden of gebouwen voor het telen van gewassen of het houden van dieren.

 

2.16 Agrarisch loonwerkbedrijf

Een agrarisch verwant bedrijf dat met behulp van landbouwwerktuigen werkzaamheden verricht voor agrarische bedrijven, zoals grond- en oogstwerkzaamheden.

 

2.17 Agrarische waarden

De waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de goede mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en /of bedrijfsexploitatie.

 

2.18 Archeologisch monument

Terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.

 

2.19 Archeologische waarden

De waarden die aan gronden zijn toegekend in verband met de daar voorkomende archeologische relicten.

 

2.20 Architectonische waarden

De waarden, die aan een gebouw zijn toegekend vanwege de karakteristieke bouwkunst, bouwstijl of bouwvorm.

 

2.21 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

2.22 Bebouwingsconcentratie

Een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

 

2.23 Bebouwingscluster

Een vlakvormige verzameling van gebouwen in het buitengebied.

 

2.24 Bebouwingslint

Een lijnvormige verzameling gebouwen langs een weg in het buitengebied, enkelzijdig of dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet- buitengebiedfuncties.

 

2.25 Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

 

2.26 Bebouwingsvrije zone bij een leiding

Een vrijwaringzone aan weerszijden van de hartlijn van de leiding die obstakelvrij moet blijven om een veilig en bedrijfszeker transport te waarborgen en ter bescherming van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding

2.27 Bedrijf

Een organisatorische eenheid, waarbinnen op een bepaalde locatie commerciële activiteiten worden uitgeoefend.

 

2.28 Bedrijf- agrarisch verwant

Een bedrijf met een verwantschap aan de agrarische sector, waarin gebruik wordt gemaakt van land- en tuinbouwmethoden, dieren worden gehuisvest of werkzaamheden voor agrarische bedrijven worden verricht met behulp van landbouwwerktuigen met uitzondering van mestbewerkingsbedrijven. Voorbeelden zijn: dierenasiels, -pensions en -klinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, maneges, paardenpensions, stalhouderijen, loonwerkbedrijven, inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen, veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven en proefbedrijven.

 

2.29 Bedrijf- niet agrarisch

Een ambachtelijk of industrieel bedrijf, niet zijnde een agrarisch of een agrarisch verwant bedrijf of detailhandel, gericht op de productie of het verwerken of bewerken van goederen.

 

2.30 Bedrijfsgebouw

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, met uitzondering van de bedrijfswoning, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

 

2.31 Bedrijfsplan

Een rapport, waarin op een objectieve wijze inzicht wordt gegeven in de bedrijfseconomische, bedrijfstechnische en eventuele andere aspecten die beoordeeld moeten worden bij het toetsen van de aanvaardbaarheid van ontwikkelingen waarvoor deze planregels in principe mogelijkheden bieden.

 

2.32 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een bestemmingsvlak, die uitsluitend is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het bestemmingsvlak, noodzakelijk is.

 

2.33 Beeldbepalend pand

Een pand dat door zijn uiterlijke verschijningsvorm en ligging in het landelijke gebied nog laat zien hoe er vroeger landbouw bedreven werd en hoe er in het landelijke gebied gewoond en gewerkt werd. Boerderijen die gebouwd zijn voor 1950 worden in ieder geval als beeldbepalend pand aangemerkt.

 

2.34 Beeldkwaliteit

Beeldkwaliteit is het samenstel van de beoordeling van:

De plaats van de bebouwing (in het verleden en nu);

De maten en verhoudingen van de gebouwen (in het verleden en nu);

Het ritme of patroon van de bebouwing langs de weg, (in het verleden en nu);

De beplanting, langs de openbare weg en op de particuliere gronden;

Het materiaalgebruik voor de bebouwing en de straat;

Het functioneren van de bebouwing (denk aan parkeren, geluidsoverlast e.d.);

Kenmerkende objecten (een molen, kerk, bos, houtwal, kunst e.d.);

Staat van verzorging (detaillering en onderhoud van gebouwen, weg- en bermonderhoud, verlichting e.d.); abiotische omgeving, patronen, structuren;

 

2.35 Beeldkwaliteitplan buitengebied

Geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitplan als onderdeel van de welstandsnota.

Het plan zoals het door de gemeenteraad op 20 december 2006 is vastgesteld en zoals het luidt op de datum van ter visie legging van het onderhavige bestemmingsplan waarvan het onderdeel uitmaakt.

 

2.36 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

 

2.37 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. Het bestemmingsvlak is de ruimtelijke eenheid, waarbinnen de bebouwing, de ondersteunende voorzieningen en de groene erfinrichting ten behoeve van de desbetreffende bestemming zijn geconcentreerd.

 

2.38 Bestemmingsvlak, relatie

Twee of meer als zodanig op de verbeelding aangeduide vlakken, die met de aanduiding “relatie” met elkaar zijn verbonden en die gezamenlijk als één bestemmingsvlak worden aangemerkt.

 

2.39 Bosbouw

Het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen, ten behoeve van één of meerdere van de functies natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie.

 

2.40 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

2.41 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

 

2.42 Bouwwerk

Elke bouwconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

2.43  Bouwwerk geen gebouw zijnde

Een bouwwerk bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste één, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidingsconstructie. Voorbeelden hiervan zijn de overkapping en carport.

2.44  Bijbouw

Een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

2.45 Cultuurhistorische waarden

De waarden die aan een gebied of object worden toegekend in verband met het voorkomen van archeologische waarden, bouwkundige waarden of historische landschapswaarden al dan niet in onderlinge samenhang of beïnvloeding. Er is dan sprake van een driedeling:

archeologische waarden;

bouwkundige waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;

historische landschapswaarden of historisch- geografische waarden;

 

2.46 Centrale voorziening

Een voorziening ten behoeve van het functioneren van een recreatief bedrijf, zoals gemeenschappelijke voorzieningen voor recreatieve activiteiten, sanitaire voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het beheer en onderhoud, niet zijnde een dienstwoning.

 

2.47 Dagrecreatie

Het verblijf voor recreatieve doeleinden elders dan in of bij de eigen woning zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.

 

2.48 Defensiezones

Radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel alsmede zoneringen gelegen rondom Vliegbasis De Peel: Inner Horizontal en Conical Surface, invliegfunnel, munitiezones, KE-zones en geluidszone grondgebonden geluid.

 

2.49 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

2.50 Dierenpension / -asiel

Een bedrijf dat is gericht op de tijdelijke opvang en verzorging van kleine huisdieren.

 

2.51 Duurzame locatie intensieve veehouderij

Een bestaand agrarisch bestemmingsvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieu -oogpunt ( ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt ( natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is het te laten uitgroeien.

 

2.52 Evenemententerrein

Een terrein waar periodiek terugkerende evenementen worden gehouden, zoals een kermis, kindervakantieweek, festival etc.

 

2.53 Extensieve recreatie

Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving en die naar hun aard harmoniëren met natuur en landschap, zoals wandelen, fietsen, skeeleren, kanoën en paardrijden.

 

2.54 Extensiveringsgebied

Een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.

 

2.55 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

2.56 Gebruiken

Gebruiken, doen of laten gebruiken.

 

2.57 Glastuinbouwbedrijf

Een niet grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend plaatsvindt in permanente kassen of tunnels met een hoogte van 1 meter of meer.

 

2.58 Groene erfinrichting

Een groenelement, bestaande uit beplanting en / of andere groenelementen, zoals een poel of een vlinderweide, dat gelegen is binnen een bestemmingsvlak. De groene erfinrichting is van belang voor het behoud of versterken van de beeldkwaliteit ter plaatse.

 

2.59 Groepsaccommodatie

Een gebouw dat geheel of gedeeltelijk bedrijfsmatig ingericht is ten behoeve van recreatief nachtverblijf en dat als zodanig is bestemd (recreatiebedrijf) of als zodanig is aangeduid (“s-nevr”)

 

2.60 Grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het productievermogen van de gronden die bij het bedrijf behoren en die in de directe omgeving van het bedrijf zijn gelegen.

Als grondgebonden bedrijf worden in ieder geval aangemerkt: akkerbouw- , fruitteelt- en vollegrondtuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven kunnen in de meeste gevallen, gezien de wijze waarop ze geëxploiteerd worden, ook worden aangemerkt als grondgebonden bedrijf.

 

2.61 Hekwerk

Een bouwwerk met als functie erf- of perceelsafscheiding.

 

2.62 Hervestiging agrarisch bedrijf

Het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bestemmingsvlak naar een ander agrarisch bestemmingsvlak.

 

2.63 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

 

2.64 Hoofdverblijf

De plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfsplaats is, die tenminste bestaat uit een keuken, woon- , was- en slaapgelegenheid.

 

2.65 Hotel

Accommodatie voor het bedrijfsmatig verstrekken van logies.

 

2.66 Horecavoorzieningen

Voorzieningen voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse en/ of waar gelegenheid wordt geboden voor bedrijfsmatig logies en dat als zodanig is aangeduid (h).

 

2.67 Hoveniersbedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen, vijvers en andere groenvoorzieningen.

2.68 Huishouden

Een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden of een woongroep).

 

2.69 Infiltratie

Het doorsijpelen van water door de bodem naar het grondwater.

2.70  Integrale omgevingstoets

De toets die plaatsvindt om de aanvaardbaarheid van een voorgenomen ontwikkeling op ruimtelijke (natuur, landschap, beeldkwaliteit, waterhuishoudkundige aspecten) en milieuhygiënische aspecten te beoordelen.

 

2.71 Inwoning

Het gebruik maken van extra woonruimte in een bestaande woning dan wel in een volgens dit bestemmingsplan toegestane aanbouw ten behoeve van huisvesting van één huishouden.

