De voor ‘Bedrijf - BTC’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. industriële en ambachtelijke bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 2, van de Lijst van bedrijfsactiviteiten mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
b. industriële en ambachtelijke bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 3.1 en 3.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – betoncentrale/ transportbedrijf [sb-btctra]’
c. bedrijfs- c.q. dienstwoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning [bw]’;
d. (openbare) groenvoorzieningen;
e. (openbare) nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
f. parkeer- en verkeersvoorzieningen al dan niet ondergronds met dien verstande dat parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd;
g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. op de in 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde doeleinden worden gebouwd;
b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
c. met uitzondering van hetgeen onder b is genoemd mogen overkappingen ook buiten het bouwvlak worden opgericht;
d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage';\de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’;
e. voor het aanbrengen van reclame geldt dat deze uitsluitend aan het gebouw mag worden aangebracht mits;
1. de afmetingen passen in de architectuur
2. zij worden aangebracht op luifels;
3. zij worden aangebracht op dichte (gesloten) gevelvlakken binnen een afgekaderd vlak of als ‘medaillon’ met dien verstande dat deze niet hoger zijn dan het gebouw zelf;
f. vrijstaande reclame, anders dan bepaald in 4.2.1 onder e, is niet toegestaan.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
b. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning [bw]’
c. hoofdgebouwen dienen in de gevellijn te worden gebouwd;
d. de gevellijn mag aan de wegzijde ten behoeve voor carports, erkers, luifels en overkappingen worden overschreden waarbij het bepaalde in 4.2.3 onder d in acht dient te worden genomen;
e. ter plaatse van de aanduiding ‘tweeaaneen [tae]‘ zijn uitsluitend twee aaneengebouwde woningen toegestaan;
f. de goot- en nokhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
Voor het bouwen van bijbouwen bij bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. het bouwvlak mag niet door bijgebouwen worden overschreden
b. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 80 m²;
c. bijbouwen dienen minimaal 1 m achter de gevellijn te worden gebouwd;
d. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erkers, luifels en overkappingen tot 1,20 m¹ voor de gevellijn aan de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd mits de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m¹ bedraagt en mits de breedte:
1. van de erker niet meer dan 60% en
2. van de luifel niet meer dan 40% van de bestaande gevel van het hoofdgebouw bedraagt;
e. een overkapping geplaatst voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag geen wanden bevatten;
f. voor het bouwen van een bijgebouw in de zijdelingse perceelsgrens met een bouwhoogte van 3 m¹ of meer geldt dat het dak waarmee het bijgebouw wordt afgedekt een dakhelling dient te hebben van maximaal 45º en dat de dakhelling op de zijdelingse perceelsgrens dient te zijn georiënteerd;
g. aan de achtergevel van het hoofdgebouw mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijbouwen al dan niet met kap worden gebouwd, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte maximaal 4/5 van de bouw- of nokhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;
2. de goothoogte mag maximaal 3,30 m¹ bedragen;
3. in afwijking van het bepaalde onder 2 mag de goothoogte van een bijbouw met maximaal 0,25 m¹ worden verhoogd indien dit noodzakelijk is voor de architectonische danwel constructieve inpassing;
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 m¹ met dien verstande
b. dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór voorgevellijn 1 m¹ bedraagt;
c. de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten bedraagt 12 m¹;
d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 m¹.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de goothoogte en/of bouwhoogte alsmede aan de situering en afmetingen van de bebouwing ter voorkoming van:
onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld alsmede de beeldkwaliteit overeenkomstig het beeldkwaliteitplan;
a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en zich daarop bevindende bouwwerken;
b. de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de directe omgeving;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.2.4 onder a voor het oprichten van een erfafscheiding met een maximale bouwhoogte van 4 m¹ mits:
a. de erfafscheiding gelegen is binnen het bouwvlak;
b. deze grotere hoogte noodzakelijk is uit oogpunt van veiligheid;
c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
2. de gebruiksmogelijkheden: een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden;
3. in geval van in de directe omgeving gesitueerde bedrijfswoningen de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
d. hierbij nadere eisen te stellen ten aanzien van:
1. de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
2. de kapvorm van gebouwen;
3. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.
Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 13 onder 13.1 wordt in elk geval verstaan:
a. de uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf, of dienstverlening dan volgens het
b. bepaalde in 3.1 is toegestaan;
c. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
d. BEVI-inrichtingen;
e. wonen, behoudens in de woningen als bedoeld in 4.1 onder c;
f. detailhandel;
g. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
h. seksinrichtingen;
i. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.