Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het wijzigingsplan “Peperbus 11 in Gemert” van de gemeente Gemert-Bakel;

 

1.2 wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand

NL.IMRO.1652.WPPeperbus11-ON01 met de bijbehorende regels;

 

1.3 verbeelding

de verbeelding, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn

gelegen zijn aangegeven;

 

1.4 aaneen gebouwde woningen

een blok van meer dan twee aaneen gebouwde woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende

eind- of hoekwoningen;

 

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels

worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.7 aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten

het zonder personeel bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige

activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en

uitgezonderd prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een

woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen

worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in

overeenstemming is;

 

1.8 aan-huis-gebonden beroepsmatige activiteiten

een beroep of het zonder personeel beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch,

medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kapsalon, kunstzinnig, ontwerptechnisch dat door zijn

beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van

de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de

woonfunctie in overeenstemming is. Ter plaats wordt geen detailhandel, showroom en prostitutie

toegestaan.

 

1.9 aardkundige waarden

de waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege het aanwezig zijn van geologische,

geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en/of processen Hieronder

wordt mede verstaan de peelrandbreuk;

 

1.10 achtergevel

een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw niet zijnde

een hoeksituatie voor zover gelegen in het achtererfgebied;

 

1.11 achtergevel op hoeksituaties

een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw welke

grenst aan het grootste onbebouwde deel van de (achter-)tuin voor zover gelegen in het

achtererfgebied;

 

1.12 achtergevelrooilijn

de denkbeeldige lijn over het perceel ter hoogte van de achtergevel van het hoofdgebouw voor zover

gelegen in de 2,5 m-zone in het achtererfgebied;

 

1.13 achtererfgebied

erf aan de achterkant en aan de niet aan het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer

dan één meter van de voorgevel van het hoofdgebouw;

 

1.14 afhankelijke woonruimte

een functioneel ondergeschikt gebouw functioneel verbonden met het hoofdgebouw dat qua ligging

een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin tijdelijk een gedeelte van een huishouding

gevestigd is uit oogpunt van mantelzorg;

 

1.15 archeologisch monument

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch

monument;

 

1.16 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van

archeologische relicten;

 

1.17 archeologische waarden

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische

relicten;

 

1.18 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.19 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft

dat maximaal mag worden bebouwd;

 

1.20 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van een

persoon (en diens gezin), wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is;

 

1.21 beeldbepalend pand

de aan een bouwwerk toegekende waarde met betrekking tot karakteristiek, gaafheid/herkenbaarheid

(materie en concept), ouderdom en samenhang;

 

1.22 beeldkwaliteit

waardering en herkenning van alle visuele waarnemingen vanaf een bepaalde locatie;

 

1.23 beeldkwaliteitplan

geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld

beeldkwaliteitplan als onderdeel van de welstandsnota;

 

1.24 beschermde monumenten (rijk en gemeentelijk)

roerende en onroerende monumenten welke krachtens de monumentenwet of een gemeentelijke

monumentenverordening bescherming genieten;

 

1.25 bestaand

1.       bij bouwwerken:

2.       bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

3.       bij hoofdgebouwen: bebouwing niet hoger dan twee bouwlagen ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp;

 

1.26 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.27 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.28 bijbehorend bouwwerk

de krachtens het bestemmingsplan toegelaten bebouwing, functioneel met een zich op hetzelfde

perceel bevinden hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd of daarvan vrijstaand

in één bouwlaag, dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan

het hoofdgebouw;

 

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een

bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten

van een standplaats;

 

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.31 bouwhoogte

maximale hoogte van een bouwwerk gerekend vanaf peil met uitzondering van schoorstenen,

antennes e.d.;

 

1.32 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte

liggende vloeren is begrensd zulks met inbegrip van de begane grond (eerste bouwlaag) en met

uitzondering van onderbouw en zolder;

 

1.33 bouwpeil

het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de

bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;

 

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende

bebouwing is toegelaten;

 

1.35 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel als bedoeld in 1.34;

 

1.36 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels binnen

een bouwperceel bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.37 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of

indirect met de grond verbonden is, hetzij steun vindt in of op de grond;


1.38 cultuurhistorische waarden

de waarden die aan een gebied of object worden toegekend in verband met het voorkomen van

archeologische waarden, bouwkundige waarden of historische landschapswaarden al dan niet in

onderlinge samenhang of beïnvloeding. Er is dan sprake van een driedeling:

·         archeologische waarden;

·         bouwkundige waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;

·         historische landschapswaarden of historisch-geografische waarden;

 

1.39 daknok

hoogste punt van een schuin dak(vlak);

 

1.40 dakvlak

schuin of horizontaal vlak van het dak;

 

1.41 dakvoet

laagste punt van een schuin dak(vlak);

 

1.42 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen

en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of

aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.43 dienstverlening

het bedrijfsmatig en/of beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan

niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

 

1.44 differentiatiegrens

een op de verbeelding zodanig aangegeven grens waarmee een verschil wordt aangeduid ten

aanzien van: maatvoeringseisen, aantallen woningen, woningtypen, nokrichting en/of de grens tussen

twee verschillende differentiatievlakken;

 

1.45 erotisch getinte horeca

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of

vertoningen van porno-erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse

het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken; onder dit begrip vallen tevens een

seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

 

1.46 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig, of in een omvang

alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte kan

worden uitgeoefend;

 

1.47 extensieve recreatie

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving en die

naar hun aard harmoniëren met natuur en landschap zoals wandelen, fietsen, skeeleren, kanoën en

paardrijden;

 

1.48 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden

omsloten ruimte vormt;

 

1.49 geluidsgevoelig object

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld

in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

 

1.50 gemeenschappelijke voorzieningen

ruimten, opstelplaatsen, aansluitingen, installaties, apparatuur en dergelijke die gebruikt kunnen

worden door bewoners van twee of meer kamers;

 

1.51 geschakelde woningen

woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorende bouwwerken met elkaar

verbonden zijn en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is

gebouwd;

 

1.52 gestapelde woningen

boven dan wel beneden elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige

toegankelijkheid al dan niet direct vanaf de weg of openbaar toegankelijk gebied gewaarborgd is;

 

1.53 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen

en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, tot

aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

 

1.54 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het

productievermogen van de gronden die bij het bedrijf behoren en die in de directe omgeving van het

bedrijf zijn gelegen.

 

Als grondgebonden bedrijf worden in ieder geval aangemerkt: akkerbouw-, fruitteelt- en

vollegrondtuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn

geplant. Melkveebedrijven kunnen in de meeste gevallen, gezien de wijze waarop ze geëxploiteerd

worden, ook worden aangemerkt als grondgebonden bedrijf;

 

1.55 handelsbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen, hetzij in de

vorm van detailhandel hetzij in de vorm van groothandel;

 

1.56 hoofdgebouw

de krachtens het bestemmingsplan toegelaten bebouwing niet hoger dan twee bouwlagen, dat op een

bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

 

1.57 horeca

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en

ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de

dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en

kleine etenswaren: daaronder worden begrepen: nacht-café en een zalencentrum (met

nachtvergunning);

 

1.58 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden

verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, uitgezonderd seksinrichting;

 

1.59 huishouden

een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat

gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke

voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met

inwonende familieleden of een woongroep) die continue een eenheid vormt;

 

1.60 intensieve veehouderij

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel waarbij de bedrijfsuitoefening bestaat

uit het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren;

 


1.61 kap

het gedeelte van een dak tussen goot- en nokhoogte, en niet zijnde een bouwlaag of woonlaag;

 

1.62 kantoor

het bedrijfsmatig en/of beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in

ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

 

1.63 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van

dat gebied, welke worden bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en

niet-levende natuur;

 

1.64 Lijst van bedrijven

een lijst met daarin opgenomen de bestaande bedrijven in milieucategorie 3.1 en 3.2 zoals aanwezig

in het plangebied ten tijde van de ter inzage legging (bijlage 2 bij deze regels);

 

1.65 mantelzorg

het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een

georganiseerd verband aan een ieder die hulpbehoevend is;

 

1.66 molenbiotoop

de gehele omgeving van de op de verbeelding aangeduide molen binnen een straal van 400 meter

rond de molenbelt;

 

1.67 natuurwaarden

de waarden die aan een gebied zijn toegekend in verband met het voorkomen van biotische en/of

abiotische elementen die bijdragen aan de diversiteit en natuurlijkheid van een gebied;

 

1.68 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het

voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Voorbeelden

zijn: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven, champignonbedrijven, witlofkwekerijen,

viskwekerijen en wormenkwekerijen;

 

1.69 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

 

1.70 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 35% van de vloeroppervlakte van de hoofdfunctie als zodanig mag

worden gebruikt;

 

1.71 onzelfstandige woonruimte

een verblijfsruimte en/of kamer die door de aard van de inrichting en gebruik het privédomein is van

een bewoner en is aangewezen op het gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen;

 