 

2.72 Intensieve veehouderij

Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver- pluimvee-, pelsdier-, geiten of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, uitgezonderd grondgebonden melkveehouderij

 

2.73 Kampeermiddel

Een tent, vouwwagen, kampeerauto of een caravan, met uitzondering van stacaravans, dan wel enig ander onderkomen of voertuig of gedeelte daarvan, dat geen bouwwerk is en dat geheel of gedeeltelijk blijvend is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

2.74 Kampeerterrein

Een terrein dat geheel of gedeeltelijk is ingericht voor en blijkens die inrichting ook bestemd is om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

 

2.75 Kas

Een permanent gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dat dient voor het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen.

 

2.76 Kennel

Een bedrijf dat is gericht op het fokken, het verzorgen en het africhten van honden.

 

2.77 Kernrandzone

Een overgangszone tussen bebouwde kom en buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.

 

2.78 Klein geïsoleerd water

Een oppervlaktewater met een natuurlijke bodem zoals zand, leem, of klei, dat niet in verbinding staat met ander oppervlaktewater.

 

2.79 Landbouwontwikkelingsgebied

Een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van de reconstructie zal voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij.

 

2.80 Landschappelijke waarden

De aan een gebied toegekende waarden, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, welke worden bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

2.81 Landschapscamping

Een op bedrijfsmatige wijze geëxploiteerd terrein dat is ingericht voor verblijfsrecreatie in uitsluitend kampeermiddelen met een beperkte dichtheid en een gemiddelde grootte per standplaats van 300 m2.

  

2.82 Manege

Een bedrijf dat faciliteiten biedt voor beoefenaars van de paardensport, zoals het geven van paardrijlessen en het verzorgen, dresseren en trainen van paarden en pony's.

 

2.83 Mantelzorg

Het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak. De zorgverlening vindt plaats op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

2.84 Milieucategorie

De milieucategorie die aan een bepaalde bedrijfsactiviteit is toegekend in de Brochure Bedrijven en milieuzonering, editie 2009, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeente ISBN 9789012130813 zoals deze luidt op de datum van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

 

2.85 Minicamping

Een kampeerterrein waarop na ontheffing maximaal 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

 

2.86 Monument of monumentale bebouwing

Bebouwing, die geheel of gedeeltelijk is aangegeven als rijksmonument of als gemeentelijk monument.

 

2.87 Natuurwaarden

De waarden die aan een gebied zijn toegekend in verband met het voorkomen van biotische en/of abiotische elementen die bijdragen aan de diversiteit en natuurlijkheid van een gebied.

 

2.88 Nederlandse grootte-eenheid (NGE)

Een economische maatstaf, die periodiek wordt herzien door het Landbouw Economisch Instituut (Lei) en met behulp waarvan de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven worden vastgesteld.

 

2.89 Nevenfunctie / nevenactiviteit

Het ontplooien van activiteiten op een bestemmingsvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de hoofdbedrijfsvoering betreffen.

 

2.90 Niet grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengende vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Voorbeelden zijn: intensieve veehouderijen, champignonkwekerijen, witlofkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen.

2.91 Nieuwvestiging agrarisch bedrijf

De projectie van een agrarisch bestemmingsvlak op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een bestemmingsvlak. Nieuwvestiging kan betrekking hebben op het oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf, het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf in twee of meer bestemmingsvlakken, dan wel het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf naar een nieuw bestemmingsvlak.

 

2.92 Omgevingskwaliteit

Waarde, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en onbebouwde omgeving.

 

2.93 Omschakeling agrarisch bedrijf

Het geheel, dan wel in overwegende mate binnen een bestaand agrarisch bestemmingsvlak overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar een andere agrarische bedrijfsvorm (grondgebonden agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden agrarisch bedrijf anders dan intensieve veehouderij, intensieve veehouderij, glastuinbouwbedrijf). Onder omschakeling wordt ook verstaan het omzetten van een niet-agrarisch bestemmingsvlak in een agrarisch bestemmingsvlak.

  

2.94 Onverharde weg

Een onverharde weg met beperkt gebruik als ontsluitingsweg van de daaraan gelegen gronden zonder verkeersbetekenis en met landschappelijke, ecologische en/of cultuurhistorische betekenis.

 

2.95 Overname agrarisch bedrijf

Het overnemen en op dezelfde voet voortzetten van een bestaand agrarisch bedrijf op een bestaand agrarisch bestemmingsvlak.

2.96 Overkapping

Een bouwwerk, aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste één, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidings-constructies.

 

2.97 Paardenhouderij

Het bedrijfsmatig houden en stallen van paarden en pony's hieronder begrepen activiteiten als africhten, trainen, berijden en fokken ervan.

 

2.98 Perceelsgrens

Een kadastrale grens van een perceel.

 

2.99 Permanente bewoning

Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

 

2.100 Reconstructieplan De Peel

Het reconstructieplan De Peel dat Provinciale Staten van Noord-Brabant op 22 april 2005 hebben vastgesteld op grond van artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden en waarop bij besluit van 27 juni 2008 een correctieve herziening is vastgesteld. Dit reconstructieplan heeft onder meer betrekking heeft op het grondgebied van de gemeente Gemert- Bakel.

2.101 Recreatiebedrijf

Een bedrijf dat gericht is op het bieden van mogelijkheden ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf zoals een kampeerterrein/ camping en een kamphuis.

 

2.102 Recreatieve nevenactiviteiten

Die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben op een locatie met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.

 

2.103 Recreatiewoning/ zomerhuis/chalet

Een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruiker zijn hoofdverblijf elders heeft.

 

2.104 Ruimte voor Ruimte

Beleidsregel van de provincie Noord Brabant die Gedeputeerde Staten van Noord Brabant in juli 2008 hebben vastgesteld. De beleidsregel maakt het mogelijk om bouwrechten te verwerven voor de bouw van woningen in ruil voor het slopen van stallen in gebruik voor intensieve veehouderij en het uit de markt nemen van de bijbehorende mestproductierechten.

 

2.105 Ruimtelijke kwaliteit

Het behoud en de versterking van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorisch waardevolle kwaliteiten maar ook een verbetering van de kwaliteit van de bebouwde omgeving.

 

2.106 Teeltondersteunende voorziening

Voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en – verlating, terugdringing van onkruidgroei en vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water ( bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water;
  • voldoen aan de kwalitatieve eisen die de afnemers aan de producten stellen (visueel aantrekkelijke producten eisen bijvoorbeeld hoge en/of overdekte teelt);

 

Voorbeelden zijn: boog- en gaaskassen, hagelnetten, (folie)kassen, tunnels, containervelden, teeltbakken op stellingen, regenkappen, schaduwhallen, insectengaas. Er wordt onderscheid gemaakt in:

 

Teeltondersteunende kas:

Een voorziening bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, in de vorm van een kas zoals die elders in dit artikel is gedefinieerd. Bijvoorbeeld schuurkassen, boog- en gaaskassen van meer dan 1,5 meter hoog.

 

Permanente teeltondersteunende voorziening:

Een voorziening die in principe voor onbepaalde tijd wordt aangebracht. Voorbeelden hiervan zijn: bakken op stellingen, regenkappen, verwarmde aspergebedden en containervelden.

 

Tijdelijke teeltondersteunende voorziening:

Een voorziening, die zo lang de teelt het vereist, op een bepaalde locatie gebruikt wordt met een maximum van zes maanden per jaar. Een tijdelijke voorziening heeft een directe relatie met het grondgebruik. Voorbeelden hiervan zijn: folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, hagelnetten.

 

Overige teeltondersteunende voorziening:

Een voorziening die niet valt onder een van de hiervoor genoemde categorieën. Een voorbeeld hiervan zijn boomteelthekken.

 

2.107 Trekkershut

Een houten blokhut met maximale grootte van 15 m², waarvoor een bouwvergunning is vereist en dat dient als recreatief nachtverblijf voor wisselende groepen van recreanten, die elders hun hoofdverblijf hebben.

 

2.108 Tuincentrum

Een bedrijf, waar planten en siergewassen worden gekweekt maar waar de hoofdactiviteit bestaat uit de detailhandel in planten, siergewassen en andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden of verfraaien van tuinen.

 

2.109 Uitbreiding agrarisch bedrijf

Vergroting van het bestaande bouwblok

 

2.110 Veehandelsbedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het tijdelijk onderbrengen en verhandelen van vee.

 

2.111 Veiligheidszone bij een leiding

Een zone aan weerszijden van de hartlijn van een leiding die op basis van richtlijnen en/of regelgeving van het ministerie van VROM en/of het ministerie van Defensie is toegekend en die toeziet op de externe veiligheid. Binnen deze zone mag geen opslag plaatsvinden of gebouwd worden zonder toestemming van de leidingbeherende instantie.

 

2.112 Verbrede landbouw

Het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bestemmingsvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering.

 

2.113 Verharde weg

Een verharde weg (op basis van de wegenlegger) met als functie ontsluiting van de daaraan gelegen agrarische bedrijven, woningen en gronden, zonder doorgaand karakter met beperkte verkeersfunctie.

 

2.114 Verplaatsing van een agrarisch bedrijf

Het beëindigen van een intensieve veehouderij en het voortzetten van het bedrijf elders.

 

2.115 Verwevingsgebied

Een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten

 

2.116 Vollegrondtuinbouw

Het telen van tuinbouwproducten rechtstreeks in de bodem zonder dat er gebruik wordt gemaakt van enige teeltondersteunende voorziening.

 

2.117 Vollegrondboomteelt

Het telen van (laan)bomen rechtstreeks in de bodem zonder dat er gebruik wordt gemaakt van enige teeltondersteunende voorziening.

