gemeente: Gemert-Bakel   status: Ontwerp
plannaam: Elsendorp-Noord   datum: 01-10-2010
 

Regels

 

1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan

het bestemmingsplan “Elsendorp-Noord” van de gemeente Gemert-Bakel;

bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1652.0300ElsendorpNoord-On01 met bijbehorende regels;

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;

aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;

aanlegvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

achtergevel

een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd) gebouw;

achtergevelrooilijn

de denkbeeldige lijn over het perceel ter hoogte van de achtergevel van het hoofdgebouw;

afhankelijke woonruimte

een bijbouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit oogpunt van mantelzorg gevestigd is;

ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

bijbouw

een aan het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw in één bouwlaag met eventueel een kap, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie, afmetingen of architectonische vormgeving ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

dakvlak

schuin of horizontaal vlak van het dak;

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

erotisch getinte horeca

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken; hoewel niet horeca in strikte zin betreffend, vallen onder dit begrip tevens een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte kan worden uitgeoefend;

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

hoofdgebouw

bebouwing, die door zijn ligging, constructie en afmetingen als belangrijkste bouwwerk van het perceel valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

huishouden

samenlevingsverband, waarbij wat wonen betreft één hoofdtoegang (huisnummer), één bel en één brievenbus aanwezig is;

kap

het gedeelte van een dak tussen goot- en nokhoogte, en niet zijnde een bouwlaag of woonlaag;

mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een georganiseerd verband;

normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 35% van de vloeroppervlakte van de hoofdfunctie als zodanig mag worden gebruikt;

ontheffing

een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste drie, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidingsconstructies;

peil

het bouwpeil overeenkomstig de gemeentelijke bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte terrein;

prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen, zoals het exploiteren van een seksclub, privéhuis, raamprostitutie, escortservice, thuisprostitutie, en bemiddelingsbureau dat bemiddelt tussen prostituee en klant;

seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

voorgevel

de meest representatieve gevel die gericht is naar de weg of het openbaar toegankelijk gebied en die daarmee ook het adres markeert;

voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn over het perceel ter hoogte van de voorgevel;

weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende parkeerterreinen;

wet

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals die luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan;

woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden;

zijgevel

een gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals

schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Hart van een lijn en schaal

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. openbare groenvoorzieningen;

      2. speelvoorzieningen ten behoeve van dagrecreatie;

      3. wandelpaden en langzaamverkeerroutes;

      4. voorzieningen ten behoeve van beheer en onderhoud van het openbare groen;

      5. openbare nutsvoorzieningen;

      1. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

      2. plaatsen van kunstvoorwerpen.

3.2 bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen mogen niet worden gebouwd;

Bouwwerken geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. bouwhoogte maximaal: 3 m;

      2. oppervlakte maximaal: 6 m2;

      3. in uitzondering op artikel 3.1 mogen kunstobjecten gerealiseerd worden waarvan de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen met een maximaal oppervlak van 15 m2.

3.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en visuele karakteristieken van bouwwerken. De nadere eisen worden toegepast ter voorkoming van onevenredige aantasting van:

      1. het straat- en bebouwingsbeeld;

      2. de gebruiksmogelijkheden;

      3. de verkeersveiligheid;

      4. de sociale veiligheid.

3.4 specifieke gebruiksregels

In aanvulling op artikel 7.10 Wro wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in elk geval gerekend:

      1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor wonen;

      2. het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een handel en/of bedrijf;

      3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de verkoop van motorbrandstoffen;

      4. het gebruik van gronden voor parkeerdoeleinden.

