partiële herziening “Gemert-Bakel Stedelijke gebieden, oktober 2012”.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan: partiële herziening “Gemert-Bakel Stedelijke gebieden, oktober 2012” van de gemeente Gemert-Bakel;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1652.Stedelijk102012-ON01 met de bijbehorende regels;
de verbeelding, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn
gelegen zijn aangegeven;
1.4. aan een gebouwde woningen
een blok van meer dan twee aaneen gebouwde woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen;
1.5. aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6. aan een gebouwde woningen
een blok van meer dan twee aaneen gebouwde woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8. aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten
het zonder personeel bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde (met uitzondering van detailhandel via een webwinkel met ondergeschikte opslag niet groter dan 20 m2) en uitgezonderd prostitutie, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is of daarmee gelijk te stellen activiteiten.;
1.9. aan-huis-gebonden beroepsmatige activiteiten
een beroep of het zonder personeel beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kapsalon, kunstzinnig, ontwerptechnisch dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van
de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is. Ter plaats wordt geen detailhandel, showroom en prostitutie
toegestaan of daarmee gelijk te stellen activiteiten.;
de waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege het aanwezig zijn van geologische,
geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en/of processen Hieronder
wordt mede verstaan de peelrandbreuk;
een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw niet zijnde
een hoeksituatie voor zover gelegen in het achtererfgebied;
1.12.achtergevel op hoeksituaties
een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw welke grenst aan het grootste onbebouwde deel van de (achter-)tuin voor zover gelegen in het
achtererfgebied;
de denkbeeldige lijn over het perceel ter hoogte van de achtergevel van het hoofdgebouw voor zover gelegen in de 2,5 m-zone in het achtererfgebied;
erf aan de achterkant en aan de niet aan het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan één meter van de voorgevel van het hoofdgebouw;
een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin tijdelijk een gedeelte van een huishouding gevestigd is uit oogpunt van mantelzorg;
1.16.afrastering
afscheiding in de vorm van een open hekwerk bestaande uit houten palen met bedrading c.q. draadwerk, dan wel in gaasvorm;
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/ of het houden van dieren en dat een omvang heeft van tenminste 8 Nederlandse grootte eenheden (Nge);
de waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de goede mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodemexploitatie;
een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen alsook - in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang – het verkopen en/of leveren van deze goederen;
boven dan wel beneden of naast elkaar gesitueerde woningen in één gebouw waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;
terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.22.archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische
relicten;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een (bouw)perceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van een persoon (en diens gezin), wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is;
de aan een bouwwerk toegekende waarde met betrekking tot karakteristiek, gaafheid/herkenbaarheid
(materie en concept), ouderdom en samenhang;
waardering en herkenning van alle visuele waarnemingen vanaf een bepaalde locatie;
geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitplan als onderdeel onlosmakelijk verbonden met dit bestemmingsplan;
de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
1.32.beschermde monumenten (rijk en gemeentelijk)
roerende en onroerende monumenten welke krachtens de monumentenwet of een gemeentelijke monumentenverordening bescherming genieten;
bij bouwwerken:
- bestaand feitelijk aanwezige bouwmassa of ter uitvoering ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp of;
- na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning met betrekking tot een activiteit bouwen als bedoeld in artikel 1.1, 2.1 eerste lid en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend c.q. dat voor dat tijdstip is gemeld op grond van het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
bij gebruik:
- bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
- bij hoofdgebouwen: bebouwing niet hoger dan twee bouwlagen ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.36.bijbehorend bouwwerk (vanaf 2 wanden)
de krachtens het bestemmingsplan toegelaten bebouwing, functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevinden hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd of daarvan vrijstaand dat op een (bouw)perceel door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.37.bijzondere woonvorm
een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden, jongeren of gehandicapten;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
maximale hoogte van een bouwwerk gerekend vanaf peil met uitzondering van ondergeschiktebouwdelen zoals schoorstenen, antennes, liftschachten of daarmee gelijk te stellen onderdelen;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd zulks met inbegrip van de begane grond (eerste bouwlaag) en met uitzondering van onderbouw en zolder;
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een (bouw)perceel als bedoeld in 1.40;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels binnen een (bouw)perceel bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij steun vindt in of op de grond;
1.47.cultuurhistorie
de aan een (bouw)werk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.48.cultuurhistorische waarden
de waarden die aan een gebied of object worden toegekend in verband met het voorkomen van archeologische waarden, bouwkundige waarden of historische landschapswaarden al dan niet in onderlinge samenhang of beïnvloeding. Er is dan sprake van een driedeling:
- archeologische waarden;
- bouwkundige waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;
- historische landschapswaarden of historisch-geografische waarden;
1.49.daghoreca
horeca dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies detailhandel. Voorbeelden zijn: theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horeca;
hoogste punt van een schuin dak(vlak);
schuin of horizontaal vlak van het dak;
laagste punt van een schuin dak(vlak);
radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel alsmede zonering gelegen rondom Vliegbasis De Peel: Inner Horizontal en Conical Surface, invliegfunnel, munitiezones, KE-zones en geluidzone grondgebonden geluid;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
het bedrijfsmatig en/of beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
een op de verbeelding zodanig aangegeven grens waarmee een verschil wordt aangeduid ten aanzien van: maatvoeringseisen, aantallen woningen, woningtypen, nokrichting en/of de grens tussen
twee verschillende differentiatievlakken;
een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken; onder dit begrip vallen tevens een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte kan
worden uitgeoefend;
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving en die naar hun aard harmoniëren met natuur en landschap zoals wandelen, fietsen, skeeleren, kanoën en paardrijden;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld
in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.61.gemeenschappelijke voorzieningen
ruimten, opstelplaatsen, aansluitingen, installaties, apparatuur en dergelijke die gebruikt kunnen worden door bewoners van twee of meer kamers;
woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorende bouwwerken met elkaar verbonden zijn en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;
boven dan wel beneden elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid al dan niet direct vanaf de weg of openbaar toegankelijk gebied gewaarborgd is;
1.64.groepswonen
een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden, jongeren of gehandicapten;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.66.grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het productievermogen van de gronden die bij het bedrijf behoren en die in de directe omgeving van het bedrijf zijn gelegen. Als grondgebonden bedrijf worden in ieder geval aangemerkt: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondtuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven kunnen in de meeste gevallen, gezien de wijze waarop ze geëxploiteerd worden, ook worden aangemerkt als grondgebonden bedrijf;
een bedrijf dat is gericht op het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen, hetzij in de
vorm van detailhandel hetzij in de vorm van groothandel;
een bouwwerk met als functie erf- of perceelsafscheiding, , niet zijnde bouwwerken geen gebouwzijnde voor de functie paardenrijbak;
de krachtens het bestemmingsplan toegelaten bebouwing, dat op een (bouw)perceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren: daaronder worden begrepen: nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning);
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, uitgezonderd seksinrichting;
een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden of een woongroep) die continue een eenheid vormt;
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel waarbij de bedrijfsuitoefening bestaat uit het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren;
het gedeelte van een dak tussen goot- en bouwhoogte m.u.v. gevelbekleding;
het bedrijfsmatig en/of beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
de aan een gebied toegekende waarden, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, welke worden bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en
niet-levende natuur;
1.77.lijst van bedrijven/ bedrijfsactiviteiten
een lijst met daarin opgenomen de bestaande bedrijven in milieucategorie 3.1 en 3.2 zoals aanwezig
in het plangebied ten tijde van de ter inzage legging;
1.78.maatschappelijk
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.79.maatschappelijke dienstverlening
het verlenen van diensten, op het gebied van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, onderwijs, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, verenigingsleven, opvoeding, cultuur en recreatie (daaronder niet begrepen sportvelden);
het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een georganiseerd verband aan een ieder die hulpbehoevend is;
1.81.maximum bebouwingspercentage
voor (delen van) bestemmingsvlakken met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' geldt het waarin aangegeven getal als maximum;
de gehele omgeving van de op de verbeelding aangeduide molen binnen een straal van 400 m¹ rond de molenbelt;
de waarden die aan een gebied zijn toegekend in verband met het voorkomen van biotische en/of abiotische elementen die bijdragen aan de diversiteit en natuurlijkheid van een gebied;
1.84.niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Voorbeelden
zijn: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven, champignonbedrijven, witlofkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
functie waarvoor maximaal 35% van de vloeroppervlakte van de hoofdfunctie als zodanig mag worden gebruikt;
1.87.onzelfstandige woonruimte
een verblijfsruimte en/of kamer die door de aard van de inrichting en gebruik het privédomein is van een bewoner en is aangewezen op het gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen;
1.88.openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede parken, plantsoenen, pleinen en ander openbaar gebied, niet zijnde water, dat voor publiek algemeen toegankelijk is;
het verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de SBI-codes 75, 80 en 85 van de Staat van
bedrijven;
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en één, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidingsconstructie, bestemd om te dienen als:
- schuilgelegenheid;
- stalling van voertuigen en onderkomens;
- opslag van materialen en goederen;
plaats voor het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen. De minimale lengte van één parkeerplaats bedraagt 6 m¹;
een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen (bouw)perceel aanwezige gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
het bouwpeil overeenkomstig de gemeentelijke bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte terrein;
1.94.publiekverzorgend ambacht en dienstverlening
ender publiekverzorgend ambacht en dienstverlening wordt verstaan een ambachtelijk bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een schoenmaker, kapper, goudsmid e.d.;
een gedeelte van een woning dat dient voor het uitoefenen van een beroep, dat in de woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;
1.96.productiegebonden detailhandel
detailhandel die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan hoofdbedrijfsactiviteit(en) van het bedrijf zoals ter plaatse gevestigd, met uitzondering van detailhandel van voedingsmiddelen en genotmiddelen. Uitzondering hierop vormt de aanduiding ‘verkooppunt van brandstof’ waar (ondergeschikte) verkoop van voedingsmiddelen en niet-verdovende genotmiddelen wel zijn toegestaan;
het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen, zoals het exploiteren van een seksclub, privé-huis raamprostitutie, escortservice, thuisprostitutie, en bemiddelingsbureau dat bemiddelt tussen prostituee en klant;
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.99.staat van bedrijven/ bedrijfsactiviteiten
een bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen (bijlage 1a)
een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen;
overkoepelende term voor het verlenen van sociale-, educatieve en/of culturele activiteiten voor- en diensten aan derden op overwegend kantooruren en waar geen nachtverblijf is toegestaan, zoals: jeugd- en jongerenwerk, peuterspeelzalen, vormings- en ontwikkelingswerk, muzikale vorming, amateurkunst, sportieve recreatie, opbouwwerk, dorpshuizen etc.;
1.102. sociaal-medisch
sociaal medisch: werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van medische en/of sociaal-medische diensten aan derden op overwegend kantooruren en waar geen nachtverblijf is toegestaan, zoals huis- en tandartsenpraktijken, fysiotherapeuten, poliklinische dienstverlening, ambulante geestelijke gezondheidszorg, dieetadvisering, sociaal-emotionele begeleiding en naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen medische en/of sociaal-medische functies;
1.103. specifieke vorm van wonen
een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden, jongeren of gehandicapten;
1.104. teeltondersteunende voorzieningen
voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en – verlating, terugdringing van onkruidgroei en vraatschade;
- verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
- bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water;
- voldoen aan de kwalitatieve eisen die de afnemers aan de producten stellen (visueel aantrekkelijke producten eisen bijvoorbeeld hoge en/of overdekte teelt);
Er wordt onderscheid gemaakt in:
Permanente teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen, die in principe jaarrond aanwezig zijn;
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen, die zo lang de teelt het vereist, aanwezig zijn met een maximum van acht maanden per jaar;
Omkeerbare teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen die eenvoudig te verwijderen zijn waardoor de oorspronkelijke toestand wordt teruggebracht;
Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbei-teelttafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, containerveld, plastic tunnels,
ondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten.
