direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Heikampseweg 28, De Mortel
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.WPHeikampseweg28-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het wijzigingsplan "Heikampseweg 28, De Mortel" van de gemeente Gemert-Bakel.

1.1 Aanleiding en doel

Op het adres Heikampseweg 28 te De Mortel staat een woonboerderij. Het gebouw heeft zijn oorsprong in de negentiende eeuw. In 1968 heeft een grondige renovatie plaatsgevonden, waarbij de spanten behouden zijn gebleven.

In het westelijke gedeelte van het gebouw is een kleine woning aanwezig. Het oostelijke gedeelte werd tot de eeuwwisseling als stal gebruikt. Thans is het gebouw niet in gebruik.

De huidige eigenaren, de erven van de heer P.C. van den Berg, wensen de woonboerderij te verkopen. Door de boerderij te splitsen zal de verkoop waarschijnlijk gemakkelijker gaan en kunnen de kosten voor het herstel van het gebouw gedeeld worden. Hiermee ontstaat een economisch gezonde basis om het gebouw te behouden voor de toekomst.

Splitsing van de boerderij in twee woningen is niet rechtstreeks mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan "Gemert-Bakel, buitengebied 2010", maar het bestemmingsplan bevat wel een wijzigingsbevoegdheid waarbinnen onder voorwaarden een splitsing mogelijk is.

Voorliggende toelichting bevat de ruimtelijke onderbouwing voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische ligging weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPHeikampseweg28-ON01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van het wijzigingsplan ingetekend. De plangrens is gebaseerd op de grens van de vigerende woonbestemming voor dit perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPHeikampseweg28-ON01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Gemert, sectie G, nummer 1473.

De oppervlakte van het plangebied bedraagt 2.682 m².

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Gemert-Bakel, buitengebied 2010", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 27 mei 2010.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPHeikampseweg28-ON01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Binnen het plangebied geldt de bestemming 'Wonen', waarbinnen één woning is toegestaan.

Ter plaatse van het plangebied geldt voorts de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetgebied - verwevingsgebied'. Deze aanduiding is slechts van toepassing op de nieuwvestiging of uitbreiding van agrarische bedrijven en stelt geen regels aan het wonen.

Het project kan niet rechtstreeks worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan, omdat dit slechts één woning toestaat. Artikel 31.9 van de planregels bevat een wijzigingsbevoegdheid voor het onder voorwaarden splitsen van het boerderijgebouw. In paragraaf 7.1 zijn de voorwaarden en een toetsing daaraan opgenomen.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding toont de bestaande toestand van het plangebied in de wijdere omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPHeikampseweg28-ON01_0004.jpg"

PLANGEBIED IN WIJDERE OMGEVING

Het plangebied ligt in het agrarische gebied ten oosten van de kern De Mortel, op de grens tussen de oude en jonge Peelontginningen, zoals blijkt uit onderstaande topografische kaart van omstreeks 1900.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPHeikampseweg28-ON01_0005.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE OMSTREEKS 1900

De gronden aan de westzijde van het plangebied zijn ontgonnen vanaf 1750 en worden gekenmerkt door een kleinschalig karakter. De jonge ontginningen ten oosten van het plangebied vinden plaats vanaf het midden van de 19e eeuw. Deze hebben een meer uniform en grootschalig karakter.

Van oudsher is het gebied in agrarisch gebruik. Vanwege schaalvergroting van de landbouw zijn de laatste decennia echter kleinere agrarische bedrijven beëindigd. De voormalige bedrijfswoningen zijn als burgerwoning in gebruik genomen.
Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf (intensieve veehouderij) ligt op een afstand van circa 250 meter van het plangebied.

De Heikampseweg betreft een landbouwweg zonder doorgaande functie. De verkeersintensiteiten zijn laag.