1.72 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede parken,

plantsoenen, pleinen en ander openbaar gebied, niet zijnde water, dat voor publiek algemeen

toegankelijk is;

 

1.73 overige dienstverlening

het verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de SBI-codes 75, 80 en 85 van de Staat van

bedrijven;

 

1.74 overkapping

een bijbehorend bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk,

bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste drie, al dan niet tot het bouwwerk

behorende scheidingsconstructies, bestemd om te dienen als:

·         schuilgelegenheid;

·         stalling van voertuigen en onderkomens;

·         opslag van materialen en goederen;

 

1.75 patiowoning

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof gevormd door de

zijmuren van naburige dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige gebouwen, bijbehorende

bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.76 peil

het bouwpeil overeenkomstig de gemeentelijke bouwverordening, dan wel indien geen peil

overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte terrein;

 

1.77 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het

productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

1.78 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen, zoals

het exploiteren van een seksclub, privé-huis raamprostitutie, escortservice, thuisprostitutie, en

bemiddelingsbureau dat bemiddelt tussen prostituee en klant;

 

1.79 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij

bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische

aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf,

waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal,

sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.80 Staat van bedrijven

een bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen

(bijlage 1 bij deze regels);

 

1.81 teeltondersteunende voorzieningen

voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt

gebruikt om de volgende doelen na te streven:

·         verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en – verlating, terugdringing van onkruidgroei en vraatschade;

·         verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;

·         bereiken van positieve effecten op milieu en water ( bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water;

·         voldoen aan de kwalitatieve eisen die de afnemers aan de producten stellen (visueel aantrekkelijke producten eisen bijvoorbeeld hoge en/of overdekte teelt);

 

Er wordt onderscheid gemaakt in:

Permanente teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen, die in principe jaarrond aanwezig

zijn;

 

Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen, die zo lang de teelt het vereist,

aanwezig zijn met een maximum van acht maanden per jaar;

 

Omkeerbare teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen die eenvoudig te verwijderen zijn

waardoor de oorspronkelijke toestand wordt teruggebracht;

 

Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeiteelttafels, afdekfolies, antiworteldoek,

boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, containerveld, plastic tunnels,

ondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten.

 

1.82 twee aaneen gebouwde woningen

blokken van maximaal twee aaneen gebouwde woningen, waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar

gekoppeld zijn;

 

1.83 voorgevel

de naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde representatieve gevel van een

hoofdgebouw gelegen in het voorerfgebied;

 

1.84 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn over het perceel strak langs de voorgevel van een gebouw tot aan de zijdelingse

perceelgrenzen die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze

regels toegelaten afwijkingen;

 

1.85 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

 

1.86 waterhuishouding

de wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, verbruikt of

afgevoerd wordt;

 

1.87 weg

alle openbare wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de

wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig

aangeduide parkeerterreinen;

 

1.88 wet

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze

regelingen te worden gelezen, zoals die luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp

van dit plan;

 

1.89 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting

van niet meer dan één huishouden;

 

1.90 woonwagen

Een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in

delen kan worden verplaatst. Onder woonwagen wordt niet verstaan: een woonwagen met een eigen

aandrijving en een wagen waarvoor bij de verplaatsing over de weg geen ontheffing van de

Wegenverkeerswet 1994 of voorschriften voor verkeersregels en verkeertekens zijn vereist (dus

campers en caravans zijn geen woonwagens);

 

1.91 zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de Staat van bedrijven

behorende bij deze regels;

 

1.92 zijgevel

een gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.


Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die

afstand het kortst is.

 

2.2 de afstand tot de bestemmingsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de bestemmingsgrens;

 

2.3 de afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

 

2.4 de breedte van bouwpercelen

de afstand tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de naar de zijde van de

weg gekeerde bestemmingsgrens of perceelsgrens;

 

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk

te stellen constructiedeel met dien verstande dat:

1. goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan 50% van de

breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere

ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;

2. de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het peil tot de onderkant

van de rieten kap;

3. voor platte daken geldt: vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het

dakvlak.

 

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de

scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.8 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,

met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de

aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts

geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het

bouwwerk.

 

2.10 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken van gebouwen en/of hart van de

scheidsmuren.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       al dan niet bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik inclusief tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;

b.       extensief recreatief medegebruik;

c.       ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden', het behoud en/of herstel van de natuurlijke, aardkundige waarden;

d.       ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', een evenemententerrein;

e.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – oude akker', de cultuurhistorisch en landschappelijk waardevolle oude akkers;

f.         ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bergbezinkbassin', een bergbezinkbassin;

g.       ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', een volkstuin;

h.       ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg', een vulpunt voor lpg;

 

met daaraan ondergeschikt:

i.         groenvoorzieningen;

j.         (openbare) nutsvoorzieningen;

k.       waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

 

met de daarbij behorende:

l.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van

de in 3.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, niet zijnde hekwerken, mag maximaal 1,5 m bedragen;

b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,5 m bedragen.

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.

b.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – oude akker':

1. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;

2. het aanleggen van drainage;

3. het aanbrengen van oppervlakteverharding;

4. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.

 

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

3.4.1 Verboden uitvoering van andere werken

Het is verboden op of in de in de 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke

vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet

zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;

b.       ophogen van de bodem;

c.       het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;

d.       diepploegen en diepwoelen;

e.       graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;

f.         aanleggen van drainage;

g.       aanbrengen van oppervlakteverharding groter dan 100 m²;

h.       aanbrengen van ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;

i.         aanbrengen van bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;

j.         aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.

 

3.4.2 Voorwaarden

De in 3.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

a.       zij verband houden met de in 3.1 genoemde doeleinden;

b.       door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

 

3.4.3 Uitzonderingen

Het verbod bedoeld in 3.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:

a.       het normale onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 m) ten dienste van de bestemming betreffen;

b.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.


Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       agrarisch bedrijf met de bijbehorende voorzieningen zoals mestopslagsilo's, permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;

b.       extensief recreatief medegebruik;

c.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand', een beeldbepalend pand;

d.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – grondgebonden', een grondgebonden agrarisch bedrijf;

e.       ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', een intensieve veehouderij;

f.         ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit recreatie', een kampeerterrein met maximaal vier trekkershutten en één sanitaire voorziening;

g.       ter plaatse van de aanduiding 'wonen', een woning, met dien verstande dat maximaal één bedrijfswoning per agrarisch bedrijf is toegestaan;

 

met daaraan ondergeschikt:

h.       h. parkeer- en verkeersvoorzieningen;

i.         verhardingen;

j.         mest- en waterbassins van folie;

k.       voer- en mestplaten;

l.         maximaal 1.000 m² aan ondersteunende kassen;

m.     waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

n.       tuinen, erven en terreinen;

 

met de daarbij behorende:

o.       bijbehorende bouwwerken;

p.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.1.1 Specifiek

a.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden' zijn grondgebonden activiteiten toegestaan;

b.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden' is intensieve veehouderij slechts toegestaan voor zover deze op het moment van de ter visie leggen van het ontwerp bestemmingsplan mocht worden uitgeoefend op grond van een verleende milieuvergunning;

c.       ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is een intensieve veehouderij toegestaan;

d.       op bestemmingsvlakken zonder aanduiding is elke vorm van agrarische activiteit toegestaan met uitzondering van glastuinbouw.

 

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 4.1 genoemde

doeleinden worden gebouwd en gelden de volgende bepalingen:

a.       gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.       per bouwvlak mag slechts één bedrijf worden uitgeoefend;

c.       de oppervlakte aan bebouwing, verharding en andere voorzieningen mag maximaal 80% van het bouwvlak bedragen;

d.       tenminste 20% van het bouwvlak dient te worden ingericht als groene erfinrichting;

e.       verder zijn op bedrijfsniveau voorzieningen toegestaan ten behoeve van een duurzame ontwikkeling en exploitatie van het desbetreffende bedrijf zoals mestverwerking, energie –opwekking en biovergisting alsmede voorzieningen ten behoeve van voeren mestplaten en mest of waterbassins van folie.

 


4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouw- en goothoogte hoogte;

b.       de afstand tussen de gebouwen mag maximaal 15 m bedragen;

c.       de minimale afstand van de gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen;

d.       de oppervlakte van uitbreiding van bebouwing zonder erfbeplanting mag maximaal 20 m² bedragen;

e.       voor (delen van) bestemmingsvlakken met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' geldt het daarin aangegeven getal als maximum;

f.         ondergronds bouwen tot meer dan 1 m beneden peil is toegestaan voor het realiseren van mestputten onder bedrijfsgebouwen.

 

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.       de bedrijfswoning mag een inhoud van maximaal 750 m³ hebben;

b.       de goothoogte mag maximaal 4,5 m bedragen, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;

c.       de bouwhoogte mag 11 m bedragen, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt.