Artikel 4 Maatschappelijk

 

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. sociaal-culturele voorzieningen;

      2. sociaal-medische voorzieningen;

      3. religieuze voorzieningen;

      4. onderwijsvoorzieningen;

      5. overheidsdoeleinden;

      6. (openbare) nutsvoorzieningen;

      7. horeca ten dienste van en ondergeschikt aan de maatschappelijke voorzieningen als bedoeld onder a t/m e;

      8. (openbare) groenvoorzieningen;

      9. parkeer-, verkeers- en verblijfsdoeleinden;

      10. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

      1. gebouwd binnen het bouwvlak;

      2. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte aangegeven bouwhoogte;

 

4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

de bouwhoogte bedraagt maximaal:

      1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;

      2. vlaggenmasten: 8 m;

      3. antennemasten: 12 m, waarbij deze niet meer mag bedragen dan de nokhoogte van het bij deze bestemming behorende hoofdgebouw;

      4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

4.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van plaats en/of afmeting van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

      1. het straat- en bebouwingsbeeld;

      2. beter woon- en leefklimaat;

      3. de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);

      4. de verkeersveiligheid;

      5. de sociale veiligheid;

      6. de parkeerruimte op eigen terrein;

      7. de brandveiligheid.

4.4 ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

      1. artikel 4.2.1 onder b, voor het bouwen van een bijbouw, indien noodzakelijk in verband met de functie van de bijbouw, buiten het bouwvlak waarbij de bouwgrens met maximaal 2 m mag worden overschreden, mits:

        1. de lengte van het te bouwen bijbouw niet meer dan 5 m bedraagt;

        2. de overschrijding stedenbouwkundig verantwoord is.

      2. artikel 4.2.1 onder c, ten behoeve van een hogere bouwhoogte, voor zover noodzakelijk in verband met de functie van het bouwwerk, mits:

        1. de bouwhoogte maximaal 8,5 m bedraagt;

        2. de verhoging stedenbouwkundig verantwoord is.

4.5 specifieke gebruiksregels

In aanvulling op artikel 7.10 Wro wordt tot een gebruik van bouwwerken en gronden, strijdig met deze bestemming, in elk geval gerekend:

      1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een (detail-) handelsbedrijf, ambachtelijk-, industrieel- en of groothandelsbedrijf;

      2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van horecavoorziening, anders dan bedoeld in artikel 4.1 onder g;

      3. het gebruik van bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf;

      4. het gebruik van gronden en bouwwerken als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

      5. voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

      6. voor de verkoop van motorbrandstoffen.

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

 

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. verkeers- en verblijfsdoeleinden;

      2. parkeervoorzieningen;

      3. groenvoorzieningen, waarbinnen ook speelvoorzieningen;

      4. voet- en fietspaden;

      5. openbare nutsvoorzieningen;

      6. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

      7. plaatsen van kunstvoorwerpen.

5.2 bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 2 m, met uitzondering van:

      1. speelvoorzieningen: bouwhoogte maximaal: 3,5 m;

      2. in uitzondering op artikel 5.1 mogen kunstobjecten gerealiseerd worden waarvan de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen met een maximaal oppervlak van 15 m2.

5.3 specifieke gebruiksregels

In aanvulling op artikel 7.10 Wro wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in elk geval gerekend:

      1. het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;

      2. het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf.

Artikel 6 Wonen

 

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. wonen in de vorm van vrijstaande, twee-aaneen-gebouwde en/of aaneengebouwde woningen, met dien verstande dat:

        1. ter plaatse van de aanduiding vrijstaand alleen vrijstaande woningen toegestaan zijn;

        2. ter plaatse van de aanduiding aaneengebouwd alleen aaneengebouwde woningen toegestaan zijn;

en met daaraan ondergeschikt:

        1. aan-huis-gebonden beroepsmatige activiteiten in de hoofd- gebouwen en bijbouwen mits de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;

        2. aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de hoofdgebouwen en bijbouwen mits daarvoor met toepassing van 6.5.1 daarvoor ontheffing is verleend en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft.