Het boerderijgebouw heeft zijn oorsprong in de negentiende eeuw. Op de topografische kaart van 1900 is het gebouw reeds zichtbaar. De historische waarde komt voornamelijk naar voren in de spanten die het dak ondersteunen. In 1968 heeft een grondige renovatie plaatsgevonden, waarbij een groot deel van het oorspronkelijke karakter verloren is gegaan. Onderstaande foto's geven de bestaande situatie van het gebouw weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPHeikampseweg28-ON01_0006.jpg"

BUITENZIJDE BESTAAND BOERDERIJGEBOUW

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPHeikampseweg28-ON01_0007.jpg"

OUDE DAKSPANTEN BINNENZIJDE

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is het feitelijke plan beschreven.

3.1 Bouwplan

Het bouwplan betreft de splitsing van de bestaande boerderij in twee woningen. Tevens wordt het erf gesplitst in twee woonpercelen. Er zijn thans nog geen concrete bouwtekeningen gereed. Volstaan wordt met onderstaande indicatieve inrichtingsschets van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPHeikampseweg28-ON01_0008.jpg"

INDICATIEVE INRICHTING VAN HET PLANGEBIED

De bestaande boerderij met een bebouwde oppervlakte van circa 343 m² wordt gesplitst in twee woningen. Daarbij wordt de bestaande, kleine bedrijfswoning uitgebreid, en in het resterende deel de tweede woning gerealiseerd. Er vindt geen uitbreiding van de hoofdmassa plaats. Bij aanpassingen aan het gebouw kunnen de oorspronkelijke kenmerken worden teruggebracht.

Het perceel wordt gesplitst in twee woonpercelen van respectievelijk 1.470 m² en 1.215 m². Per woning is maximaal 100 m² aan bijgebouwen toegestaan.

3.2 Verkeer en parkeren

Het plan leidt tot een beperkte toename van de verkeersaantrekkende werking met circa 6 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De capaciteit van de Heikampseweg is daarvoor toereikend.

In de bestaande situatie ligt er een inrit vanaf de Heikampseweg aan de westzijde van het gebouw. Ten behoeve van de ontsluiting van de tweede woning wordt ook aan de oostzijde een inrit aangelegd. Het aanleggen van een extra inrit vanaf de Heikampseweg is gezien de beperkte intensiteit op deze weg verkeerstechnisch aanvaardbaar.

Per woning moeten ten minste twee parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangelegd. Hiervoor is voldoende ruimte beschikbaar.

3.3 Groen en water

Binnen het plangebied is in beperkte mate erfbeplanting aanwezig. Het betreft voornamelijk 'opschot', gegroeid na beëindiging van het gebruik van het gebouw. Een deel hiervan zal worden verwijderd. Na realisatie van de woningen zal nieuwe erfbeplanting worden aangebracht.

Er is geen sprake van oppervlaktewater binnen het plangebied.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het betreffen onder meer militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.

Voor onderhavig plan is het nationale belang "Militaire objecten en terreinen" aan de orde vanwege de relatief korte afstand tot het militaire vliegveld Volkel. In paragraaf 5.4 is een toetsing van het plan aan de hieromtrent gestelde regels opgenomen.

4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is van toepassing op het plan. Specifiek aandachtspunt is het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2, waarin de verplichting is opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren; de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarbij moet achtereenvolgens worden aangetoond of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en - in geval van een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied - of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).

De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie Noord-Brabant overgenomen c.q. vastgelegd in de Verordening Ruimte. In paragraaf 4.2.2 wordt hierop nader ingegaan.

4.1.3 Overig nationaal beleid

Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Verordening ruimte 2014.

Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.

4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.

Analyse
Het plangebied ligt binnen het 'gemengd landelijk gebied': "De provincie beschouwt het hele landelijk gebied als een gebied waarbinnen een menging van functies aanwezig is: het gemengd landelijk gebied. De mate van menging varieert daarbij van de gebieden waarin meerdere functies in evenwicht naast elkaar bestaan tot gebieden waar de land- en tuinbouw de dominante functie is."