1.105. twee aaneen gebouwde woningen
blokken van maximaal twee aaneen gebouwde woningen, waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar gekoppeld zijn;
een volkstuinencomplex met daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen tuinhuisjes, kweekkassen, berg-, toilet- en wasruimten en groenvoorzieningen;
de naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde representatieve gevel van een hoofdgebouw gelegen in het voorerfgebied;
betreft de denkbeeldige lijn over het perceel strak langs de voorgevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelgrenzen die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen tenzij anders op de verbeelding aangegeven;
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
de wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, verbruikt of afgevoerd wordt;
waterlichaam ten behoeve van de afvoer van water;
1.112. webwinkel
het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom;
alle openbare wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de
wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals die luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan;
een gebouw dat dient voor de uitoefening van detailhandel, inclusief het gebruik voor ambachtelijke bedrijvigheid voor zover dat gebruik in verband staat en essentieel onderdeel is van de ter plaatse uitgeoefende detailhandel, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie;
1.116. winkelgebonden of - ondersteunende dienstverlening
een winkelgebonden c.q. winkelondersteunend, dienstverlenend bedrijf met dien verstande dat de bedrijfsactiviteit wat aard en omvang betreft past binnen een overwegend winkelgebied en geheel of gedeeltelijk is gebonden aan c.q. ondersteunend voor de winkelfunctie van dat gebied daarbij lettend op de aard en ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
1.117. winkelgebonden of - ondersteunende horeca
een winkelgebonden c.q. winkelondersteunend horecabedrijf met dien verstande dat de bedrijfsactiviteit zoveel mogelijk dient te geschieden in een rechtstreeks contact met het publiek, bijvoorbeeld door middel van een baliefunctie;
een gebouw of een gedeelte van een gebouw geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden;
een gebouw, dat uit tenminste twee woningen bestaat;
1.120. woning in gesloten bebouwing
blokken van meer dan twee aaneengesloten woningen;
een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. Onder woonwagen wordt niet verstaan: een woonwagen met een eigen aandrijving en een wagen waarvoor bij de verplaatsing over de weg geen afwijking van de Wegenverkeerswet 1994 of voorschriften voor verkeersregels en verkeertekens zijn vereist (dus campers en caravans zijn geen woonwagens);
1.122. (woonwagen) standplaats
een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente worden aangesloten;
1.123. zadeldak
een zadeldak is een kapvorm waarbij beide schuine dakvlakken in één lijn bij elkaar komen;
1.124. zakelijke dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de Staat van bedrijven
behorende bij deze regels;
een gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het (bouw)perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die
afstand het kortst is.
2.2 afstand tot de bestemmingsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de bestemmingsgrens.
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Zie ook bijlagen bij de regels t.b.v. een illustratie.
de afstand tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het (bouw)perceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens of perceelsgrens.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande dat goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;
1. de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het peil tot de onderkant van de rieten kap. Waarbij de druiplijn van een rieten kap wordt gezien: de snijlijn van de kap met het muurvlak. Horizontale gevelbekleding van 0o tot 60o valt niet onder kap en wordt gezien als gevelbekleding;
2. voor platte daken geldt: vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het dakvlak.
Zie ook bijlagen bij de regels t.b.v. een illustratie.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, exclusief ondergronds bouwen.
2.9 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken van gebouwen en/of hart van de scheidsmuren.
2.10 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. al dan niet bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik inclusief tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
b. behoud en /of herstel van de natuurlijke, aardkundige waarden en beeldkwaliteit, afgestemd op de kenmerken zoals aangeduid op de verbeelding en omschreven in het beeldkwaliteitplan;
c. extensief recreatief medegebruik;
met daaraan ondergeschikt:
d. groenvoorzieningen;
e. (openbare) nutsvoorzieningen;
f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
met de daarbij behorende:
g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.1 Algemeen
Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de in artikel 3.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. het plaatsen van een hekwerk is niet toegestaan;
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen, niet zijnde hekwerken, mag maximaal 1,5 m¹ bedragen;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,5 m¹ bedragen.
3.3.1 Toegestane gebruiksmogelijkheden
Voor de gronden met de aanduiding ‘volkstuin’, mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 3.1 onder d. genoemde doeleinden worden gebouwd, die voldoen aan de navolgende bepalingen:
a. de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan bestaande bebouwing mag worden gehandhaafd, hersteld en vervangen met dien verstande dat wanneer de bebouwing afwijkt van hetgeen in de hierna volgende bouwvoorschriften is aangegeven, de afwijking niet mag worden vergroot;
b. binnen het volkstuinencomplex mag per volkstuinperceel ten hoogste één gebouw worden gebouwd;
c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m¹;
d. het oppervlak van een gebouw mag ten hoogste 25 m² bedragen.
3.3.2 Strijdig gebruik
a. Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan:
a. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
b. het aanleggen van drainage;
c. het aanbrengen van oppervlakteverharding;
d. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.
b. Tot strijdig gebruik van grond en bouwwerken met aanduiding ‘volkstuin’, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor wonen;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een handels- en/of horecabedrijf;
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van
3.4.1 Verboden uitvoering van andere werken
Het is verboden op of in de in de artikel 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
a. afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
b. ophogen van de bodem;
c. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
d. diepploegen en diepwoelen;
e. graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
f. aanleggen van drainage;
g. aanbrengen van oppervlakteverharding groter dan 100 m²;
h. aanbrengen van ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
i. aanbrengen van bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
j. aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.
3.4.2 Voorwaarden
De in artikel 3.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:
a. zij verband houden met de in artikel 3.1 genoemde doeleinden;
b. door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende bestemming met eventuele aanduiding én in het desbetreffende beeldkwaliteitplan.