 

2.118 Volwaardig agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is verzekerd.

 

2.119 Voorgevelrooilijn

Langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zo veel mogelijk het beloop van de voorgevels van de bestaande bebouwing volgt met een zo veel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg;

Bij het ontbreken van bebouwing als bedoeld onder a. De denkbeeldige lijn die gevormd wordt door de krachtens deze planregels toegelaten bebouwing;

 

2.120 Vormverandering van een bestemmingsvlak

Een wijziging van de begrenzing van een bouwblok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.

 

2.121 Vrijkomende/voormalige agrarische bedrijfslocatie (VAB)

Een agrarisch of niet-agrarisch bestemmingsvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend en waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan.

 

2.122 Waterberging

Het in tijden van overvloedige neerslag tijdelijk vasthouden van water.

 

2.123 Waterhuishouding

De wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, gebruikt, verbruikt en afgevoerd wordt.

 

2.124 Woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat met noodzakelijke vergunning gerealiseerd is met de doelstelling om één huishouden te huisvesten.

 

2.125 Woonboerderij

Een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten.

2.126 Woonunit

Een verplaatsbaar bouwwerk, bestaande uit één bouwlaag dat geschikt is voor het tijdelijk huisvesten van een of meer personen.

 

Artikel 3 . Wijze van meten

 

Toelichting
Wat geldt voor de begripsbepalingen, geldt ook voor de wijze van meten, de manier dus waarop wordt vastgesteld of in een concreet geval voldaan wordt aan de toegestane hoogte, breedte, oppervlakte, onderlinge afstand, etc. Het bestemmingsplan moet duidelijk aangeven hoe er moet worden gemeten.  

 

3.1 Algemeen

De bepalingen in deze planregels over plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, schoorstenen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen.

 

3.2 Peil

Bij gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst, is het peil de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen is het peil de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

3.3 Meetregels

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

3.4 De dakhelling

Langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

 

3.5 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande dat:

  • goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;
  • de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het peil tot de onderkant van de rieten kap;
  • voor platte daken geldt: vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het dakvlak.

 

3.6 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Ruimten, die tot 1 meter onder het peil zijn gelegen worden niet meegeteld bij het berekenen van de inhoud van een gebouw.

 

3.7 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

3.8 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren)

 

3.9 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

3.10 Bebouwd oppervlak

Het gezamenlijke oppervlak op een bestemmingsvlak van de gebouwen, en van uitsluitend die vrijstaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een overdekte ruimte vormen tenminste 1 meter boven peil. Het oppervlak van de bouwwerken wordt gemeten door middel van projectie en wel 1 meter boven peil.

 

3.11 De breedte van een bestemmingsvlak

Tussen de twee zijdelingse grenzen van het bestemmingsvlak, gemeten op een afstand van 10 meter van de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens.

 

3.12 De afstand tot een perceelsgrens

De afstand tot de zijdelingse/achterste perceelgrens: de kortste afstand van enig punt van een gebouw of bouwwerk tot de zijdelingse/achterste perceelgrens.

 

Hoofdstuk 2 . Bestemmingsregels

 

Artikel 4 . Agrarisch

 

Toelichting
De bestemming Agrarisch is van toepassing op een groot gedeelte van het buitengebied met overwegend een agrarische functie. Binnen deze bestemming komen dus diverse ontwikkelingsmogelijkheden en kwaliteiten voor, afhankelijk van de concrete locatie. De aanvaardbaarheid van ontwikkelingen op een bepaalde locatie wordt mede beoordeeld op basis van de aanduidingen, die van toepassing zijn alsmede op basis van het beeldkwaliteitplan. Hierdoor wordt de gewenste differentiatie en kwaliteitsbewaking veilig gesteld.
Voor de locaties waar een agrarisch bedrijf wordt uitgeoefend, geldt de afzonderlijke bestemming Agrarisch- Agrarisch bedrijf die is geregeld in artikel 5.
Leeswijzer
Om van de algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit artikel met name de volgende planregels te raadplegen:
 
·                Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels;
·                Artikel 22 t/m 29 Algemene regels;
 
Als u iets wilt dat niet lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels van artikel 30 en 31 raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden bieden.  

 

4.1 .   Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. Al dan niet bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik inclusief tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • 2. Behoud en /of herstel van de natuurlijke, aardkundige waarden en beeldkwaliteit, afgestemd op de kenmerken zoals aangeduid op de verbeelding en omschreven in het beeldkwaliteitplan;
  • 3. De gronden met deze bestemming zijn, afhankelijk van de specifieke kwaliteiten, op de verbeelding nader aangeduid als 'Waarde- archeologie', 'Waarde- aardkundig waardevol', 'Waarde- oude akker' en 'Waarde- Natuur en Landschap';
  • 4. Extensief recreatief medegebruik;
  • 5. Waterhuishoudkundige voorzieningen en waterlopen;
  • 6. Indien voorzien van de aanduiding 'evenemententerrein' voor jaarlijks terugkerende evenementen als onder andere Kinder Vakantie Werk en Weijerijfeesten.

 

4.2 . Bouwregels

Op of in de in 4.1. bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven bestemming met een hoogte van maximaal 2,50 meter, een en ander met uitzondering van hekwerken. Afrasteringen met een hoogte van maximaal 1,50 meter zijn daarentegen wel toegestaan.

 

4.3 . Specifieke gebruiksregels

De volgende werken en / of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 25 en zijn dus verboden: het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.

 

Voor de in 4.1. bedoelde gronden met de dubbelbestemming “Waarde- oude akker” worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus verboden:

  • 1. Afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem.
  • 2. Aanleggen van drainage.
  • 3. Aanbrengen van oppervlakteverharding.
  • 4. Het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.

 

Voor de in 4.1. bedoelde gronden met de aanduiding “invloedszone peelrandbreuk” worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus verboden:

  • 1. Het diepwoelen en diepploegen.
  • 2. Aanbrengen van oppervlakteverharding.
  • 3. Het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.

 

Voor de in 4.1. bedoelde gronden met de dubbelbestemming “Waterstaat-Waterbergingsgebied” worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus verboden:

  • 1. Ophogen van de bodem.
  • 2. Het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden.
  • 3. Aanbrengen van oppervlakteverharding.
  • 4. Het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.

 

Voor de in 4.1. bedoelde gronden met de dubbelbestemming “Waarde-Natuur en Landschap” worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus verboden:

  • 1. ophogen van de bodem.
  • 2. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden.
  • 3. diepwoelen en diepploegen
  • 4. aanbrengen van oppervlakteverharding.
  • 5. aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen
  • 6. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen
  • 7. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.

 

4.4 . Aanlegvergunningregels

Onverminderd het bepaalde in 4.3. is het verboden op of in de in 4.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders ( aanlegvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:

  • 1. Afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem.
  • 2. Ophogen van de bodem
  • 3. Aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden
  • 4. Diepploegen en diepwoelen
  • 5. Graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren
  • 6. Aanleggen van drainage.
  • 7. Aanbrengen van oppervlakteverharding.
  • 8. Aanbrengen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
  • 9. Aanbrengen van bovengrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
  • 10. Vellen of rooien van houtgewas
  • 11. Het aanplanten van houtgewas ten behoeve van een boomteeltbedrijf
  • 12. Aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

 

Geen aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40cm).

 

De genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

  • 1. Zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend
  • 2. Door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

 

4.5 . Flexibiliteitregels

In de algemene regels en de artikelen 30 en 31 van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde ontheffingen en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.

 

Artikel 5 . Agrarisch - Agrarisch bedrijf

<VERVALLEN>

Artikel 6 . Bedrijf

<VERVALLEN>

Artikel 7 . Cultuur en ontspanning

 <VERVALLEN>

Artikel 8 . Groen

<VERVALLEN>

Artikel 9 . Maatschappelijk

 <VERVALLEN>

Artikel 10 . Maatschappelijk- Militair terrein

<VERVALLEN>

 

Artikel 11 . Natuur

 <VERVALLEN>

 

Artikel 12 . Recreatie

<VERVALLEN>

 

Artikel 13 . Verkeer

<VERVALLEN>

 

Artikel 14 . Water

<VERVALLEN>

 

Artikel 15   . Wonen

 

Toelichting
De bestemming Wonen is toegekend aan alle locaties waar sprake is van bewoning anders dan als onderdeel van een andere bestemming, zoals een agrarisch of niet-agrarisch bedrijf. De maximaal toegestane inhoud van een woning is 600m3. Voor de woningen gerealiseerd op basis van de Ruimte voor Ruimte regeling geldt geen maximale inhoud. Voor (voormalige) woonboerderijen met een zeker cultuurhistorisch karakter geldt dat de totale bouwmassa, dus inclusief inpandige bedrijfsruimten, gebruikt en verbouwd mag worden voor woondoeleinden.
 
Leeswijzer
Om van de algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit artikel met name de volgende planregels te raadplegen:
Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels;
Artikel 22 t/m 29 Algemene regels;
 
Als u iets wilt dat niet lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels van artikel 30 en 31 raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden bieden.  

 

15.1 . Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. De huisvesting van één huishouden dat er zijn hoofdverblijf heeft.
  • 2. Per bestemmingsvlak is één woning toegestaan. Voor bestemmingsvlakken met de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” geldt het daarin aangegeven aantal als het maximum.
  • 3. Voorzieningen ten behoeve van waterberging en –infiltratie.
  • 4. Bij bestemmingsvlakken met de aanduiding “specifieke vorm van wonen – woonboerderij” zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan de (voormalige) woonboerderijen eigen zijnde cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Voor deze panden geldt dat de totale bouwmassa van de oorspronkelijke woonboerderij, zoals deze bestond op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp- bestemmingsplan, verbouwd en gebruikt mag worden voor wonen.
  • 5. Bij de woningen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen- recreatieve nevenactiviteiten' voor recreatieve nevenactiviteiten.

