Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
In
deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het
wijzigingsplan “Peperbus 11 in Gemert” van de gemeente Gemert-Bakel;
1.2 wijzigingsplan
de
geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.1652.WPPeperbus11-VA01
met de bijbehorende regels;
1.3 verbeelding
de
verbeelding, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het
plangebied zijn
gelegen
zijn aangegeven;
1.4 aaneen gebouwde woningen
een
blok van meer dan twee aaneen gebouwde woningen inclusief de van dit blok deel
uitmakende
eind-
of hoekwoningen;
1.5 aanduiding
een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels
worden
gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten
het
zonder personeel bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van
bedrijfsmatige
activiteiten
geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en
uitgezonderd
prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de
activiteiten in een
woning
en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie
kunnen
worden
uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de
woonfunctie in
overeenstemming
is;
1.8 aan-huis-gebonden beroepsmatige activiteiten
een
beroep of het zonder personeel beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, juridisch,
medisch,
therapeutisch, lichaamsverzorgend, kapsalon, kunstzinnig, ontwerptechnisch dat
door zijn
beperkte
omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met
behoud van
de
woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de
woonfunctie
in overeenstemming is. Ter plaats wordt geen detailhandel, showroom en prostitutie
toegestaan.
1.9 aardkundige waarden
de
waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege het aanwezig zijn van
geologische,
geomorfologische,
bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en/of processen Hieronder
wordt
mede verstaan de peelrandbreuk;
1.10 achtergevel
een
van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een
(hoofd)gebouw niet zijnde
een
hoeksituatie voor zover gelegen in het achtererfgebied;
1.11 achtergevel op hoeksituaties
een
van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een
(hoofd)gebouw welke
grenst
aan het grootste onbebouwde deel van de (achter-)tuin voor zover gelegen in het
achtererfgebied;
1.12 achtergevelrooilijn
de
denkbeeldige lijn over het perceel ter hoogte van de achtergevel van het
hoofdgebouw voor zover
gelegen
in de 2,5 m-zone in het achtererfgebied;
1.13 achtererfgebied
erf
aan de achterkant en aan de niet aan het openbaar toegankelijk gebied gekeerde
zijkant op meer
dan
één meter van de voorgevel van het hoofdgebouw;
1.14 afhankelijke woonruimte
een
functioneel ondergeschikt gebouw functioneel verbonden met het hoofdgebouw dat
qua ligging
een
ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin tijdelijk een gedeelte van
een huishouding
gevestigd
is uit oogpunt van mantelzorg;
1.15 archeologisch monument
terrein
dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd
archeologisch
monument;
1.16 archeologische verwachting
de
aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen
van
archeologische
relicten;
1.17 archeologische waarden
de
aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende
archeologische
relicten;
1.18 bebouwing
één
of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.19 bebouwingspercentage
een
in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een
bouwperceel aangeeft
dat
maximaal mag worden bebouwd;
1.20 bedrijfswoning
een
woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de
huisvesting van een
persoon
(en diens gezin), wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering,
noodzakelijk is;
1.21 beeldbepalend pand
de
aan een bouwwerk toegekende waarde met betrekking tot karakteristiek,
gaafheid/herkenbaarheid
(materie
en concept), ouderdom en samenhang;
1.22 beeldkwaliteit
waardering
en herkenning van alle visuele waarnemingen vanaf een bepaalde locatie;
1.23 beeldkwaliteitplan
geformuleerde
en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld
beeldkwaliteitplan
als onderdeel van de welstandsnota;
1.24 beschermde monumenten (rijk en gemeentelijk)
roerende
en onroerende monumenten welke krachtens de monumentenwet of een gemeentelijke
monumentenverordening
bescherming genieten;
1.25 bestaand
1. bij bouwwerken:
2. bij gebruik: bestaand
ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
3. bij hoofdgebouwen:
bebouwing niet hoger dan twee bouwlagen ten tijde van de ter inzage legging van
het bestemmingsplan als ontwerp;
1.26 bestemmingsgrens
de
grens van een bestemmingsvlak;
1.27 bestemmingsvlak
een
geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.28 bijbehorend bouwwerk
de
krachtens het bestemmingsplan toegelaten bebouwing, functioneel met een zich op
hetzelfde
perceel
bevinden hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd of daarvan
vrijstaand
in
één bouwlaag, dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen
ondergeschikt is aan
het
hoofdgebouw;
1.29 bouwen
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een
bouwwerk,
alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten
van
een standplaats;
1.30 bouwgrens
de
grens van een bouwvlak;
1.31 bouwhoogte
maximale
hoogte van een bouwwerk gerekend vanaf peil met uitzondering van schoorstenen,
antennes
e.d.;
1.32 bouwlaag
een
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering
gelijke hoogte
liggende
vloeren is begrensd zulks met inbegrip van de begane grond (eerste bouwlaag) en
met
uitzondering
van onderbouw en zolder;
1.33 bouwpeil
het
peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig
de
bouwverordening
is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.34 bouwperceel
een
aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij
elkaar behorende
bebouwing
is toegelaten;
1.35 bouwperceelgrens
de
grens van een bouwperceel als bedoeld in 1.34;
1.36 bouwvlak
een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels binnen
een
bouwperceel bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn
toegelaten;
1.37 bouwwerk
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke
hetzij direct of
indirect
met de grond verbonden is, hetzij steun vindt in of op de grond;
1.38 cultuurhistorische waarden
de
waarden die aan een gebied of object worden toegekend in verband met het
voorkomen van
archeologische
waarden, bouwkundige waarden of historische landschapswaarden al dan niet in
onderlinge
samenhang of beïnvloeding. Er is dan sprake van een driedeling:
·
archeologische
waarden;
·
bouwkundige
waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;
·
historische
landschapswaarden of historisch-geografische waarden;
1.39 daknok
hoogste
punt van een schuin dak(vlak);
1.40 dakvlak
schuin
of horizontaal vlak van het dak;
1.41 dakvoet
laagste
punt van een schuin dak(vlak);
1.42 detailhandel
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen
en/of
leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik,
verbruik of
aanwending
anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.43 dienstverlening
het
bedrijfsmatig en/of beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek
rechtstreeks (al dan
niet
via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.44 differentiatiegrens
een
op de verbeelding zodanig aangegeven grens waarmee een verschil wordt aangeduid
ten
aanzien
van: maatvoeringseisen, aantallen woningen, woningtypen, nokrichting en/of de grens
tussen
twee
verschillende differentiatievlakken;
1.45 erotisch getinte horeca
een
horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van
voorstellingen en/of
vertoningen
van porno-erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter
plaatse
het
verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken; onder dit begrip
vallen tevens een
seksbioscoop,
een seksclub en een seksautomatenhal;
1.46 escortbedrijf
de
natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig, of
in een omvang
alsof
zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de
bedrijfsruimte kan
worden
uitgeoefend;
1.47 extensieve recreatie
die
vormen van recreatie welke in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en
landschapsbeleving en die
naar
hun aard harmoniëren met natuur en landschap zoals wandelen, fietsen,
skeeleren, kanoën en
paardrijden;
1.48 gebouw
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden
omsloten
ruimte vormt;
1.49 geluidsgevoelig object
gebouwen
welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen,
zoals bedoeld
in
de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.50 gemeenschappelijke voorzieningen
ruimten,
opstelplaatsen, aansluitingen, installaties, apparatuur en dergelijke die
gebruikt kunnen
worden
door bewoners van twee of meer kamers;
1.51 geschakelde woningen
woningen
waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorende bouwwerken met elkaar
verbonden
zijn en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse
perceelsgrens is
gebouwd;
1.52 gestapelde woningen
boven
dan wel beneden elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige
toegankelijkheid
al dan niet direct vanaf de weg of openbaar toegankelijk gebied gewaarborgd is;
1.53 groothandel
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen
en/of
leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen,
tot
aanwending
in een andere bedrijfsactiviteit;
1.54 grondgebonden agrarisch bedrijf
een
agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van
het
productievermogen
van de gronden die bij het bedrijf behoren en die in de directe omgeving van
het
bedrijf
zijn gelegen.
Als
grondgebonden bedrijf worden in ieder geval aangemerkt: akkerbouw-, fruitteelt-
en
vollegrondtuinbouwbedrijven
en boomteeltbedrijven waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn
geplant.
Melkveebedrijven kunnen in de meeste gevallen, gezien de wijze waarop ze
geëxploiteerd
worden,
ook worden aangemerkt als grondgebonden bedrijf;
1.55 handelsbedrijf
een
bedrijf dat is gericht op het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van
goederen, hetzij in de
vorm
van detailhandel hetzij in de vorm van groothandel;
1.56 hoofdgebouw
de
krachtens het bestemmingsplan toegelaten bebouwing niet hoger dan twee
bouwlagen, dat op een
bouwperceel
door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te
merken;
1.57 horeca
een
inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van
vermaak en
ontspanning
(niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot
de
dansbeoefening,
al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken
en
kleine
etenswaren: daaronder worden begrepen: nacht-café en een zalencentrum (met
nachtvergunning);
1.58 horecabedrijf
een
bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik
ter plaatse worden
verstrekt
en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, uitgezonderd seksinrichting;
1.59 huishouden
een
aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde
personen, dat
gezamenlijk
één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde
gemeenschappelijke
voorzieningen
en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met
inwonende
familieleden of een woongroep) die continue een eenheid vormt;
1.60 intensieve veehouderij
een
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel waarbij de
bedrijfsuitoefening bestaat
uit
het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren;
1.61 kap
het
gedeelte van een dak tussen goot- en nokhoogte, en niet zijnde een bouwlaag of
woonlaag;
1.62 kantoor
het
bedrijfsmatig en/of beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek
niet of slechts in
ondergeschikte
mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.63 landschappelijke waarden
de
aan een gebied toegekende waarden, in verband met de waarneembare
verschijningsvorm van
dat
gebied, welke worden bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van
de levende en
niet-levende
natuur;
1.64 Lijst van bedrijven
een
lijst met daarin opgenomen de bestaande bedrijven in milieucategorie 3.1 en 3.2
zoals aanwezig
in
het plangebied ten tijde van de ter inzage legging (bijlage 2 bij deze regels);
1.65 mantelzorg
het
bieden van zorg op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak op vrijwillige
basis en buiten een
georganiseerd
verband aan een ieder die hulpbehoevend is;
1.66 molenbiotoop
de
gehele omgeving van de op de verbeelding aangeduide molen binnen een straal van
400 meter
rond
de molenbelt;
1.67 natuurwaarden
de
waarden die aan een gebied zijn toegekend in verband met het voorkomen van
biotische en/of
abiotische
elementen die bijdragen aan de diversiteit en natuurlijkheid van een gebied;
1.68 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
een
agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is
van het
voortbrengend
vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf.