 

4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a.       de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;

b.       de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;

c.       voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk in de zijdelingse perceelgrens met een bouwhoogte van 3 m of meer geldt dat het dak waarmee het bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt een dakhelling dient te hebben van maximaal 45° en dat de dakhelling op de zijdelingse perceelgrens dient te zijn georiënteerd;

d.       de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag maximaal 80 m² bedragen;

e.       bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;

f.         in afwijking van het bepaalde onder e. geldt dat erkers, luifels en overkappingen tot 1,20 m voor de voorgevel de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd, mits:

g.       de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m bedraagt;

1.       de breedte van de erker niet meer dan 60% en van de luifel niet meer dan 40% van de

2.       bestaande gevel van het hoofdgebouw bedraagt, en;

3.       de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt.

 

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande

b.       dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;

c.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.

 

4.2.6 Bouwverbod

Op of in de in 4.1. bedoelde gronden gelden de volgende bouwverboden:

a.       tot 1 juni 2012 mag bebouwing niet uitgebreid worden binnen een bestaand bouwblok van intensieve veehouderij ten behoeve van een geiten- en schapenhouderij;

b.       vergroting van de bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij gelegen in het extensiveringsgebied welke op peildatum 1 oktober 2010 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een verleende wettelijke bouwvergunning gebaseerd op een volledige en ontvankelijke bouwaanvraag in overeenstemming met het geldend bestemmingsplan ingediend voor 1 oktober 2010, is niet toegestaan.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       het gebruik van gebouwen anders dan de bedrijfswoning voor bewoning;

b.       het binnen gebouwen meer dan één bouwlaag gebruiken voor het houden van dieren.

 

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

4.4.1 Verboden uitvoering van andere werken

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van

burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) erfbeplanting te verwijderen.

 

4.4.2 Voorwaarden

De in 4.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

a.       zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend;

b.       door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende (dubbel) bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan;

c.       voor het verwijderen van erfbeplanting uit een nieuw (erf)inrichtingsplan moet blijken dat aan het volgende kan worden voldaan:

  1. landschapsopbouw onder andere in de vorm van een groene erfinrichting met een minimale omvang van 20% van het bebouwde en verharde deel van het bestemmingsvlak;
  2. behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden.

 

4.4.3 Uitzonderingen

Het verbod bedoeld in 4.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:

a.       normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 m) ten dienste van de bestemming betreffen;

b.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a.       het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand';

b.       het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;

c.       het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       industriële en ambachtelijke bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijven;

b.       industriële en ambachtelijke bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 3.1 en 3.2 van de Staat van bedrijven en daar waar deze bestaan ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan en als zodanig zijn opgenomen in de Lijst van bedrijven;

c.       uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4', een geluidszoneringsplichtige inrichting in de vorm van een textielinrichting met meer dan 50 weefgetouwen en als zodanig genoemd als milieucategorie 4.2 in de Staat van bedrijven;

d.       uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;

e.       uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;

f.         ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', (openbare) nutsvoorzieningen;

g.       uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;

h.       horecavoorzieningen die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van de doeleinden als genoemd in 5.1 onder a, b en c;

 

met de daarbij behorende:

i.         overige (openbare) nutsvoorzieningen;

j.         parkeer- en verkeersvoorzieningen al dan niet ondergronds, met dien verstande dat parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd;

k.       productiegebonden detailhandel die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de bedrijven zoals ter plaatse gevestigd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - productiegebonden detailhandel';

l.         waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

m.     tuinen, erven en terreinen;

 

met daaraan ondergeschikt:

n.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 5.1 genoemde

doeleinden worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.       gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.       de voorgevel van een hoofdgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd dan wel maximaal 3 meter daar uit;

c.       voor zover ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage.

 

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde gelden de volgende

bepalingen:

a.       de bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouw- en goothoogte hoogte;

b.       gebouwen dienen in of op de achterste perceelgrens te worden gebouwd dan wel minimaal 3 m uit de achterste perceelgrens.

 

5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.       bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

b.       er is maximaal één bedrijfswoning per bedrijf en per bouwperceel toegestaan;

c.       de bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouw- en goothoogte;

d.       de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 2 m;

e.       de maximale inhoud bedraagt 750 m³.

 

5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a.       de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;

b.       de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;

c.       voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk in de zijdelingse perceelgrens met een bouwhoogte van 3 m of meer geldt dat het dak waarmee het bijbehorend bouwwerk wordt afgedekt een dakhelling dient te hebben van maximaal 45° en dat de dakhelling op de zijdelingse perceelgrens dient te zijn georiënteerd;

d.       de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag maximaal 80 m² bedragen;

e.       bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;

f.         in afwijking van het bepaalde onder e. geldt dat erkers, luifels en overkappingen tot 1,20 m voor de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd, mits:

  1. de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m bedraagt;
  2. de breedte van de erker niet meer dan 60% en van de luifel niet meer dan 40% van de bestaande gevel van het hoofdgebouw bedraagt, en;
  3. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt.

 

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;

b.       de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag maximaal 12 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van luifels mag maximaal 6 m bedragen;

d.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       de uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf, of dienstverlening dan volgens het bepaalde in 5.1 is toegestaan;

b.       geluidszoneringsplichtige inrichtingen, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld onder 5.1 onder c.;

c.       BEVI-inrichtingen, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld onder 5.1 onder d.;

d.       detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 5.1 onder k.;

e.       seksinrichtingen;

f.         wonen, behoudens in de woningen als bedoeld in 5.1 onder g.;

g.       buitenopslag / open opslag van goederen, voorwerpen of materialen op de bedrijfspercelen.

 

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgmeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder

5.1 onder a. voor de vestiging van een bedrijf dat niet is vermeld in de milieucategorieën 1 en 2 van

de Staat van bedrijven, maar welke qua milieubelasting daaraan gelijkwaardig is, met dien verstande

dat:

a.       het bedrijf zowel binnen als buiten het plangebied geen onevenredige milieubelasting mag opleveren, met name ten aanzien van de in de omgeving gelegen woningen;

b.       bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling dienen te worden betrokken: geluidshinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water en de verkeersaantrekkende werking.

 


Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       bos;

b.       behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke, cultuurhistorische, aardkundige en waterhuishoudkundige waarden met een zo sterk mogelijke ecologische en ruimtelijke samenhang;

c.       extensief recreatief medegebruik;

d.       ecologische verbindingszone;

e.       natuurontwikkeling;

f.         ter plaatse van de aanduiding 'natuur, natuur;

g.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – langzaam verkeer', een langzaam verkeersroute;

 

met daaraan ondergeschikt:

h.       (onverharde) paden;

i.         waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

 

met de daarbij behorende:

j.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen

gebouwen zijnde, ten dienste van de in 6.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 1,5 m bedragen;

b.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.

 

6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       standplaats voor één of meerdere kampeermiddelen;

b.       opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte normaal onderhoud en beheer;

c.       terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of gedeeltelijk of gebruikte onderdelen samengestelde machines en voer- of vaartuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft het tijdelijk parkeren in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

d.       opslagplaats van bouw- en/of aannemersmaterialen;

e.       het afgraven, vergraven en egaliseren, ophogen, diepploegen en diepwoelen van de bodem;

f.         het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;

g.       het aanleggen van drainage en het aanleggen van een folie (mest/water)bassin;

h.       het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.

 

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

6.4.1 Verboden uitvoering van andere werken

Het is verboden op of in de in 6.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke

vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet

zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       aanbrengen van boven- en/of ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;

b.       aanbrengen van oppervlakteverharding groter dan 100 m²;

c.       aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden.

 

6.4.2 Voorwaarden

De in 6.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

a.       zij verband houden met de in 6.1 genoemde doeleinden;

b.       door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

 

6.4.3 Uitzonderingen

Het verbod bedoeld in 6.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:

a.       normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem waarbij hooguit de strooisellaag aangetast wordt) ten dienste van de instandhouding van het bos;

b.       normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 m) ten dienste van de instandhouding ter plaatse van de aanduiding 'natuur';

c.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

d.       reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.


Artikel 7 Cultuur en ontspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       het verenigingsleven;

b.       voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning;

c.       ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', dienstverlening;

met daaraan ondergeschikt:

d.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

7.2 Bouwregels

7.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 7.1 genoemde

doeleinden worden gebouwd.

 

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.       gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b.       de goot- en bouwhoogte van gebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;

c.       voor zover ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage.

 

7.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;

b.       bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;

b.       de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;

d.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       het gebruik van de bouwwerken voor wonen;

b.       het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;

c.       het gebruik het gebruik van de bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf;

d.       buitenopslag / open opslag van goederen, voorwerpen of materialen op de bedrijfspercelen.


Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       detailhandel;

b.       ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een parkeergarage;

c.       ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', een supermarkt;

d.       uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum', een tuincentrum;

e.       uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen, al dan niet op de verdieping;

 

met daaraan ondergeschikt:

f.         (openbare) nutsvoorzieningen;

g.       waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

h.       parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds;

i.         tuinen, erven en terreinen;

 

met de daarbij behorende:

j.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.2 Bouwregels

8.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 8.1 genoemde

doeleinden worden gebouwd.

