direct naar inhoud van Artikel 30 Algemene aanduidingsregels
Plan: Bestemmingsplan Bakel, Milheeze en Rips
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.BPBMR-ON01

Artikel 30 Algemene aanduidingsregels

30.1 Luchtvaartverkeerszones
  • a. Het is niet toegestaan om binnen het gehele plangebied enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 65m¹ boven NAP;
  • b. Het is niet toegestaan om op gronden binnen de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerszone –ihcs' (Inner Horizontal en Conical Surface) enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 45m¹ boven NAP, uitgezonderd de gronden aan de Ossenstaart in Milheeze waar het niet toegestaan is binnen gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerszone –ihcs' (Inner Horizontal en Conical Surface) enig bouwwerk te bouwen, houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 105 m¹ boven NAP;
  • c. Het is niet toegestaan om op gronden binnen de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerszone –funnel' enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 40m¹ boven NAP;
  • d. Het is niet toegestaan een nieuw geluidsgevoelig object toe te voegen op gronden gelegen binnen de binnen de 35 KE-lijn van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerszone – ke zonering' , behoudens de uitzonderingen opgenomen in het Besluit Geluidsbelasting Grote Luchtvaartterreinen 1996;
30.2 Veiligheidszone - bevi

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone – bevi' dienen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen van inrichtingen vooraf in het kader van externe veiligheid te worden getoetst en te voldoen aan de plaatsgebonden en/of groepsgebonden risico's.

30.3 Veiligheidszone - lpg
30.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie.

30.3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' is het verboden (beperkt) kwetsbare objecten op te richten.

30.3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30.3.2 voor het toestaan van de in artikel 30.3.2 genoemde functies en het bouwen van gebouwen ten behoeve van die functies voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

30.3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'Veiligheidszone - lpg' in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q. het verkleinen van de LPG-doorzet als aangeduid op de verbeelding, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verwijderen van het aanduidingsvlak 'Veiligheidszone - lpg', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindigd.
30.4 Veiligheidszone - vuurwerk

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - vuurwerk' de volgende regels:

  • a. binnen de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - vuurwerk' en buiten de perceelsgrenzen van de risicovolle inrichting, mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
    • 1. de gebiedsaanduiding ´Veiligheidszone - vuurwerk´ opgeheven wordt, indien de aanwezige risicovolle inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige risicovolle inrichting buiten werking is gesteld, of
    • 2. de gebiedsaanduiding ´Veiligheidszone - vuurwerk´ aangepast dient te worden indien de situering van de inrichting wordt gewijzigd.
30.5 Vrijwaringszone - molenbiotoop
30.5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' en 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming en de daaronder begrepen de bebouwingsvrije zone, mede bestemd voor:

  • a. bescherming van de functie als werktuig van de in het gebied voorkomende windmolen gelet op de windvang;
  • b. bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.
30.5.2 Bouwregels

Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' en 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 2' mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' mag maximaal 3,6 m¹ bedragen binnen de eerste 100 m¹ van deze zone. Voor het overige deel van de zone geldt als maximale bouwhoogte de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 50) + 3,47;
  • b. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 2' mag maximaal 3,9 m¹ bedragen binnen de eerste 100 m¹ van deze zone. Voor het overige deel van de zone geldt als maximale bouwhoogte de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 75) + 3,52.
30.5.3 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde onder 30.5.2 onder a. en b. is bebouwing met een grotere hoogte in de volgende gevallen toegestaan:

  • a. het betreft een bouwwerk met een bestaande grotere hoogte; of
  • b. het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
    • 2. het bouwwerk wordt aan een bestaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m¹ van bestaande bouwwerken;
    • 3. de uitbreiding van het vloeroppervlak van krachtens deze bepaling opgerichte bouwwerken mag in totaal niet meer bedragen dan 10% van de bouwwerken waarachter wordt gebouwd.
30.5.4 Specifieke gebruiksregels

De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de gebiedsaanduiding strijdig gebruik als bedoeld in artikel 30.5.1 en zijn dus verboden:

  • a. beplanting aanbrengen tot een hoogte groter dan in artikel 30.5.2 onder a. als maximum aangegeven, tenzij het bestaand gebruik met een grotere hoogte betreft.
30.5.5 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30.5.2 en 30.5.4 voor bebouwing en beplanting op een andere locatie en/of met een grotere hoogte en/of een grotere breedte, mits voldaan word dat bebouwing en/of beplanting redelijkerwijs niet mogelijk is op grond van artikel 30.5.2 en 30.5.4.