Voorbeelden
zijn:
intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven, champignonbedrijven,
witlofkwekerijen,
viskwekerijen
en wormenkwekerijen;
1.69 omgevingsvergunning
vergunning
als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.70 ondergeschikte functie
functie
waarvoor maximaal 35% van de vloeroppervlakte van de hoofdfunctie als zodanig
mag
worden
gebruikt;
1.71 onzelfstandige woonruimte
een
verblijfsruimte en/of kamer die door de aard van de inrichting en gebruik het
privédomein is van
een
bewoner en is aangewezen op het gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen;
1.72 openbaar toegankelijk gebied
weg
als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994
alsmede parken,
plantsoenen,
pleinen en ander openbaar gebied, niet zijnde water, dat voor publiek algemeen
toegankelijk
is;
1.73 overige dienstverlening
het
verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de SBI-codes 75, 80 en 85
van de Staat van
bedrijven;
1.74 overkapping
een
bijbehorend bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander
bouwwerk,
bestaande
uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste drie, al dan niet tot het
bouwwerk
behorende
scheidingsconstructies, bestemd om te dienen als:
·
schuilgelegenheid;
·
stalling
van voertuigen en onderkomens;
·
opslag van
materialen en goederen;
1.75 patiowoning
een
woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof
gevormd door de
zijmuren
van naburige dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige gebouwen, bijbehorende
bouwwerken
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.76 peil
het
bouwpeil overeenkomstig de gemeentelijke bouwverordening, dan wel indien geen
peil
overeenkomstig
de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte terrein;
1.77 productiegebonden detailhandel
detailhandel
in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in
het
productieproces,
waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.78 prostitutie
het
zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten
aan anderen, zoals
het
exploiteren van een seksclub, privé-huis raamprostitutie, escortservice,
thuisprostitutie, en
bemiddelingsbureau
dat bemiddelt tussen prostituee en klant;
1.79 seksinrichting
de
voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in
een omvang alsof zij
bedrijfsmatig
was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van
erotisch-pornografische
aard
plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een
prostitutiebedrijf,
waaronder
begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal,
sekstheater
of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.80 Staat van bedrijven
een
bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven
en instellingen
(bijlage
1 bij deze regels);
1.81 teeltondersteunende voorzieningen
voorziening
in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten
wordt
gebruikt
om de volgende doelen na te streven:
·
verbetering
van de productie, onder meer door teeltvervroeging en – verlating,
terugdringing van onkruidgroei en vraatschade;
·
verbetering
van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
·
bereiken
van positieve effecten op milieu en water ( bodembescherming, terugdringing
onkruidbestrijding, effectief omgaan met water;
·
voldoen aan
de kwalitatieve eisen die de afnemers aan de producten stellen (visueel
aantrekkelijke producten eisen bijvoorbeeld hoge en/of overdekte teelt);
Er
wordt onderscheid gemaakt in:
Permanente teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen, die in
principe jaarrond aanwezig
zijn;
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen, die zo
lang de teelt het vereist,
aanwezig
zijn met een maximum van acht maanden per jaar;
Omkeerbare teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen die
eenvoudig te verwijderen zijn
waardoor
de oorspronkelijke toestand wordt teruggebracht;
Voorbeelden
van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeiteelttafels, afdekfolies,
antiworteldoek,
boomteelthekken,
hagelnetten, insectengaas, containerveld, plastic tunnels,
ondersteunende
kassen, schaduwhallen en vraatnetten.
1.82 twee aaneen gebouwde woningen
blokken
van maximaal twee aaneen gebouwde woningen, waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar
gekoppeld
zijn;
1.83 voorgevel
de
naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde representatieve gevel
van een
hoofdgebouw
gelegen in het voorerfgebied;
1.84 voorgevelrooilijn
de
denkbeeldige lijn over het perceel strak langs de voorgevel van een gebouw tot
aan de zijdelingse
perceelgrenzen
die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze
regels
toegelaten afwijkingen;
1.85 voorerfgebied
erf
dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.86 waterhuishouding
de
wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst,
verbruikt of
afgevoerd
wordt;
1.87 weg
alle
openbare wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en
duikers, de tot de
wegen
of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als
zodanig
aangeduide
parkeerterreinen;
1.88 wet
indien
en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen,
dienen deze
regelingen
te worden gelezen, zoals die luiden op het tijdstip van de tervisielegging van
het ontwerp
van
dit plan;
1.89 woning
een
gebouw of een gedeelte van een gebouw geschikt en bestemd voor de zelfstandige
huisvesting
van
niet meer dan één huishouden;
1.90 woonwagen
Een
voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in
zijn geheel of in
delen
kan worden verplaatst. Onder woonwagen wordt niet verstaan: een woonwagen met
een eigen
aandrijving
en een wagen waarvoor bij de verplaatsing over de weg geen ontheffing van de
Wegenverkeerswet
1994 of voorschriften voor verkeersregels en verkeertekens zijn vereist (dus
campers
en caravans zijn geen woonwagens);
1.91 zakelijke dienstverlening
het
bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de Staat van
bedrijven
behorende
bij deze regels;
1.92 zijgevel
een
gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.
Artikel 2
Wijze van meten
Bij
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
tussen
de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk,
waar die
afstand
het kortst is.
2.2 de afstand tot de bestemmingsgrens:
de
kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de bestemmingsgrens;
2.3 de afstand tussen gebouwen
de
kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
2.4 de breedte van bouwpercelen
de
afstand tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de
naar de zijde van de
weg
gekeerde bestemmingsgrens of perceelsgrens;
2.5 de dakhelling
langs
het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf
het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of
een daarmee gelijk
te
stellen constructiedeel met dien verstande dat:
1.
goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan
50% van de
breedte
van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes
en andere
ondergeschikte
bouwdelen, niet meegerekend worden;
2.
de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het peil tot
de onderkant
van
de rieten kap;
3.
voor platte daken geldt: vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met de
bovenzijde van het
dakvlak.
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen
de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de
scheidsmuren)
en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf
het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde,
met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en
naar de
aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen
de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
2.10 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen
(de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken van gebouwen
en/of hart van de
scheidsmuren.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3
Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. al dan niet bedrijfsmatig
agrarisch grondgebruik inclusief tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
b. extensief recreatief
medegebruik;
c. ter plaatse van de
aanduiding 'landschapswaarden', het behoud en/of herstel van de natuurlijke,
aardkundige waarden;
d. ter plaatse van de
aanduiding 'evenemententerrein', een evenemententerrein;
e. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – oude akker', de cultuurhistorisch
en landschappelijk waardevolle oude akkers;
f.
ter plaatse
van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bergbezinkbassin', een
bergbezinkbassin;
g. ter plaatse van de
aanduiding 'volkstuin', een volkstuin;
h. ter plaatse van de
aanduiding 'vulpunt lpg', een vulpunt voor lpg;
met
daaraan ondergeschikt:
i.
groenvoorzieningen;
j.
(openbare)
nutsvoorzieningen;
k. waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse)
waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
met
de daarbij behorende:
l.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op
de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten
dienste van
de
in 3.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a.
de bouwhoogte van erfafscheidingen, niet zijnde hekwerken, mag maximaal 1,5 m
bedragen;
b.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,5 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik van de grond en bouwwerken, als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan:
a. het aanleggen van mest-
of waterbassins van folie.
b. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – oude akker':
1. het afgraven,
vergraven en egaliseren van de bodem;
2. het aanleggen van
drainage;
3. het aanbrengen van
oppervlakteverharding;
4. het aanleggen van
mest- of waterbassins van folie.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden
3.4.1 Verboden uitvoering van andere werken
Het
is verboden op of in de in de 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van
een schriftelijke
vergunning
van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet
zijnde
bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
a. afgraven, vergraven en
egaliseren van de bodem;
b. ophogen van de bodem;
c. het aanleggen of
verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande
kaden;
d. diepploegen en
diepwoelen;
e. graven, verbreden,
verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
f.
aanleggen
van drainage;
g. aanbrengen van
oppervlakteverharding groter dan 100 m²;
h. aanbrengen van
ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
i.
aanbrengen
van bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
j.
aanbrengen
van teeltondersteunende voorzieningen.
3.4.2 Voorwaarden
De
in 3.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:
a. zij verband houden met
de in 3.1 genoemde doeleinden;
b. door het uitvoeren van
deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals
omschreven in de desbetreffende bestemming met eventuele aanduiding, en in het
beeldkwaliteitplan.
3.4.3 Uitzonderingen
Het
verbod bedoeld in 3.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:
a. het normale onderhoud,
gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40
m) ten dienste van de bestemming betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn
op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden
uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
Artikel 4
Agrarisch - Agrarisch bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch bedrijf met de
bijbehorende voorzieningen zoals mestopslagsilo's, permanente en tijdelijke
teeltondersteunende voorzieningen;
b. extensief recreatief
medegebruik;
c. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand', een beeldbepalend
pand;
d. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – grondgebonden', een grondgebonden
agrarisch bedrijf;
e. ter plaatse van de aanduiding
'intensieve veehouderij', een intensieve veehouderij;
f.
ter plaatse
van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit recreatie',
een kampeerterrein met maximaal vier trekkershutten en één sanitaire
voorziening;
g. ter plaatse van de
aanduiding 'wonen', een woning, met dien verstande dat maximaal één
bedrijfswoning per agrarisch bedrijf is toegestaan;
met
daaraan ondergeschikt:
h. h. parkeer- en
verkeersvoorzieningen;
i.
verhardingen;
j.
mest- en
waterbassins van folie;
k. voer- en mestplaten;
l.
maximaal
1.000 m² aan ondersteunende kassen;
m. waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse)
waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
n. tuinen, erven en
terreinen;
met
de daarbij behorende:
o. bijbehorende bouwwerken;
p. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
4.1.1 Specifiek
a. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden' zijn grondgebonden
activiteiten toegestaan;
b. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden' is intensieve
veehouderij slechts toegestaan voor zover deze op het moment van de ter visie
leggen van het ontwerp bestemmingsplan mocht worden uitgeoefend op grond van
een verleende milieuvergunning;
c. ter plaatse van de
aanduiding 'intensieve veehouderij' is een intensieve veehouderij toegestaan;
d. op bestemmingsvlakken
zonder aanduiding is elke vorm van agrarische activiteit toegestaan met
uitzondering van glastuinbouw.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op
de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 4.1
genoemde
doeleinden
worden gebouwd en gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen mogen
uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. per bouwvlak mag slechts
één bedrijf worden uitgeoefend;
c. de oppervlakte aan
bebouwing, verharding en andere voorzieningen mag maximaal 80% van het bouwvlak
bedragen;
d. tenminste 20% van het
bouwvlak dient te worden ingericht als groene erfinrichting;
e. verder zijn op
bedrijfsniveau voorzieningen toegestaan ten behoeve van een duurzame
ontwikkeling en exploitatie van het desbetreffende bedrijf zoals
mestverwerking, energie –opwekking en biovergisting alsmede voorzieningen ten
behoeve van voeren mestplaten en mest of waterbassins van folie.
4.2.2 Hoofdgebouwen
Voor
het bouwen van hoofdgebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde gelden de volgende
bepalingen:
a. de bouw- en goothoogte
mag niet meer bedragen dan de bestaande bouw- en goothoogte hoogte;
b. de afstand tussen de
gebouwen mag maximaal 15 m bedragen;
c. de minimale afstand van
de gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens dient minimaal 3 m te
bedragen;
d. de oppervlakte van
uitbreiding van bebouwing zonder erfbeplanting mag maximaal 20 m² bedragen;
e. voor (delen van)
bestemmingsvlakken met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' geldt het
daarin aangegeven getal als maximum;
f.
ondergronds
bouwen tot meer dan 1 m beneden peil is toegestaan voor het realiseren van
mestputten onder bedrijfsgebouwen.
4.2.3 Bedrijfswoningen
Voor
het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. de bedrijfswoning mag
een inhoud van maximaal 750 m³ hebben;
b. de goothoogte mag
maximaal 4,5 m bedragen, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;
c. de bouwhoogte mag 11 m
bedragen, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor
het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende
bepalingen:
a. de goothoogte mag
maximaal 3 m bedragen;
b. de bouwhoogte mag
maximaal 5 m bedragen;
c. voor het bouwen van een
bijbehorend bouwwerk in de zijdelingse perceelgrens met een bouwhoogte van 3 m
of meer geldt dat het dak waarmee het bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt een
dakhelling dient te hebben van maximaal 45° en dat de dakhelling op de zijdelingse
perceelgrens dient te zijn georiënteerd;
d. de gezamenlijke
oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag maximaal 80 m² bedragen;
e. bijbehorende bouwwerken
dienen minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de
voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
f.
in
afwijking van het bepaalde onder e. geldt dat erkers, luifels en overkappingen
tot 1,20 m voor de voorgevel de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de
voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd, mits:
g. de afstand tot de aan de
weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m bedraagt;
1. de breedte van de erker
niet meer dan 60% en van de luifel niet meer dan 40% van de
2. bestaande gevel van het
hoofdgebouw bedraagt, en;
3. de bouwhoogte maximaal de
hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande
b. dat deze voor de naar de
weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
c. de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.