 

8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.       gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b.       de goot- en bouwhoogte van gebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;

c.       voor zover ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage.

 

8.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;

b.       bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.      de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;

b.      de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m bedragen;

c.      de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;

d.      de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       het gebruik van de bouwwerken voor wonen behoudens als bedoeld in 8.1 onder c.;

b.       het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;

c.       het gebruik het gebruik van de bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf;

d.       buitenopslag / open opslag van goederen, voorwerpen of materialen op de bedrijfspercelen.


Artikel 9 Dienstverlening

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       dienstverlening;

b.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening – archief', een archief;

c.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening – dierenartsenpraktijk', een dierenartsenpraktijk;

d.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening – fysiopraktijk', een fysiotherapiepraktijk;

e.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – heemkunde', de heemkundekring op de verdieping;

f.         uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen, al dan niet op de verdieping;

 

met daaraan ondergeschikt:

g.       (openbare) nutsvoorzieningen;

h.       waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

i.         parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds;

j.         tuinen, erven en terreinen;

 

met de daarbij behorende:

k.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.2 Bouwregels

9.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 9.1 genoemde

doeleinden worden gebouwd en gelden de volgende regels.

 

9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.       gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b.       de goot- en bouwhoogte van gebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;

c.       voor zover ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage.

 

9.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;

b.       bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

9.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;

b.       de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;

d.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       het gebruik van de bouwwerken voor wonen behoudens als bedoeld in 9.1 onder b.;

b.       het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;

c.       het gebruik het gebruik van de bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf;

d.       buitenopslag / open opslag van goederen, voorwerpen of materialen op de percelen.


Artikel 10 Gemengd

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       evenementen, als bepaald op grond van het evenementenbeleid van de gemeente Gemert-Bakel;

b.       horeca, voor zover onderschikt aan de onder a. genoemde functie;

c.       sportvoorzieningen, ten behoeve van de uitoefening van binnen- en buitensporten;

d.       recreatievoorzieningen;

e.       ter plaatse van de aanduiding 'waterberging', waterberging;

f.         uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', één bedrijfswoning;

 

met daaraan ondergeschikt:

g.       speelvoorzieningen;

h.       groenvoorzieningen;

i.         kunstobjecten;

j.         (openbare) nutsvoorzieningen;

k.       waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

l.         parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds;

m.     tuinen, erven en terreinen;

 

met de daarbij behorende:

n.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

10.2 Bouwregels

10.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 10.1 genoemde

doeleinden worden gebouwd.

 

10.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.       gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b.       de goot- en bouwhoogte van gebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;

c.       voor zover ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage.

 

10.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;

b.       bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;

b.       de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m bedragen;

d.       de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m bedragen;

e.       de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, reclame- en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;

f.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen;

g.       een overkapping geplaatst voor de voorgevel mag geen wanden bevatten.

 

10.2.5 Ondergronds bouwen

a.       ondergronds bouwen is alleen toegestaan als onderbouw onder gebouwen;

b.       de verticale diepte mag maximaal 4 m bedragen.

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       het houden van evenementen als bedoeld in 10.1 onder a. die vallen onder de categorieën 2 en 3 zoals beschreven in de nota Evenementenbeleid van de gemeente Gemert-Bakel, zonder dat daarvoor een vergunning (omgevingsvergunning) is verleend;

b.       het gebruik van de bouwwerken voor wonen behoudens als bedoeld in 9.1 onder b;

c.       horeca, anders dan als gerelateerd aan de sport, recreatie en evenementen;

d.       reclamedoeleinden, anders dan reclame-uitingen die zijn toegestaan aan de zijde parkeerterrein Vicaris van der Asdonckstraat, waarbij tevens geldt dat de reclame-uiting een geïntegreerd onderdeel vormt van de bebouwing en een hoogte heeft van niet meer dan 0,70 m;

e.       de verkoop van motorbrandstoffen;

f.         het gebruik het gebruik van de bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf;

g.       standplaats voor één of meerdere kampeermiddelen;

h.       buitenopslag / open opslag van goederen, voorwerpen of materialen op de percelen.

 

10.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.3

onder a. voor incidentele evenementen met dien verstande dat:

a.       voor het desbetreffende evenement een evenementenvergunning op grond van het evenementenbeleid van de gemeente Gemert-Bakel als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is verleend;

b.       bedoeld evenement geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;

c.       het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;

d.       geen detailhandel plaatsvindt, tenzij in de onder a. bedoelde evenementenvergunning anders is bepaald.


Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       groenvoorzieningen, bermen, beplanting bomen en parken;

 

met daaraan ondergeschikt:

b.       parkeervoorzieningen;

c.       speelvoorzieningen;

d.       (ontsluitings-) wegen en paden;

e.       water, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

f.         ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bergbezinkbassin', een bergbezinkbassin;

g.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten – gebouwen', geen gebouwen toegestaan;

h.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonument', een Rijksmonument;

i.         ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – langzaam verkeer', een langzaam verkeersroute;

j.         kunstobjecten;

k.       leidingen en kabels;

l.         (openbare) nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

m.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

11.2 Bouwregels

11.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de in

11.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

 

11.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonument' is uitsluitend binnen het bouwvlak de bestaande bebouwing van de molen De Bijenkorf toegestaan.

 

11.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 15 m².

 

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van antennes bedraagt maximaal 12 m;

b.       de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m bedragen;

d.       de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;

e.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.

 

11.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       standplaats voor één of meerdere kampeermiddelen;

b.       opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

c.       het al dan niet voor de verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of gedeeltelijk of gebruikte onderdelen samengestelde machines en voer- of vaartuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

d.       opslagplaats van bouw- en/of aannemersmaterialen.

 

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

11.4.1 Verboden uitvoering van andere werken

Het is verboden op of in de in 11.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke

vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet

zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       aanbrengen van oppervlakteverharding groter dan 100 m².

 

11.4.2 Voorwaarden

De in 11.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

a.       zij verband houden met de in 11.1 genoemde doeleinden;

b.       door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

 

11.4.3 Uitzonderingen

Het verbod bedoeld in 11.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:

a.       normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 m) ten dienste van de bestemming betreffen;

b.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.


Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       horecabedrijven met bijbehorende voorzieningen;

b.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand', een beeldbepalend pand;

c.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentemonument', een gemeentelijk monument;

d.       uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen, al dan niet op de verdieping;

 

met daaraan ondergeschikt:

e.       (openbare) nutsvoorzieningen;

f.         waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

g.       parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds;

h.       tuinen, erven en terreinen;

 

met de daarbij behorende:

i.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

12.2 Bouwregels

12.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 12.1 genoemde

doeleinden worden gebouwd.

 

12.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.       gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b.       de goot- en bouwhoogte van gebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;

c.       voor zover ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage.

 

12.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;

b.       bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;

b.       de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;

d.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.

 

12.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       het gebruik van de bouwwerken voor wonen behoudens als bedoeld in 12.1 onder d.;

b.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, en/of dienstverlening anders dan een horecabedrijf behorend bij de in 12.1 genoemde doeleinden;

c.       het gebruik van bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf.

 

12.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a.       het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand of gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' of 'specifieke bouwaanduiding – gemeentemonument';

b.       het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;

c.       het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het
  3. bestemmingsplan.

 

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

12.5.1 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid – 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke

ordening, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 2' de bestemming 'Horeca' te

wijzigen ten behoeve van woningbouw en zijn tevens bevoegd tot het aanbrengen van een bouwvlak

en de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw toegestaan', mits:

a.       de nieuwe woningen passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en het provinciaal volkshuisvestingsbeleid;

b.       in het wijzigingsplan vermeld wordt hoeveel woningen er maximaal in het wijzigingsgebied gebouwd mogen worden;

c.       de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan wordt aangetoond ten aanzien van de relevante (milieu)aspecten;

d.       de planregels van artikel 19 overeenkomstig van toepassing worden verklaard;

e.       de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

f.         het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.


Artikel 13 Kantoor

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       kantoren met bijbehorende voorzieningen;

b.       uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen, al dan niet op de verdieping;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       (openbare) nutsvoorzieningen;

d.       waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

e.       parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds;

f.         tuinen, erven en terreinen;

 

met de daarbij behorende:

g.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

13.2 Bouwregels

13.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 13.1 genoemde

doeleinden worden gebouwd.

 

13.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.       gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b.       de goot- en bouwhoogte van gebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan de  bestaande goot- en bouwhoogte;

c.       de goothoogte van een nieuw te bouwen kantoor en woning mag maximaal 4,50 m bedragen;

d.       de bouwhoogte van een nieuw te bouwen kantoor en woning mag maximaal 7 m bedragen;

e.       voor zover ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage.

 

13.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;

b.       bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;

b.       de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;

d.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.


13.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       gebruik van bouwwerken voor wonen, anders dan bedoeld in 13.1, onder c.;

b.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, anders dan een kantoorbedrijf behorend bij de in 13.1 genoemde doeleinden;

c.       het gebruik van bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf.


Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       overheidsvoorzieningen;

b.       sociaal-culturele voorzieningen;

c.       sociaal-medische voorzieningen;

d.       wijkvoorzieningen;

e.       ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', een begraafplaats;

f.         ter plaatse van de aanduiding 'bibliotheek', een bibliotheek;

g.       ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', onderwijsvoorzieningen;

h.       ter plaatse van de aanduiding 'opslag', een opslag van de gemeentewerf;

i.         ter plaatse van de aanduiding 'religie', religieuze voorzieningen;

j.         ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentemonument', een gemeentelijk monument;

k.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – buurthuis', een buurthuis;

l.         ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – kinderopvang', een kinderopvang;

m.     ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin', een speeltuin;

n.       ter plaatse van de aanduiding 'sport', sportvoorzieningen;

o.       ter plaatse van de aanduiding 'theater', een theater;

p.       uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen in combinatie met een voorziening als

genoemd onder a., b., c. en h.;

 

met daaraan ondergeschikt:

q.       kunstobjecten;

r.        speelvoorzieningen;

s.       (openbare) nutsvoorzieningen;

t.        waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

u.       parkeer- en verkeersvoorzieningen, al dan niet ondergronds;

v.        tuinen, erven en terreinen;

 

met de daarbij behorende:

w.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

14.2 Bouwregels

14.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 14.1 genoemde

doeleinden worden gebouwd.

 

14.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.       gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b.       de bouw- en goothoogte van gebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;

c.       voor zover ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage.

 

14.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;

b.       bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;

b.       de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m bedragen;

d.       de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m bedragen;

e.       de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;

f.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.

 

14.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       gebruik van bouwwerken voor wonen, anders dan bedoeld in 14.1 onder p.;

b.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, anders dan bedoeld 14.1;

c.       het gebruik van bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf.

 

14.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a.       het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentemonument';

b.       het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;

c.       het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       sportvoorzieningen, ten behoeve van de uitoefening van binnen- en buitensporten;

b.       horecavoorzieningen, ten dienste van en ondergeschikt aan de sportvoorzieningen;

c.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bergbezinkbassin', een bergbezinkbassin;

d.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – langzaam verkeer', een langzaam verkeersroute;

 

met daaraan ondergeschikt:

e.       groenvoorzieningen;

f.         kunstobjecten;

g.       (openbare) nutsvoorzieningen;

h.       parkeervoorzieningen;

i.         speelvoorzieningen;

j.         waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

k.       erven en terreinen;

l.         wegen en paden;

 

met de daarbij behorende:

m.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

15.2 Bouwregels

15.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 15.1 genoemde

doeleinden worden gebouwd.

 

15.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.       gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b.       de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;

c.       voor zover ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage.

 

15.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;

b.       bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;

b.       de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van ballenvangers mag maximaal 8 m bedragen;

d.       de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m bedragen;

e.       de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m bedragen;

f.         de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m mag bedragen;

g.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.

 

15.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       het gebruik van bouwwerken voor wonen;

b.       het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van enige vorm van handel en/of bedrijf anders dan een horecabedrijf als bedoeld in 15.1 onder b.;

c.       het gebruik van bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf.


Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       wegen en straten met een verkeersfunctie;

b.       voet- en rijwielpaden;

c.       groenvoorzieningen;

d.       parkeervoorzieningen;

e.       straatmeubilair;

 

met daaraan ondergeschikt:

f.         kunstobjecten;

g.       leidingen en kabels;

h.       (openbare) nutsvoorzieningen;

i.         waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

j.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

16.2 Bouwregels

16.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van

de in 16.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

 

16.2.2 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;

b.       bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m bedragen;

b.       de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van bewegwijzering mag maximaal 4 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m bedragen;

d.       de bouwhoogte van reclamemasten, verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen

e.       de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van verkeersregeling mag maximaal 10 m bedragen;

f.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.

 

16.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;

b.       het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf;

c.       het gebruik van de grond en bouwwerken voor de uitoefening van prostitutie.


Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen voor verblijf alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden zoals woonstraten, woonerven, paden en langzaamverkeerroutes;

b.       voet- en rijwielpaden;

c.       groenvoorzieningen;

d.       parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.         straatmeubilair;

g.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bergbezinkbassin', een bergbezinkbassin;

h.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', een Rijksmonument;

i.         ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer', een langzaam verkeersroute;

j.         ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', een parkeerterrein;

 

met daaraan ondergeschikt:

k.       kunstobjecten;

l.         leidingen en kabels;

m.     (openbare) nutsvoorzieningen;

n.       waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

o.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

17.2 Bouwregels

17.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van

de in 17.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

 

17.2.2 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;

b.       bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m bedragen;

b.       de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van bewegwijzering mag maximaal 4 m bedragen;

c.       de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m bedragen;

d.       de bouwhoogte van reclamemasten, verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;

e.       de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m bedragen;

f.         de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van verkeersregeling mag maximaal 10 m bedragen;

g.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.

 

17.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;

b.       het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf;

c.       het gebruik van de grond en bouwwerken voor de uitoefening van prostitutie.


Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       water;

b.       waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

c.       groenvoorzieningen;

d.       kruisingen en overbruggingen;

e.       natuurontwikkeling;

f.         ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer, langzaam verkeer', een langzaamverkeersroute over een brug;

g.       uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', ontsluiting;

 

met daaraan ondergeschikt:

h.       kunstobjecten;

i.         kunstwerken (civiele) en bouwwerken ten behoeve van het beheer en onderhoud van het water en de waterlopen;

 

18.2 Bouwregels

18.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van

de in 18.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

 

18.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.       op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;

b.       de bouwhoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 2,50 m;

c.       de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.

 

18.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

b.       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

c.       het aanleggen van drainage en mest- en waterbassins van folie.

 

18.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

artikel 18.3 ten behoeve van:

a.       tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de onderhavige bestemming;

b.       opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden;

c.       werken en werkzaamheden indien deze verband houden met de doeleinden die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren daarvan noch direct noch indirect afbreuk doen aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden.

 

18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

18.5.1 Verboden uitvoering van andere werken

Het is verboden op of in de in 18.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke

vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet

zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       aanbrengen van boven- en/of ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;

b.       aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

c.       aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;

d.       graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren.

 

18.5.2 Voorwaarden

De in 18.5.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

a.       zij verband houden met de in 18.1 genoemde doeleinden;

b.       door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende (mede) bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

 

18.5.3 Uitzonderingen

Het verbod bedoeld in 18.5.1 is niet van toepassing op andere werken die:

a.       normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 m) ten dienste van de bestemming betreffen;

b.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.


Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       het wonen in de vorm van aaneen gebouwde, twee-aaneen gebouwde, vrijstaande en gestapelde woningen;

b.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw toegestaan', nieuwbouw van een woning toegestaan, met dien verstande dat enkel het type woning mag worden gebouw zoals ter plaatse op de verbeelding aangeduid met bijbehorende maatvoeringsaanduidingen;

c.       uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', bedrijven die genoemd staan in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijven alsmede bedrijven die genoemd staan in milieucategorie 3.1 van de Staat van bedrijven in combinatie daar waar deze bestaan ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan en als zodanig zijn opgenomen in de Lijst van bedrijven;

d.       uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', detailhandel en ter plaatse bestaand;

e.       uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', dienstverlening en ter plaatse bestaand;

f.         uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca', horeca en ter plaatse bestaand;

g.       uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', maatschappelijke voorzieningen en ter plaatse bestaand;

h.       ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', een onderdoorgang';

i.         ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – aanvullende situeringseisen', aanvullende situeringseisen;

j.         ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand', een beeldbepalend pand;

k.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentemonument', een gemeentelijke monument';

l.         ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – langzaam verkeer', een langzaam verkeersroute;

m.     ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water – ondergrondse watergang', een ondergrondse watergang;

n.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten – gebouwen', geen gebouwen toegestaan;

o.       ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', een woonwagenstandplaats;

 

met daaraan ondergeschikt:

p.       bijbehorende bouwwerken;

q.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

r.        tuinen en erven;

s.       (openbare) nutsvoorzieningen.