      1. tuinen en erven;

      2. (openbare) groenvoorzieningen;

      3. (openbare) nutsvoorzieningen;

      4. verkeers- en parkeerdoeleinden;

      5. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

6.2 bouwregels

 

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

      1. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:

        1. 50% voor vrijstaande woningen;

        2. 60% voor twee-aaneengebouwde woningen;

        3. 60% voor aaneengebouwde of geschakelde woningen;

      2. het aantal woningen bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding maximaal aantal woningen aangegeven maximaal aantal woningen;

      3. gebouwd binnen het bouwvlak;

      4. hoofdgebouwen dienen in of maximaal 1 m voor en/of achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;

      5. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - situering hoofdgebouw, mag de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw tot de noordelijke perceelsgrens 2 m bedragen;

      6. de goot- en bouwhoogte zijn maximaal de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;

      7. de diepte van hoofdgebouwen mag maximaal 15 m bedragen;

      8. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrenzen dient minimaal 3 m te bedragen;

      9. de afstand van een blok van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen dient aan één zijde minimaal 3 m te bedragen.

      10. de voorgevelrooilijn mag aan de wegzijde ten behoeve voor carports, erkers, luifels en overkappingen worden overschreden waarbij het bepaalde in artikel 6.2.2 onder c in acht dient te worden genomen.

 

6.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijbouwen gelden de volgende regels:

      1. de oppervlakte van een vrijstaande bijbouw al dan niet met kap mag maximaal 80 m² bedragen, de goothoogte maximaal 3 m en de bouwhoogte mag 3/4 van de bouwhoogte van de hoofdgebouw bedragen;

      2. bijbouwen dienen minimaal 1 m achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

    [image]

      1. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat erkers, luifels en overkappingen tot 1,20 m voor de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd mits de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m bedraagt en mits de breedte:

        1. van de erker niet meer dan 60% en

        2. van de luifel niet meer dan 40% van de bestaande gevel van het hoofdgebouw bedraagt;

      [image]

      1. een overkapping geplaatst voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag geen wanden bevatten;

      2. bijbouwen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;

      3. in afwijking van het bepaalde onder e geldt bij vrijstaande woningen, dat slechts aan één zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd en de afstand tot de overige zijdelingse perceelgrens(zen) ten minste 3 m dient te bedragen. Achter de achtergevel van het hoofdgebouw mogen bijbouwen tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd;

      [image]

      1. aan de achter- en zijgevel van het hoofdgebouw mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijbouwen al dan niet met kap worden gebouwd, met dien verstande dat:

        1. de bouwhoogte maximaal 3/4 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;

        2. de goothoogte mag maximaal 3,30 m bedragen;

        3. in afwijking van het bepaalde onder 2 mag de goothoogte van een bijbouw met maximaal 0,25 m worden verhoogd indien dit noodzakelijk is voor de architectonische danwel constructieve inpassing;

    [image]

    het aangebouwde bijbouw mag ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - situering hoofdgebouw aan de noordzijde in de bouwgrens worden gebouwd, mits het in één bouwlaag wordt gerealiseerd.

     

    6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het in artikel 6.2.2 bepaalde en gelden tevens de volgende regels:

        1. de bouwhoogte van erf-/ terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m bedragen, uitgezonderd bij hoekpercelen, waar de bouwhoogte van erf-/ terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 m mag bedragen, mits deze erf-/ terreinafscheiding wordt gebouwd minimaal 1 m achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;

        2. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m bedragen;

      [image]

        1. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;

        2. de bouwhoogte voor antennemasten mag maximaal 12 m bedragen;

        3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.

     

    6.2.4 Kleine gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde

    Voor het bouwen van kleine gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde van openbaar nut geldt in afwijking van hetgeen bepaald is in artikel 6.2.2 tot en met artikel 6.2.3 de volgende voorschriften:

        1. gebouwtjes van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd;

        2. de oppervlakte van een gebouwtje van openbaar nut mag maximaal 15 m² bedragen;

        3. voor wat betreft de bouwhoogte van een bouwwerk van openbaar nut geldt voor:

          1. verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten, dat de maximale hoogte 8 m mag bedragen;

          2. antennes, dat de maximale hoogte 12 m mag bedragen;

          3. andere bouwwerken van openbaar nut, dat de maximale hoogte 3 m mag bedragen.

