direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Gemert-Bakel Buitengebied 2017, wijziging Mathijseind 8
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit wijzigingsplan is opgesteld voor de initiatiefnemer, tevens eigenaar van het plangebied aan Mathijseind 8 te Bakel. Het plangebied is in het vigerende bestemmingsplan 'Gemert-Bakel Buitengebied 2017' bestemd als niet agrarisch bedrijf. Er is naast de bedrijfswoning tevens inpandig een montagebedrijf gevestigd in de langgevelboerderij. De initiatiefnemer is voornemens de cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij ter plaatse een duurzame toekomstbestemming te geven door de boerderij ten behoeve van instandhouding van deze boerderij te splitsen in twee wooneenheden. De woonboerderij wordt hierbij geheel herbestemd naar een woonbestemming. Navolgende figuur geeft een foto van de langgevelboerderij aan Mathijseind 8 te Bakel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0001.jpg"

Figuur 1: Foto van de langgevelboerderij aan Mathijseind 8 te Bakel


Binnen de vigerende bestemmingsplanregels is de beoogde ontwikkeling niet rechtstreeks mogelijk. Artikel 6.7.3 van het vigerende bestemmingsplan biedt echter, onder voorwaarden, de mogelijkheid om het plangebied, bij staking van de bedrijfsvoering, te bestemmen naar een woonbestemming. De cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij kan hierbij worden gesplitst in twee wooneenheden.


Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Gemert-Bakel heeft bij besluit d.d. 15 mei 2018 aangegeven in principe medewerking te verlenen aan de beoogde herbestemming en splitsing. Hiertoe is dit wijzigingsplan opgesteld. Dit wijzigingsplan bestaat uit deze toelichting, de regels en een verbeelding. De regels van het bestemmingsplan 'Gemert-Bakel Buitengebied 2017' blijven vigerend, waarbij na herbestemming voor de beide wooneenheden binnen het plangebied de regels van de bestemming 'Wonen' gelden. Deze toelichting dient als motivering bij de te volgen procedure. Verantwoord wordt dat wordt voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 6.7.3 van het bestemmingsplan 'Gemert-Bakel Buitengebied 2017' en dat het plan binnen het beleidskader en milieu-planologisch kader past.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied is gelegen aan Mathijseind 8 te Bakel, gelegen tussen de wijk Dierdonk in Helmond, ten westen van het plangebied en de kern Bakel, ten oosten van het plangebied, in de gemeente Gemert-Bakel. Navolgende figuur geeft een topografisch overzicht van de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0002.jpg"

Figuur 2: Ligging plangebied in omgeving

1.3 Begrenzing plangebied

Het plangebied betreft een gedeelte het perceel kadastraal bekend als gemeente Bakel en Milheeze, sectie K, nummer 882. Het kadastraal perceel kent een oppervlakte van 8.882 m². De huidige bedrijfsbestemming, binnen dit kadastrale perceel heeft een omvang van 3.792 m². Het plangebied heeft een omvang van 4.069 m². Naast de woonbestemming wordt een groenbestemming opgenomen om de aanleg en instandhouding van bestaande en toe te voegen landschappelijke inpassing juridisch-planologisch te borgen. Navolgende figuur geeft een overzicht van het kadastraal perceel, waarbij het betreffende perceel groen is gearceerd en het plangebied met een bolletjeslijn is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0003.jpg"

Figuur 3: Kadastraal overzicht kadastraal perceel (in groen) en plangebied hierbinnen (met een bolletjeslijn)

1.4 Juridische status van het plangebied

Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Gemert-Bakel Buitengebied 2017' het vigerende bestemmingsplan. De gemeenteraad van Gemert-Bakel heeft dit bestemmingplan vastgesteld op 5 juli 2018. Het bestemmingsplan is voor het plangebied onherroepelijk. Het plangebied is bestemd als 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch'. Het plangebied is voorzien van de 'specifieke bouwaanduiding - monument'. Zuidelijke gedeelten van het plangebied zijn daarnaast bestemd met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' (direct aan de Mathijseind) en 'Waarde - Archeologie 5' (direct aansluitend aan de bestemming 'Waarde - Archeologie 4'). Navolgende figuur geeft een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan, waarop het plangebied met de bestemming 'Bedrijf' is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0004.jpg"

Figuur 4: Vigerend bestemmingsplan voor het plangebied aan Mathijseind 8

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

2.1 Huidige situatie

Het plangebied is gelegen aan Mathijseind 8 te Bakel, in het buitengebied van de gemeente Gemert-Bakel. Navolgende figuur geeft een luchtfoto met de ligging van het plangebied aan Mathijseind 8 te Bakel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0005.jpg"

Figuur 5: Luchtfoto (met de ligging van het plangebied aan) Mathijseind 8

In de huidige situatie is de langgevelboerderij aan Mathijseind 8 inpandig in gebruik ten behoeve van het ter plaatse gevestigde montagebedrijf en als bedrijfswoning hierbij. Op het perceel zijn twee bijgebouwen bij de woning gelegen en is een romneyloods gelegen. Aan de achterzijde van het perceel zijn ook zonnepanelen in een vrijveld-opstelling aangelegd. Navolgende figuur geeft een foto van de langgevelboerderij weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0006.jpg"

Figuur 6: Foto van de langgevelboerderij aan Mathijseind 8

Het erf is in ruime mate landschappelijk ingepast met streekeigen beplanting. Navolgende figuur geeft een luchtfoto van de situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0007.jpg"

Figuur 7: Luchtfoto met de huidige situatie in het plangebied, in de winterperiode (foto links onder) en in de zomerperiode (foto boven en rechtsonder). De zonnepanelen zijn op deze foto's nog niet aanwezig.

2.2 Cultuurhistorische waarde boerderij

De langgevelboerderij aan Mathijseind 8 is oorspronkelijk gesticht in circa 1935. De oorspronkelijke boerderij is door brand verloren gegaan en ter plaatse is in circa 1956, parallel aan Mathijseind, een nieuwe langgevelboerderij gebouwd. Deze boerderij is nog zeer goed in tact en is cultuurhistorisch waardevol. De langgevelboerderij is door de gemeente Gemert-Bakel aangewezen als gemeentelijk monument. De gemeente Gemert-Bakel hanteert een actief beleid op het behouden van cultuurhistorische waardevolle boerderijen en/of bijgebouwen.


De langgevelboerderij aan Mathijseind 8 is opgetrokken uit baksteen en voorzien van een zadeldak dat met rode muldenpannen is gedekt. De bouwstijl van de boerderij betreft het traditionalisme. De boerderij is voorzien van rechthoekige vier-ruits stalramen en vier-ruitsluiken, een voordeur met omlijsting en een hooiluik. De boerderij is nog redelijk gaaf. Navolgende foto geeft een beeld van de boerderij. De foto is naar verwachting gemaakt in de jaren '60 of '70 van de vorige eeuw.


afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0008.jpg"

Figuur 8: Oude foto langgevelboerderij aan Mathijseind 8 te Bakel (precieze datering onbekend)

Hierna is een bouwtekening opgenomen van de boerderij.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0010.jpg"

Figuur 9: Bouwtekening van de boerderij (voor-, achter - en zijaanzichten)

Het perceel aan Mathijseind 8 wordt omzoomd door een beplanting die rondom de boerderij gelegen is. Een groene inpassing benadrukt de ligging van de boerderij in het landschap en kadert het perceel duidelijk af. Op het perceel zijn drie waardevolle en beeldbepalende bomen aanwezig. Dit betreffen een historische beuk, een linde en een perenboom, die waarschijnlijk stammen uit de periode van de bouw van de boerderij. Aan de voorzijde van de boerderij is een beukenhaag aanwezig. Het ensemble oogt nog gaaf en is beeldbepalend. Navolgende figuur geeft een foto van deze landschappelijke inpassing weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0011.jpg"

Figuur 10: Historische bomen ter plaatse van het plangebied en de beukenhaag aan de voorzijde van het perceel

2.3 Toekomstige situatie

Dit wijzigingsplan maakt de splitsing van de woonboerderij aan Mathijseind 8 in twee wooneenheden mogelijk, bij herbestemming van de woonboerderij van een bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. In het principebesluit van de gemeente Gemert-Bakel dat verleend is voor de beoogde herbestemming, zijn met betrekking tot de beeldkwaliteit een aantal stedenbouwkundige voorwaarden opgenomen die bij splitsing in acht moeten worden genomen. De voorwaarden luiden als volgt:

  • overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt. Het betreft de Romneyloods op het westelijk deel van het perceel.
  • De drie waardevolle bomen op het perceel dienen behouden te blijven. Het betreft een Linde, een beukenboom en een perenboom.
  • Bij het ontwerp van de inrit dient rekening gehouden te worden met de bestaande weg, die vrij smal is.


De langgevelboerderij aan Mathijseind 8 betreft een gemeentelijk monument. De splitsing naar twee wooneenheden zal hier vooral inpandig geschieden en heeft geen consequenties voor de buitenzijde van de boerderij. Navolgende figuren geven een beeld van de twee eenheden binnen de boerderij, die binnen het plangebied beiden als woning in gebruik zullen worden genomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0012.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0013.jpg" Figuur 11: Beeld van het 'woon'gedeelte en het 'stal'gedeelte van de boerderij, beide gedeelten worden bestemd ten behoeve van een woning

De langgevelboerderij wordt name aan de achterzijde van de boerderij aangepast, met inachtname van de beeldbepalende waarde van de boerderij. Verbouwing van de boerderij vindt slechts plaats na akkoord op de plannen door de welstandscommissie. Hiermee wordt gewaarborgd dat geen cultuurhistorisch waardevolle elementen verloren gaan.

De navolgende kenmerken dienen onderdeel uit te maken van een zorgvuldig ontwerp bij splitsing van de woning.

  • De verschijningsvorm dient te passen bij de bestaande situatie;
  • Nieuwe gevelopeningen dienen een relatie te hebben met de bestaande gevelelementen van het woon- of stalgedeelte;
  • De gevelcompositie dient rust en eenvoud uit te stralen, passend bij het bestaande pand;
  • Het oorspronkelijk gebruik als boerderij dient afleesbaar te blijven;
  • De soberheid van het pand dient te worden gewaarborgd.

Deze voorwaarden zijn verankerd in de regels bij dit wijzigingsplan.