4.2.6 Bouwverbod
Op
of in de in 4.1. bedoelde gronden gelden de volgende bouwverboden:
a. tot 1 juni 2012 mag
bebouwing niet uitgebreid worden binnen een bestaand bouwblok van intensieve
veehouderij ten behoeve van een geiten- en schapenhouderij;
b. vergroting van de
bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij gelegen in het
extensiveringsgebied welke op peildatum 1 oktober 2010 aanwezig of in
uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een verleende wettelijke
bouwvergunning gebaseerd op een volledige en ontvankelijke bouwaanvraag in
overeenstemming met het geldend bestemmingsplan ingediend voor 1 oktober 2010,
is niet toegestaan.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan:
a. het gebruik van gebouwen
anders dan de bedrijfswoning voor bewoning;
b. het binnen gebouwen meer
dan één bouwlaag gebruiken voor het houden van dieren.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden
4.4.1 Verboden uitvoering van andere werken
Het
is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van
burgemeester
en wethouders (omgevingsvergunning) erfbeplanting te verwijderen.
4.4.2 Voorwaarden
De
in 4.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:
a. zij verband houden met
de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend;
b. door het uitvoeren van deze
werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals
omschreven in de desbetreffende (dubbel) bestemming met eventuele aanduiding,
en in het beeldkwaliteitplan;
c. voor het verwijderen van
erfbeplanting uit een nieuw (erf)inrichtingsplan moet blijken dat aan het
volgende kan worden voldaan:
4.4.3 Uitzonderingen
Het
verbod bedoeld in 4.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:
a. normaal onderhoud,
gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40
m) ten dienste van de bestemming betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn
op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden
uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a. het is verboden zonder
of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders
overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de
'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of
gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand ter plaatse van de aanduiding
'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand';
b. het geheel of gedeeltelijk
slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan
voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins
nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
c. het onder a. vervatte
verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
Artikel 5
Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. industriële en
ambachtelijke bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan
in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijven;
b. industriële en
ambachtelijke bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan
in milieucategorie 3.1 en 3.2 van de Staat van bedrijven en daar waar deze
bestaan ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan en
als zodanig zijn opgenomen in de Lijst van bedrijven;
c. uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4', een geluidszoneringsplichtige
inrichting in de vorm van een textielinrichting met meer dan 50 weefgetouwen en
als zodanig genoemd als milieucategorie 4.2 in de Staat van bedrijven;
d. uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', een verkooppunt voor
motorbrandstoffen met lpg;
e. uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', een verkooppunt
voor motorbrandstoffen zonder lpg;
f.
ter plaatse
van de aanduiding 'nutsvoorziening', (openbare) nutsvoorzieningen;
g. uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
h. horecavoorzieningen die
ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van de doeleinden als genoemd in
5.1 onder a, b en c;
met
de daarbij behorende:
i.
overige
(openbare) nutsvoorzieningen;
j.
parkeer- en
verkeersvoorzieningen al dan niet ondergronds, met dien verstande dat
parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd;
k. productiegebonden
detailhandel die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de bedrijven
zoals ter plaatse gevestigd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
'specifieke vorm van bedrijf - productiegebonden detailhandel';
l.
waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
m. tuinen, erven en
terreinen;
met
daaraan ondergeschikt:
n. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op
de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 5.1
genoemde
doeleinden
worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a. gebouwen mogen
uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. de voorgevel van een
hoofdgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd dan
wel maximaal 3 meter daar uit;
c. voor zover ter plaatse
van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is
aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het
aangegeven bebouwingspercentage.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor
het bouwen van bedrijfsgebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde gelden de
volgende
bepalingen:
a. de bouw- en goothoogte
mag niet meer bedragen dan de bestaande bouw- en goothoogte hoogte;
b. gebouwen dienen in of op
de achterste perceelgrens te worden gebouwd dan wel minimaal 3 m uit de
achterste perceelgrens.
5.2.3 Bedrijfswoningen
Voor
het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. bedrijfswoningen zijn
uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
b. er is maximaal één
bedrijfswoning per bedrijf en per bouwperceel toegestaan;
c. de bouw- en goothoogte
mag niet meer bedragen dan de bestaande bouw- en goothoogte;
d. de minimale afstand tot
de zijdelingse perceelgrens bedraagt 2 m;
e. de maximale inhoud
bedraagt 750 m³.
5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor
het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende
bepalingen:
a. de goothoogte mag
maximaal 3 m bedragen;
b. de bouwhoogte mag
maximaal 5 m bedragen;
c. voor het bouwen van een
bijbehorend bouwwerk in de zijdelingse perceelgrens met een bouwhoogte van 3 m
of meer geldt dat het dak waarmee het bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt een
dakhelling dient te hebben van maximaal 45° en dat de dakhelling op de
zijdelingse perceelgrens dient te zijn georiënteerd;
d. de gezamenlijke
oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag maximaal 80 m² bedragen;
e. bijbehorende bouwwerken
dienen minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de
voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
f.
in
afwijking van het bepaalde onder e. geldt dat erkers, luifels en overkappingen
tot 1,20 m voor de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn
mogen worden gebouwd, mits:
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat
deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
b. de bouwhoogte van
verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag maximaal 12 m bedragen;
c. de bouwhoogte van
luifels mag maximaal 6 m bedragen;
d. de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan:
a. de uitoefening van een andere
tak van handel, bedrijf, of dienstverlening dan volgens het bepaalde in 5.1 is
toegestaan;
b. geluidszoneringsplichtige
inrichtingen, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld onder 5.1 onder c.;
c. BEVI-inrichtingen, met
uitzondering van inrichtingen als bedoeld onder 5.1 onder d.;
d. detailhandel, met
uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 5.1 onder k.;
e. seksinrichtingen;
f.
wonen,
behoudens in de woningen als bedoeld in 5.1 onder g.;
g. buitenopslag / open
opslag van goederen, voorwerpen of materialen op de bedrijfspercelen.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgmeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
onder
5.1
onder a. voor de vestiging van een bedrijf dat niet is vermeld in de
milieucategorieën 1 en 2 van
de
Staat van bedrijven, maar welke qua milieubelasting daaraan gelijkwaardig is,
met dien verstande
dat:
a. het bedrijf zowel binnen
als buiten het plangebied geen onevenredige milieubelasting mag opleveren, met
name ten aanzien van de in de omgeving gelegen woningen;
b. bij de beoordeling van
de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf de volgende
milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling dienen te worden betrokken:
geluidshinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar, straling, visuele hinder,
verontreiniging van lucht, bodem en water en de verkeersaantrekkende werking.
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bos;
b. behoud, herstel en
ontwikkeling van natuurlijke, cultuurhistorische, aardkundige en
waterhuishoudkundige waarden met een zo sterk mogelijke ecologische en
ruimtelijke samenhang;
c. extensief recreatief
medegebruik;
d. ecologische
verbindingszone;
e. natuurontwikkeling;
f.
ter plaatse
van de aanduiding 'natuur, natuur;
g. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – langzaam verkeer', een langzaam
verkeersroute;
met
daaraan ondergeschikt:
h. (onverharde) paden;
i.
waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse)
waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
met
de daarbij behorende:
j.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
In
of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken,
geen
gebouwen
zijnde, ten dienste van de in 6.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 1,5 m bedragen;
b. de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan:
a. standplaats voor één of
meerdere kampeermiddelen;
b. opslag-, stort-, lozings-
of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik
onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat
noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte normaal onderhoud
en beheer;
c. terrein voor het al dan
niet voor de verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte dan
wel geheel of gedeeltelijk of gebruikte onderdelen samengestelde machines en
voer- of vaartuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun
oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft het
tijdelijk parkeren in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de
grond;
d. opslagplaats van bouw-
en/of aannemersmaterialen;
e. het afgraven, vergraven
en egaliseren, ophogen, diepploegen en diepwoelen van de bodem;
f.
het graven,
verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde
wateren;
g. het aanleggen van
drainage en het aanleggen van een folie (mest/water)bassin;
h. het aanbrengen van
teeltondersteunende voorzieningen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden
6.4.1 Verboden uitvoering van andere werken
Het
is verboden op of in de in 6.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een
schriftelijke
vergunning
van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet
zijnde
bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
a. aanbrengen van boven-
en/of ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
b. aanbrengen van
oppervlakteverharding groter dan 100 m²;
c. aanleggen of verwijderen
van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden.
6.4.2 Voorwaarden
De
in 6.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:
a. zij verband houden met
de in 6.1 genoemde doeleinden;
b. door het uitvoeren van
deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals
omschreven in de desbetreffende bestemming met eventuele aanduiding, en in het
beeldkwaliteitplan.
6.4.3 Uitzonderingen
Het
verbod bedoeld in 6.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:
a. normaal onderhoud,
gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem waarbij hooguit de strooisellaag
aangetast wordt) ten dienste van de instandhouding van het bos;
b. normaal onderhoud,
gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40
m) ten dienste van de instandhouding ter plaatse van de aanduiding 'natuur';
c. reeds in uitvoering zijn
op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d. reeds mogen worden
uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
Artikel 7
Cultuur en ontspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het verenigingsleven;
b. voorzieningen ten
behoeve van cultuur en ontspanning;
c. ter plaatse van de
aanduiding 'dienstverlening', dienstverlening;
met
daaraan ondergeschikt:
d. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Op
de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 7.1
genoemde
doeleinden
worden gebouwd.
7.2.2 Gebouwen
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen mogen
uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b. de goot- en bouwhoogte
van gebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot-
en bouwhoogte;
c. voor zover ter plaatse
van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is
aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het
aangegeven bebouwingspercentage.
7.2.3 Bouwwerken van openbaar nut
Voor
het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet
meer dan 15 m²;
b. bouwwerken van openbaar
nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat
deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
b. de bouwhoogte van
antennes mag maximaal 12 m bedragen;
c. de bouwhoogte van
verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
d. de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan:
a. het gebruik van de
bouwwerken voor wonen;
b. het gebruik van de grond
en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
c. het gebruik het gebruik
van de bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf;
d. buitenopslag / open
opslag van goederen, voorwerpen of materialen op de bedrijfspercelen.
Artikel 8
Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. detailhandel;
b. ter plaatse van de
aanduiding 'parkeergarage' een parkeergarage;
c. ter plaatse van de
aanduiding 'supermarkt', een supermarkt;
d. uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding 'tuincentrum', een tuincentrum;
e. uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding 'wonen', wonen, al dan niet op de verdieping;
met
daaraan ondergeschikt:
f.
(openbare)
nutsvoorzieningen;
g. waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
h. parkeervoorzieningen, al
dan niet ondergronds;
i.
tuinen,
erven en terreinen;
met
de daarbij behorende:
j.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Op
de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 8.1
genoemde
doeleinden
worden gebouwd.
8.2.2 Gebouwen
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen mogen
uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b. de goot- en bouwhoogte
van gebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot-
en bouwhoogte;
c. voor zover ter plaatse
van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is
aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het
aangegeven bebouwingspercentage.