    6.3 ontheffing van de bouwregels

     

    6.3.1 Afhankelijk wonen mindervaliden en mantelzorg

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van afhankelijk wonen, mindervaliden en mantelzorg ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.2.2, onder a, voor de bouw van extra bijbouwen met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 80 m², met dien verstande dat het voorgeschreven bebouwingspercentage ten aanzien van het bouwperceel met ten hoogste 5% mag worden verhoogd mits de maximale oppervlaktemaat voor afhankelijke woonruimte als genoemd in artikel 6.5.2 niet overschreden wordt en voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

        1. het straat- en bebouwingsbeeld, alsmede beeldkwaliteit:

    rekening dient gehouden te worden met een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit, gelet hierbij wordt op:

          1. een goede samenhang tussen bouwmassa en gevelbeeld;

          2. de samenhang met aangrenzende bebouwing;

          3. het beeld van bebouwd en onbebouwd deel van het perceel;

          4. de hoogtedifferentiatie.

        1. de gebruiksmogelijkheden:

    een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden;

        1. de woonsituatie:

    het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:

          1. de lichttoetreding/ bezonning / schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;

          2. het uitzicht;

          3. de aanwezigheid van voldoende privacy.

     

    6.3.2 Hogere goothoogte

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 6.2.1 onder a en b, ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder f voor de bouw van een woning met een goothoogte van maximaal 1,5 m meer dan de op de aangegeven hoogte, onder de voorwaarden dat:

        1. de ontheffing uitsluitend wordt verleend indien het bouwplan in stedenbouwkundig opzicht past in de omgeving, daarbij lettend op de situering, de kapvorm en hoogtedifferentiatie met in acht name van het beeldkwaliteitplan;

        2. het bouwplan een in architectonisch opzicht afgerond bouwplan betreft dat niet kan worden gerealiseerd binnen de bepalingen van artikel 6.2.1 onder f zonder daarbij in essentieel opzicht af te wijken van de architectonische uitgangspunten welke aan het bouwplan ten grondslag liggen.

    6.4 specifieke gebruiksregels

     

    6.4.1 Algemeen

    In aanvulling op artikel 7.10 Wro wordt tot een gebruik in strijd met deze bestemming in ieder geval begrepen een gebruik van bouwwerken:

        1. voor de uitoefening van een detailhandels-, horeca, seksinrichting, escortbedrijf, ambachtelijk- en/of industrieel bedrijf;

        2. voor de uitoefening van een groothandelsbedrijf;

        3. voor de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende bijbouwen, tenzij vrijstelling is ontheffing als bedoeld in artikel 6.5.1;

        4. voor zover het vrijstaande bijbouwen betreft voor permanente of tijdelijke bewoning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte tenzij vrijstelling is verleend als bedoeld in artikel 6.5.2;

        5. voor de verkoop van motorbrandstoffen.

     

    6.4.2 Aanvullend

    In aanvulling op artikel 7.10 Wro wordt tot een gebruik in strijd met deze bestemming in ieder geval begrepen een gebruik van gronden:

        1. voor de uitoefening van een detailhandels-, horeca, ambachtelijk- en/of industrieel bedrijf;

        2. als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

        3. voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

        4. voor de verkoop van motorbrandstoffen.

    6.5 Ontheffing van de gebruiksregels

     

    6.5.1 Aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd otnheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.4.1 onder c, voor de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende gebouwen, met dien verstande dat:

        1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

        2. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woon karakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:

          1. in principe geen ontheffing wordt verleend voor het uit- oefenen van die bedrijvigheid welke vergunningplichtig is op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, nr. 50) dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de Wet milieubeheer, tenzij bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van het bedrijf blijkt, dat het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, trillinghinder, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water, evenals de verkeersaantrekking;

          2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

          3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft;

          4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, d.w.z. dat degene die de activiteiten in het bijbouw en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

        3. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;

        4. het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning behorende garage aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;

        5. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van de aan-huis- gebonden bedrijfsmatige activiteit;

        6. ten hoogste 35% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een maximum van 50 m².