2.4 Erfbeplantingsplan

2.4.1 Inleiding

Het erf van de boerderij is al in ruime mate groen ingericht en ingepast in de omgeving. Voorwaarde voor herbestemming en splitsing van de langgevelboerderij is dat een omvang van 20% van het plangebied landschappelijk wordt ingepast. De bestaande streekeigen beplanting wordt gehandhaafd en wordt versterkt met toevoeging van streekeigen beplanting en beeldbepalende elementen. Dit wordt nader in deze paragraaf omschreven.

2.4.2 Gemeentelijk beleidskader

Voor het opstellen van erfinrichtingsplannen in de gemeente Gemert-Bakel is het 'Beeldkwaliteitsplan buitengebied' het richtgevend kader. In dit beeldkwaliteitplan is voor de voorkomende gebiedstypen in de gemeente Gemert-Bakel een beeld voor inrichting geschetst. Het buitengebied van de gemeente Gemert-Bakel is in grote mate vorm gegeven door de Peelrandbreuk. Deze breuk heeft in grote mate de leefomstandigheden bepaald en is zodoende bepalend geweest voor de locaties waar mensen zich gingen vestigen. Binnen de gemeente Gemert-Bakel is sprake van grote hoogte verschillen. Het hoogste punt op de Stippelberg bedraagt ongeveer 31,5 meter en het laagste punt in het beekdal van de Aa bedraagt ongeveer 12,5. Dit is een hoogteverschil van bijna 20 meter. Deze hoogteverschillen karakteriseren in grote mate de drie landschapstypen die in de gemeente voorkomen. Dit betreffen:

  • 1. Het beekdallandschap
  • 2. Het kampenlandschap (met oude akkers)
  • 3. Het Peelontginningenlandschap


Elk gebiedstype leidt tot een ander inrichtingsprincipe. Navolgende figuur geeft een beeld van deze inrichtingsprincipes per landschapstype.


afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0015.jpg"

Figuur 12: Inrichtingsprincipes uit het Beeldkwaliteitplan Buitengebied

2.4.3 Richtlijnen voor inrichting van het plangebied

Het plangebied aan Mathijseind 8 is gelegen in een kampenlandschap met oude akkers. Als speerpunten voor inrichting in een kampenlandschap met oude akkers wordt in het Beeldkwaliteitplan Buitengebied genoemd:

  • het herstellen dan wel versterken van het kleinschalige kampenlandschap, door het toevoegen van (lijnvormige) landschapselementen op de erf- en perceelsgrenzen;
  • aandacht voor het verbinden van geïsoleerd geraakte landschapselementen, het begeleiden van waardevolle open ruimten (zoals de oude akkers) en het herstellen/ versterken van zichtlijnen;
  • waardevolle historische bebouwing, zoals de langgevelboerderijen, worden gerespecteerd en krijgen ruimte.


Er dient altijd sprake te zijn van een groene uitstraling van het gehele erf in een kampenlandschap. Er dient minimaal sprake te zijn van de aanwezigheid van erfbeplanting op alle erfgrenzen die aan het omringende landschap gelegen zijn. Dit kunnen losse landschapselementen op een deel van de erfgrens zijn (zoals bomengroepen), maar ook aaneengesloten landschapselementen over de gehele lengte (zoals houtwallen of -singels).


Het type landschapselementen is afhankelijk van de mate waarin de nieuwe ontwikkeling beeldbepalend dreigt te worden. Het kampenlandschap kenmerkt zich door hoog opgaande beplanting. De kleinschalige en groene uitstraling is in dit landschapstype bepalender dan de richting van het erf. Wel dient er altijd sprake te zijn van een zichtbaar representatief voorerf (woonzone). Wel dient altijd ruimte te worden behouden of te worden gecreëerd rondom monumentale panden en karakteristieke bebouwing. Historische bebouwing, zoals de langgevelboerderijen zijn karakteristiek voor het buitengebied en dienen zichtbaar te zijn en niet te compact worden opgesloten in erfbeplanting.


Navolgende tabel geeft een beeld van de beplantingssoorten die binnen een kampenlandschap met oude akkers kunnen worden toegepast.


afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0016.jpg"

Figuur 13: Tabel met toe te passen erfbeplanting in een kampenlandschap met oude akkers

2.4.4 Landschappelijke inpassing van het binnen het plangebied

Het plangebied is gelegen in 'Kampenlandschap met oude akkers'. Bij een historische boerderij hoort ook een overeenkomstige erfbeplanting die refereert aan de historische beplanting voor dergelijke landschappen. De historische erven binnen het Kampenlandschap kenmerken zich op hoofdlijnen door:

  • Een voortuin met lagere gesneden haag (niet hoger dan 1,20 m) en naar voorkeur het karakter van een traditionele boerentuin (geen coniferen, laurierkersen en/of andere exotische planten).
  • Een grote boom of een groep van drie (Eik, Linde, Es, Walnoot, (Paarde)kastanje) op veilige afstand van de woning (mogelijk op de erfgrens als markering hiervan).
  • Gedeelte van de tuin als fruitgaarden of eikengaarden (bomen in onregelmatige afstand op gras).
  • Gesneden haag van de voortuin gaat in de achtertuin over naar een vrij groeiende haag, heg, houtwal of boomsingel.
  • Dichte houtwal of onregelmatige bosperceeltjes aan de achterkant van het bestemmingsvlak.


Met deze inrichtingsprincipes is rekening gehouden bij inrichting van het plangebied. De drie aanwezig waardevolle bomen aan de voorzijde van het perceel blijven behouden, evenals de beukenhaag aan de voorzijde. Beukenhagen worden toegevoegd op de zijdelingse perceelsgrenzen. Daarnaast wordt een houtsingel toegevoegd. Het plangebied is hiermee aan alle zijden geheel omzoomd conform de inrichtingsprincipes, zonder dat de boerderij uit het zicht wordt onttrokken.


Het navolgende erfbeplantingsplan is een weergave van de reeds aanwezige beplanting en de aan te planten beplanting om het plan te versterken. Op de onderliggende luchtfoto is tevens de beplanting in de omgeving te zien. De cultuurhistorisch waardevolle boerderij blijft zichtbaar door de aan de voorzijde aanwezige lage hagen (beuk) van maximaal 1 meter hoog. Tevens zijn aan de voorzijde van het perceel drie historische bomen aanwezig, te weten een Linde, een Beuk en een perenboom.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0017.jpg" Figuur 14: Landschappelijke inpassing voor het plangebied

Het landschappelijk inpassingsplan maakt onderdeel uit van de regels van dit wijzigingsplan. De aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing is verankerd in de regels van dit wijzigingsplan.

2.5 Verkeer en parkeren

Binnen het plangebied dient zorggedragen te worden voor parkeren op eigen terrein. Op basis van het parkeerbeleid van de gemeente Gemert-Bakel dient op het perceel ruimte gevonden te worden voor 2,2 parkeerplaatsen per woning. Hiermee dient op het terrein zorggedragen te worden voor realisatie van 2,2, afgerond drie parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen worden gerealiseerd op eigen terrein. Het plangebied biedt hiervoor ruimschoots de ruimte.

Ten behoeve van ontsluiting van het plangebied wordt één inrit voor de te splitsen woning toegevoegd. Deze inrit mag maximaal 4 meter breed zijn en dient met inachtname van de bestaande laanbeplanting te worden aangelegd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees- en Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau. Het hoofdthema van de structuurvisie is: "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". De structuurvisie geeft een visie voor Nederland tot het jaar 2040. Er zijn in de structuurvisie drie hoofddoelen voor de middellange termijn (2028). Deze doelen zijn:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


Er is een nieuwe aanpak in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid geformuleerd. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en werkt aan eenvoudigere regelgeving. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van Rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies.


Voor een goed werkende woningmarkt blijft het Rijk de Rijksdoelstellingen voor heel Nederland benoemen. Deze doelstellingen zijn: de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. De programmering van verstedelijking wordt overgelaten aan provincies en (samenwerkende) gemeenten. Gemeenten zorgen voor de (boven)lokale afstemming van woning-bouw-programmering, binnen de provinciale kaders, en uitvoering van de woningbouwprogramma's.


De beoogde herbestemming heeft geen betrekking op de geformuleerde nationale belangen.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, Bro is het verplicht om in het geval dat een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, in de toelichting de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking op te nemen. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.


Met de beoogde ontwikkeling wordt een cultuurhistorisch waardevolle woonboerderij gesplitst in twee wooneenheden. De beoogde splitsing leidt niet tot een stedelijke ontwikkeling, daar er slechts één woning wordt toegevoegd. Derhalve hoeft de ladder voor duurzame verstedelijk niet te worden toegepast.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

De provincie geeft in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040) weer. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De kwaliteiten binnen de provincie Noord-Brabant zijn sturend bij de te maken ruimtelijke keuzes. Deze ruimtelijke keuzes zijn van provinciaal belang en zijn geformuleerd als:

  • het versterken van regionale contrasten tussen klei-, zand- en veenontginningen;
  • de ontwikkeling van een vitaal en divers platteland;
  • het creëren en behouden van een robuust water- en natuursysteem;
  • het realiseren van een betere waterveiligheid door preventie;
  • de koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
  • het geven van ruimte voor duurzame energie;
  • de concentratie van verstedelijking;
  • het ontwikkelen van een sterk stedelijk netwerk: Brabantstad;
  • het creëren van groene geledingszones tussen steden;
  • het ontwikkelen van goed bereikbare recreatieve voorzieningen;
  • het ontwikkelen van economische kennisclusters;
  • het realiseren van internationale bereikbaarheid;
  • de beleefbaarheid van stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.


In de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is opgenomen dat er in het kader van het veranderend landelijke gebied twee ontwikkelingen waarneembaar zijn. In de eerste plaats is er sprake van een steeds verder gaande functiemenging en een verbreding van de agrarische activiteiten met streekproducten, zorgverblijven, recreatief verblijven en landschapsbeheer. Op de tweede plaats vindt er in het landelijke gebied een toenemende specialisatie plaats met schaalvergroting in de landbouw. Dit doet zich met name voor in de glastuinbouw, de intensieve veehouderij, de rundveehouderij, akkerbouw, vollegronds tuinbouw en boomteelt.


Het plangebied is gelegen binnen de structuur 'Gemengd landelijk gebied'. Navolgende figuur geeft een beeld van de structurenkaart uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, waarop het plangebied met een blauwe marker is aangeduid.


afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0018.jpg"

Figuur 15: Uitsnede structurenkaart Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, waarop het plangebied is aangeduid als gelegen binnen een de structuur Gemengd landelijk gebied


De Verordening ruimte Noord-Brabant is één van de uitvoeringsinstrumenten, waarin de beoogde doelen voor de provincie Noord-Brabant in bindende regels zijn vertaald.