 

15.2 . Bouwregels

Op of in de in 15.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

  • 1. Herbouw (nieuwbouw) van een bestaande woning is alleen toegestaan indien deze plaatsvindt op de bestaande fundering.
  • 2. De woning mag een inhoud hebben van maximaal 600m³.
  • 3. Voor het bestemmingsvlakken met de aanduiding “Ruimte voor ruimte” geldt geen maximale inhoud. Voor dit bestemmingsvlak geldt verder dat er slechts mag worden gebouwd met inachtneming van het beleidsdocument “Gereedschapskist” dat de gemeenteraad heeft vastgesteld op 5 maart 2009.
  • 4. De maximale goothoogte is 4,5m¹, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt
  • 5. De maximale bouwhoogte 8m¹, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt
  • 6. De afstand tussen de hoofdgebouwen mag maximaal 15m¹ zijn
  • 7. Bij woningen is een bijbouw toegestaan met een oppervlakte van maximaal 100m², een goothoogte van maximaal 3m¹ en een bouwhoogte van maximaal 5,5m¹.
  • 8. Bij woningen zijn bouwwerken geen gebouw zijnde(vb. carports en overkappingen) toegestaan met een oppervlakte van maximaal 50 m2, een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5,5 m.
  • 9. De maximale toegestane hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde is 8m¹
  • 10. De hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2m¹ zijn.
  • 11. De minimale afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is 3m¹
  • 12. De maximale oppervlakte van uitbreiding van bebouwing zonder erfbeplanting is 20m².
15.3 . Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 25 wordt in ieder geval verstaan:

  • 1. Het gebruiken van bijgebouwen voor bewoning
  • 2. Het gebruiken van gronden en gebouwen voor bedrijfsactiviteiten
  • 3. Het aanleggen van mest- of waterbassins van folie

 

15.4 . Aanlegvergunningregels

Het is verboden op of in de in 15.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders ( aanlegvergunning) erfbeplanting te verwijderen.

Geen aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40cm).

Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

 

15.5 . Flexibiliteitregels

In de algemene regels en de artikelen 30 en 31 van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde ontheffingen en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.

Dubbelbestemmingen

 

Artikel 16 . Leiding

 <VERVALLEN>

 

Artikel 17 . Waarde- Aardkundig waardevol

<VERVALLEN>

 

Artikel 18 . Waarde-Archeologie

Toelichting
De dubbelbestemming Waarde- Archeologie is toegekend aan die locaties waar rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische sporen die nader aandacht vragen. Door middel van een vooronderzoek moet dit in beeld worden gebracht. Wat het onderzoek precies moet omvatten, hangt af van de verwachtingswaarde op de concrete locatie en de omvang van de (bouw)werkzaamheden.
 
Leeswijzer
Om van de algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit artikel met name de volgende planregels te raadplegen:
Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels;
Artikel 22 t/m 29 Algemene regels;
 
Als u iets wilt dat niet lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels van artikel 30 en 31 raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden bieden.  

 

18.1 . Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(hoofdbestemming), bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

 

18.2 . Bouwregels

Voor deze gronden geldt de specifieke eis dat, voordat er –middels ontheffing- een bouwvergunning kan worden verleend voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 40cm, door middel van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch vooronderzoek moet zijn aangetoond dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de archeologische waarden.

 

18.3 . Aanlegvergunningregels

Het is verboden op of in de in 18.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders(aanlegvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 40 cm:

  • 1. Afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem
  • 2. Het ophogen van de bodem
  • 3. 3. Aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden
  • 4. Diepploegen en diepwoelen
  • 5. Graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren
  • 6. Aanleggen van drainage
  • 7. Het aanbrengen van oppervlakteverharding meer dan 100 m2
  • 8. Aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen
  • 9. Vellen of rooien en het aanplanten van houtgewas
  • 10. Aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen

 

Geen aanlegvergunning is vereist voor:

  • 1. Werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen.
  • 2. Normaal onderhoud en beheer met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
  • 3. Voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bouwwerk.

 

De werken en/of werkzaamheden genoemd in 18.3. zijn slechts toelaatbaar indien uit een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van archeologische waarden.

 

18.4 . Flexibiliteitregels

In de algemene regels en de artikelen 30 en 31 van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde ontheffingen en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.

 

Artikel 19 . Waarde- Natuur en landschap

<VERVALLEN>

Artikel 20 . Waarde- Oude Akker

 

Toelichting
De dubbelbestemming Waarde- Oude akker is toegekend aan die locaties waar in die mate sprake is van cultuurhistorische waarde dat een afzonderlijke hierop gerichte dubbelbestemming gerechtvaardigd is.
Deze gronden zijn met name waardevol door het cultuurhistorisch patroon met onder andere kenmerken als het aanwezige reliëf(vaak bolle vorm), hoge ligging ten opzichte van de omgeving en een dikke eerdlaag.
 
Leeswijzer
Om van de algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit artikel met name de volgende planregels te raadplegen:
Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels;
Artikel 22 t/m 29 Algemene regels;
 
Als u iets wilt dat niet lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels van artikel 30 en 31 raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden bieden.  

 

20.1 . Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Oude akker” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(hoofdbestemming), bestemd voor instandhouding en bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

 

20.2 . Bouwregels

Op de in 20.1. bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.

 

20.3 . Specifieke gebruiksregels

Voor de in 20.1. bedoelde gronden met worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus verboden:

  • 1. Afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem.
  • 2. Aanleggen van drainage.
  • 3. Aanbrengen van oppervlakteverharding.
  • 4. Het aanleggen van mest- of waterbassins van folie

  

20.4 . Aanlegvergunningregels

Het is verboden op of in de in 20.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders(aanlegvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:

  • 1. Ophogen van de bodem
  • 2. Aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden
  • 3. Diepploegen en diepwoelen
  • 4. Graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren
  • 5. Aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen
  • 6. Vellen of rooien en het aanplanten van houtgewas
  • 7. Aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen

 

Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

Geen aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40cm).

 

20.5 . Flexibiliteitregels

In de algemene regels en de artikelen 30 en 31 van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde ontheffingen en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.

 

Artikel 21 . Waterstaat- Waterberging

 <VERVALLEN>

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 22 . Anti- dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 23 . Algemene bestemmingsregels

Toelichting
Een van de uitgangspunten van het bestemmingsplan is, is het verhogen van de kwaliteit van het buitengebied in ruime zin. Dit betekent dat er in alle bestemmingen ruimte is voor ontwikkelingen, die de kwaliteit verhogen.  

Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor:

  • 1. Landschapsopbouw onder andere in de vorm van een groene erfinrichting met een minimale omvang van 20% van het bebouwde en verharde deel van het bestemmingsvlak;
  • 2. Behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden.

Artikel 24 . Algemene bouwregels

 

24.1 . Algemeen
  • 1. Bouwplannen worden integraal getoetst wat betreft situering, verschijningsvorm, erfbeplanting, inpassing en waterhuishouding. Voor bouwplannen gelden de criteria van het beeldkwaliteitplan. Dit dient onder andere te blijken uit een inrichtingsplan.
  • 2. Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig wijzigingsplan dienen de groenvoorzieningen aangelegd en in stand gehouden te worden overeenkomstig een door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan.
  • 3. Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning op grond van dit bestemmingsplan of het onderhavige wijzigingsplan dient de kwaliteitsverbetering zoals bedoeld in de specifieke afwijkings- en wijzigingsregels gerealiseerd te zijn.
  • 4. Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig wijzigingsplan dient, waar van toepassing, de kwaliteitsverbetering in de vorm van sloop van overtollige bebouwing gerealiseerd te zijn. De verplichting tot sloop van overtollige bebouwing blijkt uit de toelichting behorende bij het bestemmingsplan alsmede uit de gemaakte afspraken in de anterieure exploitatieovereenkomst zoals afgesloten met de exploitant.
  • 5. Tenzij anders in de regels is bepaald, is ondergronds bouwen, waaronder wordt verstaan het bouwen tot meer dan 1 meter beneden peil, niet toegestaan.

 

24.2 . Defensiezones
  • 1. Het is niet toegestaan om binnen het gehele plangebied enig bouwwerk te bouwen, houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 65m¹ boven NAP;
  • 2. Het is niet toegestaan om op gronden binnen de Inner Horizontal en Conical Surface enig bouwwerk te bouwen, houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 45m¹ boven NAP;
  • 3. Het is niet toegestaan om op gronden binnen de invliegfunnel enig bouwwerk te bouwen, houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 40m¹ boven NAP.
  • 4. Het is niet toegestaan een nieuw geluidsgevoelig object toe te voegen op gronden gelegen binnen de 35 KE-lijn, behoudens de uitzonderingen opgenomen in het Besluit Geluidsbelasting Grote Luchtvaartterreinen 1996.
  • 5. Het is niet toegestaan een nieuw geluidsgevoelig object toe te voegen op gronden gelegen binnen de 50 dB(A) geluidscontour.
  • 6. Het volgende is niet toegestaan op gronden binnen de Veiligheidszone-munitie:

zone 1:

bebouwing;

  • openbare wegen, personenspoorwegen en druk bevaren
  • waterwegen;
  • parkeerterreinen;
  • recreatie;
  • hoofdverkeerswegen (wegen met beperkt verkeer zijn toegestaan);

zone 2:

  • hoofdverkeerswegen (wegen met beperkt verkeer zijn toegestaan);
  • gebouwen, waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, werkplaatsen, café e.d.;
  • grote aantallen recreanten, sportvelden, jachthavens, zwembaden, kampeerterreinen en caravanparken e.d.
  • gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en voorts geen gebouwen met zeer grote glasoppervlakten, waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt.

zone 3:

  • gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en voorts geen gebouwen met zeer grote glasoppervlakten, waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt.