8.2.3 Bouwwerken van openbaar nut
Voor
het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet
meer dan 15 m²;
b. bouwwerken van openbaar
nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat
deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
b. de bouwhoogte van
antennes mag maximaal 12 m bedragen;
c. de bouwhoogte van
verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
d. de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan:
a. het gebruik van de
bouwwerken voor wonen behoudens als bedoeld in 8.1 onder c.;
b. het gebruik van de grond
en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
c. het gebruik het gebruik
van de bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf;
d. buitenopslag / open
opslag van goederen, voorwerpen of materialen op de bedrijfspercelen.
Artikel 9
Dienstverlening
9.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. dienstverlening;
b. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening – archief', een archief;
c. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening – dierenartsenpraktijk', een
dierenartsenpraktijk;
d. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening – fysiopraktijk', een
fysiotherapiepraktijk;
e. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – heemkunde', de heemkundekring
op de verdieping;
f.
uitsluitend
ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen, al dan niet op de verdieping;
met
daaraan ondergeschikt:
g. (openbare)
nutsvoorzieningen;
h. waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
i.
parkeervoorzieningen,
al dan niet ondergronds;
j.
tuinen,
erven en terreinen;
met
de daarbij behorende:
k. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Op
de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 9.1
genoemde
doeleinden
worden gebouwd en gelden de volgende regels.
9.2.2 Gebouwen
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen mogen
uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b. de goot- en bouwhoogte
van gebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot-
en bouwhoogte;
c. voor zover ter plaatse
van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is
aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het
aangegeven bebouwingspercentage.
9.2.3 Bouwwerken van openbaar nut
Voor
het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet
meer dan 15 m²;
b. bouwwerken van openbaar
nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
9.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat
deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
b. de bouwhoogte van
antennes mag maximaal 12 m bedragen;
c. de bouwhoogte van
verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
d. de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan:
a. het gebruik van de
bouwwerken voor wonen behoudens als bedoeld in 9.1 onder b.;
b. het gebruik van de grond
en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
c. het gebruik het gebruik
van de bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf;
d. buitenopslag / open
opslag van goederen, voorwerpen of materialen op de percelen.
Artikel 10
Gemengd
10.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. evenementen, als bepaald
op grond van het evenementenbeleid van de gemeente Gemert-Bakel;
b. horeca, voor zover
onderschikt aan de onder a. genoemde functie;
c. sportvoorzieningen, ten
behoeve van de uitoefening van binnen- en buitensporten;
d. recreatievoorzieningen;
e. ter plaatse van de aanduiding
'waterberging', waterberging;
f.
uitsluitend
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', één bedrijfswoning;
met
daaraan ondergeschikt:
g. speelvoorzieningen;
h. groenvoorzieningen;
i.
kunstobjecten;
j.
(openbare)
nutsvoorzieningen;
k. waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
l.
parkeervoorzieningen,
al dan niet ondergronds;
m. tuinen, erven en
terreinen;
met
de daarbij behorende:
n. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
Op
de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 10.1
genoemde
doeleinden
worden gebouwd.
10.2.2 Gebouwen
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen mogen
uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b. de goot- en bouwhoogte
van gebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot-
en bouwhoogte;
c. voor zover ter plaatse
van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is
aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het
aangegeven bebouwingspercentage.
10.2.3 Bouwwerken van openbaar nut
Voor
het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet
meer dan 15 m²;
b. bouwwerken van openbaar
nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen met dien verstande dat deze
voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
b. de bouwhoogte van
antennes mag maximaal 12 m bedragen;
c. de bouwhoogte van
kunstobjecten mag maximaal 5 m bedragen;
d. de bouwhoogte van
speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m bedragen;
e. de bouwhoogte van
verlichtingsarmaturen, reclame- en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
f.
de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m
bedragen;
g. een overkapping
geplaatst voor de voorgevel mag geen wanden bevatten.
10.2.5 Ondergronds bouwen
a. ondergronds bouwen is
alleen toegestaan als onderbouw onder gebouwen;
b. de verticale diepte mag
maximaal 4 m bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan:
a. het houden van
evenementen als bedoeld in 10.1 onder a. die vallen onder de categorieën 2 en 3
zoals beschreven in de nota Evenementenbeleid van de gemeente Gemert-Bakel,
zonder dat daarvoor een vergunning (omgevingsvergunning) is verleend;
b. het gebruik van de
bouwwerken voor wonen behoudens als bedoeld in 9.1 onder b;
c. horeca, anders dan als
gerelateerd aan de sport, recreatie en evenementen;
d. reclamedoeleinden,
anders dan reclame-uitingen die zijn toegestaan aan de zijde parkeerterrein
Vicaris van der Asdonckstraat, waarbij tevens geldt dat de reclame-uiting een geïntegreerd
onderdeel vormt van de bebouwing en een hoogte heeft van niet meer dan 0,70 m;
e. de verkoop van
motorbrandstoffen;
f.
het gebruik
het gebruik van de bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en
escortbedrijf;
g. standplaats voor één of
meerdere kampeermiddelen;
h. buitenopslag / open
opslag van goederen, voorwerpen of materialen op de percelen.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
10.3
onder
a. voor incidentele evenementen met dien verstande dat:
a. voor het desbetreffende
evenement een evenementenvergunning op grond van het evenementenbeleid van de
gemeente Gemert-Bakel als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV)
is verleend;
b. bedoeld evenement geen
onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige
afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
c. het niet betreft zodanig
verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige
beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een
onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
d. geen detailhandel plaatsvindt,
tenzij in de onder a. bedoelde evenementenvergunning anders is bepaald.
Artikel 11
Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Groen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen,
bermen, beplanting bomen en parken;
met
daaraan ondergeschikt:
b. parkeervoorzieningen;
c. speelvoorzieningen;
d. (ontsluitings-) wegen en
paden;
e. water,
waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse)
waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
f.
ter plaatse
van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bergbezinkbassin', een
bergbezinkbassin;
g. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten – gebouwen', geen gebouwen
toegestaan;
h. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonument', een Rijksmonument;
i.
ter plaatse
van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – langzaam verkeer', een
langzaam verkeersroute;
j.
kunstobjecten;
k. leidingen en kabels;
l.
(openbare)
nutsvoorzieningen;
met
de daarbij behorende:
m. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
In
of op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten
dienste van de in
11.1
genoemde doeleinden worden gebouwd.
11.2.2 Gebouwen
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonument' is uitsluitend binnen
het bouwvlak de bestaande bebouwing van de molen De Bijenkorf toegestaan.
11.2.3 Bouwwerken van openbaar nut
Voor
het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
bouwwerken van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 3 m en de oppervlakte
niet meer dan 15 m².
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
antennes bedraagt maximaal 12 m;
b. de bouwhoogte van
kunstobjecten mag maximaal 5 m bedragen;
c. de bouwhoogte van
speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m bedragen;
d. de bouwhoogte van
verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
e. de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan:
a. standplaats voor één of
meerdere kampeermiddelen;
b. opslag-, stort-,
lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke
gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat
noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c. het al dan niet voor de
verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of
gedeeltelijk of gebruikte onderdelen samengestelde machines en voer- of
vaartuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun
oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft
parkeren in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
d. opslagplaats van bouw-
en/of aannemersmaterialen.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden
11.4.1 Verboden uitvoering van andere werken
Het
is verboden op of in de in 11.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een
schriftelijke
vergunning
van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet
zijnde
bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
a. aanbrengen van
oppervlakteverharding groter dan 100 m².
11.4.2 Voorwaarden
De
in 11.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:
a. zij verband houden met
de in 11.1 genoemde doeleinden;
b. door het uitvoeren van
deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals
omschreven in de desbetreffende bestemming met eventuele aanduiding, en in het
beeldkwaliteitplan.
11.4.3 Uitzonderingen
Het
verbod bedoeld in 11.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:
a. normaal onderhoud,
gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40
m) ten dienste van de bestemming betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn
op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden
uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
Artikel 12
Horeca
12.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. horecabedrijven met
bijbehorende voorzieningen;
b. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand', een beeldbepalend
pand;
c. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentemonument', een gemeentelijk
monument;
d. uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding 'wonen', wonen, al dan niet op de verdieping;
met
daaraan ondergeschikt:
e. (openbare)
nutsvoorzieningen;
f.
waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
g. parkeervoorzieningen, al
dan niet ondergronds;
h. tuinen, erven en
terreinen;
met
de daarbij behorende:
i.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
Op
de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 12.1
genoemde
doeleinden
worden gebouwd.
12.2.2 Gebouwen
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen mogen
uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b. de goot- en bouwhoogte
van gebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot-
en bouwhoogte;
c. voor zover ter plaatse
van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is
aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het
aangegeven bebouwingspercentage.
12.2.3 Bouwwerken van openbaar nut
Voor
het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
bouwwerken van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 3 m en de oppervlakte
niet meer dan 15 m²;
b. bouwwerken van openbaar
nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat
deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
b. de bouwhoogte van
antennes mag maximaal 12 m bedragen;
c. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen
en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
d. de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.
12.3 Specifieke gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan:
a. het gebruik van de
bouwwerken voor wonen behoudens als bedoeld in 12.1 onder d.;
b. het gebruik van gronden
en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of
bedrijf, en/of dienstverlening anders dan een horecabedrijf behorend bij de in
12.1 genoemde doeleinden;
c. het gebruik van
bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf.
12.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a. het is verboden zonder
of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders
overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de
'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of
gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand of gemeentelijk monument ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' of
'specifieke bouwaanduiding – gemeentemonument';
b. het geheel of
gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als
gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend
of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
c. het onder a. vervatte
verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
12.5.1 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid – 2
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet
ruimtelijke
ordening,
ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 2' de bestemming
'Horeca' te
wijzigen
ten behoeve van woningbouw en zijn tevens bevoegd tot het aanbrengen van een
bouwvlak
en
de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw toegestaan', mits:
a. de nieuwe woningen
passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en het provinciaal
volkshuisvestingsbeleid;
b. in het wijzigingsplan vermeld
wordt hoeveel woningen er maximaal in het wijzigingsgebied gebouwd mogen
worden;
c. de uitvoerbaarheid van
het wijzigingsplan wordt aangetoond ten aanzien van de relevante
(milieu)aspecten;
d. de planregels van artikel
19 overeenkomstig van toepassing worden verklaard;
e. de belangen van de
eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet
onevenredig worden geschaad;
f.
het straat-
en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden
geschaad.
Artikel 13
Kantoor
13.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. kantoren met
bijbehorende voorzieningen;
b. uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding 'wonen', wonen, al dan niet op de verdieping;
met
daaraan ondergeschikt:
c. (openbare)
nutsvoorzieningen;
d. waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
e. parkeervoorzieningen, al
dan niet ondergronds;
f.
tuinen,
erven en terreinen;
met
de daarbij behorende:
g. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
Op
de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 13.1
genoemde
doeleinden
worden gebouwd.
13.2.2 Gebouwen
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen mogen
uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b. de goot- en bouwhoogte van
gebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot-
en bouwhoogte;
c. de goothoogte van een
nieuw te bouwen kantoor en woning mag maximaal 4,50 m bedragen;
d. de bouwhoogte van een nieuw
te bouwen kantoor en woning mag maximaal 7 m bedragen;
e. voor zover ter plaatse
van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is
aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het
aangegeven bebouwingspercentage.
13.2.3 Bouwwerken van openbaar nut
Voor
het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet
meer dan 15 m²;
b. bouwwerken van openbaar
nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat
deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
b. de bouwhoogte van
antennes mag maximaal 12 m bedragen;
c. de bouwhoogte van
verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
d. de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.