3.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant

3.2.2.1 Inleiding

De Verordening ruimte Noord-Brabant is een planologische verordening waarin eisen gesteld worden aan de door de gemeente op te stellen ruimtelijke plannen en vormt een direct toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. De Verordening ruimte Noord-Brabant bevat onder andere de volgende onderwerpen:

  • bevordering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • stedelijke ontwikkeling;
  • cultuurhistorie;
  • agrarische ontwikkeling en windturbines;
  • water;
  • natuur en landschap.

3.2.2.2 Aanduiding plangebied in Verordening ruimte Noord-Brabant

In de Verordening ruimte Noord-Brabant is het plangebied enkel aangeduid op de themakaart 'agrarische ontwikkelingen en windturbines als gelegen in het 'besluitvlak structuur gemengd landelijk gebied' en binnen een 'stalderingsgebied'. In navolgende figuur is de ligging van het plangebied op de themakaart 'agrarische ontwikkelingen en windturbines' van de Verordening ruimte Noord-Brabant weergegeven.


afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0019.jpg"

Figuur 16: Uitsnede themakaart 'agrarische ontwikkelingen en windturbines' uit de Verordening ruimte Noord-Brabant, waarop de ligging van het plangebied is aangeduid


De splitsing van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in meerdere woonfuncties is mogelijk binnen de regels voor de structuur Gemengd landelijk gebied. Hier wordt in de volgende paragraaf verder op ingegaan. De regels voor een stalderingsgebied zijn niet van toepassing, daar de ontwikkeling geen betrekking heeft op een veehouderij.

3.2.2.3 Artikel 7.7 Wonen in de gemengd landelijk gebied

In de Verordening ruimte Noord-Brabant is bepaald dat in een gebied dat is aangeduid als gelegen binnen de structuur 'Gemengd landelijk gebied', nieuwbouw van bedrijfs- of burgerwoningen is uitgesloten. Artikel 7.7, derde lid, sub b bepaalt echter dat hiervan kan worden afgeweken ten behoeve van de splitsing in meerdere woonfuncties in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, mits dit gericht is op het behoud of herstel van deze bebouwing.

Beoogd wordt de cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij binnen het plangebied aan Mathijseind 8 te Bakel her te bestemmen naar een woonbestemming en hierbij te splitsen in twee wooneenheden. Door permanente bewoning en het daarbij behorende onderhoud van de boerderij wordt de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse behouden en waar nodig hersteld. Met de splitsing zal de uiterlijke verschijningsvorm van het gebouw ongewijzigd behouden blijven. De splitsing van de cultuurhistorisch waardevolle boerderij aan Mathijseind 8 past derhalve binnen de Verordening ruimte Noord-Brabant.

3.2.2.4 Artikel 3 Bevordering van de ruimtelijke kwaliteit


Inleiding

De provincie Noord-Brabant wil de ruimtelijke kwaliteit van Brabant bevorderen. In het algemeen houdt ruimtelijke kwaliteit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Iedere ontwikkeling moet passen in de omgeving. De omgeving bestaat uit zowel aanwezige waarden als uit omliggende functies.


In de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn regels opgenomen voor de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Sommige regels zijn gericht op bescherming, zoals natuur-, landschappelijke- en cultuurhistorische waarden. Daarnaast wil de provincie ook ruimtelijke kwaliteit ontwikkelen, bijvoorbeeld door ontwikkelruimte te bieden in het buitengebied, op voorwaarde dat dit bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De provincie vraagt gemeenten om het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toe te passen. Het doel hierbij is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek in het buitengebied om nieuwe ruimte te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verouderde locaties in stedelijk gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren. Indien uitbreiding van het stedelijk gebied ten koste gaat van het buitengebied, stelt de provincie als voorwaarde dat de uitbreiding gepaard gaat met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit elders in het buitengebied: de 'rood-met-groen-koppeling'. In de artikelen 3.1 en 3.2 van de Verordening ruimte Noord-Brabant is de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit verder uitgewerkt.


Zorgvuldig ruimtegebruik

Artikel 3.1 van de Verordening ruimte Noord-Brabant bepaalt dat in een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een ruimtelijke ontwikkeling toepassing moet zijn gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Bij een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied dient gebruik te worden gemaakt van een bestaand bouwperceel, tenzij in de verordening uitdrukkelijk anders is bepaald. De beoogde ontwikkeling vindt plaats op een bestaand bouwperceel door splitsing van een bestaande langgevelboerderij in twee wooneenheden.


Kwaliteitverbetering van het landschap

Artikel 3.2 van de Verordening ruimte Noord-Brabant bepaalt dat een ruimtelijke ontwikkeling dient te leiden tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Deze kwaliteitsverbetering dient te passen binnen de hoofdlijnen van de door de gemeente voorgenomen ontwikkeling van het gebied. Dit artikel bepaalt verder dat een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk is, mits dit gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatiemogelijkheden van het gebied of de omgeving. Deze verbetering dient financieel, juridisch en feitelijk te zijn geborgd. De verbetering kan onder andere de landschappelijke inpassing van bebouwing, het wegnemen van verhardingen of het slopen van overtollige bebouwing alsmede activiteiten gericht op behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden inhouden. Indien een kwaliteitsverbetering niet in een bestemmingsplan is verzekerd, kan een bestemmingsplan slechts worden vastgesteld indien een passende financiële bijdrage is gedaan in een landschapsfonds.


In de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Verordening ruimte Noord-Brabant is de rood-met-groen-koppeling vertaald in het principe 'kwaliteitsverbetering van het landschap'.


Gemeentelijke uitwerking voor kwaliteitverbetering van het landschap

De gemeente Gemert-Bakel heeft op 20 februari 2018 de 'Handreiking Kwaliteitsverbetering van het Landschap Gemert-Bakel' gewijzigd. Deze handreiking is van toepassing bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Gemert-Bakel. De gemeente Gemert-Bakel hanteert bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied twee categorieën met ontwikkelingen en voorwaarden hierbij in het kader van kwaliteitverbetering van het landschap. Categorie 1 ontwikkelingen betreft ontwikkelingen waarbij wel zorg wordt gedragen voor behoud en bevordering van de ruimtelijke kwaliteit door middel van landschappelijke inpassing van de ontwikkellocatie. Categorie 2 ontwikkelingen betreffen ontwikkelingen waarbij een investering in het kader van kwaliteitverbetering van het landschap wordt gevraagd.


In deze handreiking wordt herbestemming van een bedrijfsbestemming naar een woonbestemming en het splitsen van een langgevelboerderij beschouwd als een categorie 2 ontwikkeling. Er dient een basisinspanning plaats te vinden voor een groene erfinrichting met een omvang van 20% van de omvang van het bouwvlak. Daarnaast is sprake een aanvullende kwaliteitsverbetering van het landschap, die dient te voldoen aan het beeldkwaliteitplan Buitengebied.


Omvang tegenprestatie kwaliteitverbetering van het landschap

Binnen het plangebied wordt een niet-agrarische bedrijfsbestemming herbestemd naar een woonbestemming, waarbij splitsing in twee wooneenheden plaatsvindt. Het bestemmingsvlak voor de woonbestemming heeft een omvang van 3.276 m² en is hiermee 516 m² kleiner dan de vigerende bedrijfsbestemming. Een omvang van tenminste 20% van de grootte van de bestemming dient te bestaan uit landschappelijke inpassing. Bij herbestemming van de woonbestemming dient derhalve sprake te zijn van een omvang van tenminste 655 m² aan landschappelijke inpassing. De omvang van de landschappelijke inpassing bedraagt 793 m². Aan dit vereiste wordt voldaan bij herbestemming van het plangebied.


In de Handreiking voor Kwaliteitverbetering van het landschap Gemert-Bakel is opgenomen dat de ondergrond voor een niet agrarisch bedrijf een bestemmingsplanwaarde heeft van € 62,50 per m². Gronden met een regulier agrarische bestemming hebben een bestemmingsplanwaarde van € 5,00 per m². Voor een woonbestemming geldt een bestemmingsplan van € 100,00 per m² voor een kavel tot een omvang van € 1.000 m². Wanneer de kavel groter is, bedraagt de bestemmingsplanwaarde voor de gronden boven de omvang van 1.000 m² een bedrag van € 70,00 per m². Voor de ondergrond van de landschappelijke inpassing geldt een bestemmingsplanwaarde van €1,- per m². Navolgende figuur geeft een beeld van de tegenprestatie voor herontwikkeling van het plangebied in het kader van kwaliteitverbetering van het landschap.


afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0020.jpg" Figuur 17: Tabel met te realiseren tegenprestatie binnen het plangebied in het kader van kwaliteitverbetering van het landschap


Met een tegenprestatie van 20% van de waardevermeerdering, dient een bedrag van tenminste € 10.345,60,- te worden geïnvesteerd in het landschap. Hiermee dient kwantitatief sprake te zijn van ten tenminste een omvang van 655 m² aan landschappelijke inpassing.


Binnen het plangebied vindt sloop van overtollige bebouwing plaats. Dit betreft een Romneyloods met een omvang van 13 m. x 18 m. = 234 m². Voor sloop geldt een te waarderen tegenprestatie van € 25,- per m². Door de sloop vindt een tegenprestatie met een omvang van € 5.850,= plaats. Daarnaast vindt toevoeging van landschappelijk inpassing plaats en wordt instandhouding van de landschappelijke inpassing geborgd. Navolgende figuur geeft een beeld van de omvang van kwaliteitverbetering van het landschap.

Element   Opper-vlakte in m²/ lengte   een-
heid  
Norm per eenheid st. incl. BTW   Vergoeding aanleg/ sloop   Beheers-
bijdrage per eenheid (are)  
Jaarlijkse vergoeding onderhoud   Totale ver-
goeding onder-
houd  
Compen-
satie vergoeding totaal  
Sloop bedrijfsgebouwen   1   1   235   € 25,00               € 5.875,00  
L7 Knip- en scheerheg bestaand   107   leng-
te  
€ 0,00   € 0,00   € 1,18   €126,26   € 1.262,60   € 1.262,60  
L7 Knip- en scheerhaag toevoegen   70   leng-
te  
€ 1,61   € 450,80   € 1,18   € 82,60   € 826,00   € 1.276,80  
L1A Houtsingel   246   m²   € 1,61   € 396,06   € 11,78   € 28,98   € 289,80   € 685,85  
L8A Landschapsboom solitair   3   st   € 0,00   € 0,00   € 9,86   € 29,58   € 295,80   € 295,80  
Planbegeleiding          € 1.500,00  
Totaal   € 10.896,05  

Tabel 1: Invulling kwaliteitverbetering van het landschap bij herontwikkeling van het plangebied.