   

24.3 . Bouwverboden

Naast het bepaalde bij de afzonderlijke bestemmingen is het verboden te bouwen:

  • 1. Enig bouwwerk waarbij de voorgevelrooilijn wordt overschreden met een minimale afstand van 10 meter vanaf de weg.
  • 2. Enig bouwwerk binnen een afstand van 5 meter uit de insteek aan weerszijden van een op de verbeelding bestemde waterloop;
  • 3. Enig bouwwerk binnen een afstand van 12,5 meter uit de insteek aan weerszijden van een waterloop, welke is aangeduid als "Ecologische verbindingszone";
  • 4. Het onder 24.3.1, 24.3.2 en 24.3.3 genoemde verbod geldt niet voor erfafscheidingen en soortgelijke bouwwerken met een hoogte van maximaal 1 meter;
  • 5. Enig bouwwerk op gronden met de aanduiding 'Invloedzone Peelrandbreukrand';
  • 6. Enig bouwwerk op gronden met de aanduiding 'Externe veiligheidszone';
  • 7. Enig bouwwerk op gronden met de aanduiding 'Waarde-Aardkundig waardevol', 'Waarde-Oude akker';
  • 8. Enig bouwwerk op gronden met de aanduiding 'Waterstaat- Waterberging';
  • 9. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 24.3.1 en 24.3.2, mits het verkeersbelang of het waterhuishoudkundige belang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies wordt ingewonnen van de beheersinstantie van desbetreffende weg of waterloop;
  • 10. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 24.3.3, mits hierdoor geen belemmering ontstaat voor de ontwikkeling van de desbetreffende verbindingszone;
  • 11. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 24.3.5, mits het waterhuishoudkundige belang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies wordt ingewonnen van de provincie en het waterschap Aa en Maas;
  • 12. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 24.3.6, mits het bouwplan vanuit een oogpunt van externe veiligheid aanvaardbaar is. Vooraf wordt hieromtrent advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder en/of instantie;
  • 13. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 24.3.7, mits de eventuele waarden niet onevenredig worden aangetast.
  • 14. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 24.3.8, mits het waterbergende vermogen niet onevenredig worden aangetast.

 

Artikel 25 . Algemene gebruiksregels

 

Toelichting
In een bestemmingsplan wordt niet alleen geregeld wat er op een bepaalde plaats wel of niet gebouwd mag worden of welke (grond)werkzaamheden zijn toegestaan, ook het gebruik van gronden en gebouwen wordt in het bestemmingsplan geregeld. Hierdoor kunnen ongewenste ontwikkelingen worden voorkomen, want het gemeentebestuur kan optreden als een perceel grond of een gebouw gebruikt wordt in strijd met de bestemming, die in het bestemmingsplan is opgenomen.
 
Enkele voorbeelden kunnen die verduidelijken. Een bedrijfswoning bij agrarisch of niet-agrarisch bedrijf mag niet bewoond worden door een burger, die niets met het bedrijf te maken heeft. Zo is het bijvoorbeeld ook niet toegestaan om in een burgerwoning een winkel te beginnen. Een agrarisch bedrijfsgebouw mag niet zo maar gebruikt worden voor een niet-agrarisch bedrijf, ook niet gedeeltelijk. Een perceel grond met een bestemming 'Agrarisch bedrijf' mag niet gebruikt worden voor de opslag van allerlei materialen, die niets van doen hebben met de agrarische bedrijfsvoering.
 
En zo zijn er nog diverse voorbeelden te noemen. Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de burger zelf dat hij handelt conform het bestemmingsplan. Dat wil in dit verband zeggen dat hij zijn eigendommen niet gebruikt in strijd met de bestemming. Artikel 25.1 bepaalt dat dit bij alle bestemmingen verboden is.
 
Er kunnen situaties ontstaan dat het gebruik dat volgens het bestemmingsplan is toegestaan, in de praktijk achterhaald is en misschien zelfs niet meer mogelijk is. De ontheffingsregeling van artikel 25.3 biedt dan uitkomst doordat burgemeester en wethouders dan ontheffing kunnen verlenen. Zo'n situatie zal zich niet vaak voordoen, omdat het gebruik, dat volgens de bestemming is toegestaan, objectief gezien meestal nog wel mogelijk is.  

 

25.1. Krachtens het bepaalde in artikel 7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met dit bestemmingsplan.

 

25.2. Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kleinschalige, kortstondige, incidentele evenementen waarvoor op grond van andere regelgeving een vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.

 

25.3. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde onder 25.1. indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

Artikel 26 . Algemene aanduidingsregels

 

Toelichting
In dit artikel wordt een relatie gelegd met de Reconstructiewet concentratiegebieden. Deze wet kent drie reconstructiezones: landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied. De provincie heeft in het Reconstructieplan De Peel onder andere voor het grondgebied van de gemeente Gemert- Bakel de verschillende zones bepaald.  

 

26.1 . Extensiveringsgebied

 <VERVALLEN>

26.2 Artikel . Verwevingsgebied

 

Toelichting
De Reconstructiewet concentratiegebieden geeft de volgende omschrijving van een verwevingsgebied: een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.
 
Het verwevingsgebied is als zodanig op de verbeelding aangeduid.  

 

26.2.1 . Landbouw in verwevingsgebied

Verwevingsgebieden zijn gericht op verweving van landbouw, wonen, natuur en recreatie. Nieuwvestiging van agrarische bedrijven is niet toegestaan. De grondgebonden veehouderij kan zich in de verwevingsgebieden in principe normaal blijven ontwikkelen.

Uitbreiding tot 1,5 ha is mogelijk voor alle vormen van agrarische activiteit. Hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij is mogelijk, mits de ruimtelijke kwaliteit of aanwezige functies zich daar niet tegen verzetten. Intensieve veehouderij kan zich uitbreiden tot 1,5 ha op een duurzame locatie. Op bestemmingsvlakken waar nu een burgerwoning, niet agrarisch bedrijf of agrarisch verwant bedrijf is gevestigd, is omschakeling mogelijk naar een agrarisch bedrijf met dien verstande dat omschakeling naar intensieve veehouderij alleen mogelijk is als vaststaat dat er sprake is van een duurzame locatie intensieve veehouderij.

 

Ondersteunende voorzieningen

Binnen het agrarisch bestemmingsvlak zijn op bedrijfsniveau ondersteunende voorzieningen, zoals mestverwerking, energie- opwekking en biovergisting toegestaan ten behoeve van een duurzame ontwikkeling van het ter plaatse gevestigde bedrijf.

Binnen het agrarisch bestemmingsvlak zijn alle vormen van teeltondersteunende voorzieningen, inclusief maximaal 5000 m2 kassen mogelijk. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn mogelijk op het agrarisch gebied.

Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn ook aansluitend aan het bestemmingsvlak mogelijk middels een ontheffing tot maximaal 4 ha.

 

26.2.2 . Niet-agrarische en recreatieve activiteiten in verwevingsgebied

Voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten wordt een uitbreiding toegestaan van maximaal 15% van de bestaande bebouwing. Voor agrarisch verwante bedrijvigheid geldt een uitbreiding van maximaal 25%.

 

Omschakeling naar een andere niet-agrarische bedrijfsactiviteit is toegestaan, mits dit gebeurt binnen dezelfde milieucategorie. Recreatieve bedrijfsactiviteiten zijn onder voorwaarden mogelijk.

Bestaande recreatiebedrijven kunnen hun activiteiten blijven voortzetten. Op vrijkomende agrarische locaties is het in principe mogelijk een nieuw recreatiebedrijf te vestigen, tenzij het gaat om een duurzame locatie voor intensieve veehouderij.

 

26.2.3 . Wonen in verwevingsgebied

Toevoeging van burgerwoningen is mogelijk alleen door splitsing van beeldbepalende panden en via de ruimte voor ruimte regeling in bebouwingsclusters. Tijdelijke woonvoorzieningen ten behoeve van mantelzorg zijn toegestaan evenals aan huis gebonden beroepen.

 

26.3 Artikel . Landbouwontwikkelingsgebied

 <VERVALLEN>

 

Artikel 27 . Algemene ontheffingsregels

 

Toelichting
Deze algemene regeling maakt het mogelijk dat burgemeester en wethouders op verzoek op ondergeschikte punten ontheffing verlenen van maatvoering- of situeringeisen maar of om kleine bouwwerken te laten bouwen.
Verder maakt deze bepaling het mogelijk dat burgemeester en wethouders bij het verlenen van bouwvergunningen nadere eisen stellen om de gewenste groene erfinrichting veilig te stellen.  

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de planregels van dit plan ten aanzien van:

  • 1. Het in geringe mate overschrijden van bestemmings- of bouwgrenzen, indien een meetverschil of de werkelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft;
  • 2. Het afwijken van de op de verbeelding of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor geen bijzondere ontheffingsbevoegdheid in deze planregels is opgenomen, mits deze met niet meer dan 10% worden veranderd. Deze ontheffingsbevoegdheid kan worden toegepast als een concreet bouwplan hiertoe aanleiding geeft en mits is aangetoond dat realisering van dit bouwplan uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is. Deze ontheffingsbevoegdheid is niet van toepassing op bebouwingspercentages, oppervlaktematen boven 100m² en inhoudsmaten boven 250 m³;
  • 3. Het afwijken van de voorgeschreven afstandsmaat ten opzichte van zijdelingse en achterste perceelgrens ten behoeve van het bouwen tot op de perceelgrens, mits is aangetoond dat zich op het betreffende perceel geen andere reële mogelijkheden voordoen en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • 4. Het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, verkeersvoorzieningen, lantaarnpalen, wachthuisjes, telefooncellen, kapellen, recreatieve voorzieningen zoals banken, picknicktafels, informatieborden, vistrappen, fiets- en voetgangersbruggetjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen. Deze bouwwerken mogen geen grotere hoogte hebben dan 3,50m. en geen groter oppervlak dan 10m² hebben. Verder moet zijn aangetoond dat realisering van het bouwplan op de betreffende locatie uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is.

