De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. water;
b. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
c. waterloop;
d. groenvoorzieningen;
e. kruisingen en overbruggingen;
f. natuurontwikkeling;
g. ter plaatse van de functieaanduiding ‘nutsvoorziening’, openbare nutsvoorzieningen;
h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bergbezinkbassin', een bergbezinkbassin;
met daaraan ondergeschikt:
i. kunstobjecten;
j. kunstwerken (civiele) en bouwwerken ten behoeve van het beheer en onderhoud van het water en de waterlopen.
a. Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 9.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.
b. In afwijking van het bepaalde bij de verschillende onderliggende bestemmingen is het verboden op de gronden binnen de bebouwingsvrije zone van de dubbelbestemming “leiding”, enig bouwwerk te bouwen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
b. de bouwhoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 2,50 m¹;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m¹ bedragen.
Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.
Wabo wordt in elk geval verstaan:
a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c. het aanleggen van drainage en mest- en waterbassins van folie.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 9.3 ten behoeve van:
a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de onderhavige bestemming;
b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden;
c. werken en werkzaamheden indien deze verband houden met de doeleinden die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren daarvan noch direct noch indirect afbreuk doen aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden.
Het is verboden op of in de in artikel 9.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet
zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
a. aanbrengen van boven- en/of ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
b. aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
c. aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
d. graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren.
De in 9.5.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:
a. zij verband houden met de in artikel 9.1 genoemde doeleinden;
b. door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende (mede) bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.
Het verbod bedoeld in artikel 9.5.1 is niet van toepassing op andere werken die:
a. normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 m¹) ten dienste van de bestemming betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.