Binnen het plangebied vindt een tegenprestatie met een omvang van € 10.896,05 plaats. De tegenprestatie overschrijdt de minimaal te leveren kwaliteitsverbetering voor de ontwikkeling binnen het plangebied.

Middels opname van een voorwaardelijke verplichting voor aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing en sloop van de Romneyloods is de uitvoering en instandhouding van de landschappelijke inpassing en sloop van de overtollige gebouwen zeker gesteld.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie+

De Structuurvisie+ is vastgesteld door de gemeenteraad in juni 2011. De Structuurvisie+ is een instrument dat door het gemeentebestuur wordt gehanteerd om veranderingen in de juiste richting te sturen. Het doel is uiteindelijk oplossingen te creëren voor de vraagstukken die spelen in de gemeente op het gebied van wonen, werken, landbouw, recreëren, welzijn en natuur. De Structuurvisie+ bestaat uit drie onderdelen: visie, uitvoering en exploitatie. Het onderdeel 'visie' geeft de hoofdlijnen van het beleid van de gemeente Gemert-Bakel weer. Het onderdeel 'uitvoering' geeft aan hoe de beleidsdoelen behaald zullen worden. In het onderdeel 'exploitatie' wordt beschreven op welke manier de gemeente een aantal projecten financiert. In de Structuurvisie+ wordt niet specifiek ingegaan op het onderwerp boerderijsplitsing. Wel wordt in het onderdeel 'visie' aangegeven dat qua wonen ingespeeld zal worden op vraag en aanbod en maatschappelijke ontwikkelingen. Tevens is aangegeven het platteland leefbaar te houden. Middels het splitsen van de langgevelboerderij in twee woningen wordt bijgedragen aan deze doelstellingen.

3.3.2 Woonvisie 2016-2020

De gemeente Gemert-Bakel heeft ruim 29.000 inwoners die in circa 11.670 woningen wonen, verspreid over zeven woonkernen. In de Woonvisie 2016-2020 worden speerpunten geformuleerd over hoe de gemeente de kwaliteit van haar woningaanbod wil behouden dan wel wil verbeteren. Prioriteiten hierbij zijn:

  • 1. Passende en betaalbare woningen;
  • 2. Adequate huisvesting doelgroepen;
  • 3. Duurzaamheid;
  • 4. Gezonde woonomgeving;
  • 5. Samenwerking ketenpartners sociaal domein.

De woonvisie beschrijft de visie op wonen van de gemeente Gemert-Bakel tot en met 2020. Uit de woonvisie kan worden opgemaakt dat de gemeente Gemert-Bakel waarde hecht aan de ontwikkelingen van nieuwe woningen. Voor 2015-2025 is de opgave begroot op 1.230 nieuwe woningen. Een gedifferentieerd woningaanbod er voor zorgt dat Gemert-Bakel de positie in de regio Eindhoven als aantrekkelijk woongebied verder kan versterken. De beoogde herontwikkeling is zorgt voor een mogelijkheid tot instandhouding van een cultuurhistorische waardevolle boerderij en draagt eveneens zorg voor gedifferentieerd woningaanbod.

3.3.3 Afwegingskader woningbouw kernranden en landelijk gebied

De gemeenteraad van de gemeente Gemert-Bakel heeft op 5 april 2014 het 'Afwegingskader woningbouw in de kernranden en het landelijk gebied' vastgesteld. Het afwegingskader bestaat uit een viertal kaarten met een toelichting daarop:

  • 1. Ruimtelijke programmakaart;
  • 2. Risico- en beperkingenkaart;
  • 3. Landschap- en bebouwingskaart;
  • 4. Integrale afwegingskaart.


De ruimtelijke programmakaart is gebaseerd op de provinciale Verordening ruimte. De omgeving van het plangebied is hierin niet nader aangeduid. De mogelijkheid tot splitsing van cultuurhistorisch waardevolle boerderijen is echter ook opgenomen in de inmiddels vigerende Verordening ruimte Noord-Brabant.

Hoofdstuk 4 Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid

4.1 Wijzigingsbevoegdheid voor herbestemming

Het plangebied is in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Bedrijf'. Herbestemming van deze bedrijfsbestemming naar een woonbestemming is middels toepassing van een opgenomen wijzigingsbevoegdheid mogelijk. In deze paragraaf wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de voorwaarden zoals genoemd in de wijzigingsbevoegdheid die in het bestemmingsplan is opgenomen. Hierna is de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 6.7.3 van het bestemmingsplan opgenomen;


"Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er reeds een bestaande woning aanwezig is;
  • b. agrarische bedrijven in de omgeving worden niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt;
  • c. bij monumentale boerderijen met de aanduiding 'monument' dient het karakter te worden gerespecteerd;
  • d. parkeren dient op het bestemmingsvlak plaats te vinden;
  • e. overtollige bebouwing wordt gesloopt. Daarbij dient gemotiveerd te worden hoeveel oppervlakte bijbehorende bouwwerken maximaal noodzakelijk is voor de beoogde ontwikkeling. Middels een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding wordt deze oppervlakte bijbehorende bouwwerken vastgelegd;
  • f. de ruimtelijke ontwikkeling dient te voldoen aan de uitgangspunten van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen als bijlage 1 bij de regels;
  • g. daar waar het bestemmingsvlak 'Bedrijf' niet wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', wordt de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' opgenomen."

In navolgende paragraaf wordt uiteengezet dat met de beoogde ontwikkeling aan voorgaand genoemde voorwaarden wordt voldaan.

4.2 Toets wijzigingsbevoegdheid voor herbestemming van het plangebied

4.2.1 Inleiding

Hierna wordt de beoogde herbestemming en splitsing van de langgevelboerderij aan Mathijseind 8 te Bakel per voorwaarde uit de wijzigingsbevoegdheid nader toegelicht.

4.2.2 Reeds bestaande woning aanwezig

Aan Mathijseind 8 is reeds een bestaande woning aanwezig. Dit betreft een cultuurhistorisch waardevolle boerderij.

4.2.3 Agrarische bedrijven worden niet beperkt

De herbestemming leidt niet tot een beperking van ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving. Dit wordt in deze toelichting nader uitgewerkt in paragraaf 5.1 van deze toelichting.

4.2.4 Het monumentale karakter dient te worden gerespecteerd

De boerderij aan Mathijseind 8 is cultuurhistorisch waardevol en is opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst. Het vigerende beschermingsregime voor deze boerderij is in dit wijzigingsplan overgenomen. Hiermee is zeker gesteld dat het monumentale karakter van de boerderij wordt gerespecteerd.

4.2.5 Parkeren vindt plaats op het bestemmingsvlak

Per woning dienen twee parkeerplaatsen, exclusief garage aanwezig te zijn. In de regels van dit wijzigingsplan is verankerd dat de benodigde parkeerplaatsen worden aangelegd. Het plangebied biedt hiertoe de ruimte.

4.2.6 Overtollige bebouwing dient te worden gesloopt

Thans is binnen het plangebied een montagebedrijf bestemd en aanwezig. Dit bedrijf is gevestigd in de langgevelboerderij. De bijgebouwen zijn in gebruik bij de bedrijfswoning. De aanwezige Romneyloods met een omvang van 234 m² (18 x 13 meter) wordt gesloopt. Hiermee is alle overtollige bebouwing gesloopt. Een omvang van 150 m² aan bijgebouwen blijft behouden bij de bedrijfswoning. Bij de te splitsen woning mogen eveneens bijgebouwen met deze omvang worden gerealiseerd.

4.2.7 Toets aan Handreiking Kwaliteitsverbetering

De ontwikkeling voldoet aan de Handreiking Kwaliteitsverbetering van de gemeente Gemert-Bakel. Dit is nader toegelicht in paragraaf 3.2.2.4 van deze toelichting.

4.2.8 Bestemming 'Agrarisch' waar geen 'Wonen' wordt bestemd

Het gehele bestemmingsvlak voor de bedrijfsbestemming wordt bestemd naar een woonbestemming. Het bestemmingsvlak heeft een omvang van circa 3.792 m². Er wordt een woonbestemming met een omvang van 3.225 m² gerealiseerd. Bij splitsing van de woonboerderij worden twee woonbestemmingen met een omvang die passend is in het buitengebied gerealiseerd.

4.3 Aanvullende voorwaarden voor splitsing van de langgevelboerderij

4.3.1 Inleiding

Naast herbestemming van de bedrijfsbestemming aan Mathijseind 8, vind splitsing van de cultuurhistorisch waardevolle boerderij op deze locatie plaats. De splitsing van de boerderij kan plaats vinden wanneer aan navolgende voorwaarden wordt voldaan:

  • de te splitsen bebouwing betreft cultuurhistorische bebouwing, zoals aangetoond middels een cultuurhistorische waardestelling;
  • de splitsing moet redelijkerwijs noodzakelijk zijn om het cultuurhistorisch waardevolle pand in stand te houden;
  • de inhoud van het te splitsen pand mag niet worden vergroot;
  • ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven mogen niet worden belemmerd;
  • het uitgangspunt is de samenhang tussen monumentale en/of beeldbepalend bebouwing en het slopen van de overtollige bebouwing die geen monumentaal en/of beeldbepalend karakter heeft;
  • overtollige bebouwing wordt gesloopt. Daarbij dient gemotiveerd te worden hoeveel oppervlakte bijbehorende bouwwerken maximaal noodzakelijk is voor de beoogde ontwikkeling. Middels een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding wordt deze oppervlakte bijbehorende bouwwerken vastgelegd;
  • de ruimtelijke ontwikkeling dient te voldoen aan de uitgangspunten van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen als bijlage 1 bij de regels;
  • ter plaatse van het te splitsen pand wordt de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' of 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' opgenomen;
  • daar waar het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt verkleind, wordt de bestemming 'Agrarisch' opgenomen.


Hierna worden deze voorwaarden nader toegelicht met betrekking tot de beoogde herbestemming van het plangebied.

4.3.2 Cultuurhistorische waardestelling

De langgevelboerderij binnen het plangebied is aangeduid als gemeentelijk monument. Hiermee heeft cultuurhistorische waardestelling plaatsgevonden en is de langgevelboerderij cultuurhistorisch waardevol.