3.4.3 Uitzonderingen
Het verbod bedoeld in artikel 3.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:
a. het normale onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 m¹) ten dienste van de bestemming betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.5 Afwijkingsbevoegdheid
a. Burgemeester en wethouders kunnen voor gronden binnen de bestemming ‘Agrarisch’ afwijking verlenen voor de bouw van kleine schuilgelegenheden voor vee en paarden met opslagmogelijkheid voor hooi, stro en voeders, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. de locatie is gelegen binnen een zone van 500 m¹ rondom een bebouwde kom;
2. de perceelsoppervlakte is minimaal 0,5 ha;
3. de oppervlakte van de schuilgelegenheid is maximaal 20 m2;
4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,00 m¹;
5. de nokhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m¹;
6. per perceel mag slechts één schuilgelegenheid worden gebouwd;
7. er is een inrichtings- en beplantingsplan overlegd dat uitwijst dat voldaan wordt aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie;
b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijking verlenen van het bepaalde in artikel 3.3.1 onder b, voor de bouw van een tweede gebouw, mits:
c. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het realiseren van een minicamping en/of voor het plaatsen van trekkershutten, mits voldaan wordt aan de volgende randvoorwaarden:
1. de locatie is niet gelegen op gronden met de aanduiding Landbouwontwikkelingsgebied;
2. de minicamping is ondergeschikt aan de hoofdbestemming met maximaal 25 staanplaatsen;
3. de minicamping mag gebruikt worden gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
4. het kamperen en plaatsen van trekkershutten moet op of aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak gerealiseerd worden, zodat er sprake is van een ruimtelijke eenheid;
5. er mogen maximaal 4 trekkershutten, met een maximale omvang van 15m² elk, geplaatst worden;
6. het erf heeft een omvang van minimaal 1 hectare;
7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van omwonenden en ( agrarische) bedrijven;
8. parkeren moet op eigen terrein plaatsvinden;
9. een inrichtingsplan wijst uit dat de realisatie van de minicamping past binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.
De voor 'groen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen, bermen, beplanting bomen en parken;
b. ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsvoorziening', (openbare) nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
c. parkeervoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. (ontsluitings-) wegen en paden;
f. water, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
g. kunstobjecten;
h. leidingen en kabels;
i. (openbare) nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.1 Algemeen
In of op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de in artikel 5.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken van openbaar nut
Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 3 m¹ en de oppervlakte niet meer dan 15 m².
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van antennes bedraagt maximaal 12 m¹;
b. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m¹ bedragen;
c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m¹ bedragen;
d. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;
e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m¹ bedragen.
Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.
Wabo wordt in elk geval verstaan:
a. standplaats voor één of meerdere kampeermiddelen;
b. opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c. het al dan niet voor de verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of gedeeltelijk of gebruikte onderdelen samengestelde machines en voer- of vaartuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
d. opslagplaats van bouw- en/of aannemersmaterialen.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van
5.4.1 Verboden uitvoering van andere werken
Het is verboden op of in de in 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet
zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
a. aanbrengen van oppervlakteverharding groter dan 100 m².
5.4.2 Voorwaarden
De in artikel 5.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:
a. zij verband houden met de in artikel 5.1 genoemde doeleinden;
b. door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.
5.4.3 Uitzonderingen
Het verbod bedoeld in artikel 5.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:
a. normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 m1) ten dienste van de bestemming betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. overheidsvoorzieningen;
b. sociaal-culturele voorzieningen;
c. sociaal-medische voorzieningen;
d. wijkvoorzieningen;
e. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', een rijksmonument;
f. ter plaatse van de functieaanduiding 'begraafplaats', een begraafplaats;
g. ter plaatse van de functieaanduiding 'fietsenstalling', een fietsenstalling;
h. wonen voor zover vergund, al dan niet bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan.
met daaraan ondergeschikt:
i. kunstobjecten;
j. speelvoorzieningen;
k. (openbare) nutsvoorzieningen;
l. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
m. parkeer- en verkeersvoorzieningen, al dan niet ondergronds;
n. tuinen, erven en terreinen;
o. horeca ten dienste van en ondergeschikt aan maatschappelijke voorzieningen als bedoeld a t/m d;
met de daarbij behorende:
p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.1 Algemeen
Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 6.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.
6.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b. de bouw- en goothoogte van gebouwen op het (bouw)perceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte, tenzij anders op de verbeelding aangeduid.
6.2.3 Bouwwerken van openbaar nut
Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m¹ bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;
b. bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m¹ bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m¹ mag bedragen;
b. de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m¹ bedragen;
c. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m¹ bedragen;
d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m¹ bedragen;
e. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;
f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m¹ bedragen.
Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.
Wabo wordt in elk geval verstaan:
a. gebruik van bouwwerken voor wonen, anders dan bedoeld in de artikel 6.1;
b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, anders dan bedoeld artikel 6.1;
c. het gebruik van bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf.
6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
b. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
c. het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen en straten met een verkeersfunctie;
b. ter plaatse van de functieaanduiding ‘nutsvoorziening’, openbare nutsvoorzieningen;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. straatmeubilair;
f. voet- en rijwielpaden;
met daaraan ondergeschikt:
g. kunstobjecten;
h. leidingen en kabels;
i. (openbare) nutsvoorzieningen;
j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met de daarbij behorende:
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.1 Algemeen
Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 7.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.
7.2.2 Bouwwerken van openbaar nut
Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m1 bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;
b. bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m¹ bedragen;
b. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van bewegwijzering mag maximaal 4 m¹ bedragen;
c. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m¹ bedragen;
d. de bouwhoogte van reclamemasten, verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen
e. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van verkeersregeling mag maximaal 10 m¹ bedragen;
f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m¹ bedragen.
Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.
Wabo wordt in elk geval verstaan:
a. het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
b. het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf;
c. het gebruik van de grond en bouwwerken voor de uitoefening van prostitutie.