13.3 Specifieke gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan:
a. gebruik van bouwwerken
voor wonen, anders dan bedoeld in 13.1, onder c.;
b. het gebruik van gronden
en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of
bedrijf, anders dan een kantoorbedrijf behorend bij de in 13.1 genoemde
doeleinden;
c. het gebruik van
bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf.
Artikel 14
Maatschappelijk
14.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. overheidsvoorzieningen;
b. sociaal-culturele
voorzieningen;
c. sociaal-medische
voorzieningen;
d. wijkvoorzieningen;
e. ter plaatse van de
aanduiding 'begraafplaats', een begraafplaats;
f.
ter plaatse
van de aanduiding 'bibliotheek', een bibliotheek;
g. ter plaatse van de
aanduiding 'onderwijs', onderwijsvoorzieningen;
h. ter plaatse van de
aanduiding 'opslag', een opslag van de gemeentewerf;
i.
ter plaatse
van de aanduiding 'religie', religieuze voorzieningen;
j.
ter plaatse
van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentemonument', een
gemeentelijk monument;
k. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – buurthuis', een buurthuis;
l.
ter plaatse
van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – kinderopvang', een
kinderopvang;
m. ter plaatse van de
aanduiding 'speeltuin', een speeltuin;
n. ter plaatse van de
aanduiding 'sport', sportvoorzieningen;
o. ter plaatse van de
aanduiding 'theater', een theater;
p. uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding 'wonen', wonen in combinatie met een voorziening als
genoemd onder a., b., c. en h.;
met
daaraan ondergeschikt:
q. kunstobjecten;
r. speelvoorzieningen;
s. (openbare)
nutsvoorzieningen;
t. waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
u. parkeer- en verkeersvoorzieningen,
al dan niet ondergronds;
v. tuinen, erven en
terreinen;
met
de daarbij behorende:
w. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
Op
de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 14.1
genoemde
doeleinden
worden gebouwd.
14.2.2 Gebouwen
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen mogen
uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b. de bouw- en goothoogte van
gebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en
bouwhoogte;
c. voor zover ter plaatse
van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is
aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het
aangegeven bebouwingspercentage.
14.2.3 Bouwwerken van openbaar nut
Voor
het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet
meer dan 15 m²;
b. bouwwerken van openbaar
nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat
deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
b. de bouwhoogte van
antennes mag maximaal 12 m bedragen;
c. de bouwhoogte van
kunstobjecten mag maximaal 5 m bedragen;
d. de bouwhoogte van
speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m bedragen;
e. de bouwhoogte van
verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
f.
de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m
bedragen.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan:
a. gebruik van bouwwerken
voor wonen, anders dan bedoeld in 14.1 onder p.;
b. het gebruik van gronden
en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of
bedrijf, anders dan bedoeld 14.1;
c. het gebruik van
bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf.
14.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a. het is verboden zonder
of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig
het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke
monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van
een gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke
bouwaanduiding – gemeentemonument';
b. het geheel of
gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als
gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend
of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
c. het onder a. vervatte
verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
Artikel 15
Sport
15.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. sportvoorzieningen, ten
behoeve van de uitoefening van binnen- en buitensporten;
b. horecavoorzieningen, ten
dienste van en ondergeschikt aan de sportvoorzieningen;
c. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bergbezinkbassin', een
bergbezinkbassin;
d. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – langzaam verkeer', een langzaam
verkeersroute;
met
daaraan ondergeschikt:
e. groenvoorzieningen;
f.
kunstobjecten;
g. (openbare)
nutsvoorzieningen;
h. parkeervoorzieningen;
i.
speelvoorzieningen;
j.
waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings-
en infiltratievoorzieningen;
k. erven en terreinen;
l.
wegen en
paden;
met
de daarbij behorende:
m. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
Op
de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 15.1
genoemde
doeleinden
worden gebouwd.
15.2.2 Gebouwen
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen mogen
uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b. de goot- en bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
c. voor zover ter plaatse
van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is
aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het
aangegeven bebouwingspercentage.
15.2.3 Bouwwerken van openbaar nut
Voor
het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet
meer dan 15 m²;
b. bouwwerken van openbaar
nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat
deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
b. de bouwhoogte van
antennes mag maximaal 12 m bedragen;
c. de bouwhoogte van
ballenvangers mag maximaal 8 m bedragen;
d. de bouwhoogte van
kunstobjecten mag maximaal 5 m bedragen;
e. de bouwhoogte van
speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m bedragen;
f.
de
bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m mag
bedragen;
g. de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
15.3 Specifieke gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan:
a. het gebruik van
bouwwerken voor wonen;
b. het gebruik van de grond
en bouwwerken ten behoeve van enige vorm van handel en/of bedrijf anders dan
een horecabedrijf als bedoeld in 15.1 onder b.;
c. het gebruik van
bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf.
Artikel 16
Verkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen en straten met een
verkeersfunctie;
b. voet- en rijwielpaden;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. straatmeubilair;
met
daaraan ondergeschikt:
f.
kunstobjecten;
g. leidingen en kabels;
h. (openbare)
nutsvoorzieningen;
i.
waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse)
waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met
de daarbij behorende:
j.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen
Op
de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten
dienste van
de
in 16.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.
16.2.2 Bouwwerken van openbaar nut
Voor
het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van bouwwerken
van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15
m²;
b. bouwwerken van openbaar
nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
antennes mag maximaal 12 m bedragen;
b. de bouwhoogte van
voorzieningen ten behoeve van bewegwijzering mag maximaal 4 m bedragen;
c. de bouwhoogte van
kunstobjecten mag maximaal 5 m bedragen;
d. de bouwhoogte van
reclamemasten, verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen
e. de bouwhoogte van
voorzieningen ten behoeve van verkeersregeling mag maximaal 10 m bedragen;
f.
de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m
bedragen.
16.3 Specifieke gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan:
a. het gebruik van de grond
en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
b. het gebruik van de grond
en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of
bedrijf;
c. het gebruik van de grond
en bouwwerken voor de uitoefening van prostitutie.
Artikel 17
Verkeer - Verblijfsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verkeersvoorzieningen in
de vorm van wegen voor verblijf alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of
nabijgelegen gronden zoals woonstraten, woonerven, paden en
langzaamverkeerroutes;
b. voet- en rijwielpaden;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f.
straatmeubilair;
g. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bergbezinkbassin', een
bergbezinkbassin;
h. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', een Rijksmonument;
i.
ter plaatse
van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer', een
langzaam verkeersroute;
j.
ter plaatse
van de aanduiding 'parkeerterrein', een parkeerterrein;
met
daaraan ondergeschikt:
k. kunstobjecten;
l.
leidingen
en kabels;
m. (openbare)
nutsvoorzieningen;
n. waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse)
waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met
de daarbij behorende:
o. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen
Op
de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten
dienste van
de
in 17.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.
17.2.2 Bouwwerken van openbaar nut
Voor
het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet
meer dan 15 m²;
b. bouwwerken van openbaar
nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
antennes mag maximaal 12 m bedragen;
b. de bouwhoogte van voorzieningen
ten behoeve van bewegwijzering mag maximaal 4 m bedragen;
c. de bouwhoogte van
kunstobjecten mag maximaal 5 m bedragen;
d. de bouwhoogte van
reclamemasten, verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m
bedragen;
e. de bouwhoogte van
speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m bedragen;
f.
de
bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van verkeersregeling mag maximaal 10 m
bedragen;
g. de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.
17.3 Specifieke gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan:
a. het gebruik van de grond
en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
b. het gebruik van de grond
en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of
bedrijf;
c. het gebruik van de grond
en bouwwerken voor de uitoefening van prostitutie.
Artikel 18
Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. water;
b. waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse)
waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. kruisingen en
overbruggingen;
e. natuurontwikkeling;
f.
ter plaatse
van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer, langzaam verkeer', een
langzaamverkeersroute over een brug;
g. uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding 'ontsluiting', ontsluiting;
met
daaraan ondergeschikt:
h. kunstobjecten;
i.
kunstwerken
(civiele) en bouwwerken ten behoeve van het beheer en onderhoud van het water
en de waterlopen;
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen
Op
de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten
dienste van
de
in 18.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.
18.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. op of in deze gronden
zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
b. de bouwhoogte van
kunstwerken bedraagt maximaal 2,50 m;
c. de bouwhoogte van
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Onder
strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan:
a. het opslaan van onbruikbare
of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen,
stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de
grond;
b. het opslaan, opgeslagen
houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor
zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte
gebruik van de grond;
c. het aanleggen van
drainage en mest- en waterbassins van folie.
18.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel
18.3 ten behoeve van:
a. tijdelijke opslag van
materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving
van de onderhavige bestemming;
b. opslag in het kader van
het normale onderhoud van de gronden;
c. werken en werkzaamheden
indien deze verband houden met de doeleinden die aan de bestemming zijn
toegekend en door het uitvoeren daarvan noch direct noch indirect afbreuk doen
aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden
18.5.1 Verboden uitvoering van andere werken
Het
is verboden op of in de in 18.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een
schriftelijke
vergunning
van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet
zijnde
bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
a. aanbrengen van boven-
en/of ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
b. aanbrengen van
oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
c. aanleggen of verwijderen
van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
d. graven, verbreden,
verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren.
18.5.2 Voorwaarden
De
in 18.5.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:
a. zij verband houden met
de in 18.1 genoemde doeleinden;
b. door het uitvoeren van
deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals
omschreven in de desbetreffende (mede) bestemming met eventuele aanduiding, en
in het beeldkwaliteitplan.
18.5.3 Uitzonderingen
Het
verbod bedoeld in 18.5.1 is niet van toepassing op andere werken die:
a. normaal onderhoud, gebruik
en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 m) ten
dienste van de bestemming betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn
op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden
uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
Artikel 19
Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen in de vorm van
aaneen gebouwde, twee-aaneen gebouwde, vrijstaande en gestapelde woningen;
b. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw toegestaan', nieuwbouw van
een woning toegestaan, met dien verstande dat enkel het type woning mag worden
gebouw zoals ter plaatse op de verbeelding aangeduid met bijbehorende maatvoeringsaanduidingen;
c. uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding 'bedrijf', bedrijven die genoemd staan in milieucategorie 1
en 2 van de Staat van bedrijven alsmede bedrijven die genoemd staan in
milieucategorie 3.1 van de Staat van bedrijven in combinatie daar waar deze
bestaan ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan en
als zodanig zijn opgenomen in de Lijst van bedrijven;
d. uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding 'detailhandel', detailhandel en ter plaatse bestaand;
e. uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding 'dienstverlening', dienstverlening en ter plaatse bestaand;
f.
uitsluitend
ter plaatse van de aanduiding 'horeca', horeca en ter plaatse bestaand;
g. uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding 'maatschappelijk', maatschappelijke voorzieningen en ter
plaatse bestaand;
h. ter plaatse van de
aanduiding 'onderdoorgang', een onderdoorgang';
i.
ter plaatse
van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – aanvullende situeringseisen', aanvullende
situeringseisen;
j.
ter plaatse
van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand', een
beeldbepalend pand;
k. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentemonument', een gemeentelijke
monument';
l.
ter plaatse
van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – langzaam verkeer', een
langzaam verkeersroute;
m. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van water – ondergrondse watergang', een
ondergrondse watergang;
n. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten – gebouwen', geen gebouwen
toegestaan;
o. ter plaatse van de
aanduiding 'woonwagenstandplaats', een woonwagenstandplaats;
met
daaraan ondergeschikt:
p. bijbehorende bouwwerken;
q. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde;
r. tuinen en erven;
s. (openbare)
nutsvoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen
Op
de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 19.1
genoemde
doeleinden
worden gebouwd en gelden de volgende bepalingen:
a. met betrekking tot
parkeervoorzieningen ter voorkoming van een onevenredige parkeerdruk op de
openbare ruimte dient het volgende in acht te worden genomen:
b. het bepaalde onder a.