4.3.3 Splitsing noodzakelijk voor behoud

Met herbestemming van de woonboerderij aan Mathijseind 8 naar een woonbestemming komt een gedeelte van de boerderij leeg te staan. Om verval van het monument te voorkomen wordt splitsing van de boerderij mogelijk gemaakt zodat het voormalige bedrijfsgedeelte ook voor woondoeleinden wordt gebruikt. Het voormalige stalgedeelte van de woonboerderij kan hiermee wordt verbouwd tot een woning ter behoud van de cultuurhistorisch waardevolle boerderij.

4.3.4 Behoud huidige inhoud

De inhoud van de te splitsen langgevelboerderij wordt niet vergroot. De boerderij wordt met name inpandig verbouwd, zonder dat een vergroting van de inhoud plaatsvindt.

4.3.5 Overlap genoemde voorwaarden

In paragraaf 4.2 van deze toelichting is reeds aangetoond dat aan de overige genoemde voorwaarden wordt voldaan. Volledigheidshalve wordt hiernaar verwezen.

4.4 Conclusie

Uit voorgaande toetsing blijkt dat er voldaan kan worden aan de gestelde voorwaarden voor herbestemming van de locatie aan Mathijseind 8 te Bakel naar een woonbestemming en splitsing van de cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij ter plaatse.

Hoofdstuk 5 Milieu-planologische aspecten

5.1 Geurhinder

5.1.1 Inleiding

De Wet geurhinder en veehouderij vormt het toetsingskader voor de vergunningverlening, als het gaat om geurhinder vanwege dierverblijven van veehouderijen. De wet geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De Wet geurhinder en veehouderij wordt voornamelijk gebruikt om de geurbelasting veroorzaakt door veehouderijen te beoordelen bij de vergunningverlening. Indirect heeft de Wet geurhinder en veehouderij consequenties voor de totstandkoming van geurgevoelige objecten. Die doorwerking van de geurregelgeving naar de ruimtelijke ordening wordt de 'omgekeerde werking' genoemd. Een geurnorm beoogt namelijk mensen te beschermen tegen overmatige geurhinder. Omgekeerd moet een bevoegd gezag dan ook niet toestaan dat mensen zichtzelf blootstellen aan die overmatige hinder, bijvoorbeeld door zich in de directe nabijheid van een veehouderij te vestigen. Met de voorgrondbelasting wordt de geurbelasting van een individuele veehouderij bedoeld. De geurbelasting ten gevolge van meerdere intensieve veehouderijen in de omgeving vormt de achtergrondbelasting. De achtergrondbelasting bepaalt het leefklimaat op een locatie. Een woning kan slechts worden toegevoegd wanneer sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.


Bij besluitvorming omtrent de bestemming van nieuwe voor geur gevoelige objecten dient in het kader van het aspect 'geur' antwoord gegeven te worden op de vragen:

  • Is ter plaatse een goed woon- en verblijfklimaat gegarandeerd? (belang geurgevoelig object);
  • Wordt niet iemand onevenredig in zijn belangen geschaad? (belangen veehouderij en derden).

5.1.2 Gemeentelijk beleidskader

De gemeenteraad van de gemeente Gemert-Bakel heeft op 6 februari 2014 in aanvulling op de Wet geurhinder en veehouderij de 'Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Gemert-Bakel 2013' vastgesteld. Op basis van deze verordening is het plangebied gelegen in een buitengebied, alwaar de norm voor de voorgrondbelasting 14 oue/m³ bedraagt.

Naast de 'Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Gemert-Bakel 2013' heeft de gemeenteraad op 6 februari 2014 de 'Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Gemert-Bakel 2013' vastgesteld. In deze beleidsregel is aangegeven dat bij het beoordelen van ruimtelijke initiatieven en plannen, als vertaling van het criterium 'een aanvaardbaar woon- en leefklimaat' voor het aspect cumulatieve geurhinder uit stallen van veehouderijen, de waarden in navolgende tabel gehanteerd worden als toetswaarden.

  Gemert, Bakel, Milheeze, Handel en Mortel, exclusief bedrijventerreinen   Elsendorp, De Rips   Extensiverings-
gebieden en verwevingsgebieden  
Bedrijventerrein, landbouw-
ontwikkelings-
gebieden  
Goed (streefwaarde)   0 - 8   0 - 8   0 - 13   0 - 20  
Voldoende (toetswaarde)   9 - 11   9 - 13   14 - 20   20 - 28  
Onvoldoende   11 of meer   13 of meer   20 of meer   28 of meer  

Tabel 2: Toetswaarden aanvaardbaar woon- en leefklimaat uit 'Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Gemert-Bakel 2013'


Als de achtergrondbelasting geclassificeerd kan worden als 'voldoende' of 'goed' dan zijn er vanuit het aspect 'cumulatieve geurhinder uit stallen van veehouderijen' geen belemmeringen om mee te werken aan een ruimtelijke initiatief. Uit de tabel blijkt dan ook dat voor het plangebied een toetswaarde van 14-20 oue/m³ van toepassing is.


In het kader van geur wordt de toe te voegen woning die ontstaat als gevolg van boerderijsplitsing beoordeeld als een nieuw geurgevoelig object. De omliggende veehouderijen mogen geen belemmerende werking hebben op de beoogde herontwikkeling van de locatie (aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied). Omgekeerd mag de herontwikkeling de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende veehouderijen niet belemmeren.

5.1.3 Veehouderijen in de omgeving

In de omgeving van het plangebied zijn twee veehouderijbedrijven gelegen. Dit betreffen de vleesvarkensbedrijven aan Muizenhol 1 en aan Mathijseind 7 te Bakel. Er zijn geen bedrijven in de omgeving van het plangebied gelegen waarvoor een vast aan te houden afstand geldt. Navolgende figuren geven de vigerende vergunningen voor het houden van dieren voor deze locaties weer.


afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0021.jpg" Figuur 18: Vergunning voor het houden van dieren op de locatie aan Muizenhol 1 te Bakel

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0022.jpg" Figuur 19: Vergunning voor het houden van dieren op de locatie aan Mathijseind 7 te Bakel


Voor wat betreft de beoogde ontwikkeling binnen het plangebied dient inzichtelijk te worden gemaakt of de ontwikkeling belemmeringen schept voor deze bedrijven, dan wel dat ter plaatse van het plangebied een acceptabel woon- en leefklimaat aanwezig. Voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de bedrijven is met name de berekening van de voorgrondbelasting van deze bedrijven bepalend. Voor het woon- en leefklimaat is de achtergrondbelasting bepalend, tenzij de voorgrondbelasting tenminste tweemaal de waarde van de achtergrondbelasting betreft, alsdan de voorgrondbelasting óók voor het woon- en leefklimaat bepalend.

5.1.4 Voorgrondbelasting

5.1.4.1 Inleiding

In deze paragrafen is de voorgrondbelasting van de bedrijven aan Muizenhol 1 en Mathijseind 7 opgenomen. Deze berekeningen die zijn gemaakt met het programma V-Stacks vergunning zijn opgenomen in navolgende paragrafen.

5.1.4.2 Voorgrondbelastingberekening Muizenhol 1

De woning aan Mathijseind 5 is dichter bij het bedrijf aan Muizenhol 1 gelegen dan de langgevelboerderij binnen het plangebied. De woning aan Mathijseind 5 is derhalve tevens in de berekening voor dit bedrijf opgenomen om te bezien of toevoeging van de te splitsen woning belemmeringen voor deze veehouderijen met zich mee brengt of dat dit reeds gebeurt door de aanwezigheid van de woning aan Mathijseind 5. De te splitsen woning wordt gerealiseerd in de langgevelboerderij aan Mathijseind 8, tussen de woningen aan Mathijseind 8 en Mathijseind 5.


Geurhinderberekening veehouderij Muizenhol 1

Berekende ruwheid: 0,26 m

Meteo station: Eindhoven

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0023.jpg" Figuur 20: V-Stacks berekening geur voorgrondbelasting binnen het plangebied en de dichtstbij het bedrijf zijnde bestaande woning aan Mathijseind 5 vanuit veehouderij aan Muizenhol 1


De voorgrondbelasting ter plaatse van het plangebied bedraagt minder dan de toegestane voorgrondbelasting van 14 ou/m³. De voorgrondbelasting op de bestaande woning aan Mathijseind 5 is hoger dan de voorgrondbelasting op de toe te voegen woning bij Mathijseind 8. Hiermee is de woning aan de Mathijseind 5 de maatgevende woning bij uitbreiding van de veehouderij. De woning aan Mathijseind 5 is ook op kortere afstand tot de veehouderij gelegen. Er is sprake van een acceptabel leefklimaat in het kader van de voorgrondbelasting en de beoogde splitsing leidt niet tot beperkingen voor de bestaande veehouderij.

5.1.4.3 Voorgrondbelastingberekening Mathijseind 7

De veehouderij aan Mathijseind 7 is recent uitgebreid. De geurberekening die is gemaakt met het programma V-Stacks vergunning uit de aanvraag van de veehouderij is overgenomen in deze berekening. Hiermee is zeker gesteld dat de correcte berekening is uitgevoerd.


Geurhinderberekening veehouderij Mathijseind 7 ten opzichte van het plangebied

Berekende ruwheid: 0,28 m

Meteo station: Eindhoven

Brongegevens:


afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0024.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0025.jpg"
Figuur 21: V-Stacks berekening geur voorgrondbelasting binnen het plangebied vanuit veehouderij aan Mathijseind 7

De voorgrondbelasting ter plaatse van het plangebied bedraagt minder dan de toegestane voorgrondbelasting van 14 ou/m³. De voorgrondbelasting op de bestaande woning binnen de langgevelboerderij aan Mathijseind 8 is hoger dan de voorgrondbelasting op de toe te voegen woning in het stalgedeelte van de langgevelboerderij aan Mathijseind 8. Hiermee is de reeds bestaande woning aan Mathijseind 8 reeds de maatgevende woning bij uitbreiding van de veehouderij. Deze woning is en blijft ook op kortere afstand tot de veehouderij gelegen dan de toe te voegen wooneenheid. Er is sprake van een acceptabel leefklimaat in het kader van de voorgrondbelasting en de beoogde splitsing leidt niet tot beperkingen voor de bestaande veehouderij.