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen voor verblijf alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden zoals woonstraten, woonerven, paden en langzaamverkeerroutes;
b. voet- en rijwielpaden;
c. groenvoorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. straatmeubilair;
g. terras;
h. ter plaatse van de specifieke vorm van Verkeer-Verblijfsgebied - berging, een berging;
i. ter plaatse van de specifieke vorm van Verkeer-Verblijfsgebied - parkeren, een parkeerplaats;
j. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding symbool ‘s128f’en x-waarde ‘f’, het aantal parkeerplaatsen zoals aangeduid op de verbeelding;
k. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding symbool ‘s128ab’en x-waarde ‘ab’, het maximaal aantal bergingeenheden zoals aangeduid op de verbeelding;
met daaraan ondergeschikt:
l. kunstobjecten;
m. leidingen en kabels;
n. (openbare) nutsvoorzieningen;
o. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met de daarbij behorende:
p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.1 Algemeen
Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 8.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.
8.2.2 Bouwwerken van openbaar nut
Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m¹ bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;
b. bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m¹ bedragen;
b. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van bewegwijzering mag maximaal 4 m¹ bedragen;
c. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m¹ bedragen;
d. de bouwhoogte van reclamemasten, verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;
e. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m¹ bedragen;
f. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van verkeersregeling mag maximaal 10 m¹ bedragen;
g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m¹ bedragen.
Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.
Wabo wordt in elk geval verstaan:
a. het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
b. het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf;
c. het gebruik van de grond en bouwwerken voor de uitoefening van prostitutie.
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. water;
b. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
c. waterloop;
d. groenvoorzieningen;
e. kruisingen en overbruggingen;
f. natuurontwikkeling;
g. ter plaatse van de functieaanduiding ‘nutsvoorziening’, openbare nutsvoorzieningen;
h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bergbezinkbassin', een bergbezinkbassin;
met daaraan ondergeschikt:
i. kunstobjecten;
j. kunstwerken (civiele) en bouwwerken ten behoeve van het beheer en onderhoud van het water en de waterlopen;
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
a. Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 9.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.
b. In afwijking van het bepaalde bij de verschillende onderliggende bestemmingen is het verboden op de gronden binnen de bebouwingsvrije zone van de dubbelbestemming “leiding”, enig bouwwerk te bouwen.
9.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
b. de bouwhoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 2,50 m¹;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m¹ bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.
Wabo wordt in elk geval verstaan:
a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c. het aanleggen van drainage en mest- en waterbassins van folie.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 9.3 ten behoeve van:
a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de onderhavige bestemming;
b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden;
c. werken en werkzaamheden indien deze verband houden met de doeleinden die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren daarvan noch direct noch indirect afbreuk doen aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden
9.5.1 Verboden uitvoering van andere werken
Het is verboden op of in de in artikel 9.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet
zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
a. aanbrengen van boven- en/of ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
b. aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
c. aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
d. graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren.
9.5.2 Voorwaarden
De in 9.5.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:
a. zij verband houden met de in artikel 9.1 genoemde doeleinden;
b. door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende (mede) bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.
9.5.3 Uitzonderingen
Het verbod bedoeld in artikel 9.5.1 is niet van toepassing op andere werken die:
a. normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 m¹) ten dienste van de bestemming betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen in de vorm van aaneen gebouwde, twee-aaneen gebouwde, vrijstaand, vrijstaand-1, vrijstaand-2 en gestapelde woningen, met dien verstande dat enkel het aantal, type en soort woning mag worden gebouwd zoals ter plaatse op de verbeelding aangeduid inclusief de daarbij opgenomen maatvoering;
b. ter plaatse van de bouwaanduiding 'aaneengebouwd', aaneen gebouwde woningen conform bijbehorende planregels;
c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand', één vrijstaande woning conform bijbehorende planregels;
d. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand', een beeldbepalend pand;
e. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw toegestaan', nieuwbouw toegestaan, met dien verstande dat enkel het aantal-, type- en soort woning(en) mag worden gebouwd zoals ter plaatse op de verbeelding aangeduid inclusief de daarbij opgenomen maatvoering;
f. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bijgebouwen’, bijgebouwen toegestaan conform de daarvoor opgestelde regels;
g. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gestapeld', gestapelde woningen conform bijbehorende planregels;
h. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 1', één vrijstaande woning conform bijbehorende planregels;
i. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 2', één vrijstaande woning conform bijbehorende planregels;
j. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘twee-aaneen', twee aaneen gebouwde woningen conform bijbehorende planregels;
k. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'maatschappelijk', maatschappelijke (dienst)voorzieningen toegestaan;
l. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding symbool ‘s128j’en x-waarde ‘j’, het maximaal aantal wooneenheden zoals aangeduid op de verbeelding;
m. wonen met daaraan ondergeschikte functie:
n. uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bijbehorend bouwwerk’, een bijbehorend bouwwerk van maximaal 100m2;
o. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bouwwerk geen gebouwzijnde’ ,een bouwwerk geen gebouwzijnde van maximaal 50m2;
met daaraan ondergeschikt:
p. bijbehorende bouwwerken;
q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
r. tuinen en erven;
s. (openbare) nutsvoorzieningen;
t. waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2.1 Algemeen
Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 10.1 genoemde doeleinden worden gebouwd en gelden de volgende bepalingen:
a. met betrekking tot parkeervoorzieningen dient ter voorkoming van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte het volgende in acht te worden genomen:
b. het bepaalde onder a. geldt niet voor reeds bestaande en te handhaven woningen daar waar niet voorzien is of kan worden in tenminste één parkeerplaats op het eigen (bouw)perceel waarbij echter bouwactiviteiten niet mogen leiden tot een onevenredige vergroting van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
c. het bebouwingspercentage voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken per (bouw)perceel mag niet meer bedragen dan:
d. in afwijking van het bepaalde onder c. geldt dat voor patiowoningen een onbebouwde buitenruimte van ten minste 15 m² aanwezig dient te zijn;
10.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. tenzij anders op de verbeelding aangeduid is het op onderhavige gronden niet toegestaan nieuwe hoofdgebouwen ten dienste van wonen te realiseren tenzij:
1. het vervangende nieuwbouw betreft;
2. op de verbeelding de ‘specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw toegestaan’ is opgenomen;
3. het een ontwikkellocatie met de bestemming ‘wonen’ betreft zoals in onderliggend bestemmingsplan is opgenomen:
b. hoofdgebouwen, te weten woningen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
c. in aanvulling van het bepaalde in artikel 10.2.2 onder b. geldt:
- dat hoofdgebouwen in of maximaal 1 m1 voor en/of achter de voorgevelrooilijn of de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bouwvlak gebouwd dienen te worden gebouwd mits de afstand met de perceelsgrens minimaal 2 m1 bedraagt;
d. in afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.2 onder b. zijn overschrijdingen van het bouwvlak door ondergeschikte bouwdelen, zoals balkons en overstekken, toegestaan, mits de diepte van dit ondergeschikte bouwdeel niet meer bedraagt dan 1 m en de oppervlakte niet meer dan 6 m².
e. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de maximale goot- en bouwhoogte zoals vergund, al dan niet bestaand ten tijde van de ter visielegging van dit ontwerp-bestemmingsplan, tenzij anders aangeduid op de verbeelding;
f. in afwijking van het bepaalde onder e. of de maatvoeringsaanduiding zoals opgenomen op de verbeelding mogen de bestaande goot- en bouwhoogte met een maximum van 25% afwijken ten behoeve van:
- (de realisatie van) gevelopbouw(en) geplaatst in het gevelvlak: mits de totale breedte van de gevelopbouw(en) niet meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte én de bouwhoogte maximaal 6,5 m1 bedraagt;
- (de realisatie van) dakopbouw(en), mits de totale breedte van de dakopbouw(en) niet meer dan 50% van de breedte van de woning bedraagt én de bouwhoogte maximaal 10 m1 bedraagt;
g. het bestaande hoofdgebouw met kap mag in maximaal drie bouwlagen in de diepte met 5 m¹ tot een maximale diepte van 15 m¹ worden uitgebreid, gemeten vanuit de bestaande voorgevel van het hoofdgebouw én bij nieuw op te richten woningen gemeten vanuit de vergunde voorgevel, voor zover het (bestaande) hoofdgebouw uit drie bouwlagen bestaat;
h. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', is het maximaal op de verbeelding aangegeven aantal woningen toegestaan;
i. ten aanzien van de situering van de woningen geldt de bestaande situering van de hoofdgebouwen ten tijde van de vaststelling van dit plan en de volgende regels:
10.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
a. bijbehorende bouwwerken mogen aangebouwd en vrijstaand worden gebouwd;
b. bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak in het achtererfgebied te worden gebouwd, tenzij een van de volgende bouwaanduidingen 'specifieke bouwaanduiding – bijgebouwen’; 'specifieke bouwaanduiding – bijbehorend bouwwerk’ en 'specifieke bouwaanduiding – bouwwerk geen gebouwzijnde’ op de verbeelding is opgenomen, dan mogen de bijbehorende bouwwerken tevens binnen deze aanduidingen worden opgericht, daarbij dienen de bijgebouwen wel minimaal 3 m¹ achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
c. in afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.3 onder b. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrens naar openbaar toegankelijk gebied worden gebouwd;
d. in afwijking van het bepaalde artikel 10.2.3 onder b. geldt bij vrijstaande woningen dat slechts aan één zijde tot 1 m achter de voorgevel tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd en dat de afstand tot de overige zijdelingse perceelgrens(zen) ten minste 3 m1 dient te bedragen. Achter de achtergevel van het hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd;
e. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1 m¹ achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
f. in afwijking van het bepaalde artikel 10.2.3 onder e. geldt dat erkers en overkappingen tot 1,20 m¹ voor de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd mits de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m¹ bedraagt en mits de breedte van de erker niet meer dan 60% van de bestaande gevel van het hoofdgebouw bedraagt;
g. in afwijking van het bepaalde artikel 10.2.3 onder e. geldt dat luifels tot 1,20 m¹ voor de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd mits de breedte van de luifel niet meer dan 40% van de bestaande gevel van het hoofdgebouw bedraagt;
h. voor een vrijstaande bijbehorend bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
- mag de dakhelling maximaal 50o bedragen en;
- mag de bouwhoogte maximaal 4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen tot een maximum van 7m1;
i. in afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.3 onder h. mag de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk met maximaal 0,25 m¹ worden verhoogd indien dit noodzakelijk is voor de architectonische dan wel constructieve inpassing;
j. een overkapping geplaatst voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag geen wanden bevatten;
k. aan de achtergevel en zijgevel van het hoofdgebouw mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
10.2.4 Bouwwerken van openbaar nut
Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m¹ bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;
b. bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m¹ bedragen, uitgezonderd bij hoekpercelen waar de bouwhoogte van erf-/ terreinafscheidingen voor de zijgevel maximaal 2 m¹ mag bedragen, mits deze erf-/ terreinafscheiding wordt gebouwd minimaal 1 m¹ achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
b. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 m¹ mag bedragen;
c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;
d. de bouwhoogte van antennemasten mag maximaal 12 m¹ bedragen waarbij deze niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw;
e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m¹ bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Vergroten maximum oppervlak bijbehorende bouwwerken
a. burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van afhankelijk wonen, mindervaliden en mantelzorg bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 10.2.3 onder e. voor vergroting van bestaande bijbehorende bouwwerken en/of de bouw van extra bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 80 m² als genoemd onder 10.5.2 met dien verstande dat het voorgeschreven bebouwingspercentage ten aanzien van het (bouw)perceel met ten hoogste 10 % mag worden verhoogd;
b. de omgevingsvergunning in artikel 10.3 onder a. wordt uitsluitend verleend indien de maximale oppervlaktemaat voor afhankelijke woonruimte van 80m2 zoals genoemd in artikel 10.5.2 niet overschreden wordt en voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
· een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
· het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
a. de lichttoetreding/ bezonning / schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op)
b. aangrenzende gronden;
c. het uitzicht;
d. de aanwezigheid van voldoende privacy;
e. waarbij in het bijzonder gekeken wordt naar de situatie aangaande de direct aangrenzende
f. percelen.