 

19.2 Bouwregels

19.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in 19.1 genoemde

doeleinden worden gebouwd en gelden de volgende bepalingen:

a.       met betrekking tot parkeervoorzieningen ter voorkoming van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte dient het volgende in acht te worden genomen:

  1. per nieuw te bouwen woning dient de geldende parkeernorm van 1,7 in acht te worden genomen, met uitzondering van woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 1', waar de geldende parkeernorm van 2,0 in acht te worden genomen;
  2. bij bestaande aaneen gebouwde woningen, twee-aaneen gebouwde woningen en vrijstaande woningen dient ten minste één parkeerplaats op het eigen bouwperceel aanwezig te zijn, met uitzondering van woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 1' waar ten minste twee parkeerplaatsen op het eigen bouwperceel aanwezig dienen te zijn;
  3. bij gestapelde woningen dienen ten minste dat aantal parkeerplaatsen op het eigen bouwperceel aanwezig te zijn welke overeenkomen met het aantal appartementen op het bouwperceel;

b.       het bepaalde onder a. geldt niet voor reeds bestaande en te handhaven woningen daar waar niet voorzien is of kan worden in tenminste één parkeerplaats op het eigen bouwperceel waarbij echter bouwactiviteiten niet mogen leiden tot een onevenredige vergroting van de parkeerdruk op de openbare ruimte;

c.       het bebouwingspercentage voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken per bouwperceel mag niet meer bedragen dan:

  1. 50% voor vrijstaande woningen;
  2. 30% voor vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 1' tot een maximum van 350 m²;
  3. 50% voor vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 2' tot een maximum van 270 m²;
  4. 60% voor twee-aaneen gebouwde woningen;
  5. 60% van aaneen gebouwde woningen.

d.       in afwijking van het bepaalde onder c. geldt dat voor patiowoningen een onbebouwde buitenruimte van ten minste 15 m² aanwezig dient te zijn;

 

19.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.       op onderhavige gronden is het niet toegestaan nieuwe hoofdgebouwen ten dienste van wonen te bouwen, tenzij het vervangende nieuwbouw betreft;

b.       woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

c.       in afwijking van het bepaalde onder b. dienen hoofdgebouwen in of maximaal 1 m voor en/of achter de voorgevelrooilijn of de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bouwvlak te worden gebouwd;

d.       de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte en/of zoals ter plaatse aangeduid op de verbeelding;

e.       in afwijking van het bepaalde onder d. of de maatvoeringsaanduiding zoals opgenomen op de verbeelding mogen de bestaande goot- en bouwhoogte met een maximum van 25% afwijken;

f.         het bestaande hoofdgebouw met kap mag in maximaal drie bouwlagen in de diepte met 5 m tot een maximale diepte van 15 m te worden uitgebreid voor zover het bestaande hoofdgebouw uit drie bouwlagen bestaat;

g.       ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', is het maximaal op de verbeelding aangegeven aantal woningen toegestaan;

h.       ten aanzien van de situering van de woningen geldt de bestaande situering van de hoofdgebouwen ten tijde van de vaststelling van dit plan en de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 1' dient het hoofdgebouw inimaal 5 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  2. in geval van een vrijstaande woning of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 2' dient het hoofdgebouw minimaal 3 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  3. in geval van twee-aaneen gebouwde woningen dient het hoofdgebouw aan één zijde in de perceelsgrens en aan één zijde minimaal 3 m uit de perceelsgrens te worden gebouwd;
  4. in geval van aaneen gebouwde woningen dient het hoofdgebouw aan beide zijden in de perceelsgrens te worden gebouwd, met uitzondering van de hoekwoning waarbij geldt dat deze aan één zijde in de zijdelingse bouwgrens en aan één zijde minimaal 3 m uit de perceelsgrens dient te worden gebouwd.

i.         in afwijking van het bepaalde onder a. zijn overschrijdingen van het bouwvlak door

j.         ondergeschikte bouwdelen, zoals balkons en overstekken, toegestaan, mits de diepte van dit

k.       ondergeschikte bouwdeel niet meer bedraagt dan 1 m en de oppervlakte niet meer dan 6 m².

 

19.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

a.       bijbehorende bouwwerken mogen aangebouwd en vrijstaand worden gebouwd;

b.       bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak in het achtererfgebied te worden gebouwd;

c.       in afwijking van het bepaalde onder b. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrens naar openbaar toegankelijk gebied worden gebouwd;

d.       in afwijking van het bepaalde onder b. geldt bij vrijstaande woningen dat slechts aan één zijde tot 1 m achter de voorgevel tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd en de afstand tot de overige zijdelingse perceelgrens(zen) ten minste 3 m dient te bedragen. Achter de achtergevel van het hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd;

e.       de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk al dan niet met kap mag per bouwperceel maximaal 80 m² bedragen, de goothoogte maximaal 3 m en de bouwhoogte mag 4/5 van de bouwhoogte van de hoofdgebouw bedragen;

f.         in afwijking van het bepaalde onder e. mag de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk met maximaal 0,25 m worden verhoogd indien dit noodzakelijk is voor de architectonische dan wel constructieve inpassing;

g.       bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de gevellijn te worden gebouwd;

h.       in afwijking van het bepaalde onder g. geldt dat erkers, luifels en overkappingen tot 1,20 m voor de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd mits de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m bedraagt en mits de breedte:

1.       van de erker niet meer dan 60% en

2.       van de luifel niet meer dan 40%,

3.       van de bestaande gevel van het hoofdgebouw bedraagt.

i.         een overkapping geplaatst voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag geen wanden bevatten;

j.         aan de achtergevel van het hoofdgebouw mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken al dan niet met kap worden gebouwd, met dien verstande dat:

1.       de goothoogte mag maximaal 3,30 m bedragen;

2.       de bouwhoogte maximaal 4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;

3.       in afwijking van het bepaalde onder 1. mag de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk met maximaal 0,25 m worden verhoogd indien dit noodzakelijk is voor de architectonische dan wel constructieve inpassing.

k.       bijbehorende bouwwerken ten behoeve van garages dienen met een kap te worden afgerond.

 

19.2.4 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;

b.       bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

19.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m bedragen, uitgezonderd bij hoekpercelen, waar de bouwhoogte van erf-/ terreinafscheidingen voor de zijgevel maximaal 2 m mag bedragen, mits deze erf-/ terreinafscheiding wordt gebouwd minimaal 1 m achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;

b.       de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen achter de voorgevellijn maximaal 2 m mag bedragen;

c.       de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;

d.       de bouwhoogte van antennemasten mag maximaal 12 m bedragen waarbij deze niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw;

e.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.

 

19.2.6 Aanvullende situeringseisen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – aanvullende situeringseisen', dient de

afstand van het hoofdgebouw met aangebouwde bijbehorende bouwwerken minimaal 4 m te

bedragen van de zijdelingse perceelsgrens en aan de andere zijde minimaal 2 m te bedragen, mits

aan beide zijden de afstand tot enig gebouw op het naastgelegen bouwperceel minimaal 6 m

bedraagt, met dien verstande dat voor de aanvullende situeringseisen voor de percelen gelegen aan

de Vadem, Bunder en een gedeelte van de Slenk het volgende van toepassing is; 18 m vanuit de

voorste perceelsgrens mag geen bebouwing worden opgericht in de 4- en 2- meter stroken vanuit de

zijdelingse perceelsgrens. Daarachter komt het gehele perceel in aanmerking voor aangebouwde of

vrijstaande bijbehorende bouwwerken.

 


19.2.7 Woonwagenstandplaatsen

Voor woonwagenstandplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' geldt het in

19.2.1 bepaalde en gelden tevens de volgende bepalingen:

a.       het oppervlak van een standplaats voor een woonwagen bedraagt minimaal 150 m² en maximaal 200 m²;

b.       het oppervlak voor een woonwagen mag maximaal 90 m² bedragen;

c.       per woonwagen mag slechts één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd met een oppervlak van maximaal 25 m²;

d.       de bouwhoogte van een woonwagen mag maximaal 4,50 m bedragen;

e.       de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 2,50 m en de bouwhoogte maximaal 4,50 m bedragen;

f.         de afstand van een woonwagen tot een zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 2 m te bedragen.

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.3.1 Vergroten maximum oppervlak bijbehorende bouwwerken

a.       burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van afhankelijk wonen, mindervaliden en mantelzorg bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 19.2.3 onder e. voor vergroting van bestaande bijbehorende bouwwerken en/of de bouw van extra bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 80 m² als genoemd onder 19.5.2 met dien verstande dat het voorgeschreven bebouwingspercentage ten aanzien van het bouwperceel met ten hoogste 10 % mag worden verhoogd;

b.       de omgevingsvergunning onder a. wordt uitsluitend verleend indien voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. de gebruiksmogelijkheden:

·         een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;

  1. de woonsituatie:

·         het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:

a.       de lichttoetreding/ bezonning / schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op)

b.       aangrenzende gronden;

c.       het uitzicht;

d.       de aanwezigheid van voldoende privacy;

e.       waarbij in het bijzonder gekeken wordt naar de situatie aangaande de direct aangrenzende

f.         percelen.

 

19.4 Specifieke gebruiksregels

19.4.1 Niet-strijdig gebruik

Onder niet-strijdig gebruik van de grond en bouwwerken wordt verstaan aan-huis-gebonden

beroepsmatige activiteiten in de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mits:

a.       de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;

b.       het medegebruik van de woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken beperkt is tot ten hoogste 35% van het grondoppervlak van de woning en de daarbij behorende bouwwerken tot maximaal 80m²;

c.       het parkeren plaatsvindt op eigen terrein.

 

19.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

a.       de uitoefening van een detailhandels-, horeca, seksinrichting, escortbedrijf, ambachtelijk, dienstverlenend en/of industrieel bedrijf anders dan bedoeld in 19.1;

b.       de uitoefening van een groothandelsbedrijf;

c.       de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;

d.       voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft voor permanente of tijdelijke bewoning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

e.       als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

f.         het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

g.       de verkoop van motorbrandstoffen.

