direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Royackers Beton
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.StedelijkRoy-VA01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. industriële en ambachtelijke bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 2, van de Lijst van bedrijfsactiviteiten mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. industriële en ambachtelijke bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 3.1 en 3.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - betoncentrale/transportbedrijf [sb-btctra]';
  • c. bedrijfs- c.q. dienstwoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning [bw]';
  • d. (openbare) groenvoorzieningen;
  • e. (openbare) nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • f. parkeer- en verkeersvoorzieningen, al dan niet ondergronds met dien verstande dat parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

Met dien verstande dat:

  • h. gebruik van de gronden ten behoeve van 'Bedrijf', niet zijnde bestaand gebruik, pas is toegestaan als binnen de bestemming 'Bedrijf' aan de zuidelijke en westelijke zijde van de uitbreiding een 3 meter hoge muur wordt aangelegd en in stand wordt gehouden in het kader van geluidafscherming;
  • i. gebruik van de gronden ten behoeve van 'Bedrijf', niet zijnde bestaand gebruik, pas is toegestaan als binnen de bestemming 'Groen' beplanting wordt aangelegd en in stand gehouden in het kader van de landschappelijke inpassing van de gronden, zoals vastgelegd in de landschappelijke inpassing d.d. 30 maart 2012 (bijlage 1);
  • j. het vullen van betonmixers in de betonmortelinstallatie plaatsvindt binnen een overkapping met een opening aan de noordzijde van de overkapping, zoals beschreven in het akoestisch onderzoek.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de in 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde doeleinden worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • c. met uitzondering van sub b mogen overkappingen ook buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage';
  • e. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • f. voor het aanbrengen van reclame geldt dat ze uitsluitend aan het gebouw mogen worden aangebracht, mits:
    • 1. de afmetingen passen in de architectuur;
    • 2. zij worden aangebracht op luiffels;
    • 3. zij worden aangebracht op dichte (gesloten) gevelvlakken binnen een afgekaderd vlak of als een 'medaillon' met dien verstande dat zij niet hoger zijn dan het gebouw zelf;
  • g. vrijstaande reclame, anders dan bepaald in 3.2.1 sub f, is niet toegestaan;

3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning [bw]';
  • c. hoofdgebouwen dienen in de gevellijn te worden gebouwd;
  • d. de gevellijn mag aan de wegzijde ten behoeve voor carports, erkers, luifels en overkappingen worden overschreden waarbij het bepaalde in 3.2.3 onder d in acht dient te worden genomen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • f. de goot- en nokhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;

3.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bouwvlak mag niet door bijgebouwen worden overschreden;
  • b. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 80 m²;
  • c. bijbouwen dienen minimaal 1 m achter de gevellijn te worden gebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erkers, luifels en overkappingen tot 1,20 m voor de gevellijn aan de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd mits de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m bedraagt en mits de breedte:
    • 1. van de erker niet meer dan 60% en
    • 2. van de luifel niet meer dan 40% van de bestaande gevel van het hoofdgebouw bedraagt;
  • e. een overkapping geplaatst voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag geen wanden bevatten;
  • f. voor het bouwen van een bijgebouw in de zijdelingse perceelsgrens met een bouwhoogte van 3 m of meer geldt dat het dak waarmee het bijgebouw wordt afgedekt een dakhelling dient te heben van maximaal 45º en dat de dakhelling op de zijdelingse perceelsgrens dient te zijn georiënteerd;
  • g. aan de achtergevel van het hoofdgebouw mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijbouwen al dan niet met kap worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 4/5 van de bouw- of nokhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;
    • 2. de goothoogte mag maximaal 3,30 m bedragen;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 mag de goothoogte van een bijbouw met maximaal 0,25 m worden verhoogd indien dit noodzakelijk is voor de architectonische danwel constructieve inpassing;

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 m, met dien verstande dat de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór voorgevellijn 1 m bedraagt;
  • b. de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten bedraagt 12 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de goothoogte en/of bouwhoogte alsmede aan de situering en afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld alsmede de beeldkwaliteit overeenkomstig het beeldkwaliteitplan;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en zich daarop bevindende bouwwerken;
  • c. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • d. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid;
  • e. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de sociale veiligheid;
  • f. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.4 sub a voor het oprichten van een erfafscheiding met een maximale bouwhoogte van 4 m mits:
    • 1. de erfafscheiding gelegen is binnen het bouwvlak;
    • 2. deze grotere hoogte noodzakelijk is uit oogpunt van veiligheid;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
        • a. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
        • b. de gebruiksmogelijkheden, een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden;
        • c. in geval van in de directe omgeving gesitueerde bedrijfswoningen de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
    • 4. hierbij nadere eisen te stellen ten aanzien van:
      • de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
      • de kapvorm van gebouwen;
      • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf, of dienstverlening dan volgens het bepaalde in 3.1 is toegestaan;
  • b. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. BEVI-inrichtingen;
  • d. wonen, behoudens in de woningen als bedoeld in 3.1 sub c;
  • e. detailhandel;
  • f. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • g. seksinrichtingen;
  • h. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.