 

Artikel 28 . Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter uitvoering van het bepaalde in artikel 23.1 nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken en de landschappelijke inpassing er van in de vorm van een groene erfinrichting.

 

Artikel 29 . Algemene procedureregels

 

Toelichting
Het bestemmingsplan bevat diverse zogeheten flexibiliteitbepalingen, die burgemeester en wethouders kunnen toepassen om medewerking te verlenen aan ontwikkelingen, die het plan niet rechtstreeks toelaat maar waarvoor een nadere afweging noodzakelijk is. Deze nadere afweging kan dan leiden tot een ontheffing of wijziging van het plan ten behoeve van de desbetreffende ontwikkeling.
Ook kunnen burgemeester en wethouders in aangegeven gevallen nadere eisen stellen.
Voordat hierover een besluit wordt genomen, worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven zodat deze betrokken kan worden bij de totale belangenafweging. De procedure voorziet in een ter inzage legging van de relevante stukken .  

 

Bij de voorbereiding van besluiten inzake wijziging, ontheffing, nadere eisen wordt de volgende procedure gevolgd:

  • 1. Als het gaat om een voorgenomen ontheffing of nadere eis worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen. Het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken ligt in die periode ter gemeentesecretarie ter inzage. De ter inzage legging wordt tevoren in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden uitgebracht, openbaar bekend gemaakt. In de bekendmaking wordt aangegeven dat belanghebbenden binnen deze termijn hun zienswijze schriftelijk kenbaar kunnen maken bij het college van burgemeester en wethouders.
  • 2. Als het gaat om een voorgenomen wijziging is de in Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

Hoofdstuk 4 . Flexibiliteitregels

Toelichting
Een bestemmingsplan wordt vastgesteld voor de langere termijn. De Wet ruimtelijke ordening gaat uit van een geldingsduur van in principe tien jaar. Na tien jaar moet onderzocht worden of het bestemmingsplan nog voldoende actueel is.
In de loop der jaren doen zich ontwikkelingen voor die bij het vaststellen van het bestemmingsplan niet voorzien zijn en ook niet te voorzien waren. Vandaar dat er ook in dit bestemmingsplan Buitengebied een aantal flexibiliteitregels zijn opgenomen, die in voorkomende gevallen kunnen worden toegepast.

Er zijn twee soorten flexibiliteitregels: de ontheffingsbevoegdheid en de wijzigingsbevoegdheid.
De ontheffingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6. lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening Het is de lichtste vorm van flexibiliteit: dit instrument geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om in een concreet geval ontheffing te verlenen van de regels van een bepaalde bestemming. De bestemming zelf blijft gewoon intact. Stel dat het bestemmingsplan voor een bepaalde bestemming een bebouwingspercentage toestaat van 80 % dan kunnen burgemeester en wethouders bijvoorbeeld ontheffing verlenen tot 90%.
De wijzigingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6.lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening. Het is een zwaarder instrument dan de ontheffingsbevoegdheid: burgemeester en wethouders kunnen een bestemming in het plan voor een bepaalde locatie wijzigen in een andere bestemming. Bijvoorbeeld: als een agrarisch bedrijf wordt beëindigd en het handhaven van de bestemming 'Agrarisch- bedrijf' niet meer zinvol is dan kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen in de bestemming wonen. Ook het omgekeerde is in bepaalde gebieden mogelijk.
 
Niet alleen aan het college van burgemeester en wethouders kan de bevoegdheid worden toegekend om een bepaalde wijzigingsbevoegdheid toe te passen, de gemeenteraad kan de bevoegdheid ook aan zich houden. Dat gebeurt in dit bestemmingsplan in enkele gevallen wanneer het belang van de zaak dit vraagt. Het beeldkwaliteitplan is een voorbeeld. Tegelijk met het bestemmingsplan wordt een beeldkwaliteitplan vastgesteld. Ook hiervoor geldt dat zich in de planperiode ontwikkelingen kunnen voordoen die niet zijn voorzien. De gemeenteraad kan dan een wijziging van het beeldkwaliteitplan vaststellen. Dit heeft het grote voordeel dat de procedure een stuk eenvoudiger en veel korter is dan de bestemmingsplanprocedure.  

 

Artikel 30 . Ontheffingsregels

 

Toelichting
In de praktijk is er in concrete gevallen soms behoefte om activiteiten te kunnen ontplooien waar het bestemmingsplan niet direct in voorziet. Het zou te ver gaan om dergelijke activiteiten bij voorbaat in alle gevallen mogelijk te maken door deze direct in de bestemming op te nemen, van de andere kant is er ook geen bezwaar tegen om die activiteiten onder bepaalde voorwaarden toe te staan met behoud van de geldende bestemming. Vaak gaat het hierbij om zogeheten nevenactiviteiten. In dit artikel is ook aangegeven onder welke voorwaarden een ontheffing kan worden verleend.  

 

Algemeen

Toepassing van de ontheffingsbevoegdheden die in dit artikel zijn opgenomen, is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 24.2.

 

Ontwikkeling   Ontheffing van bestemming/ regel   Toe te passen  
Ondergronds bouwen   Ontheffing van alle bestemmingen waar gebouwen en bouwwerken zijn toegestaan;
en van de gebruiksregels.  
30.1  
Bouwen op gronden met 'Waarde- Archeologie'   Ontheffing van alle bestemmingen met de aanduiding 'Waarde-archeologie'; en van de gebruiksregels   30.2  
Gebruik vrijstaand bijbouw ten behoeve van mantelzorg   <VERVALLEN>   30.3  
Uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf   Ontheffing van alle bestemmingen waar een (bedrijfs-) woning is toegestaan;
en van de gebruiksregels  
30.4  
Het oprichten van een tweede agrarische bedrijfswoning   <VERVALLEN>
 
30.5  
Gebruik (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen voor niet-agrarische doeleinden   <VERVALLEN>   30.6  
Verkoop van op het bedrijf vervaardigde of geteelde producten   <VERVALLEN>
 
30.7  
Het bieden van recreatief nachtverblijf als nevenactiviteit   Agrarisch – agrarisch bedrijf
Wonen
Gebruiksregels  
30.8  
Realisatie minicamping   <VERVALLEN>   30.9  
Uitbreiding van een bestaande groepsaccommodatie   <VERVALLEN>   30.10  
Uitbreiding bebouwd oppervlakte bedrijf   <VERVALLEN>
 
30.11  
Vergroting inhoud woning   Agrarisch – agrarisch bedrijf
Wonen  
30.12  
Vergroting oppervlakte vrijstaande bijbouwen   Wonen   30.13  
Vervangende nieuwbouw woning   Wonen   30.14  
Bouwen van een schuilgelegenheid voor vee   Agrarisch   30.15  
Tijdelijke huisvesting van werknemers   <VERVALLEN>   30.16  
De bouw van ondersteunende kassen   <VERVALLEN>   30.17  
Verbreding landbouw   <VERVALLEN>   30.18  
Begrazing door vee   <VERVALLEN>   30.19  
Plaatsen van hekwerken   <VERVALLEN>   30.20  
Jaarlijks terugkerend (meerdaags) evenement   Agrarisch
Gebruiksregels  
30.21  
Hogere bouw- en goothoogte bedrijfsgebouwen   <VERVALLEN>
 
30.22
   
Hogere bouw- en goothoogte bijgebouwen   Wonen   30.23  
Verandering bedrijfsvorm bedrijf   <VERVALLEN>
 
30.24  
Oprichten permanente teeltondersteunende voorzieningen   Agrarisch   30.25  
Bouwen binnen de aanduiding veiligheidszone bij een leiding   <VERVALLEN>   30.26  
Afwijken onderlinge afstandsgrens gebouwen   <VERVALLEN>
 
30.27  
Aanleg zwembad   Agrarisch- agrarisch bedrijf
Bedrijf
Recreatie
Wonen  
30.28  

Tabel artikel 30. Ontheffingsbevoegdheden ex artikel 3.6.lid 1 sub c Wro

 

30.1 . Ondergronds bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod voor het ondergronds bouwen mits:

  • 1. de bouwlocatie niet gelegen is binnen de bestemming Natuur of in bestemmingvlakken met de dubbelbestemming “Waarde – archeologie” of “Waarde- Aardkundig waardevol gebied”;
  • 2. het bouwen niet ten dienste staat van een intensieve veehouderij gelegen in een gebied met de aanduiding “extensiveringsgebied”.

 

30.2 . Bouwen op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie'

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 18.1. voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemming(en) van meer dan 100 m2 en/of dieper van 40 cm beneden maaiveld, indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

30.3 . Mantelzorg

<VERVALLEN>

 

30.4 . Aan huis verbonden beroep en bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf door (één van) de bewoners van de desbetreffende woning. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:

  • 1. het aan- huis- verbonden beroep of bedrijf past binnen de regeling inzake bijbouwen die dit bestemmingsplan voor de verschillende bestemmingen bevat;
  • 2. de gebruikte vloeroppervlakte mag maximaal 100m² zijn;
  • 3. de woonfunctie moet het belangrijkste blijven;
  • 4. alleen ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende beroep of bedrijf is toegestaan;
  • 5. er mag geen sprake zijn van een publiekgericht karakter;
  • 6. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredig grote verkeersaantrekkende werking en op eigen terrein moet worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • 7. er mag geen sprake zijn van buitenopslag.