 

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

19.5.1 Aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

 

19.4.2 onder c. voor de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en

de daarbij behorende gebouwen, mits:

a.       de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

b.       bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:

  1. in principe geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van die bedrijvigheid welke vergunningplichtig is op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, nr. 50) dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de Wet milieubeheer, tenzij bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van het bedrijf blijkt, dat het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, trillinghinder, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water, alsmede de verkeersaantrekking;
  2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
  3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft;

c.       het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, d.w.z. dat degene die de activiteiten in het bijbehorend bouwwerk en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

d.       het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;

e.       het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning behorende garage aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;

f.         geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van de aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit;

g.       geen showrooms zijn toegestaan;

h.       ten hoogste 35% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een maximum van 50 m².

 

19.5.2 Tijdelijke bewoning bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning tijdelijk afwijken van het bepaalde

in artikel 19.4.2 onder d van dit artikel voor het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als

afhankelijke woonruimte, mits:

a.       een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

b.       er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt;

c.       een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;

d.       de afhankelijke woonruimte een oppervlakte heeft van maximaal 80 m²;

e.       het bijbehorend bouwwerk gelegen is op maximaal 15 m van het hoofdgebouw;

f.         indien de verleende omgevingsvergunning vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer noodzakelijk is vervalt de persoonsgebonden beschikking.

 

19.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a.       het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand of gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' of 'specifieke bouwaanduiding – gemeentemonument';

b.        het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;

c.       het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

 

19.7 Wijzigingsbevoegdheid

19.7.1 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid – 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke

ordening, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 1' de bestemming 'Wonen' te

wijzigen ten behoeve van woningbouw door het aanbrengen van een bouwvlak en de aanduiding

'specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw toegestaan', mits:

a.       de nieuwe woningen passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en het provinciaal volkshuisvestingsbeleid;

b.       ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 1' maximaal 5 vrijstaande woningen worden opgericht;

c.       de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan wordt aangetoond ten aanzien van de relevante (milieu)aspecten;

d.       de planregels van artikel 19 overeenkomstig van toepassing worden verklaard;

e.       de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

f.         het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

19.7.2 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid – 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke

ordening, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 3' de bestemming 'Wonen' te

wijzigen door het aanbrengen van een bouwvlak voor maximaal 3 grondgebonden woningen, mits:

a.       de nieuwe woningen passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en het provinciaal volkshuisvestingsbeleid;

b.       de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan wordt aangetoond ten aanzien van de relevante (milieu)aspecten;

c.       de planregels van artikel 19 overeenkomstig van toepassing worden verklaard;

d.       de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

e.       het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

19.7.3 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid – 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke

ordening, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 4' de bestemming 'Wonen' te

wijzigen naar de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' ten behoeve van woningbouw als genoemd

onder 19.7.2, mits:

a.       de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan wordt aangetoond ten aanzien van de relevante (milieu)aspecten;

b.       de planregels van artikel 17 overeenkomstig van toepassing worden verklaard;

c.       de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

d.       het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

19.7.4 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid – 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke

ordening, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 5' de bestemming 'Wonen' te

wijzigen naar de bestemming 'Bedrijf', mits:

a.       de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast als de wijzigingsbevoegdheid onder 19.7.3 reeds is toegepast;

b.       de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan wordt aangetoond ten aanzien van de relevante (milieu)aspecten;

c.       de planregels van artikel 5 overeenkomstig van toepassing worden verklaard;

d.       de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

e.       het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

19.7.5 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid – 6

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke

ordening, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 6' de bestemming 'Wonen' te

wijzigen ten behoeve van de bouw van woningen, mits:

a.       ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied - 6' maximaal 3 vrijstaande woningen worden opgericht;

b.       de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan wordt aangetoond ten aanzien van de relevante (milieu)aspecten;

c.       de planregels van artikel 19 overeenkomstig van toepassing worden verklaard;

d.       de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

e.       het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.


f.        Artikel 20 Wonen - Uit te werken

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen – Uit te werken' gronden zijn bestemd voor:

a.       het wonen;

b.       grondgebonden woningen;

c.       bijbehorende bouwwerken;

d.       tuinen en erven;

 

alsook voor:

e.       woonstraten en paden;

f.         voorzieningen van openbaar nut;

g.       groenvoorzieningen;

h.       parkeervoorzieningen;

i.         speelvoorzieningen;

j.         waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

 

20.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 20.1 omschreven bestemming uit met inachtneming

van de volgende regels:

a.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – uit te werken 1' mogen maximaal 5 grondgebonden woningen worden opgericht;

b.       voor het uitwerken van de onder a. genoemde uitwerkingsgebieden wordt aangesloten op de bestemmingsregels van de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen' zoals opgenomen in onderhavig plan en indien aanwezig de op de verbeelding aangegeven maatvoeringen en bouwaanduidingen;

c.       in het uitwerkingsplan dient een verantwoording plaats te vinden dat de planologisch relevante (milieu)aspecten geen belemmering vormen voor de ontwikkeling van het plangebied, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende aspecten: bodem, water, flora en fauna, wegverkeerslawaai, archeologie & cultuurhistorie, luchtkwaliteit, bedrijven & milieuzonering, externe veiligheid en kabels & leidingen;

d.       per gebied waarop een aanduiding van toepassing is zoals verwoord onder a. tot en met d. dient een uitwerkingsplan te worden opgesteld rekening houdend met de overige bepalingen zoals opgenomen in onderhavig lid.

 

20.3 Bouwregels

Voor zover de in lid 20.2 bedoelde uitwerking niet van kracht is, mogen bouwwerken niet worden

gebouwd.

 

20.4 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in lid 20.3 afwijken op voorwaarde dat het

bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp uitwerkingsplan.

 

20.5 Procedureregels

Bij het nemen van een besluit omtrent uitwerking van de bestemming en afwijking van het

bouwverbod zijn de procedures als omschreven in artikel 33 van toepassing.


Artikel 21 Leiding - Gas

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende

bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een

diameter van ten hoogste 6,63 inch en een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbij behorende

belemmeringenstrook van vier meter aan weerszijden van de leiding.

 

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a.       op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;

b.       ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

21.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen

overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken

leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken

leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare

objecten worden toegelaten.

 

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

21.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding – Gas' zonder of in

afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de

volgende werkzaamheden uit te voeren:

a.       Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;

b.       Het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

c.       Het indrijven van voorwerpen in de bodem;

d.       Het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

e.       Het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

f.         Het permanent opslaan van goederen.

 

21.4.2 Het verbod is niet van toepassing op weken en/of werkzaamheden:

a.       Die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

b.       Die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

c.       Welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

 

21.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van

werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet

strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

21.5 Adviesprocedure

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 21.3 of 21.4 wint het bevoegd gezag

advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of

werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke

voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.


Artikel 22 Leiding - Riool

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende

bestemming(en), mede bestemd voor een rioolpersleiding.

 

22.2 Bouwregels

Op de in 22.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken van geringe omvang ten

dienste van de betreffende leiding, met een maximale bouwhoogte van 4 m.

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2

teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende

hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen

bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de omgevingsvergunning door

burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

 

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

22.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding – Riool' zonder of in

afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de

volgende werkzaamheden uit te voeren:

a.       Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;

b.       Het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

c.       Het indrijven van voorwerpen in de bodem;

d.       Het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

e.       Het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

f.         Het permanent opslaan van goederen.

 

22.4.2 Het verbod is niet van toepassing op weken en/of werkzaamheden:

a.       die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;

b.       die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;

c.       welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

 

22.4.3 Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van

werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet

strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

 

22.5 Adviesprocedure

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 22.3 of 22.4 wint het bevoegd gezag

advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of

werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke

voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.


Artikel 23 Waarde - Archeologie 2

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar

voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in

deze gronden voorkomende archeologische waarden.

 

23.2 Bouwregels

23.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als

bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde –

Archeologie 2'.

 

23.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:

a.       het bouwen van bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 100 m² en niet dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

 

23.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder

23.2.2 onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming gebouwen en bouwwerken,

geen gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 100 m2 en dieper dan 0,40 m, onder de

voorwaarden dat:

a.       de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;

b.       indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

23.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' zonder of in

afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de

volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

b.       het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c.       het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.

 

23.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 23.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.       betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

23.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

a.       geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 23.1 genoemde doeleinden;

b.       alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

c.       een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

23.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking

van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige

bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder 23.2.2 vermelde

oppervlaktemaat en een diepte van meer dan 0,40 m hebben.

 

23.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de aanduiding 'Waarde – Archeologie 2' wijzigen dan wel toevoegen en/of

verwijderen indien:

a.       uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;

b.       uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.


Artikel 24 Waarde - Archeologie 3

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar

voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in

deze gronden voorkomende archeologische waarden.