Het plangebied ligt in een gebied waarbinnen een menging van functies aanwezig is. De agrarische functie van de boerderij is reeds geruime tijd beëindigd. Het plan leidt tot een extra woning. De nieuwe woning vormt geen nadere beperking voor omliggende (agrarische) functies, zoals blijkt uit paragraaf 5.1.

Conclusie
Het plan past binnen de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

4.2.2 Verordening ruimte 2014

Op 19 maart 2014 is de Verordening ruimte 2014 in werking getreden. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

De Verordening maakt onderscheid in structuren en aanduidingen. De structuren zijn provinciedekkend. Afhankelijk van de waarden in of kenmerken van een gebied gelden er één of meerdere aanduidingen.

Analyse

Het plangebied ligt binnen de structuur 'gemengd landelijk gebied'. Er zijn geen aanduidingen aan de orde.

Conform het bepaalde in artikel 7.7, eerste lid van de Verordening is de nieuwbouw van woningen buiten bestaand stedelijk gebied niet toegestaan. Echter kan in afwijking daarvan een splitsing in meerdere woonfuncties in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing plaatsvinden, mits deze splitsing gericht is op het behoud en herstel van deze bebouwing (artikel 7.7, derde lid, onder b. van de Verordening).

De boerderij binnen het plangebied betreft een cultuurhistorisch waardevol gebouw. Zoals vermeld kan met de splitsing van de boerderij in twee woningen voldoende economisch draagvlak worden verkregen om het gebouw te herstellen en voor de toekomst te behouden.

Conclusie
Het plan voldoet aan de Verordening ruimte 2014.

4.2.3 Overig provinciaal beleid

Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie+

In juni 2011 heeft de gemeenteraad de "Structuurvisie+ Gemert-Bakel 2011-2021" vastgesteld.

In de structuurvisie komen boerderijsplitsingen niet met name aan de orde. Wel wordt in de structuurvisie onderkend dat er, als gevolg van schaalvergoting in de landbouw, agrarische bedrijfslocaties vrijkomen, en dat cultuurhistorisch waardevolle objecten en elementen behouden zouden moeten worden.

Het plan betreft de splitsing van een cultuurhistorisch waardevol boerderijgebouw in twee woningen om daarmee het behoud van de boerderij te kunnen waarborgen. Het project draagt derhalve bij aan het behoud van een cultuurhistorisch waardevol object.

Conclusie
Het plan past binnen de Structuurvisie Plus

4.3.2 Overig gemeentelijk beleid

Het overige gemeentelijke beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding;
  • 4. beperkingen in verband met militair vliegveld Volkel.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Ter plaatse van het plangebied geldt thans reeds de bestemming 'Wonen'. Omdat de bestemming ongewijzigd blijft en er geen uitbreiding van de bebouwing plaatsvindt is er geen noodzaak tot het uitvoeren van een bodemonderzoek. De bodemkwaliteit is voldoende.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Binnen een afstand van 100 meter tot het plan zijn geen niet-agrarische bedrijven gevestigd. Er zijn derhalve geen inrichtingen die invloed hebben op het plan.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat er geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).

Daaruit volgt dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

Het plan omvat een nieuwe woning en daarmee een nieuw geurgevoelig object.

De gemeente Gemert-Bakel heeft in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij eigen geurbeleid vastgesteld: "Geurverordening Gemert-Bakel 2013" (vastgesteld door de gemeenteraad op 6 februari 2014) en de onderliggende "Geurgebiedsvisie Gemert-Bakel 2013" (27 augustus 2013).

Invloed plan op agrarische bedrijfsvoering
Het plangebied ligt precies op de grens van de gebieden waar middels de geurverordening is vastgesteld dat de geurbelasting 5 OuE/m³ respectievelijk 14 OuE/m³ mag bedragen.