geldt niet voor reeds bestaande en te handhaven woningen daar waar niet
voorzien is of kan worden in tenminste één parkeerplaats op het eigen
bouwperceel waarbij echter bouwactiviteiten niet mogen leiden tot een
onevenredige vergroting van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
c. het bebouwingspercentage
voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken per bouwperceel mag niet meer
bedragen dan:
d. in afwijking van het
bepaalde onder c. geldt dat voor patiowoningen een onbebouwde buitenruimte van
ten minste 15 m² aanwezig dient te zijn;
19.2.2 Hoofdgebouwen
Voor
het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. op onderhavige gronden
is het niet toegestaan nieuwe hoofdgebouwen ten dienste van wonen te bouwen,
tenzij het vervangende nieuwbouw betreft;
b. woningen mogen
uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
c. in afwijking van het
bepaalde onder b. dienen hoofdgebouwen in of maximaal 1 m voor en/of achter de
voorgevelrooilijn of de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bouwvlak te
worden gebouwd;
d. de goot- en bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte en/of zoals ter
plaatse aangeduid op de verbeelding;
e. in afwijking van het
bepaalde onder d. of de maatvoeringsaanduiding zoals opgenomen op de
verbeelding mogen de bestaande goot- en bouwhoogte met een maximum van 25%
afwijken;
f.
het
bestaande hoofdgebouw met kap mag in maximaal drie bouwlagen in de diepte met 5
m tot een maximale diepte van 15 m te worden uitgebreid voor zover het
bestaande hoofdgebouw uit drie bouwlagen bestaat;
g. ter plaatse van de
aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', is het maximaal op de verbeelding
aangegeven aantal woningen toegestaan;
h. ten aanzien van de
situering van de woningen geldt de bestaande situering van de hoofdgebouwen ten
tijde van de vaststelling van dit plan en de volgende regels:
i.
in
afwijking van het bepaalde onder a. zijn overschrijdingen van het bouwvlak door
j.
ondergeschikte
bouwdelen, zoals balkons en overstekken, toegestaan, mits de diepte van dit
k. ondergeschikte bouwdeel
niet meer bedraagt dan 1 m en de oppervlakte niet meer dan 6 m².
19.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor
het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
a. bijbehorende bouwwerken
mogen aangebouwd en vrijstaand worden gebouwd;
b. bijbehorende bouwwerken
dienen binnen het bouwvlak in het achtererfgebied te worden gebouwd;
c. in afwijking van het bepaalde
onder b. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrens naar
openbaar toegankelijk gebied worden gebouwd;
d. in afwijking van het
bepaalde onder b. geldt bij vrijstaande woningen dat slechts aan één zijde tot
1 m achter de voorgevel tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd
en de afstand tot de overige zijdelingse perceelgrens(zen) ten minste 3 m dient
te bedragen. Achter de achtergevel van het hoofdgebouw mogen bijbehorende
bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd;
e. de oppervlakte van een
vrijstaand bijbehorend bouwwerk al dan niet met kap mag per bouwperceel
maximaal 80 m² bedragen, de goothoogte maximaal 3 m en de bouwhoogte mag 4/5
van de bouwhoogte van de hoofdgebouw bedragen;
f.
in
afwijking van het bepaalde onder e. mag de goothoogte van een bijbehorend
bouwwerk met maximaal 0,25 m worden verhoogd indien dit noodzakelijk is voor de
architectonische dan wel constructieve inpassing;
g. bijbehorende bouwwerken
dienen minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de gevellijn
te worden gebouwd;
h. in afwijking van het
bepaalde onder g. geldt dat erkers, luifels en overkappingen tot 1,20 m voor de
voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd
mits de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m bedraagt en
mits de breedte:
1. van de erker niet meer
dan 60% en
2. van de luifel niet meer
dan 40%,
3. van de bestaande gevel
van het hoofdgebouw bedraagt.
i.
een
overkapping geplaatst voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag geen wanden
bevatten;
j.
aan de
achtergevel van het hoofdgebouw mogen aan het hoofdgebouw verbonden
bijbehorende bouwwerken al dan niet met kap worden gebouwd, met dien verstande
dat:
1. de goothoogte mag
maximaal 3,30 m bedragen;
2. de bouwhoogte maximaal
4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;
3. in afwijking van het
bepaalde onder 1. mag de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk met maximaal
0,25 m worden verhoogd indien dit noodzakelijk is voor de architectonische dan
wel constructieve inpassing.
k. bijbehorende bouwwerken
ten behoeve van garages dienen met een kap te worden afgerond.
19.2.4 Bouwwerken van openbaar nut
Voor
het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet
meer dan 15 m²;
b. bouwwerken van openbaar
nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
19.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van
erf-/terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m bedragen,
uitgezonderd bij hoekpercelen, waar de bouwhoogte van erf-/
terreinafscheidingen voor de zijgevel maximaal 2 m mag bedragen, mits deze
erf-/ terreinafscheiding wordt gebouwd minimaal 1 m achter de voorgevel van het
bijbehorende hoofdgebouw;
b. de bouwhoogte van
erf-/terreinafscheidingen achter de voorgevellijn maximaal 2 m mag bedragen;
c. de bouwhoogte van
vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
d. de bouwhoogte van antennemasten
mag maximaal 12 m bedragen waarbij deze niet meer mag bedragen dan de
bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw;
e. de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
19.2.6 Aanvullende situeringseisen
Ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – aanvullende
situeringseisen', dient de
afstand
van het hoofdgebouw met aangebouwde bijbehorende bouwwerken minimaal 4 m te
bedragen
van de zijdelingse perceelsgrens en aan de andere zijde minimaal 2 m te
bedragen, mits
aan
beide zijden de afstand tot enig gebouw op het naastgelegen bouwperceel
minimaal 6 m
bedraagt,
met dien verstande dat voor de aanvullende situeringseisen voor de percelen
gelegen aan
de
Vadem, Bunder en een gedeelte van de Slenk het volgende van toepassing is; 18 m
vanuit de
voorste
perceelsgrens mag geen bebouwing worden opgericht in de 4- en 2- meter stroken
vanuit de
zijdelingse
perceelsgrens. Daarachter komt het gehele perceel in aanmerking voor
aangebouwde of
vrijstaande
bijbehorende bouwwerken.
19.2.7 Woonwagenstandplaatsen
Voor
woonwagenstandplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats'
geldt het in
19.2.1
bepaalde en gelden tevens de volgende bepalingen:
a. het oppervlak van een
standplaats voor een woonwagen bedraagt minimaal 150 m² en maximaal 200 m²;
b. het oppervlak voor een
woonwagen mag maximaal 90 m² bedragen;
c. per woonwagen mag
slechts één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd met een oppervlak van maximaal
25 m²;
d. de bouwhoogte van een
woonwagen mag maximaal 4,50 m bedragen;
e. de goothoogte van een
bijbehorend bouwwerk mag maximaal 2,50 m en de bouwhoogte maximaal 4,50 m
bedragen;
f.
de afstand
van een woonwagen tot een zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 2 m te
bedragen.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Vergroten maximum oppervlak bijbehorende bouwwerken
a. burgemeester en
wethouders kunnen ten behoeve van afhankelijk wonen, mindervaliden en
mantelzorg bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 19.2.3
onder e. voor vergroting van bestaande bijbehorende bouwwerken en/of de bouw
van extra bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste
80 m² als genoemd onder 19.5.2 met dien verstande dat het voorgeschreven
bebouwingspercentage ten aanzien van het bouwperceel met ten hoogste 10 % mag
worden verhoogd;
b. de omgevingsvergunning
onder a. wordt uitsluitend verleend indien voldaan wordt aan de voorwaarde dat
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
·
een
onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden
en de zich daarop bevindende bouwwerken;
·
het in
stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere
bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
a. de lichttoetreding/
bezonning / schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op)
b. aangrenzende gronden;
c. het uitzicht;
d. de aanwezigheid van
voldoende privacy;
e. waarbij in het bijzonder
gekeken wordt naar de situatie aangaande de direct aangrenzende
f.
percelen.
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Niet-strijdig gebruik
Onder
niet-strijdig gebruik van de grond en bouwwerken wordt verstaan
aan-huis-gebonden
beroepsmatige
activiteiten in de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mits:
a. de woonfunctie in
ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;
b. het medegebruik van de
woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken beperkt is tot ten hoogste
35% van het grondoppervlak van de woning en de daarbij behorende bouwwerken tot
maximaal 80m²;
c. het parkeren plaatsvindt
op eigen terrein.
19.4.2 Strijdig gebruik
Onder
strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste
lid, onder c.
Wabo
wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:
a. de uitoefening van een
detailhandels-, horeca, seksinrichting, escortbedrijf, ambachtelijk, dienstverlenend
en/of industrieel bedrijf anders dan bedoeld in 19.1;
b. de uitoefening van een
groothandelsbedrijf;
c. de uitoefening van
aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij
behorende bijbehorende bouwwerken;
d. voor zover het
vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft voor permanente of tijdelijke
bewoning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
e. als opslag- of
bergplaats van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de
oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover
noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
f.
het storten
of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk
is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
g. de verkoop van
motorbrandstoffen.
19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
19.4.2
onder c. voor de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten
in de woning en
de
daarbij behorende gebouwen, mits:
a. de woonfunctie in
overwegende mate behouden blijft;
b. bedoeld gebruik geen
onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige
afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder
meer dat:
c. het gebruik de woonfunctie
dient te ondersteunen, d.w.z. dat degene die de activiteiten in het bijbehorend
bouwwerk en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
d. het niet betreft zodanig
verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige
beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een
onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
e. het onttrekken van (een
deel van) de bij de desbetreffende woning behorende garage aan de bestemming
slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één
parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;
f.
geen
detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse
vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening
van de aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit;
g. geen showrooms zijn
toegestaan;
h. ten hoogste 35% van het
oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de
aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een
maximum van 50 m².
19.5.2 Tijdelijke bewoning bijbehorend bouwwerk
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning tijdelijk afwijken van het
bepaalde
in
artikel 19.4.2 onder d van dit artikel voor het gebruik van een vrijstaand
bijbehorend bouwwerk als
afhankelijke
woonruimte, mits:
a. een dergelijke bewoning
noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
b. er geen onevenredige aantasting
van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop
bevindende bouwwerken plaatsvindt;
c. een goede woonsituatie
binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
d. de afhankelijke
woonruimte een oppervlakte heeft van maximaal 80 m²;
e. het bijbehorend bouwwerk
gelegen is op maximaal 15 m van het hoofdgebouw;
f.
indien de
verleende omgevingsvergunning vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer
noodzakelijk is vervalt de persoonsgebonden beschikking.
19.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a. het is verboden zonder
of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders
overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke
monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van
een beeldbepalend pand of gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding
'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' of 'specifieke bouwaanduiding
– gemeentemonument';
b. het geheel of
gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als
gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend
of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
c. het onder a. vervatte
verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
19.7 Wijzigingsbevoegdheid
19.7.1 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid – 1
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet
ruimtelijke
ordening,
ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 1' de bestemming
'Wonen' te
wijzigen
ten behoeve van woningbouw door het aanbrengen van een bouwvlak en de
aanduiding
'specifieke
bouwaanduiding – nieuwbouw toegestaan', mits:
a. de nieuwe woningen
passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en het provinciaal
volkshuisvestingsbeleid;
b. ter plaatse van de
aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 1' maximaal 5 vrijstaande woningen
worden opgericht;
c. de uitvoerbaarheid van
het wijzigingsplan wordt aangetoond ten aanzien van de relevante
(milieu)aspecten;
d. de planregels van
artikel 19 overeenkomstig van toepassing worden verklaard;
e. de belangen van de
eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet
onevenredig worden geschaad;
f.
het straat-
en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden
geschaad.
