24.1. Algemeen
1. Bouwplannen worden integraal getoetst wat betreft situering,
verschijningsvorm, erfbeplanting, inpassing
en waterhuishouding. Voor bouwplannen gelden de criteria van het beeldkwaliteitplan.
2. Tenzij anders in de regels is bepaald, is ondergronds
bouwen, waaronder wordt verstaan het bouwen
tot meer dan 1 meter beneden peil, niet toegestaan.
24.2. Defensiezones
1. Het is niet toegestaan om binnen het gehele plangebied enig
bouwwerk te bouwen, houtopstanden
of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 65m¹ boven NAP;
2. Het is niet toegestaan om op gronden binnen de Inner
Horizontal en Conical Surface
enig bouwwerk te bouwen,
houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 45m¹ boven NAP;
3. Het is niet toegestaan om op gronden binnen de invliegfunnel enig bouwwerk te
bouwen, houtopstanden of beplanting aan
te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 40m¹ boven NAP.
4. Het is niet toegestaan een nieuw geluidsgevoelig object toe
te voegen op gronden gelegen binnen
de 35 KE-lijn, behoudens de uitzonderingen opgenomen
in het Besluit Geluidsbelasting Grote Luchtvaartterreinen
1996.
5. Het is niet toegestaan een nieuw geluidsgevoelig object toe
te voegen op gronden gelegen binnen
de 50 dB(A) geluidscontour.
6. Het volgende is niet toegestaan op gronden binnen de Veiligheidszone-munitie:
zone 1: -
bebouwing;
-
openbare wegen, personenspoorwegen en druk bevaren
-
waterwegen;
-
parkeerterreinen;
-
recreatie;
-
hoofdverkeerswegen (wegen met beperkt verkeer zijn toegestaan);
zone 2: -
hoofdverkeerswegen (wegen met beperkt verkeer zijn toegestaan);
-
gebouwen, waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, werkplaatsen, café e.d.;
-
grote aantallen recreanten, sportvelden, jachthavens, zwembaden, kampeerterreinen en caravanparken
e.d.
-
gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en
voorts geen gebouwen met zeer grote
glasoppervlakten, waarin zich als
regel een groot aantal personen bevindt.
zone 3: - gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en voorts geen gebouwen met zeer grote
glasoppervlakten, waarin zich als
regel een groot aantal personen bevindt.
24.3. Bouwverboden
Naast het bepaalde bij de
afzonderlijke bestemmingen is het verboden te bouwen:
1. Enig bouwwerk waarbij de voorgevelrooilijn wordt overschreden
met een minimale afstand van 10
meter vanaf de weg.
2. Enig bouwwerk binnen een afstand van 5 meter uit de insteek aan weerszijden van een op de verbeelding bestemde waterloop;
3. Enig bouwwerk binnen een afstand van 12,5 meter uit de insteek aan weerszijden van een waterloop, welke is aangeduid als "Ecologische
verbindingszone";
4. Het onder 24.3.1, 24.3.2 en 24.3.3 genoemde verbod geldt niet
voor erfafscheidingen en soortgelijke bouwwerken met een hoogte van maximaal 1 meter;
5. Enig bouwwerk op gronden met de aanduiding ‘Invloedzone Peelrandbreukrand’;
6. Enig bouwwerk op gronden met de aanduiding ‘Externe
veiligheidszone’;
7. Enig bouwwerk op gronden met de aanduiding ‘Waarde-Aardkundig waardevol’, ‘Waarde- Oude akker’;
8. Enig bouwwerk op gronden met de aanduiding ‘Waterstaat-
Waterberging’;
9. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het
bepaalde onder 24.3.1 en 24.3.2,
mits het verkeersbelang of het waterhuishoudkundige belang niet onevenredig
wordt aangetast en vooraf advies
wordt ingewonnen van de beheersinstantie van desbetreffende weg of waterloop;
10. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het
bepaalde onder 24.3.3, mits hierdoor
geen belemmering ontstaat voor de ontwikkeling van de desbetreffende verbindingszone;
11. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het
bepaalde onder 24.3.5, mits het
waterhuishoudkundige belang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies
wordt ingewonnen van de provincie en
het waterschap Aa en Maas;
12. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het
bepaalde onder 24.3.6, mits het
bouwplan vanuit een oogpunt van externe veiligheid aanvaardbaar is. Vooraf
wordt hieromtrent advies
ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder en/of instantie;
13. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het
bepaalde onder 24.3.7, mits de eventuele
waarden niet onevenredig worden aangetast.
14. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het
bepaalde onder 24.3.8, mits het
waterbergende vermogen niet onevenredig worden aangetast.