In de wijdere omgeving van het plangebied liggen een aantal intensieve veehouderijen. De dichtstbijzijnde ligt op een afstand van ruim 250. Voor alle veehouderijen geldt dat er reeds woningen op kleinere afstand liggen. De nieuwe woning vormt derhalve geen nadere belemmering voor de agrarische bedrijfsvoering. Een nader onderzoek is niet nodig.

Beoordeling woon- en leefklimaat
In de geurgebiedsvisie is de achtergrondbelasting voor de gehele gemeente bepaald. Het plangebied ligt in de zone met een achtergrondbelasting van 7,5 tot 13,1 OuE/m³, hetgeen overeenkomt met een "redelijk goed" leefklimaat. Bij dit leefklimaat is sprake van 10 tot 15% geurgehinderden. Gezien het feit dat er sprake is van een uitbreiding met één woning en het feit dat een toekomstige bewoner ervoor kiest in het buitengebied te gaan wonen, mag dit als acceptabel worden gezien.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.

Verkeerslawaai

Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van de Heikampseweg. Om de gevelbelasting van de nieuwe woning inzichtelijk te maken heeft DPA Cauberg-Huygen uit Eindhoven een akoestisch onderzoek uitgevoerd: "Akoestisch onderzoek Heikampseweg 28 te De Mortel" (19 februari 2015, ref. 20150175-02). Het onderzoeksrapport is als bijlage 1 bijgevoegd.

DPA Cauberg-Huygen concludeert dat ten gevolge van het wegverkeerslawaai op de Heikampseweg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden, omdat de maximaal berekende geluidsbelasting 48 dB bedraagt. Er worden derhalve door de Wet geluidhinder geen restricties gesteld aan de realisering van een geluidgevoelige bestemming op deze kavel.

Industrielawaai

Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van industrielawaai. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluidhinder vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Onderhavig plan omvat een uitbreiding met één woning en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:

  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie NO2 vanaf 2015;
  • 25 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM2,5 vanaf 2015;
  • 35 overschrijdingsdagen per jaar van de gemiddelde concentratie PM2,5.

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke wegen. Gesteld mag worden dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Milieueffectrapportage
5.1.7.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.

5.1.7.2 Analyse

Het plan valt onder de activiteit D11.2 "De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen" zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Omdat de omvang van het plan ruimschoots onder de drempelwaarde van 75 hectare voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten ligt en gelet op de resultaten van de in hoofdstuk 5 uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.7.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

In het kader van de Monumentenwet 1988 heeft de gemeente Gemert-Bakel eigen archeologiebeleid vastgesteld. Op de bijbehorende beleidskaart is opgenomen dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde (categorie 6). Binnen deze zone geldt een vrijstelling voor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek bij alle activiteiten in de bodem, omgeacht oppervlakte of diepte.

Ongeacht de vrijstelling blijft de meldingsplicht als genoemd in artikel 53 van de Monumentenwet 1988 van toepassing.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Doordat het boerderijgebouw gebouwd is vóór 1950 wordt het door de gemeente aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol. Aanleiding voor onderhavig plan is het behoud van het gebouw. Het plan leidt niet tot aantasting van cultuurhistorische waarden.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Flora en fauna
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing:

  • de Natuurbeschermingswet 1998, deze beschermt waardevolle natuurgebieden;
  • de Flora- en faunawet, die een soortenbescherming bevat.
5.2.3.2 Analyse

Om te bepalen of de wijzigingen binnen het plangebied leiden tot overtreding van de Flora- en faunawet heeft Staro Natuur en Buitengebied uit Gemert een onderzoek uitgevoerd: notitie "Toets flora en fauna Heikampseweg 28 De Mortel" (3 maart 2015, nr. 15-0042). De notitie is als bijlage 2 bijgevoegd.