5.1.5 Achtergrondbelasting

Om te bepalen of ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat wordt de achtergrondbelasting in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij berekend. Onder de achtergrondbelasting wordt de geurbelasting als gevolg van de veelheid aan veehouderijen in de omgeving van een geurgevoelig object verstaan. De achtergrondbelasting wordt berekend met V-Stacks Gebied. Ten behoeve van de berekening van de achtergrondbelasting worden de veehouderijen binnen een straal van 2 kilometer rondom de onderzoekslocatie beoordeeld. Hiertoe zijn alle bedrijven binnen de gemeenten Gemert-Bakel en alle bedrijven uit de gemeente Helmond ingevoerd. De invoergegevens van deze bedrijven zijn afkomstig uit de database van het Bestand Veehouderijbedrijven van de provincie Noord-Brabant (uitvoer 29 augustus 2018), waarbij de laatste vergunning voor het houden van dieren voor Mathijseind 7 (de maatgevende veehouderij) is opgenomen. De achtergrondbelasting is hierbij berekend voor de woonboerderij binnen het plangebied, waarbij de hoekpunten van de gehele woonboerderij zijn berekend. Aangezien sprake is van een berekening van de huidige situatie is de maximaal vergunbare emissie voor de bedrijven gelijk gesteld aan de vergunde emissie in de bestaande situatie. Voor de berekening zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:


Meteo station: Eindhoven

Berekende ruwheid: 0,26 m

Rasterpunt linksonder x: 177343 m

Rasterpunt linksonder y: 389397 m

Gebied lengte (x): 1000 m , Aantal gridpunten: 50

Gebied breedte (y): 1000 m , Aantal gridpunten: 50


Hierna zijn de resultaten van de berekening van achtergrondbelasting weergeven.


afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0026.jpg"

Figuur 22: Resultaten berekening achtergrondbelasting


De gehanteerde invoergegevens voor de berekening zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Navolgende figuur geeft een beeld van de achtergrondbelasting ter plaatse van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0027.jpg" Figuur 23: Beeld van de geurcontouren in de omgeving van het plangebied


De achtergrondbelasting bedraagt ter plaatse van het plangebied minder dan 20 oue/m³. Op basis van de 'Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Gemert-Bakel 2013' kan de achtergrondbelasting ter plaatse geclassificeerd worden als 'voldoende'. Vanuit het aspect 'cumulatieve geurhinder uit stallen van veehouderijen' bestaan er dan ook geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

5.2 Endotoxinen

Op basis van het 'Endotoxine toetsingskader 1.0' kan worden beoordeeld of sprake is van een verhoogd volksgezondheidsrisico ten aanzien van varkenshouderijen en pluimveehouderijen. Voor wat betreft het veehouderijbedrijf aan Mathijseind 7 dient met een fijnstof uitstoot van 388 kg per jaar sprake te zijn van een aan te houden afstand van 126 meter tot dit bedrijf. Ten opzichte van de veehouderij aan Muizenhol 1 dient een afstand van 75 meter te worden aangehouden. Het plangebied ligt buiten de richtafstanden die aangehouden moeten worden rondom de varkens- en pluimveehouderijen in de omgeving. Er is geen sprake van een verhoogd volksgezondheidsrisico.

5.3 Niet-agrarische bedrijvigheid

De (indicatieve) lijst 'Bedrijven en Milieuzonering' uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geeft de richtafstanden weer voor milieubelastende activiteiten. In de lijst Bedrijven en Milieuzonering worden richtafstanden gegeven voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden worden nagestreefd tussen de grens van de bestemming en de uiterste grens van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is, binnen een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype.


In de omgeving van het plangebied zijn met name agrarische bedrijven gelegen. De maatgevende afstand voor deze bedrijven is geur. In paragraaf 5.1 van deze toelichting is toegelicht dat de afstand van de bedrijven voor wat betreft geur past en de beoogde ontwikkeling niet belemmerd. Voor wat betreft de richtlijnafstanden fijn stof, gevaar en geluid dient een afstand van tenminste 50 meter te worden gehanteerd. Binnen deze afstand tot het plangebied zijn geen agrarische bedrijven gelegen.


Aan Mathijseind 1a is een agrarisch verwant bedrijf gelegen. Dit betreft een bedrijf in de milieu-categorie 3.1. Voor deze bedrijfssoort geldt een aan te houden richtlijnafstand van 50 meter. Het bedrijf is gelegen op een afstand van 200 meter tot het plangebied. Hiermee wordt voldaan aan de aan te houden richtlijnafstand. Er zijn geen andere bedrijven gelegen in de omgeving van het plangebied.

5.4 Akoestiek

De Wet geluidhinder biedt geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai bij de aanleg/wijziging van wegen of bij de bouw van woningen in de buurt van wegen. De reikwijdte van de Wet geluidhinder is beperkt tot een geluidszone langs wegen. Binnen deze geluidszone zijn de regels van de Wet geluidhinder van toepassing. De Wet geluidhinder niet geldt voor 30-km wegen en voor woonerven. De systematiek van de zonering Wet geluidhinder voor wegverkeer houdt in dat langs een (toekomstige) verkeersweg een geluidszone ligt waarbinnen in een aantal situaties bescherming wordt geboden aan geluidsgevoelige bestemmingen.


De toe te voegen woning wordt gerealiseerd binnen het bestaande bouwvolume aan Mathijseind 8. De weg Mathijseind betreft een weg die slechts benut mag worden voor bestemmingsverkeer. De weg wordt slechts benut door verkeer van bewoners en bezoekers van woningen gelegen aan deze weg en de wegen die Mathijseind kruisen. Hiermee is de verkeersintensiteit aan de weg zeer laag. Ter plaatse is te allen tijde sprake van een goed woon- en leefklimaat voor wat betreft akoestiek en is nader onderzoek in het kader van geluidhinder niet noodzakelijk.

5.5 Cultuurhistorie en archeologie

5.5.1 Cultuurhistorie

Het plangebied is in de gemeente Gemert-Bakel aangeduid als gelegen in een eerste heideontginningen. Hierover is het navolgende opgenomen.


"Het peelplateau was oorspronkelijk een open vlakte, van oorsprong bestaande uit hoogveengronden. Vanaf halverwege de 19e eeuw is het plateau vanuit het westen ontgonnen: de vroegste ontginningen, de heideontginningen, vonden plaats rond 1840. Het landschap van de heideontginningen is kleinschalig en open van karakter met een regelmatige percelering. Door het gebied lopen vele waterlopen. Het kavelpatroon staat haaks op de destijds bestaande dreven en paden of de aanwezige waterloop. Aanvankelijk is dit gebied bedoeld voor gemengde agrarische bedrijven. De bebouwing ligt op relatief korte afstand van elkaar op percelen die werden omzoomd door elzenheggen of houtwallen. De eerste ontgonnen percelen werden nog afgewisseld met stukken woeste (heide)gronden. De schapen die op deze heide graasden werden door de ontginningen in oostelijke richting gedreven. De woeste stukjes grond tussen de eerste heide-ontginningen verboste daardoor. Ook in dit gebied herkennen we daarom ook een soort mozaïekpatroon: afwisseling van rechte agrarisch percelen en kleine bospercelen."


Het plangebied is op de cultuurhistorische waardenkaart van de Provincie Noord-Brabant aangewezen als gelegen in een cultuurhistorische regio, namelijk de Peelrand. Dit gebied is van cultuurhistorisch belang. In een rapport over de cultuurhistorische waarde opgesteld door de Provincie Noord-Brabant wordt hierover het volgende geschreven:


"De Peelrand bestaat uit een ring van middeleeuwse dorpen op enige afstand van het voormalige veengebied van De Peel. Deze oude dorpen worden gekenmerkt door akkercomplexen, schaarse groenlanden en voormalige heidevelden. De heidevelden zijn in de negentiende en twintigste eeuw ontgonnen en grotendeels omgezet in landbouwgrond, waardoor er een waardevol mozaïek is ontstaan van oude en jonge ontginningen."


Tevens is de omgeving van het plangebied aangewezen als cultuurhistorisch vlak 'Akkercomplexen bij Bakel'. De belangrijke cultuurhistorische waarden en kenmerken in dit gebied betreffen onder andere het open akkercomplex met bolle ligging en esdek, de relatie tussen de akkers en de buurtschappen en de zandwegen. Navolgend figuur betreft een uitsnede van een historische kaarten ter plaatse van het plangebied uit de periode 1830-1850. De bebouwing aan het buurtschap Mathijseind is op deze kaart al aanwezig.


afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0028.jpg"

Figuur 24: Historische topografische kaart 1830-1850 van het buurtschap Mathijseind


De beoogde herbestemming vindt plaats ten behoeve van behoud van een cultuurhistorisch waardevolle boerderij. Met de beoogde ontwikkeling gaan derhalve geen cultuurhistorische waarden verloren, maar worden eerder versterkt.

5.5.2 Archeologie

In 1992 is het Verdrag van Malta door de landen van de Raad van Europa waaronder Nederland ondertekend. Dit verdrag verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch bodemarchief. Met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) op 1 september 2007 zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta verankerd in de Nederlandse wetgeving. Sinds 2007 kent Nederland de Wamz, gewijzigde Monumentenwet 1988. De bepalingen van deze wet zijn per 1 juli 2016 (gedeeltelijk) overgegaan in de erfgoedwet. Op basis van deze wetten zijn gemeenten belast met de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed.


De gemeente Gemert-Bakel heeft gemeentelijk archeologiebeleid en de bijbehorende beleidskaart vastgesteld. Ten behoeve van de uitwerking van het gemeentelijke beleid is het gemeentelijke grondgebied onderverdeeld in zeven zones met een verschillende waardering van het bodemarchief (gebieden met archeologische verwachtingen en/of vastgestelde waarden). De gemeente Gemert-Bakel heeft voor deze gebieden haar eigen vrijstellingsgrenzen vastgesteld waarbinnen ruimtelijke ingrepen en bodemingrepen (tot een bepaalde diepte en/of oppervlakte) worden vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Deze grenzen zijn doorvertaald in de in het bestemmingsplan opgenomen dubbelbestemmingen voor behoud van archeologische waarden. Navolgende figuur betreft een uitsnede van de gemeentelijke archeologische beleidskaart waarop het plangebied is aangeduid.


afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0029.jpg"

Figuur 25: Uitsnede gemeentelijke archeologische beleidskaart waarop het plangebied is aangeduid


Het plangebied is op de gemeentelijke archeologische beleidskaart voor een klein gedeelte aangeduid als gelegen in een 'Categorie 4 Gebied met hoge verwachting' en voor een gedeelte in Categorie 5 Gebied met een middelhoge verwachting'. Deze categorie is het bestemmingsplan verankerd door opname van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5'. Het merendeel van het plangebied betreft een gebied zonder dubbelbestemming, omdat hier sprake is een lage verwachting in het kader van archeologie.