 

30.5 . Tweede agrarisch bedrijfswoning

 <VERVALLEN>

 

30.6 . Gebruik (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen voor niet agrarische doeleinden

 <VERVALLEN>

 

30.7 . Verkoop van op het (agrarische) bedrijf vervaardigde of geteelde producten

 <VERVALLEN>

 

30.8 . Recreatief nachtverblijf als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het bieden van recreatief nachtverblijf als nevenactiviteit mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de locatie is niet gelegen op gronden met de aanduiding Landbouwontwikkelingsgebied of op gronden met de bestemming Natuur;
  • 2. de hiervoor noodzakelijke faciliteiten mogen alleen worden gerealiseerd op een bestemmingsvlak en wel binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw. het betreft ten hoogste drie verblijfseenheden;
  • 3. het hoofdgebouw mag niet worden uitgebreid voor het realiseren van die verblijfseenheden;
  • 4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van omwonenden en ( agrarische) bedrijven;
  • 5. parkeren moet op eigen terrein plaatsvinden;
  • 6. bij gebruik van monumentale boerderijen dient het karakter te worden gerespecteerd.

 

30.9 . Realisatie minicamping

 <VERVALLEN>

 

30.10 . Uitbreiding bestaande groepsaccommodatie

 <VERVALLEN>

  

30.11 . Uitbreiding bedrijf

 <VERVALLEN>

 

30.12 . Vergroting inhoud woning

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen om bij boerderijen met de bestemming 'Agrarisch- bedrijf' of voormalige boerderijen die de bestemming 'Wonen' hebben gekregen, het inpandige voormalige bedrijfsgedeelte, zoals de stal, te gebruiken voor woondoeleinden ook al betekent dit dat de inhoud van de woning daarmee groter wordt dan de toegelaten maximum inhoud. Er mag echter geen uitbreiding plaatsvinden. Tevens moeten aanbouwen die later aan het pand zijn aangebouwd en die dus niet als “origineel” zijn te kwalificeren worden gesloopt.

 

In uitzonderingsgevallen is het toegestaan de inhoud van een woning te vergroten tot meer dan de in artikel 8 toegelaten maximum inhoud indien:

  • 1. uit een gekwalificeerd architectonisch rapport blijkt dat daardoor de beeldkwaliteit van het pand in relatie tot zijn omgeving wordt vergroot;
  • 2. er sloop plaatsvindt van alle overtollige (voormalige bedrijfs-)gebouwen waarbij als uitgangspunt gehanteerd wordt dat de toegenomen waarde van de woning door vergroting wordt ingezet voor de sloop. Hiervoor dienen twee taxatierapporten inzake de waardevermeerdering van de woning en twee taxatierapporten van de sloopkosten opgesteld te worden. Uitgangspunt is de gemiddelde inschatting op basis van de taxaties.

 

30.13 . Vergroting maximaal toegestane 100 m2 bijbouwen bij woningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het vergroten van de maximaal toegestane oppervlakte van 100m2 die geldt voor bijbouwen bij de bestemming Wonen mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. alle bestaande overtollige bijbouwen en/of voormalige bedrijfsgebouwen worden in één keer gesloopt, met uitzondering van beeldbepalende en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • 2. de beeldkwaliteit wordt door sloop vergroot;
  • 3. bijbouwen in gebruik ten behoeve van de bestemming Wonen hoeven niet gesloopt te worden;
  • 4. er is zonder ontheffing maximaal 100 m2 bijbouwen toegestaan;
  • 5. 40 % van de te slopen oppervlakte mag teruggebouwd worden. De eerste 100m2(reeds gebouwd of niet) waar men zonder ontheffing recht op heeft wordt niet meegenomen in de te slopen oppervlakte;
  • 6. de maximale oppervlakte dat teruggebouwd mag worden mag maximaal 150m² bedragen;
  • 7. een inrichtingsplan wijst uit dat de uitbreiding past binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.
30.14 . Vervangende nieuwbouw woningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor vervangende nieuwbouw binnen de bestemming Wonen anders dan op de bestaande locatie (fundamenten) indien de nieuwe situering uit een oogpunt van beeldkwaliteit dan wel om verkeerstechnische redenen, zoals de afstand tot de weg, een verbetering oplevert.

  

30.15 . Schuilgelegenheid voor vee en paarden

Burgemeester en wethouders kunnen voor gronden binnen de bestemming Agrarisch ontheffing verlenen voor de bouw van kleine schuilgelegenheden voor vee en paarden met opslagmogelijkheid voor hooi, stro en voeders, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de locatie is gelegen binnen een zone van 500 m rondom een bebouwde kom;
  • 2. de perceelsoppervlakte is minimaal 0,5 ha;
  • 3. de oppervlakte van de schuilgelegenheid is maximaal 20 m2;
  • 4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;
  • 5. de nokhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • 6. per perceel mag slechts één schuilgelegenheid worden gebouwd;
  • 7. er is een inrichtings- en beplantingsplan overlegd dat uitwijst dat voldaan wordt aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie.

 

30.16 . Tijdelijke huisvesting van werknemers

<VERVALLEN>

 

30.17 . Uitbreiding ondersteunende kassen

<VERVALLEN>

 

30.18 . Verbreding landbouw

<VERVALLEN>

 

30.19 . Begrazing natuur- en bosgebied door vee

<VERVALLEN>

 

30.20 . Plaatsen van hekwerken

<VERVALLEN>

30.21  . (Meerdaags) evenement

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor (meerdaagse) evenementen onder de voorwaarden dat:

  • 1. het evenement maximaal 8 dagen duurt, exclusief de opbouw en afbraak van het evenement;
  • 2. parkeren plaatsvindt op of aansluitend aan het evenemententerrein;
  • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aan de desbetreffende gronden gegeven bestemming.

 

30.22 . Hogere bouw- en goothoogte bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde

 <VERVALLEN>

 

30.23 . Hogere bouw- en goothoogte bijgebouwen op de bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen voor de gronden met de bestemming Wonen ontheffing verlenen van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte die gelden voor de bijgebouwen op gronden met de bestemming Wonen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden dat:

  • 1. de goot- en/of bouwhoogte in verhouding staan met de goot- en/of bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • 2. een hogere goot- en/of bouwhoogte wenselijk is vanuit beeldkwaliteit;
  • 3. er een inrichtingsplan is overlegd dat uitwijst dat voldaan wordt aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie.

 

30.24 . Omschakeling bedrijfsvorm bedrijf

 <VERVALLEN>

 

30.25 . Oprichten permanente teeltondersteunende voorzieningen anders dan kassen

Burgemeester en wethouders kunnen voor gronden met de bestemming Agrarisch en met de aanduiding verwevingsgebied ontheffing verlenen voor het bouwen van permanente teeltondersteunende voorzieningen anders dan kassen onder de voorwaarden dat deze gerealiseerd worden aansluitend aan het bestemmingsvlak “Agrarisch- Agrarisch bedrijf” en tot een maximale oppervlakte van 4 hectare. Deze bevoegdheid geldt voor gronden met de bestemming Agrarisch – Agrarisch bedrijf en met de aanduiding landbouwontwikkelingsgebied met dien verstande dat hier geen maximale oppervlakte geldt. In beide gevallen moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de teeltondersteunende voorzieningen uit een oogpunt van agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk zijn;
  • 2. een inrichtingsplan wijst uit dat de realisatie van ondersteunende voorzieningen past binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.

 

30.26 . Bouwen binnen de aanduiding veiligheidszone bij een leiding

 <VERVALLEN>

 

30.27 . Afwijking onderlinge afstandsgrens gebouwen

 <VERVALLEN>

 

30.28 . Aanleg zwembad

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het bouwen van één niet -overdekt zwembad op het erf van een bestaande (bedrijfs)woning mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 100m² bedragen;
  • 2. het zwembad mag niet bedrijfsmatig geëxploiteerd worden;
  • 3. uit het bouwplan blijkt dat de waterafvoer van het zwembad als gevolg van een regenbui of het schoonmaken zodanig geregeld is dat dit geen nadelige invloed heeft op de omliggende gronden en/of de (druk)riolering.

 

Artikel 31 . Wijzigingsbevoegdheden

 

Toelichting
In dit artikel zijn de wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Hier is een aantal mogelijkheden opgenomen om in voorkomende gevallen een bestemming te wijzigen of om een andere activiteit toe te staan dan op grond van de geldende bestemming mogelijk is.
Indien de door u gewenste activiteit ook niet binnen deze bepalingen past, dan is de ontwikkeling alleen mogelijk door het bestemmingsplan te herzien. De gemeenteraad beslist hierover. Neem hiervoor altijd eerst contact op met de gemeente.  

 

Algemeen

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheden die in dit artikel zijn opgenomen, is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 24.2.