Staro concludeert het volgende:

  • De (mogelijke) aanwezigheid van soorten van FFtabel 1 staat een bestemmingsplanwijziging en de verbouwing van de boerderij echter niet in de weg, omdat voor deze soorten een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen geldt.
  • De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve effecten tot gevolg ten aanzien van broed- en foerageergebied. Door bomen en struiken buiten het broedseizoen te rooien/snoeien worden negatieve effecten ten aanzien van broedende vogels voorkomen.
  • Het is op basis van het uitgevoerde onderzoek niet uit te sluiten dat vleermuizen een vaste verblijfplaats hebben in de boerderij. De mogelijke aanwezigheid van vleermuizen in het gebouw staat de planologische splitsing van de boerderij in twee woningen niet in de weg. In het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het verbouwen van de boerderij moet te zijner tijd een onderzoek worden uitgevoerd om de aan- of afwezigheid van vleermuizen te kunnen vaststellen.
5.2.3.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas.

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid.
Achtereenvolgens komen aan de orde:

5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
5.3.2.2 Provinciaal niveau
  • Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-2015. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
5.3.2.3 Waterschap Aa en Maas

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2010-2015
    Dit plan maakt inzichtelijk wat het waterschap de komende jaren gaat doen. Het doel is om het watersysteem en de afvalwaterketen op orde te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede of mensen en dieren in Noordoost-Brabant leven in een veilige, schone en prettige omgeving.
  • De beleidsnota ‘Uitgangspunten watertoets waterschap Aa en Maas’
    De beleidsnota bevat acht uitgangspunten, die zijn gehanteerd bij het opstellen van voorliggend plan:
    • 1. Wateroverlastvrij bestemmen
    • 2. Hydrologisch neutraal ontwikkelen
    • 3. Voorkomen van vervuiling
    • 4. Gescheiden houden van schoon en vuil water
    • 5. Doorlopen van de afwegingsstappen: "hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer"
    • 6. Meervoudig ruimtegebruik
    • 7. Water als kans
    • 8. Waterschapsbelangen
5.3.3 Hemelwater

Het project omvat een interne verbouwing van een bestaand gebouw. Er wordt slechts een beperkte bebouwingsoppervlakte in de vorm van bijbehorende bouwwerken toegevoegd. Hiervoor hoeft geen infiltratievoorziening te worden aangelegd.

5.3.4 Afvalwater

Het vuile afvalwater vanauit de nieuwe woning zal op de bestaande persriolering in de Heikampseweg wordt geloosd.

5.3.5 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.

5.4 Beperkingen in verband met militair vliegveld Volkel

Het plangebied ligt in de invloedszone van het militaire vliegveld Volkel. Voor een goed functioneren van het vliegveld zijn er beperkingen gelegd op het gebruik van en het bouwen in de omgeving. De afstand tot het plangebied is echter zodanig groot dat alleen een toetsing aan het radarverstoringsgebied nodig is.

5.4.1 Radarverstoringsgebied

Het militaire vliegveld beschikt over een radarsysteem. Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen resulteren in een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door:

  • een cirkel met een straal van 15 km gemeten vanaf de positie van de radar. De maximale hoogte van bouwwerken wordt hier bepaald door elke denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf het punt op de top van de radarantenne (49 meter boven NAP), oplopend met 0,25 graden tot een punt op 15 km afstand op een hoogte van 114 meter boven NAP;
  • aanvullend voor windmolens buiten deze 15 km-contour een cirkel met een straal van 75 km gemeten vanaf de positie van de radar. Voor de tippen van de wieken van windturbines geldt hier een maximale hoogte van 114 meter boven NAP.

Het plangebied ligt op een afstand van 13 km tot het radarsysteem en daarmee binnen het radarverstoringsgebied. De hoogte van bouwwerken binnen het plangebied mag maximaal 105 meter boven NAP (ofwel 95 meter boven maaiveld) bedragen. Het bouwplan blijft daar ruimschoots onder.

Het project voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan betreft een aantal aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond; is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd. Dat wil zeggen, zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initatief gedekt.