     

    6.5.2 Afhankelijke woonruimte

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tijdelijk ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.4.1 onder d voor het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

        1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

        2. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt;

        3. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;

        4. de afhankelijke woonruimte een oppervlakte heeft van maximaal 80 m²;

        5. de bijbouw gelegen is op maximaal 15 m van het hoofdgebouw.

     

    6.5.3 Intrekking

    De in artikel 6.5.3 bedoelde ontheffing wordt ingetrokken indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van mantelzorg is te komen vervallen.

    Artikel 7 Leiding - Riool

     

    7.1 Bestemmingsomschrijving

    De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor::

        1. een ondergrondse rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - riool;

        2. het beheer en onderhoud van de leiding;

        3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

    met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

    7.2 Bouwregels

    Voor het bouwen gelden de volgende regels:

        1. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 6) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

        2. Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

        3. Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

    7.3 Ontheffing van de bouwregels

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

    7.4 Aanlegvergunning

     

    7.4.1 Vergunningplicht

    Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

        1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

        2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

        3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
          overige waterpartijen;

        4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

    7.4.2 Weigeringsgrond

    Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

    7.4.3 Advies

    Een aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

    7.4.4 Uitzondering

    Geen aanlegvergunning is nodig voor:

        1. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;

        2. andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

    3 Algemene regels

     

    Artikel 8 Algemene ontheffingsregels

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels:

        1. en toestaan dat maten, afmetingen en percentages worden overschreden, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

        2. en toestaan dat bouwgrenzen, of bouwvlakken worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

        3. en toestaan dat openbare nutsgebouwen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw maximaal 50 m3 bedraagt;

        4. en toestaan dat een gebouw wordt gebouwd ten behoeve van het houden van dieren of het kweken van planten, zoals een volière of een groentekas, mits:

          1. de oppervlakte van een gebouw maximaal 10 m² bedraagt;

          2. de bouwhoogte van een gebouw maximaal 4,50 m bedraagt;

        5. en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van communicatievoorzieningen, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;

        6. en toestaan dat de bouwgrens aan de voorzijde van de woning met 1 meter aan de straatzijde wordt overschreden mits de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse niet in onevenredige mate worden aangetast;

        7. en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 6 m, behoudens ten aanzien van erf-/terreinafscheidingen;

        8. de bestemmingsregels en toestaan dat de hoogte van bouwwerken wordt vergroot voor de bouw van opbouwen voor technische installaties op daken, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftopbouwen, ventilatie-installaties en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen.

    Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

    Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen:

        1. door het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 2 m mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden;

        2. ten behoeve van het oprichten van transformatorgebouwen, gemaalgebouwen en andere nutsgebouwen met een inhoud van ten hoogste 35 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3,50 m , welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd.

    Artikel 10 Algemene procedureregels

    Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing of nadere eis is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

    4 Overgangs- en slotregels

     

    Artikel 11 Overgangsrecht

     

    11.1 overgangsrecht bouwwerken

     

    11.1.1 Algemeen

    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan/inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

        1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

        2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

    11.1.2 Ontheffing

    Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 11.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11.1.1 met maximaal 10%.

    11.1.3 Uitzondering

    Artikel 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

    11.2 overgangsrecht gebruik

     

    11.2.1 Algemeen

    Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

    11.2.2 Strijdig gebruik

    Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

    11.2.3 Onderbroken gebruik

    Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

    11.2.4 Uitzondering

    Artikel 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

    Artikel 12 Slotregel

    Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Elsendorp-Noord”.

     

    Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van datum