Er vindt geen roering van de gronden plaats met een omvang van meer dan 250 m². De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5' blijven wel gehandhaafd ter bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem.


Naar verwachting zijn er geen archeologische waarden aanwezig binnen het plangebied. In alle gevallen geldt dat indien bij toekomstig graafwerk archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, deze direct gemeld dienen te worden bij de minister conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10 & 5.11.

5.6 Bodem

De aanwezige bodemkwaliteit dient te passen bij het beoogde gebruik. Het plangebied wordt herbestemd naar een woonbestemming. Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat eventueel aanwezige bodemverontreinigingen geen onaanvaardbare risico's opleveren voor de gebruikers van de bodem. Derhalve is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek, uitgevoerd door Bodeminzicht, met datum 14 februari 2019 en rapportnummer B2137 behoort als bijlage bij deze toelichting. De conclusie en aanbeveling uit dit rapport is hierna overgenomen.


Resultaten NEN5740

In de visueel schone bovengrond van de vaste bodem (BG1) is een gehalte aan PCB's gemeten boven de achtergrondwaarden. Het verhoogde gehalte is gerelateerd aan de waargenomen zwakke bijmenging van baksteen en puin. Het licht verhoogde gehalte vormt geen aanleiding voor aanvullend onderzoek. In de visueel schone bovengrond van de vaste bodem (BG2) zijn geen gehaltes aan onderzochte stoffen gemeten boven de achtergrondwaarden. In de sporen baksteenhoudende ondergrond van de vaste bodem (OG1) zijn geen gehaltes aan onderzochte stoffen gemeten boven de achtergrondwaarden. In het grondwater ter plaatse van peilbuis 01 zijn geen gehaltes aan onderzochte stoffen gedetecteerd boven de streefwaarden. De aangetoonde gehaltes aan vluchtige aromatische koolwaterstoffen en vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen dienen als indicatief beschouwd te worden, als gevolg van een lage grondwaterstand ten tijde van bemonstering. Aanvullend onderzoek wordt echter niet noodzakelijk geacht.


Resultaten NEN5707

Tijdens inspectie van maaiveld en gaten is geen asbestverdacht plaatmateriaal visueel waargenomen. Analyse heeft derhalve niet plaatsgevonden. In het geanalyseerde grondmengmonster mm1 van matig puinhoudende bovengrond is een geringe hoeveelheid asbest aangetroffen. De concentratie bedraagt minder dan 1 mg/kgds. nader onderzoek is niet noodzakelijk. In het geanalyseerde puin uit de puinverharding op het erf voor de nissenhut is een geringe hoeveel asbest aangetoond. De concentratie bedraagt 2 mg/kgds. nader onderzoek is niet noodzakelijk. In het geanalyseerde grondmengmonster mm3 van de matig puinhoudende toplaag naast de schuur met asbesthoudende golfplaten op het dak is een gehalte van 84 mg/kgds aangetoond. Het gehalte is het gevolg van de verwering van dakplaten, waardoor asbestvezels met hemelwater op het naastgelegen maaiveld valt. Formeel vormt het gehalte aan asbest aanleiding voor nader onderzoek, aangezien het gehalte de halve interventiewaarde overschrijdt. Dit nader onderzoek wordt niet zinvol geacht, omdat met de monstername gericht gezocht is naar asbest in de meest verdachte toplaag. Verondersteld wordt dat de verontreiniging met asbest homogeen verdeeld is in de strook naast de schuur, waar het hemelwater op het maaiveld valt.


Op verzoek van gemeente Gemert-Bakel is aanvullend onderzoek verricht naar het gehalte aan respirabele asbestvezels in de bewuste toplaag. Uit de resultaten van de SEM-analyse blijkt dat er geen respirabele vezels in de toplaag aanwezig zijn. Het gewogen gehalte aan asbest overschrijdt de interventiewaarde niet. Er is derhalve geen sprake van een ernstige verontreiniging met asbest.


Conclusie en advies

Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn geen verontreinigingen aangetoond die aanleiding vormen voor het uitvoeren van nader of aanvullend bodemonderzoek.De locatie is onverdacht op aanwezigheid van asbest in bodem of puin in een concentratie boven 100 mg/kgds. Nader onderzoek wordt niet zinvol geacht. De bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vormt geen belemmering voor de beoogde herbestemming van het plangebied.


Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. De eventueel bij werkzaamheden vrijkomende grond is op of buiten het onderzoeksterrein herbruikbaar. Indien vrijkomende grond van de locatie afgevoerd dient te worden, dient men rekening te houden met de regels van het vigerende Besluit Bodemkwaliteit.

5.7 Luchtkwaliteit

5.7.1 Inleiding

Het beleid om tot een goede luchtkwaliteit te komen volgt twee sporen:

  • 1. beperken van de uitstoot van schadelijke stoffen en;
  • 2. voorkomen dat mensen langdurig worden blootgesteld aan verontreiniging.

De belangrijkste regels over de luchtkwaliteit staan in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm).

5.7.2 Uitstoot van schadelijke stoffen

De borging van de luchtkwaliteit vindt onder andere plaats middels een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma (NSL). Binnen het NSL werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden.


Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' wordt aangeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term 'niet in betekenende mate'. De regeling geeft een harde omschrijving van het aantal gevallen. Voor woningbouw geldt bij 1 ontsluitingsweg een aantal van 1.500 nieuwe woningen netto. Bij twee ontsluitingswegen geldt een aantal van 3.000 woningen netto. Aangezien dit bestemmingsplan de toevoeging van één woning mogelijk maakt, valt dit plan onder het begrip 'niet in betekenende mate' valt en de luchtkwaliteit niet verder hoeft te worden onderzocht in het kader van de Wet luchtkwaliteit.

5.7.3 Blootstelling aan verontreiniging

In de Wet milieubeheer is de Europese richtlijn luchtkwaliteit geïmplementeerd. Het doel van de wet is mensen te beschermen tegen risico's van luchtverontreiniging. De richtlijn geeft de volgende grenswaarden voor fijn stof:

  • de grenswaarde jaargemiddelde concentratie van PM10 is 40 µg/m³.
  • de grenswaarde daggemiddelde concentratie van PM10 is 50 µg/m³. De concentratie fijn stof mag maximaal 35 dagen per kalenderjaar hoger zijn dan deze waarde .
  • de grenswaarde jaargemiddelde concentratie van PM2,5 is 25 µg/m³.


Navolgende figuren geven de jaargemiddelde concentratie van PM10 en PM2,5 ter plaatse van het plangebied en directe omgeving weer.


afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0030.jpg" Figuur 26 Fijnstof 2016 PM10 (bron: Atlas leefomgeving)

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0031.jpg"

Figuur 27: Fijnstof 2016 PM2,5 (bron: Atlas leefomgeving)


Ter plaatse van het plangebied is sprake van jaargemiddelde concentratie PM10 van 18-19 µg/m³. De jaargemiddelde concentratie PM2,5 bedraagt 11-12 µg/m³. De grenswaarde van maximaal 35 dagen boven een daggemiddelde concentratie PM10 van 50 µg/m³ is sinds 2011 op geen enkele meetlocatie meer overschreden. Geconcludeerd kan worden dan de beoogde ontwikkeling in het kader van de blootstelling aan luchtverontreiniging geen bezwaar is.

5.8 Externe veiligheid

5.8.1 Inleiding

Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die direct of indirect voortvloeien uit de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het risico is daarbij gedefinieerd als 'de kans op overlijden' voor personen. De aanwezige risico's zijn zeer afhankelijk van het brontype. De relevante typen zijn: bedrijven, vervoer van gevaarlijke stoffen (per spoor, over de weg en het water) en hoogspanningslijnen en buisleidingen. Deze aspecten worden in de volgende paragrafen nader toegelicht.

5.8.2 Bedrijven

In navolgende figuur is een uitsnede van de risicokaart van de provincie Noord-Brabant weergegeven waarop de ligging van het plangebied is aangeduid.


afbeelding "i_NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-ON01_0032.jpg"

Figuur 28: Uitsnede risicokaart provincie Noord-Brabant waarop het plangebied is aangeduid


Ten westen van het plangebied is het agrarisch bedrijf aan Mathijseind 7 gelegen. Op deze locatie is een bovengrondse propaantank met een inhoud van 8 m³ gelegen. Voor deze tank geldt een aan et houden richtlijnafstand van 15 meter. Ten zuiden van het plangebied is aan Muizenhol 4 een bovengrondse propaantank met een inhoud van 3 m³ gelegen. Voor deze tank geldt een aan te houden richtlijnafstand van 10 meter. Het plangebied is op de risicokaart van de provincie Noord-Brabant niet aangewezen als gelegen in een risicogebied voor gevaar vanuit inrichtingen.

5.8.3 Transport

Op het grondgebied van de gemeente Gemert-Bakel bevindt zich geen spoortracé. Dit aspect is dus niet van toepassing. Daarbij is het plangebied ook niet gelegen binnen een invloedsgebied van een spoortracé dat gelegen is binnen de belendende gemeenten Helmond of Deurne. Het plangebied is niet in de directe omgeving van een weg gelegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaats kan vinden. De splitsing van de langgevelboerderij brengt geen wijzigingen in de risico-contour met zich mee. De woningen zijn buiten de risico-contour gelegen. Op het grondgebied van de gemeente Gemert-Bakel bevindt zich geen waterwegverbindingen waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Dit aspect is dus niet van toepassing.


In de nabijheid van het plangebied bevindt zich een buisleiding op een afstand van 530 meter. Het betreft een gasleiding. Het plangebied is niet gelegen binnen het risicogebied van deze buisleiding. In de omgeving van het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig. Interactie kan dan ook niet plaatsvinden. Het vervoer van gevaarlijke stoffen is dan ook niet belemmerend voor de beoogde ontwikkeling. De ontwikkeling heeft omgekeerd ook geen belemmerende invloed op het bestaande vervoer van gevaarlijke stoffen.

5.9 Flora en fauna

5.9.1 Inleiding

Natura 2000 is het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden in de Europese Unie. Dit netwerk verbindt bestaande natuurgebieden die vallen onder de Europese Vogelrichtlijn- of de Habitatrichtlijngebieden. De Vogel- en Habitatrichtlijnen zijn bedoeld ter bescherming van bedreigde levensgemeenschappen van planten en dieren en bedreigde soorten van planten en dieren en hun leefgebieden. De Vogel- en Habitatrichtlijnen zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving middels de Wet natuurbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden en vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

5.9.2 Gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming voorziet in specifieke kaders voor gebieden die op grond van internationale verplichtingen moeten worden beschermd, te weten de Natura 2000-gebieden, bedoeld in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Ten aanzien van de gebiedsbescherming is het de bedoeling dat plannen en projecten eenduidig en integraal worden getoetst op hun invloed op de te beschermen natuurwaarden in de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden.