6.1 Behoefte

Het plan leidt tot het toevoegen van één woning aan het buitengebied. Er mag worden verondersteld dat deze woning past binnen het gemeentelijke woningbouwbeleid en dat er behoefte is aan een dergelijke woning.

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend wijzigingsplan opgenomen ontwikkeling behoort niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.

Gemeentelijke grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden binnen het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan.

De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Conclusie

Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Toetsing plan aan de wijzigingsregels

Zoals in paragraaf 1.3 vermeld, bevat voorliggende wijzigingsplan de onderbouwing voor de woningsplitsing van een bestaand boerderijgebouw. De voorwaarden voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid zijn beschreven in artikel 31.9 van het vigerende bestemmingsplan "Gemert-Bakel, buitengebied 2010". Hieronder is dit artikel integraal overgenomen:

"31.9 - Boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen ‘Agrarisch bedrijf’ en 'Wonen', voor zo ver gelegen buiten de landbouwontwikkelingsgebieden onder de volgende voorwaarden wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met de aanduiding (voormalige) boerderij (Wob) om de boerderij te splitsen tot twee woningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de splitsing moet redelijkerwijs noodzakelijk zijn om het monument of beeldbepalend pand in stand te houden. Dit betreft in ieder geval de boerderijen die gebouwd zijn voor 1950;
  • 2. splitsing komt pas aan de orde als de volgende opties gezien de feitelijke situatie redelijkerwijs niet haalbaar zijn gebleken:
    • a. woning met nevenfunctie (aan huis gebonden beroep, garage e.d.);
    • b. realiseren van één grote woning;
  • 3. de inhoud van het te splitsen pand mag niet worden vergroot;
  • 4. ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven mogen niet worden belemmerd;
  • 5. het uitgangspunt is de samenhang tussen monumentale en/of beeldbepalend bebouwing en het slopen van de overtollige bebouwing die geen monumentaal en/of beeldbepalend karakter heeft;
  • 6. per woning is maximaal 100 m² aan bijbouwen toegestaan."

Hieronder wordt het plan aan de voorwaarden getoetst.

ad aanhef   Het plangebied ligt buiten de landbouwontwikkelingsgebieden.
Op de verbeelding en in de planregels is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij' opgenomen, conform de in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 opgenomen werkwijze.  
ad 1.   Het boerderijgebouw heeft zijn oorsprong in de 19e eeuw en is dus van vóór 1950.  
ad 2.   Het boerderijgebouw staat al geruime tijd te koop. In die periode is de belangstelling om het pand in zijn geheel te verwerven voor één woning, al dan niet met nevenfunctie, zeer beperkt gebleken. Door de woning te splitsen verwacht men deze aantrekkelijker te maken voor kopers.  
ad 3.   Het pand wordt niet vergroot.  
ad 4.   Het plan vormt geen belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven, zoals blijkt uit paragraaf 5.1.4.  
ad 5.   Er is geen sprake meer van overtollige bebouwing binnen het plangebied.  
ad 6.   Deze oppervlaktemaat is in de planregels overgenomen.  

Conclusie
Samenvattend kan worden gesteld dat aan alle voorwaarden voor de wijziging wordt voldaan.

7.2 Planregels

Voorliggend wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan "Gemert-Bakel Buitengebied 2010" (NL.IMRO.1652.BPwoongebied2011-VG01), vastgesteld door de gemeenteraad op 1 juni 2011. Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels.

Binnen het plangebied wordt het toegestaan maximaal twee woningen binnen het bestaande boerderijgebouw te realiseren.

Voor de leesbaarheid van voorliggend wijzigingsplan is ervoor gekozen de relevante planregels van het bestemmingsplan "Gemert-Bakel Buitengebied 2010" over te nemen.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het wijzigingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure op grond van artikel 3.9a Wro. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 2. Terinzagelegging ontwerpwijzigingsplan
  • 3. Vaststelling door college van burgemeester en wethouders
  • 4. Terinzagelegging vastgesteld wijzigingsplan.