 

24.2 Bouwregels

24.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als

bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde –

Archeologie 3'.

 

24.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:

a.       het bouwen van bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 250 m² en niet dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

 

24.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder

24.2.2 onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming gebouwen en bouwwerken,

geen gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 250 m2 en dieper dan 0,40 m, onder de

voorwaarden dat:

a.       de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;

b.       indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:

·         de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

·         de verplichting tot het doen van opgravingen;

·         de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

24.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' zonder of in

afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de

volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

b.       het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c.       het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.

 

24.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 24.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.       betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

24.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 24.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

a.       geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 24.1 genoemde doeleinden;

b.       alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

c.       een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zonder of in afwijking

van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige

bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder 24.2.2 vermelde

oppervlaktemaat en een diepte van meer dan 0,40 m hebben.

 

24.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de aanduiding 'Waarde – Archeologie 3' wijzigen dan wel toevoegen en/of

verwijderen indien:

a.       uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;

b.       uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.


Artikel 25 Waarde - Archeologie 4

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar

voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in

deze gronden voorkomende archeologische waarden.

 

25.2 Bouwregels

25.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als

bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde –

Archeologie 4'.

 

25.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:

a.       het bouwen van bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 500 m² en niet dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

 

25.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder

25.2.2 onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming gebouwen en bouwwerken,

geen gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 500 m2 en dieper dan 0,40 m, onder de

voorwaarden dat:

a.       de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;

b.       indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:

·         de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

·         de verplichting tot het doen van opgravingen;

·         de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

25.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4' zonder of in

afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de

volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

b.       het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c.       het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.

 

25.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 25.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.       betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

25.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 25.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

a.       geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 25.1 genoemde doeleinden;

b.       alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

c.       een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

25.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking

van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige

bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder 25.2.2 vermelde

oppervlaktemaat en een diepte van meer dan 0,40 m hebben.

 

25.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de aanduiding 'Waarde – Archeologie 4' wijzigen dan wel toevoegen en/of

verwijderen indien:

a.       uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;

b.       uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.


Artikel 26 Waarde - Archeologie 5

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar

voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in

deze gronden voorkomende archeologische waarden.

 

26.2 Bouwregels

26.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als

bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde –

Archeologie 5'.

 

26.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Waarde – Archeologie 5' aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:

a. het bouwen van bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 2.500 m² en niet

dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

 

26.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder

26.2.2 onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming gebouwen en bouwwerken,

geen gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,40 m, onder de

voorwaarden dat:

a.       de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;

b.       indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:

·         de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

·         de verplichting tot het doen van opgravingen;

·         de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

26.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 5' zonder of in

afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de

volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

b.       het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c.       het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.

 

26.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 26.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.       betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

26.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 26.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

a.       geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in 26.1 genoemde doeleinden;

b.      alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

c.      een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

26.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking

van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige

bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder 26.2.2 vermelde

oppervlaktematen en een diepte van meer dan 0,40 m hebben.

 

26.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de aanduiding 'Waarde – Archeologie 5' wijzigen dan wel toevoegen en/of

verwijderen indien:

a.       uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;

b.       uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.


Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 27 Anti - dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering

is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten

beschouwing.

 


Artikel 28 Algemene bouwregels

28.1 Afwijkingen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen mag in afwijking van het bepaalde in

hoofdstuk 2 de bouwgrens, gevellijn of bestemmingsgrens worden overschreden door tot gebouwen

behorende ondergeschikte bouwdelen als stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters,

kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen,

gasafvoerkanalen en schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, overstekende daken,

putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van

water en rioolstoffen en hiermee vergelijkbare bouwdelen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75

m bedraagt.

 

28.2 Vergunningsvrij bouwen

Ongeacht het bepaalde in dit plan zijn vergunningsvrije bouwwerken als bedoeld in het Besluit

omgevingsrecht toegestaan.


Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

29.1 Geluidszone - industrie

Het is niet toegestaan een nieuw geluidsgevoelig object toe te voegen op gronden gelegen ter plaatse

van de aanduiding 'Geluidszone – industrie'.

 

29.2 Veiligheidszone - bevi

Op de gronden ter plaatse van deze aanduiding dienen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen van

inrichtingen vooraf in het kader van externe veiligheid te worden getoetst en te voldoen aan de

plaatsgebonden en/of groepsgebonden risico's.

 

29.3 Veiligheidszone - lpg

29.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar

voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in

verband met een LPG-installatie.

 

29.3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' is het verboden (beperkt) kwetsbare objecten op

te richten.

 

29.3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

artikel 29.3.2 voor het toestaan van de in artikel 29.3.2 genoemde functies en het bouwen van

gebouwen ten behoeve van die functies voor zover in overeenstemming met de andere bestemming,

mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

 

29.3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

a.       het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'Veiligheidszone - lpg' in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q. het verkleinen van de LPG-doorzet als aangeduid op de verbeelding, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;

b.       het verwijderen van het aanduidingsvlak 'Veiligheidszone - lpg', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindigd.

 

29.4 Veiligheidszone - vuurwerk

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - vuurwerk'

de volgende regels:

a.       binnen de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - vuurwerk' en buiten de perceelsgrenzen van de risicovolle inrichting, mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht;

b.       burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de gebiedsaanduiding ´Veiligheidszone - vuurwerk´ opgeheven wordt, indien de aanwezige risicovolle inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige risicovolle inrichting buiten werking is gesteld, of
  2. de gebiedsaanduiding ´Veiligheidszone - vuurwerk´ aangepast dient te worden indien de situering van de inrichting wordt gewijzigd.

 

29.5 Vrijwaringszone - molenbiotoop

29.5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' en 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 2' aangewezen

gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming en de daaronder begrepen de

bebouwingsvrije zone, mede bestemd voor:

a.       bescherming van de functie als werktuig van de in het gebied voorkomende windmolen gelet op de windvang;

b.       bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.

 


29.5.2 Bouwregels

Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' en 'Vrijwaringszone –

molenbiotoop 2' mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende bouwregels:

a.       de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' mag maximaal 3,6 meter bedragen binnen de eerste 100 meter van deze zone. Voor het overige deel van de zone geldt als maximale bouwhoogte de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 50) + 3,47;

b.       de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 2' mag maximaal 3,9 meter bedragen binnen de eerste 100 meter van deze zone. Voor het overige deel van de zone geldt als maximale bouwhoogte de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 75) + 3,52.

 

29.5.3 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde onder 29.3.2 onder a. en b. is bebouwing met een grotere hoogte in de

volgende gevallen toegestaan:

a.       het betreft een bouwwerk met een bestaande grotere hoogte; of

b.       het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
  2. het bouwwerk wordt aan een bestaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m van bestaande bouwwerken;
  3. de uitbreiding van het vloeroppervlak van krachtens deze bepaling opgerichte bouwwerken mag in totaal niet meer bedragen dan 10% van de bouwwerken waarachter wordt gebouwd.

 

29.5.4 Specifieke gebruiksregels

De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de

gebiedsaanduiding strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.1 en zijn dus verboden:

a. beplanting aanbrengen tot een hoogte groter dan in artikel 29.1.2 onder a. als maximum

aangegeven, tenzij het bestaand gebruik met een grotere hoogte betreft.

 

29.5.5 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

artikel 29.3.2 en 29.3.4 voor bebouwing en beplanting op een andere locatie en/of met een grotere

hoogte en/of een grotere breedte, mits voldaan word dat bebouwing en/of beplanting redelijkerwijs

niet mogelijk is op grond van artikel 29.3.2 en 29.3.4.


Artikel 30 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan ten aanzien

van:

a.       de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen, of bouwvlakken worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

b.       de bestemmingsbepalingen en toestaan dat niet voor bewoning bestemde openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw maximaal 50 m³ bedraagt;

c.       de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van  kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 65 meter boven N.A.P.;

d.       de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken wordt vergroot voor de bouw van opbouwen voor technische installaties op daken, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftopbouwen, ventilatie-installaties en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;

e.       de bestemmingsbepalingen en toestaan dat reclamezuilen hoger dan 3 m mogen worden gerealiseerd;

f.         de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot meer dan 6 m;

g.       de bestemmingsbepalingen ten behoeve van het oprichten van transformatorgebouwen, gemaalgebouwen en andere nutsgebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 15 m² welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd.


Artikel 31 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke

ordening het plan te wijzigen:

a.       door het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen te behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande, dat de afwijking ten hoogste 5 m mag bedragen mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.


Artikel 32 Algemene procedureregels

32.1 Uitwerkings- en wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een uitwerkings- en wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit

plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.

 

32.2 Afwijkingsbevoegdheid

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de in

hoofdstuk 4 van de Awb en zijn de artikelen 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure van

toepassing.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken

a.       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.       burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.

c.       het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

33.2 Overgangsrecht gebruik

a.       Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.       het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.       indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.       het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het wijzigingsplan “Peperbus 11 in Gemert”.