10.3.2 Afwijken bouw en goothoogte
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.2 onder e. of de maatvoeringsaanduiding zoals opgenomen op de verbeelding door de bestaande goot- en bouwhoogte met 25% te verhogen tot een maximum van respectievelijk 6m1 en 9m1, mits voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1. een goede samenhang tussen bouwmassa en gevelbeeld;
2. de samenhang met aangrenzende bebouwing;
3. het beeld van bebouwd en onbebouwd deel van het perceel;
4. de hoogtedifferentiatie.
de woonsituatie:
1. de lichttoetreding/ bezonning / schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
2. het uitzicht;
3. de aanwezigheid van voldoende privacy.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Niet-strijdig gebruik
Onder niet-strijdig gebruik van de grond en bouwwerken wordt verstaan aan-huis-gebonden
beroepsmatige activiteiten in de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mits:
a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;
b. het medegebruik van de woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken beperkt is tot ten hoogste 35% van het grondoppervlak van de woning en de daarbij behorende bouwwerken tot maximaal 80m²;
c. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
d. er geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leiden.
10.4.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:
a. de uitoefening van een detailhandels-, horeca, seksinrichting, escortbedrijf, ambachtelijk, dienstverlenend en/of industrieel bedrijf anders dan bedoeld in artikel 10.1;
b. de uitoefening van een groothandelsbedrijf;
c. de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
d. voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft voor permanente of tijdelijke bewoning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
e. als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
f. het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
g. de verkoop van motorbrandstoffen.
10.4.3 Aanvullende voorwaarden landschappelijke inpassing/ inrichtingsplan
Voor het adres Helmondsestraat 33 in Bakel geldt aanvullend de vereiste dat het inrichtings- en beplantingsplan, gedateerd 12 december 2012 en opgesteld door Frans van Sleeuwen, 1 jaar na de inwerking treden van onderliggend bestemmingsplan moet zijn aangelegd overeenkomstig dit inrichtingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.4.2 onder c. voor de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende gebouwen, mits:
a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
c. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, d.w.z. dat degene die de activiteiten in het bijbehorend bouwwerk en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
d. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
e. het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning bijbehorende bouwwerk aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;
f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van de aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit;
g. geen showrooms zijn toegestaan;
h. ten hoogste 35% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een maximum van 50 m².
10.5.2 Tijdelijke bewoning bijbehorend bouwwerk
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning tijdelijk afwijken van het bepaalde
in artikel 10.4.2 onder d. van dit artikel voor het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als
afhankelijke woonruimte, mits:
a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
b. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt;
c. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
d. de afhankelijke woonruimte een oppervlakte heeft van maximaal 80 m²;
e. het bijbehorend bouwwerk gelegen is op maximaal 15 m1 van het hoofdgebouw;
f. indien de verleende omgevingsvergunning vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer noodzakelijk is komt deze te vervallen.
10.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand of gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' of 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
b. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
c. het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
Artikel 11 Waarde - Archeologie 3
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in
deze gronden voorkomende archeologische waarden.
11.2.1 Voorrangsregeling
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als
bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde –
Archeologie 3'.
11.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:
a. het bouwen van bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 250 m² én niet dieper dan 0,40 m1 onder maaiveld.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder
11.2.2 onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 250 m2 en dieper dan 0,40 m1, onder de
voorwaarden dat:
a. de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
b. indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:
· de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
· de verplichting tot het doen van opgravingen;
· de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van
11.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m1 onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder artikel 11.2.2. vermelde oppervlaktemaat, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m1 onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder artikel 11.2.2. vermelde oppervlaktemaat
11.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 11.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
11.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in artikel 11.1 genoemde doeleinden;
b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
11.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zonder of in afwijking
van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige
bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder artikel 11.2.2 vermelde
oppervlaktemaat en een diepte van meer dan 0,40 m1 hebben.
Het bevoegd gezag kan de aanduiding 'Waarde - Archeologie 3' wijzigen dan wel toevoegen en/of
verwijderen indien:
a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
b. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.
Artikel 12 Waarde - Archeologie 5
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in
deze gronden voorkomende archeologische waarden.
12.2.1 Voorrangsregeling
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als
bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde –
Archeologie 5'.
12.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op de voor 'Waarde – Archeologie 5' aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:
a. het bouwen van bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 2.500 m² én niet
dieper dan 0,40 m1 onder maaiveld.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder
12.2.2 onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 m1, onder de
voorwaarden dat:
a. de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
b. indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:
· de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
· de verplichting tot het doen van opgravingen;
· de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van
12.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m1 onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder artikel 12.2.2. vermelde oppervlaktemaat.
b. zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
d. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m1 onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder artikel 12.2.2. vermelde oppervlaktemaat.
12.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 12.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
12.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 12.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in artikel 12.1 genoemde doeleinden;
b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
12.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking
van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige
bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder artikel 12.2.2 vermelde
oppervlaktematen en een diepte van meer dan 0,40 m1 hebben.
Het bevoegd gezag kan de aanduiding 'Waarde - Archeologie 5' wijzigen dan wel toevoegen en/of
verwijderen indien:
a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
b. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.
Artikel 13 Waarde – Cultuurhistorie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
Artikel 14 Anti - dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene bouwregels
15.1 Bestemmingsomschrijving
Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor:
a. Behoud, herstel en/ of versterking van de waterhuishoudkundige waarden
15.2 Algemene bouwregels
a. Bouwplannen worden integraal getoetst wat betreft situering, verschijningsvorm, erfbeplanting, inpassing en waterhuishouding;
b. Voor bouwplannen gelden de criteria van de betrokken beeldkwaliteitplannen.
15.3 Afwijking van bouwregels
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen mag in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 de bouwgrens, gevellijn of bestemmingsgrens worden overschreden door tot gebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen als stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, overstekende daken, putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen en hiermee vergelijkbare bouwdelen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m1 bedraagt.
Ongeacht het bepaalde in dit plan zijn vergunningsvrije bouwwerken als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht toegestaan.