19.7.2 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid – 3
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet
ruimtelijke
ordening,
ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 3' de bestemming
'Wonen' te
wijzigen
door het aanbrengen van een bouwvlak voor maximaal 3 grondgebonden woningen,
mits:
a. de nieuwe woningen
passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en het provinciaal
volkshuisvestingsbeleid;
b. de uitvoerbaarheid van
het wijzigingsplan wordt aangetoond ten aanzien van de relevante
(milieu)aspecten;
c. de planregels van
artikel 19 overeenkomstig van toepassing worden verklaard;
d. de belangen van de
eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet
onevenredig worden geschaad;
e. het straat- en
bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden
geschaad.
19.7.3 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid – 4
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet
ruimtelijke
ordening,
ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 4' de bestemming
'Wonen' te
wijzigen
naar de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' ten behoeve van woningbouw als
genoemd
onder
19.7.2, mits:
a. de uitvoerbaarheid van
het wijzigingsplan wordt aangetoond ten aanzien van de relevante
(milieu)aspecten;
b. de planregels van
artikel 17 overeenkomstig van toepassing worden verklaard;
c. de belangen van de
eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet
onevenredig worden geschaad;
d. het straat- en
bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden
geschaad.
19.7.4 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid – 5
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet
ruimtelijke
ordening,
ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 5' de bestemming
'Wonen' te
wijzigen
naar de bestemming 'Bedrijf', mits:
a. de wijzigingsbevoegdheid
wordt toegepast als de wijzigingsbevoegdheid onder 19.7.3 reeds is toegepast;
b. de uitvoerbaarheid van
het wijzigingsplan wordt aangetoond ten aanzien van de relevante
(milieu)aspecten;
c. de planregels van
artikel 5 overeenkomstig van toepassing worden verklaard;
d. de belangen van de
eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet
onevenredig worden geschaad;
e. het straat- en bebouwingsbeeld
en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
19.7.5 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid – 6
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet
ruimtelijke
ordening,
ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 6' de bestemming
'Wonen' te
wijzigen
ten behoeve van de bouw van woningen, mits:
a. ter plaatse van de
aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 6' maximaal 3 vrijstaande woningen
worden opgericht;
b. de uitvoerbaarheid van
het wijzigingsplan wordt aangetoond ten aanzien van de relevante
(milieu)aspecten;
c. de planregels van
artikel 19 overeenkomstig van toepassing worden verklaard;
d. de belangen van de
eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet
onevenredig worden geschaad;
e. het straat- en
bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden
geschaad.
f. Artikel 20 Wonen - Uit te werken
20.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Wonen – Uit te werken' gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen;
b. grondgebonden woningen;
c. bijbehorende bouwwerken;
d. tuinen en erven;
alsook
voor:
e. woonstraten en paden;
f.
voorzieningen
van openbaar nut;
g. groenvoorzieningen;
h. parkeervoorzieningen;
i.
speelvoorzieningen;
j.
waterhuishoudkundige
voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse)
waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
20.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester
en wethouders werken de in lid 20.1 omschreven bestemming uit met inachtneming
van
de volgende regels:
a. ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van wonen – uit te werken 1' mogen maximaal 5
grondgebonden woningen worden opgericht;
b. voor het uitwerken van
de onder a. genoemde uitwerkingsgebieden wordt aangesloten op de
bestemmingsregels van de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en
'Wonen' zoals opgenomen in onderhavig plan en indien aanwezig de op de verbeelding
aangegeven maatvoeringen en bouwaanduidingen;
c. in het uitwerkingsplan
dient een verantwoording plaats te vinden dat de planologisch relevante
(milieu)aspecten geen belemmering vormen voor de ontwikkeling van het
plangebied, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende aspecten: bodem,
water, flora en fauna, wegverkeerslawaai, archeologie & cultuurhistorie,
luchtkwaliteit, bedrijven & milieuzonering, externe veiligheid en kabels
& leidingen;
d. per gebied waarop een
aanduiding van toepassing is zoals verwoord onder a. tot en met d. dient een
uitwerkingsplan te worden opgesteld rekening houdend met de overige bepalingen
zoals opgenomen in onderhavig lid.
20.3 Bouwregels
Voor
zover de in lid 20.2 bedoelde uitwerking niet van kracht is, mogen bouwwerken
niet worden
gebouwd.
20.4 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen van het bepaalde in lid 20.3 afwijken op voorwaarde dat
het
bouwplan
in overeenstemming is met het ontwerp uitwerkingsplan.
20.5 Procedureregels
Bij
het nemen van een besluit omtrent uitwerking van de bestemming en afwijking van
het
bouwverbod
zijn de procedures als omschreven in artikel 33 van toepassing.
Artikel 21
Leiding - Gas
21.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Leiding – Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
geldende
bestemming(en),
tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een
diameter
van ten hoogste 6,63 inch en een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbij
behorende
belemmeringenstrook
van vier meter aan weerszijden van de leiding.
21.2 Bouwregels
Voor
het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen
ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen
gebouw zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
b. ten behoeve van de
andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de
voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd,
indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering
van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of
onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande
fundering.
21.3 Afwijken van bouwregels
Het
bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het
bouwen
overeenkomstig
de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken
leiding
niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de
betrokken
leidingexploitant.
Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare
objecten
worden toegelaten.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden
21.4.1
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding – Gas'
zonder of in
afwijking
van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de
volgende
werkzaamheden uit te voeren:
a. Het aanbrengen van
diepwortelende beplanting en bomen;
b. Het aanleggen van wegen
of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c. Het indrijven van
voorwerpen in de bodem;
d. Het uitvoeren van
grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen,
egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
e. Het aanleggen,
vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
f.
Het
permanent opslaan van goederen.
21.4.2
Het verbod is niet van toepassing op weken en/of werkzaamheden:
a. Die reeds in uitvoering
zijn op het van kracht worden van het plan;
b. Die het normale
onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van
de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
c. Welke graafwerkzaamheden
als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
21.4.3
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van
werkzaamheden,
kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet
strijdig
zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende
belemmeringenstrook.
21.5 Adviesprocedure
Alvorens
omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 21.3 of 21.4 wint het
bevoegd gezag
advies
in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of
werkzaamheden
de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke
voorwaarden
gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
Artikel 22
Leiding - Riool
22.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Leiding – Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar
voorkomende
bestemming(en),
mede bestemd voor een rioolpersleiding.
22.2 Bouwregels
Op
de in 22.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken van geringe
omvang ten
dienste
van de betreffende leiding, met een maximale bouwhoogte van 4 m.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
23.2
teneinde
het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende
hoofdbestemming
toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen
bezwaar
bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning door
burgemeester
en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden
22.4.1
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding – Riool'
zonder of in
afwijking
van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de
volgende
werkzaamheden uit te voeren:
a. Het aanbrengen van diepwortelende
beplanting en bomen;
b. Het aanleggen van wegen
of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c. Het indrijven van
voorwerpen in de bodem;
d. Het uitvoeren van
grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen,
egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
e. Het aanleggen,
vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
f.
Het
permanent opslaan van goederen.
22.4.2
Het verbod is niet van toepassing op weken en/of werkzaamheden:
a. die reeds in uitvoering
zijn op het van kracht worden van het plan;
b. die het normale
onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van
de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
c. welke graafwerkzaamheden
als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
22.4.3
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of
van
werkzaamheden,
kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet
strijdig
zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende
belemmeringenstrook.
22.5 Adviesprocedure
Alvorens
omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 22.3 of 22.4 wint het
bevoegd gezag
advies
in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of
werkzaamheden
de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke
voorwaarden
gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
Artikel 23
Waarde - Archeologie 2
23.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar
voorkomende
bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in
deze
gronden voorkomende archeologische waarden.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Voorrangsregeling
Indien
strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische
waarden als
bedoeld
in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming
'Waarde –
Archeologie
2'.
23.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op
de voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:
a. het bouwen van
bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 100 m² en niet dieper
dan 0,40 m onder maaiveld.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
onder
23.2.2
onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming gebouwen en
bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 100 m2 en dieper dan 0,40 m, onder de
voorwaarden
dat:
a. de aanvrager een rapport
overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de
aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in
voldoende mate zijn vastgesteld;
b. indien uit het onder a.
genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden
door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één
of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen
omgevingsvergunning:
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden
23.4.1 Verbod
Het
is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie
2' zonder of in
afwijking
van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de
volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van
grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, zoals afgraven,
diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van
bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen,
aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
b. het graven, dempen, dan
wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en
greppels;
c. het aanleggen van
leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
23.4.2 Uitzonderingen
Het
verbod als bedoeld in 23.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden
die:
a. betrekking hebben op
normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b. reeds in uitvoering zijn
op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. mogen worden uitgevoerd
krachtens een reeds verleende vergunning.
23.4.3 Toelaatbaarheid
De
werken of werkzaamheden als bedoeld in 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
a. geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 23.1 genoemde doeleinden;
b. alvorens over de
aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is
vastgesteld;
c. een rapport is niet
noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische
waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is
vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
23.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het
is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zonder
of in afwijking
van
een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds
aanwezige
bouwwerken
te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder 23.2.2 vermelde
oppervlaktemaat
en een diepte van meer dan 0,40 m hebben.
23.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het
bevoegd gezag kan de aanduiding 'Waarde – Archeologie 2' wijzigen dan wel
toevoegen en/of
verwijderen
indien:
a. uit archeologisch
onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde
hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of
middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
b. uit archeologisch
onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde
hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of
middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.
Artikel 24
Waarde - Archeologie 3
24.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar
voorkomende
bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in
deze
gronden voorkomende archeologische waarden.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Voorrangsregeling
Indien
strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische
waarden als
bedoeld
in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming
'Waarde –
Archeologie
3'.
24.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op
de voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:
a. het bouwen van
bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 250 m² en niet dieper
dan 0,40 m onder maaiveld.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
onder
24.2.2
onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming gebouwen en
bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 250 m2 en dieper dan 0,40 m, onder de
voorwaarden
dat:
a. de aanvrager een rapport
overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de
aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in
voldoende mate zijn vastgesteld;
b. indien uit het onder a.
genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden
door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één
of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen
omgevingsvergunning:
·
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
·
de
verplichting tot het doen van opgravingen;
·
de
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden
24.4.1 Verbod
Het
is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie
3' zonder of in
afwijking
van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de
volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van
grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, zoals afgraven,
diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van
bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van
oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
b. het graven, dempen, dan
wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en
greppels;
c. het aanleggen van
leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
24.4.2 Uitzonderingen
Het
verbod als bedoeld in 24.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden
die:
a. betrekking hebben op
normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b. reeds in uitvoering zijn
op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. mogen worden uitgevoerd
krachtens een reeds verleende vergunning.
24.4.3 Toelaatbaarheid
De
werken of werkzaamheden als bedoeld in 24.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
a. geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 24.1 genoemde doeleinden;
b. alvorens over de
aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is
vastgesteld;
c. een rapport is niet
noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische
waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is
vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het
is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zonder
of in afwijking
van
een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds
aanwezige
bouwwerken
te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder 24.2.2 vermelde
oppervlaktemaat
en een diepte van meer dan 0,40 m hebben.
24.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het
bevoegd gezag kan de aanduiding 'Waarde – Archeologie 3' wijzigen dan wel
toevoegen en/of
verwijderen
indien:
a. uit archeologisch
onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde
hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of
middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
b. uit archeologisch
onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde
hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of
middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.