Binnen een afstand van meer dan 10 kilometer tot het plangebied zijn geen vogel- of habitatrichtlijngebieden gelegen. De beoogde herontwikkeling heeft op een dergelijke afstand geen invloed op het Vogel- en Habitatrichtlijngebied.

5.9.3 Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming heeft tot doel in het wild levende planten en dieren te beschermen met het oog op de instandhouding van soorten. De verbodsbepalingen en afwijkingsmogelijkheden in de Wet natuurbescherming zijn uitsluitend van toepassing op de soorten waarvoor dit onmiddellijk voortvloeit uit de vereisten van de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern, het Verdrag van Bonn, het Biodiversiteitsverdrag en de Benelux-overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming. Het gaat daarbij om alle op het Europees grondgebied in het wild levende vogels en voorts om de dieren en planten van de soorten van Europees belang die van nature op het Nederlands grondgebied voorkomen.


Om de instandhouding van de wettelijke beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op die instandhouding voorkomen worden. Bij de totstandkoming van een nieuw bestemmingsplan waarbij functies gewijzigd worden, moet worden voorkomen dat conflicten met beschermde dier- en plantensoorten ontstaan en dient dus vooraf een beoordeling plaats te vinden.


De beoogde herontwikkeling omvat de herbestemming van een bestaande langgevelboerderij en splitsing van deze boerderij in twee woonbestemmingen. Om de woningen te realiseren is een interne verbouwing benodigd. De bestaande bomen en landschappelijke inpassing blijft gehandhaafd en wordt versterkt. Er zijn dan ook geen flora en fauna waarden in het geding. Een flora en faunaonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

5.10 Water

5.10.1 Inleiding

Het doel van de watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante plannen en besluiten. Een watertoets maakt de mogelijke negatieve invloeden van het initiatief op de planlocatie inzichtelijk. Tevens geeft de watertoets oplossingsrichtingen aan waarmee mogelijke optredende negatieve invloeden beperkt of ongedaan gemaakt kunnen worden. Het waterschap heeft een aantal principes gedestilleerd, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder. Het plangebied valt onder het beheer van waterschap Aa en Maas. De gemeente Gemert-Bakel kent een aanvullend eigen gemeentelijk waterbeleid.

5.10.2 Principes waterschap Aa en Maas

Het waterschap Aa en Maas hanteert navolgende principes:

  • gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
  • doorlopen van de afwegingsstappen: 'hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer';
  • hydrologisch neutraal bouwen;
  • water als kans;
  • meervoudig ruimtegebruik;
  • voorkomen van vervuiling;
  • wateroverlastvrij bestemmen;
  • waterschapsbelangen.

5.10.3 Beleidskader
5.10.3.1 Waterbeheerplan 2016-2021

In het Waterbeheerplan (WBP) is beschreven welke doelstellingen door Waterschap Aa en Maas worden nagestreefd in de periode 2016-2021 en hoe zij die doelstellingen gaan halen. Dit is geformuleerd aan de hand van vier programma's:

  • 1. Veilig en Bewoonbaar beheergebied

Bij dit programma gaat het er om het beheergebied zo goed mogelijk te beschermen tegen overstromingen van de Maas en het regionale watersysteem. Goede dijken om overstromingen vanuit de Maas te voorkomen. Voldoende ruimte voor water om overlast uit het regionale systeem te beperken en een goede calamiteitenorganisatie om als er toch problemen dreigen te ontstaan, zo adequaat mogelijk te kunnen handelen.


2. Voldoende water en Robuust watersysteem

Dit programma gaat over het zorgen voor een adequate en duurzame watervoorziening in het beheergebied van het waterschap voor de diverse gebruiksfuncties in hun onderlinge samenhang. Dit doet het waterschap door het optimale peil en debiet na te streven in beken, kanalen, sloten én in de ondergrond (voorraadbeheer). Droogteperioden hebben daardoor nu en in de toekomst een zo kort en klein mogelijke impact.


3. Gezond en Natuurlijk water

Dit programma gaat in op alle activiteiten van het waterschap die bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen op het gebied van gezond en natuurlijk water. Ingegaan wordt op hoe toegewerkt wordt naar een watersysteem met een goede waterkwaliteit, dat ecologisch goed functioneert en waar de inwoners en bezoekers van het beheergebied van kunnen genieten.


4. Schoon water

Dit programma gaat over de doelen en activiteiten met betrekking tot de afvalwaterketen met daarbinnen een centrale plek voor het zuiveren van afvalwater. Het programma vertoont een grote samenhang met het programma gezond en natuurlijk water. Immers, transporteren en zuiveren van afvalwater is een belangrijke activiteit om tot een gezond en natuurlijk watersysteem te komen.

5.10.3.2 Keur

Voor waterhuishoudkundige ingrepen in het plangebied is de Keur waterschap Aa en Maas van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Op grond van de Keur is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het waterschap. Het plangebied is niet gelegen binnen een keurbeschermingsgebied.

5.10.3.3 Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen

De drie Brabantse waterschappen, Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta hanteren sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze (beleids)uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.


Bij een toename en afkoppelen van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak van maximaal 2.000 m², toename van een verhard oppervlak tussen de 2.000 m² en 10.000 m² en projecten met een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m².

Ter plaatse van het plangebied vindt geen toename van verharding plaats. Een Romneyloods met een omvang van circa 234 m³ wordt gesloopt en een nieuw bijgebouw met een omvang van maximaal 150 m² wordt toegestaan. De toename van het verhard oppervlak is hiermee in elk geval minder dan 2.000 m². Op basis van de 'Algemene regels Keur 2015' geldt voor een dergelijke ontwikkeling een vrijstelling van het verbod voor het afvoeren van hemelwater via toename verhard oppervlak of door afkoppelen van verhard oppervlak, naar een oppervlaktewaterlichaam.


Op basis van de Keur en de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen' wordt geen compensatie vereist voor plannen met een toename van verhard oppervlak van minder dan 2.000 m². Het hemelwater afkomstig van het toegenomen verhard oppervlak mag naar bestaand oppervlaktewater worden afgevoerd. Op vrijwillige basis is de aanleg van een infiltratievoorziening toegestaan, mits daarbij in voldoende mate met de omgeving rekening gehouden wordt en geen wateroverlast op eigen terrein of bij derden ontstaat.

5.10.3.4 Gemeentelijk beleid

Het Gemeentelijk Watertakenplan 2013-2016 vormt de basis voor het streven naar een duurzaam watersysteem binnen de gemeentegrens van Gemert-Bakel. Speerpunten in dit plan zijn. voorkomen van wateroverlast/waterhinder, verbetering van de waterkwaliteit en bestrijding van droogte. Nieuwe plannen dienen te voldoen aan het principe van Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de oorspronkelijke situatie. De gemeente gaat in haar beleid verder dan enkel hydrologisch neutraal ontwikkelen. De gemeente wil zoveel mogelijk voorkomen dat regenwater naar de rioolwaterzuivering wordt getransporteerd. Daar heeft zij haar waterbeleid op aangepast. Wanneer er sprake is van nieuwbouw is de stelregel dat het regenwater van alle nieuwe verharding wordt vastgehouden in het gebied. Voor alle plannen met een toename in verharding groter dan 30 vierkante meter dient nagedacht te worden over hoe wordt omgegaan met regenwater. Bij het afkoppelen van verhard/bebouwd oppervlakte moet een bui die eens in de 10 jaar voorkomt (42.9 mm in zes uur) niet tot toename in de afvoer uit het plangebied leiden. Bovendien mag de natuurlijke GHG niet verlaagd worden. De te realiseren bergings- of infiltratievoorzieningen bij ver- en nieuwbouwplannen kan berekend worden door het toekomstig verhard oppervlak (m²) te vermenigvuldigen met 0,043 meter.


Binnen het plangebied is echter geen sprake van een toename van het verhard oppervlak met een omvang van meer dan 30 m².

5.10.4 Kwaliteit van te lozen en infiltreren hemelwater

Enkel schoon regenwater mag worden geïnfiltreerd. Om de kwaliteit van het hemelwater te garanderen, dienen onderdelen welke met regenwater in aanraking kunnen komen, te worden vervaardigd of te bestaan uit niet-uitloogbare bouwmaterialen zoals kunststoffen of gecoat staal of aluminium (in plaats van zink, lood of asfalt et cetera). Door het gebruik van niet-uitlogende materialen komen geen verhoogde concentraties verontreinigende stoffen (DuBo-maatregelen) voor in het te infiltreren water.


Infiltratie van afgekoppelde verhardingen zoals opritten, parkeerplaatsen en terrassen mag niet verontreinigd zijn met chemische bestrijdingsmiddelen, olie, agressieve reinigingsmiddelen of andere verontreinigende stoffen.

Hoofdstuk 6 Financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid en Grexwet

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. In deze wet is bepaald dat een gemeente bij het vaststellen van een planologische maatregel, die mogelijkheden biedt voor de bouw van één of meer hoofdgebouwen, verplicht is maatregelen te nemen die verzekeren dat de kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden verhaald op de initiatiefnemer van het plan. De beoogde ontwikkeling heeft geen betrekking op de toevoeging van één hoofdgebouw. Kostenverhaal vindt plaats middels een anterieure overeenkomst. Ook zal met initiatiefnemer een planschadeverhaalsovereenkomst worden gesloten om eventuele planschadevergoedingen te kunnen verhalen op initiatiefnemer. Op deze wijze is de financiële haalbaarheid van het plan gegarandeerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Dit wijzigingsplan is in het kader van een goede omgevingsdialoog door de initiatiefnemer persoonlijk mondeling toegelicht aan de omgeving.


Dit wijzigingsplan zal conform de wettelijke vereisten kenbaar worden gemaakt. Naar aanleiding van zienswijzen op het wijzigingsplan vindt een heroverweging op deze onderdelen plaats en kan besloten worden het wijzigingsplan op een aantal punten te wijzigen.

6.3 Wettelijk vooroverleg

Volgens artikel 3.1.1 Bro pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling daarover overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen, en diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn met de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.


De provincie Noord-Brabant en Waterschap Aa en Maas zijn in het kader van deze procedure betrokken in het vooroverleg.

6.4 Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan wordt conform de wettelijke vereisten kenbaar gemaakt.