 

Ontwikkeling   Bestemming   Toe te passen  
    oud   nieuw      
Vormverandering bestemmingsvlak agrarisch bedrijf   <VERVALLEN>   <VERVALLEN>   artikel 31.1  
Vergroting en vormverandering bestemmingsvlak agrarisch bedrijf   <VERVALLEN>   <VERVALLEN>   artikel 31.2  
Omschakeling naar agrarisch bedrijf “iv”   <VERVALLEN>   <VERVALLEN>   artikel 31.3  
Nieuwvestiging agrarisch bedrijf “iv”   <VERVALLEN>   <VERVALLEN>   artikel 31.4  
Uitbreiding agrarisch bedrijf “glas” naar 3 ha   <VERVALLEN>   <VERVALLEN>   artikel 31.5  
Hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfslocatie ( VAB) voor agrarisch verwante bedrijvigheid   <VERVALLEN>   <VERVALLEN>   artikel 31.6  
Hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfslocatie ( VAB) voor niet- agrarische bedrijvigheid   <VERVALLEN>   <VERVALLEN>   artikel 31.7  
Omschakeling bestemming Wonen naar bestemming 'Agrarisch bedrijf'   Wonen   Agrarisch bedrijf   artikel 31.8  
Boerderijsplitsing   <VERVALLEN>   <VERVALLEN>   artikel 31.9  
Ontwikkeling nieuwe natuur   Agrarisch   Natuur
Waarde-Natuur en landschap
Water  
artikel 31.10  
Wijziging beeldkwaliteitplan en/of de lijst met beeldbepalende panden en monumenten   n.v.t.   n.v.t.   artikel 31.11  
Vergroting en vormverandering bestemmingsvlak Bedrijf   <VERVALLEN>   <VERVALLEN>   artikel 31.12  
Wijziging bestemming Agrarisch bedrijf in wonen   <VERVALLEN>   <VERVALLEN>   artikel 31.13  
Wijziging van de aanduiding 'Waarde-archeologie'   n.v.t.   n.v.t.   artikel 31.14  
Omschakeling naar recreatie   Agrarisch bedrijf;
Bedrijf;
Maatschappelijk;
Wonen  
Recreatie   artikel 31.15  
Realiseren landschapscamping   Agrarisch bedrijf;
Bedrijf;
Maatschappelijk
Wonen  
Recreatie   artikel 31.16  
Vorm- of grootteverandering bestemmingsvlak wonen   Agrarisch   Wonen   artikel 31.17  
Wijziging bestemming Bedrijf, Recreatie of Maatschappelijk in Wonen   <VERVALLEN>   <VERVALLEN>   artikel 31.18  
Aanleg leiding   Alle bestemmingen   Leiding (dubbelbestemming)   artikel 31.19  
Wijziging bebouwingsvrije en/of veiligheidszones bij een leiding   n.v.t.   n.v.t.   Artikel 31.20  

 

31.1 . Vormverandering bestemmingsvlak Agrarisch bedrijf

<VERVALLEN>

 

31.2 . Vergroting en vormverandering bestemmingsvlak Agrarisch bedrijf

<VERVALLEN>

 

31.3 . Omschakeling naar intensieve veehouderij

<VERVALLEN>

 

31.4 . Nieuwvestiging Agrarisch bedrijf

<VERVALLEN>

 

31.5 . Uitbreiding agrarisch bedrijf “glas”

<VERVALLEN>

 

31.6 . Hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfslocatie (VAB) voor agrarisch verwant bedrijf

<VERVALLEN>

 

31.7 . Hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfslocatie (VAB) voor een niet agrarisch bedrijf

<VERVALLEN>

 

31.8 . Omschakeling bestemming Wonen naar bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen wijzigen in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' onder de volgende voorwaarden:

  • 1. omschakeling is alleen mogelijk naar een grondgebonden agrarische bedrijf;
  • 2. volgens het advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen betreft het de omschakeling naar een duurzaam en volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • 3. een inrichtingsplan wijst uit dat de omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf past binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.

 

31.9 . Boerderijsplitsing

<VERVALLEN>

31.10 . Ontwikkeling nieuwe natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming “Agrarisch” wijzigen in de bestemming Natuur of de bestemming Groen met de dubbelbestemming “Waarde- natuur en landschap” ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe natuur- en/of landschapselementen.

 

31.11 . Aanpassing beeldkwaliteitplan

Burgemeester en wethouders kunnen het beeldkwaliteitplan aanpassen op grond van nieuwe ontwikkelingen of nieuwe inzichten die zich voordoen gedurende de looptijd van het bestemmingsplan wijzigen.

 

31.12 . Vergroting en/of vormverandering bestemmingsvlak “Bedrijf”

<VERVALLEN>

 

31.13 . Wijziging Agrarisch- Agrarisch Bedrijf in Wonen

<VERVALLEN>

31.14 . Wijziging aanduiding “Waarde-archeologie”
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'Waarde-archeologie' op de verbeelding toevoegen indien uit onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk archeologische waarde hebben of waarvan is komen vast te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'Waarde- archeologie' op de verbeelding weghalen indien uit onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is komen vast te staan dat deze gronden geen archeologische verwachtingswaarde hebben.

 

31.15 . Omschakeling naar recreatie

Burgemeester en wethouders kunnen bestemmingsvlakken met de bestemming 'Agrarisch- Agrarisch Bedrijf', 'Bedrijf' en 'Wonen' wijzigen in de bestemming 'Recreatie', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de natuur- en landschapswaarden van het gehele terrein dienen in betekenende mate te worden verhoogd, hetgeen moet worden onderbouwd met een inrichtings- en beplantingsplan dat voldoet aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan;
  • 2. agrarische bedrijven in de omgeving mogen niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • 3. uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een duurzame, bedrijfsmatige activiteit;
  • 4. de locatie is niet gelegen in het Landbouwontwikkelingsgebied of een “RNLE-landschapsdeel”;
  • 5. er moet sprake zijn van een volwaardig kwalitatief waardig bedrijf hetgeen moet zijn onderbouwd met een advies van de Adviescommissie Recreatie en Toerisme.

 

31.16 . Realiseren van een landschapscamping

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch', bestemmingsvlakken met de bestemming 'Agrarisch- Agrarisch bedrijf' en 'Wonen', alsmede de bedrijven anders dan agrarisch en maatschappelijke bedrijven wijzigen naar de bestemming 'Recreatie', ten behoeve van de realisatie van een landschapscamping, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. het terrein waarop de landschapscamping wordt gevestigd sluit direct aan op een bestaande bestemmingsvlak;
  • 2. faciliteiten zoals was- en toiletvoorzieningen dienen in bestaande gebouwen binnen het bestemmingsvlak te worden gerealiseerd;
  • 3. elke standplaats voor een kampeermiddel dient een oppervlakte te hebben van tenminste 300m2;
  • 4. de totale oppervlakte van het terrein dient tenminste drie maal zo groot te zijn als de gezamenlijke oppervlakte van de standplaatsen;
  • 5. de natuur- en landschapswaarden van het gehele terrein dienen in betekenende mate te worden verhoogd, hetgeen moet worden onderbouwd met een inrichtings- en beplantingsplan;
  • 6. agrarische bedrijven in de omgeving worden niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt;
  • 7. uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een duurzame, bedrijfsmatige activiteit;
  • 8. de locatie is niet gelegen in een “RNLE-landschapsdeel”;
  • 9. er moet sprake zijn van een volwaardig kwalitatief waardig bedrijf hetgeen moet zijn onderbouwd met een advies van de Adviescommissie Recreatie en Toerisme.

 

31.17 . Vorm- of grootteverandering bestemmingsvlak Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen ten behoeve van de vorm- en/of grootteverandering van de bestemming 'Wonen' mits:

  • 1. dit nodig is om een ontwikkeling die plaatsvindt binnen de bouwregels van deze bestemming m.b.t. maatvoering en afstanden, te kunnen realiseren;
  • 2. agrarische bedrijven in de omgeving worden niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt;
  • 3. een inrichtingsplan uitwijst dat de bestemmingsverandering past binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.
31.18 . Wijziging bestemmingen Bedrijf, Recreatie en Maatschappelijk in bestemming Wonen

<VERVALLEN>

 

31.19 . Wijziging van alle bestemmingen in dubbelbestemming Leidingen

Burgemeester en wethouders kunnen alle bestemmingen wijzigen in de dubbelbestemming “Leidingen” indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de betrokken leidingbeheerder dient een concreet plan te hebben ingediend waarin is onderbouwd dat het verleggen c.q. aanpassen van de leiding noodzakelijk is;
  • 2. er dient zo veel mogelijk aansluiting te worden gezocht bij bestaande infrastructuur.

 

31.20 . Wijziging van de bebouwingsvrije en/of veiligheidszones bij een leiding

Burgemeester en wethouders kunnen de bebouwingsvrije en veiligheidszone bij een leiding als bedoeld in artikel 16 kunnen onder de volgende voorwaarden worden gewijzigd:

  • 1. Het ministerie van VROM en/of ministerie van Defensie vaardigt over deze zones nieuwe regelgeving, c.q. richtlijnen uit; of
  • 2. De desbetreffende leidingbeheerder of verantwoordelijke instantie verzoekt hiertoe op basis van wijziging van de regelgeving inzake de externe veiligheid met betrekking tot deze leiding(en).

Hoofdstuk 5 . Overgangs- en slotregels

 

Artikel 32 . Overgangsrecht

 

Toelichting
Er kunnen situaties zijn dat bestaande bebouwing of gebruik niet in overeenstemming is met de bestemming, die is toegekend.
 
In het Besluit ruimtelijke ordening is een standaardregeling voor het overgangsrecht opgenomen die in alle bestemmingsplannen moet worden overgenomen. Zowel voor het bouwen als voor het gebruik is de peildatum de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. De werking van het overgangsrecht wordt hierna toegelicht.
 
Voor bestaande gebouwen en andere bouwwerken, betekent dit dat zij gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd. Bouwrechten, die ontleend kunnen worden aan reeds verleende of voor de datum van ter visie legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aangevraagde bouwvergunningen, mogen worden geëffectueerd, ook als het bouwwerk niet in overeenstemming is met dit bestemmingsplan.
Als er sprake is geweest van een calamiteit, zoals brand of stormschade, is daarentegen totale nieuwbouw toegestaan.
Gebruik dat op dat moment bestaat en strijdig is met het bestemmingsplan mag in bepaalde gevallen worden voortgezet. Namelijk wanneer het op grond van het vorige bestemmingsplan al was toegestaan. Maar voor iemand die na het van kracht worden van het bestemmingsplan is overgeschakeld naar gebruik in strijd met de bestemming, geldt het overgangsrecht niet.  

 

32.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

32.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken. Is het verboden dit gebruik daarna te vervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

32.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

 <VERVALLEN>

 

Artikel 33 . Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het wijzigingsplan “Wijzigingsplan Hilakker 6a + 8 in Bakel”.