Artikel 25
Waarde - Archeologie 4
25.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar
voorkomende
bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in
deze
gronden voorkomende archeologische waarden.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Voorrangsregeling
Indien
strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische
waarden als
bedoeld
in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming
'Waarde –
Archeologie
4'.
25.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op
de voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:
a. het bouwen van
bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 500 m² en niet dieper
dan 0,40 m onder maaiveld.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
onder
25.2.2
onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming gebouwen en
bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 500 m2 en dieper dan 0,40 m, onder de
voorwaarden
dat:
a. de aanvrager een rapport
overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de
aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in
voldoende mate zijn vastgesteld;
b. indien uit het onder a.
genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door
het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of
meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen
omgevingsvergunning:
·
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden;
·
de
verplichting tot het doen van opgravingen;
·
de
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden
25.4.1 Verbod
Het
is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie
4' zonder of in
afwijking
van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de
volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van
grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, zoals afgraven,
diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van
bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen,
aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
b. het graven, dempen, dan
wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en
greppels;
c. het aanleggen van
leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
25.4.2 Uitzonderingen
Het
verbod als bedoeld in 25.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden
die:
a. betrekking hebben op
normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b. reeds in uitvoering zijn
op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. mogen worden uitgevoerd
krachtens een reeds verleende vergunning.
25.4.3 Toelaatbaarheid
De
werken of werkzaamheden als bedoeld in 25.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
a. geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 25.1 genoemde doeleinden;
b. alvorens over de
aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord
naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
c. een rapport is niet
noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische
waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is
vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
25.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het
is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden zonder
of in afwijking
van
een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds
aanwezige
bouwwerken
te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder 25.2.2 vermelde
oppervlaktemaat
en een diepte van meer dan 0,40 m hebben.
25.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het
bevoegd gezag kan de aanduiding 'Waarde – Archeologie 4' wijzigen dan wel
toevoegen en/of
verwijderen
indien:
a. uit archeologisch
onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde
hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of
middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
b. uit archeologisch
onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde
hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of
middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.
Artikel 26
Waarde - Archeologie 5
26.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Waarde – Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar
voorkomende
bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in
deze
gronden voorkomende archeologische waarden.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Voorrangsregeling
Indien
strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische
waarden als
bedoeld
in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming
'Waarde –
Archeologie
5'.
26.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op
de voor 'Waarde – Archeologie 5' aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:
a.
het bouwen van bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 2.500
m² en niet
dieper
dan 0,40 m onder maaiveld.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
onder
26.2.2
onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming gebouwen en
bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,40 m, onder
de
voorwaarden
dat:
a. de aanvrager een rapport
overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de
aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in
voldoende mate zijn vastgesteld;
b. indien uit het onder a.
genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden
door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één
of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen
omgevingsvergunning:
·
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
·
de
verplichting tot het doen van opgravingen;
·
de
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden
26.4.1 Verbod
Het
is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie
5' zonder of in
afwijking
van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de
volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van
grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, zoals afgraven,
diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van
bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van
oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
b. het graven, dempen, dan
wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en
greppels;
c. het aanleggen van
leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
26.4.2 Uitzonderingen
Het
verbod als bedoeld in 26.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden
die:
a. betrekking hebben op
normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b. reeds in uitvoering zijn
op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. mogen worden uitgevoerd
krachtens een reeds verleende vergunning.
26.4.3 Toelaatbaarheid
De
werken of werkzaamheden als bedoeld in 26.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
a. geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 26.1 genoemde doeleinden;
b. alvorens over de
aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is
vastgesteld;
c. een rapport is niet
noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische
waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is
vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
26.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het
is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 5' aangewezen gronden zonder
of in afwijking
van
een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds
aanwezige
bouwwerken
te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder 26.2.2 vermelde
oppervlaktematen
en een diepte van meer dan 0,40 m hebben.
26.6 Wijzigingsbevoegdheid
Het
bevoegd gezag kan de aanduiding 'Waarde – Archeologie 5' wijzigen dan wel
toevoegen en/of
verwijderen
indien:
a. uit archeologisch
onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde
hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of
middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
b. uit archeologisch
onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde
hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of
middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 27
Anti - dubbeltelbepaling
Grond
die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering
is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten
beschouwing.
Artikel 28
Algemene bouwregels
28.1 Afwijkingen
Bij
de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen mag in afwijking van
het bepaalde in
hoofdstuk
2 de bouwgrens, gevellijn of bestemmingsgrens worden overschreden door tot
gebouwen
behorende
ondergeschikte bouwdelen als stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters,
kozijnen,
standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van
ventilatiekanalen,
gasafvoerkanalen
en schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, overstekende daken,
putten,
leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of
verzameling van
water
en rioolstoffen en hiermee vergelijkbare bouwdelen, indien de overschrijding
niet meer dan 0,75
m
bedraagt.
28.2 Vergunningsvrij bouwen
Ongeacht
het bepaalde in dit plan zijn vergunningsvrije bouwwerken als bedoeld in het
Besluit
omgevingsrecht
toegestaan.
Artikel 29
Algemene aanduidingsregels
29.1 Geluidszone - industrie
Het
is niet toegestaan een nieuw geluidsgevoelig object toe te voegen op gronden
gelegen ter plaatse
van
de aanduiding 'Geluidszone – industrie'.
29.2 Veiligheidszone - bevi
Op
de gronden ter plaatse van deze aanduiding dienen nieuwe ontwikkelingen of
uitbreidingen van
inrichtingen
vooraf in het kader van externe veiligheid te worden getoetst en te voldoen aan
de
plaatsgebonden
en/of groepsgebonden risico's.
29.3 Veiligheidszone - lpg
29.3.1 Aanduidingsomschrijving
De
gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' zijn, behalve
voor de daar
voorkomende
bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in
verband
met een LPG-installatie.
29.3.2 Bouwregels
Ter
plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' is het verboden (beperkt)
kwetsbare objecten op
te
richten.
29.3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel
29.3.2 voor het toestaan van de in artikel 29.3.2 genoemde functies en het
bouwen van
gebouwen
ten behoeve van die functies voor zover in overeenstemming met de andere bestemming,
mits
ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.
29.3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester
en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
a. het verplaatsen of
verkleinen van het aanduidingsvlak 'Veiligheidszone - lpg' in verband met het
verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q. het verkleinen van de LPG-doorzet als
aangeduid op de verbeelding, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende
gronden niet verslechtert;
b. het verwijderen van het
aanduidingsvlak 'Veiligheidszone - lpg', mits het gebruik van de gronden en
bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindigd.
29.4 Veiligheidszone - vuurwerk
In
afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding
'Veiligheidszone - vuurwerk'
de
volgende regels:
a. binnen de
gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - vuurwerk' en buiten de perceelsgrenzen van
de risicovolle inrichting, mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten
worden opgericht;
b. burgemeester en
wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
29.5 Vrijwaringszone - molenbiotoop
29.5.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' en 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 2'
aangewezen
gronden
zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming en de daaronder
begrepen de
bebouwingsvrije
zone, mede bestemd voor:
a. bescherming van de
functie als werktuig van de in het gebied voorkomende windmolen gelet op de
windvang;
b. bescherming van de
waarde van deze molen als landschapsbepalend element.
29.5.2 Bouwregels
Op
gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' en
'Vrijwaringszone –
molenbiotoop
2' mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende bouwregels:
a. de bouwhoogte ter
plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' mag maximaal 3,6
meter bedragen binnen de eerste 100 meter van deze zone. Voor het overige deel
van de zone geldt als maximale bouwhoogte de uitkomst van de volgende formule:
(afstand tot de molen / 50) + 3,47;
b. de bouwhoogte ter
plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 2' mag maximaal 3,9
meter bedragen binnen de eerste 100 meter van deze zone. Voor het overige deel
van de zone geldt als maximale bouwhoogte de uitkomst van de volgende formule:
(afstand tot de molen / 75) + 3,52.
29.5.3 Afwijken van de bouwregels
In
afwijking van het bepaalde onder 29.3.2 onder a. en b. is bebouwing met een
grotere hoogte in de
volgende
gevallen toegestaan:
a. het betreft een bouwwerk
met een bestaande grotere hoogte; of
b. het betreft een
bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande
bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
29.5.4 Specifieke gebruiksregels
De
volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de
gebiedsaanduiding
strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.1 en zijn dus verboden:
a.
beplanting aanbrengen tot een hoogte groter dan in artikel 29.1.2 onder a. als
maximum
aangegeven,
tenzij het bestaand gebruik met een grotere hoogte betreft.
29.5.5 Afwijkingsregels
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel
29.3.2 en 29.3.4 voor bebouwing en beplanting op een andere locatie en/of met
een grotere
hoogte
en/of een grotere breedte, mits voldaan word dat bebouwing en/of beplanting redelijkerwijs
niet
mogelijk is op grond van artikel 29.3.2 en 29.3.4.
Artikel 30
Algemene afwijkingsregels
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan ten
aanzien
van:
a. de bestemmingsbepalingen
en toestaan dat bouwgrenzen, of bouwvlakken worden overschreden, indien een
meetverschil daartoe aanleiding geeft;
b. de bestemmingsbepalingen
en toestaan dat niet voor bewoning bestemde openbare nutsgebouwen, wachthuizen
ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, toiletgebouwen, en naar
de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd, mits de inhoud per
gebouw maximaal 50 m³ bedraagt;
c. de bestemmingsbepalingen
ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan
dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van
kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang-
en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 65 meter boven N.A.P.;
d. de bestemmingsbepalingen
en toestaan dat de hoogte van bouwwerken wordt vergroot voor de bouw van
opbouwen voor technische installaties op daken, zoals schoorstenen,
luchtkokers, liftopbouwen, ventilatie-installaties en soortgelijke bouwwerken,
die anders hun functie niet kunnen vervullen;
e. de bestemmingsbepalingen
en toestaan dat reclamezuilen hoger dan 3 m mogen worden gerealiseerd;
f.
de
bestemmingsbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, wordt vergroot tot meer dan 6 m;
g. de bestemmingsbepalingen
ten behoeve van het oprichten van transformatorgebouwen, gemaalgebouwen en
andere nutsgebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en een oppervlakte
van niet meer dan 15 m² welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn
en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen
worden gebouwd.
Artikel 31
Algemene wijzigingsregels
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet
ruimtelijke
ordening
het plan te wijzigen:
a. door het aanbrengen van
wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen te
behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande, dat de
afwijking ten hoogste 5 m mag bedragen mits het wijzigingen betreft waarbij
geen belangen van derden worden geschaad dan wel ter correctie van afwijkingen
of onnauwkeurigheden op de verbeelding.
Artikel 32
Algemene procedureregels
32.1 Uitwerkings- en wijzigingsbevoegdheid
Bij
toepassing van een uitwerkings- en wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel
uitmaakt van dit
plan,
is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van
toepassing.
32.2 Afwijkingsbevoegdheid
Bij
toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit
plan, is de in
hoofdstuk
4 van de Awb en zijn de artikelen 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure
van
toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 33
Overgangsrecht
33.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering
is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het
bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang
niet wordt vergroot:
b. burgemeester en
wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een
omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van
de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
c. het bepaalde onder a. is
niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd
met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
33.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en
bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. het is verboden het met
het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te
laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. indien het gebruik,
bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik
daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. het bepaalde onder a. is
niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat
plan.
Artikel 34
Slotregel
Deze
regels worden aangehaald als: regels van het wijzigingsplan “Peperbus 11 in
Gemert”.