Artikel 16 Algemene aanduidingsregels
16.1 Geluidszone - industrie
Het is niet toegestaan een nieuw geluidsgevoelig object toe te voegen op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone – industrie'.
16.2 Luchtvaartverkeerzones
a. Het is niet toegestaan om binnen het gehele plangebied enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 65m¹ boven NAP;
b. Het is niet toegestaan om op gronden binnen de gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone –ihcs’ (Inner Horizontal en Conical Surface) enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 45m¹ boven NAP, uitgezonderd de gronden aan de Ossenstaart in Milheeze waar het niet toegestaan is binnen gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone –ihcs’ (Inner Horizontal en Conical Surface) enig bouwwerk te bouwen, houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 105 m¹ boven NAP;
c. Het is niet toegestaan om op gronden binnen de gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone –funnel’ enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 40m¹ boven NAP;
d. Het is niet toegestaan een nieuw geluidsgevoelig object toe te voegen op gronden gelegen binnen de binnen de 35 KE-lijn van de gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ke zonering’ , behoudens de uitzonderingen opgenomen in het Besluit Geluidsbelasting Grote Luchtvaartterreinen 1996;
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone – bevi' dienen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen van inrichtingen vooraf in het kader van externe veiligheid te worden getoetst en te voldoen aan de plaatsgebonden en/of groepsgebonden risico's.
16.4 Vrijwaringszone – molenbiotoop Wilibrordus
16.4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' en 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming en de daaronder begrepen de bebouwingsvrije zone, mede bestemd voor:
a. bescherming van de functie als werktuig van de in het gebied voorkomende windmolen gelet op de windvang;
b. bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.
16.4.2 Bouwregels
Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' en 'Vrijwaringszone –molenbiotoop 2' mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende bouwregels:
a. de maximale bouwhoogte binnen vrijwaringszone – Wilibrordus – molenbiotoop 1 bedraagt 0 m1;
b. binnen de op de plankaart aangegeven vrijwaringszone – Wilibrordus – molenbiotoop 2 geldt als maximale bebouwingshoogte de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 50) + 2,66.
16.4.3 Afwijken van de bouwregels
In afwijking van het bepaalde onder artikel 16.4.2. is bebouwing met een grotere hoogte in de
volgende gevallen toegestaan:
a. het betreft een bouwwerk met een bestaande grotere hoogte; of
b. het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
16.4.4 Specifieke gebruiksregels
De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de gebiedsaanduiding strijdig gebruik en zijn dus verboden:
a. beplanting aanbrengen tot een hoogte groter dan in artikel 16.4.2 onder a. en b. als maximum aangegeven, tenzij het bestaand gebruik met een grotere hoogte betreft.
16.4.5 Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikelen 16.4.2 en 16.4.4 voor bebouwing en beplanting op een andere locatie en/of met een grotere hoogte en/of een grotere breedte, mits voldaan word dat bebouwing en/of beplanting redelijkerwijs niet mogelijk is op grond van artikelen 16.4.2 en 16.4.4.
16.5 Vrijwaringszone – molenbiotoop Bijenkorf
16.5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Vrijwaringszone – Molenbiotoop 1” en voor “Vrijwaringszone – Molenbiotoop 2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
1. bescherming van de functie als werktuig van de in het gebied voorkomende windmolen gelet op de windvang;
2. bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.
16.5.2 Bouwregels
Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' en voor “Vrijwaringszone – Molenbiotoop 2” mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende bouwregels:
1. de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – Bijenkorf –molenbiotoop 1' is de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 50) + 3,24;
2. de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – Bijenkorf –molenbiotoop 2' is de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 75) + 3,48.
16.5.3 Afwijken van de bouwregels
In afwijking van het bepaalde onder 16.5.2. is bebouwing met een grotere hoogte in de
volgende gevallen toegestaan:
1. het betreft een bouwwerk met een bestaande grotere hoogte; of
2. het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande
bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
b. het bouwwerk wordt aan een bestaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m van bestaande bouwwerken;
c. de uitbreiding van het vloeroppervlak van krachtens deze bepaling opgerichte bouwwerken mag in totaal niet meer bedragen dan 10% van de bouwwerken waarachter wordt gebouwd.
16.5.4 Specifieke gebruiksregels
De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de gebiedsaanduiding strijdig gebruik en zijn dus verboden:
1. beplanting aanbrengen tot een hoogte groter dan in artikel 16.5.2. als maximum
aangegeven, tenzij het bestaand gebruik met een grotere hoogte betreft.
16.5.5. Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 16.5.2 en 16.5.4 voor bebouwing en beplanting op een andere locatie en/of met een grotere hoogte en/of een grotere breedte, mits voldaan wordt dat bebouwing en/of beplanting redelijkerwijs niet mogelijk is op grond van artikel 16.5.2 en 16.5.4.
Artikel 17 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan ten aanzien
van:
a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen, of bouwvlakken worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat niet voor bewoning bestemde openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw maximaal 50 m³ bedraagt;
c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 65 meter boven N.A.P.;
d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken wordt vergroot voor de bouw van opbouwen voor technische installaties op daken, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftopbouwen, ventilatie-installaties en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;
e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat reclamezuilen hoger dan 3 m mogen worden gerealiseerd;
f. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot meer dan 6 m;
Artikel 18 Algemene wijzigingsregels
18.1 Wijzigen bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6. lid 1 onder a. Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:
a. door het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen te behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande, dat de afwijking ten hoogste 5 m¹ mag bedragen mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
18.2 Wijzigen Staat van bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6. lid 1 onder a. Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:
a. de Staat van Bedrijven te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.
Artikel 19 Algemene procedureregels
19.1 Uitwerkings- en wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een uitwerkings- en wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit
plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de in hoofdstuk 4 van de Awb en zijn de artikelen 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan: partiële herziening “Stedelijke gebieden, oktober 2012 Gemeente Gemert-Bakel”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 10 januari 2013
de griffier, de voorzitter,