Planregels bestemmingsplan:

partiële herziening “Gemert-Bakel Stedelijke gebieden, oktober 2012”.

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1.    plan

het bestemmingsplan: partiële herziening “Gemert-Bakel Stedelijke gebieden, oktober 2012” van de gemeente Gemert-Bakel;

1.2.    bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1652.Stedelijk102012-ON01 met de bijbehorende regels;

1.3.    verbeelding

de verbeelding, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn

gelegen zijn aangegeven;

1.4.    aan een gebouwde woningen

een blok van meer dan twee aaneen gebouwde woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen;

1.5.    aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6.    aan een gebouwde woningen

een blok van meer dan twee aaneen gebouwde woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen;

1.7.    aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8.    aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten

het zonder personeel bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde (met uitzondering van detailhandel via een webwinkel met ondergeschikte opslag niet groter dan 20 m2) en uitgezonderd prostitutie, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is of daarmee gelijk te stellen activiteiten.;

1.9.    aan-huis-gebonden beroepsmatige activiteiten

een beroep of het zonder personeel beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kapsalon, kunstzinnig, ontwerptechnisch dat door zijn  beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van

de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de

woonfunctie in overeenstemming is. Ter plaats wordt geen detailhandel, showroom en prostitutie

toegestaan of daarmee gelijk te stellen activiteiten.;

1.10.aardkundige waarden

de waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege het aanwezig zijn van geologische,

geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en/of processen Hieronder

wordt mede verstaan de peelrandbreuk;

1.11.achtergevel

een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw niet zijnde

een hoeksituatie voor zover gelegen in het achtererfgebied;

1.12.achtergevel op hoeksituaties

een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw welke grenst aan het grootste onbebouwde deel van de (achter-)tuin voor zover gelegen in het

achtererfgebied;

1.13.achtergevelrooilijn

de denkbeeldige lijn over het perceel ter hoogte van de achtergevel van het hoofdgebouw voor zover gelegen in de 2,5 m-zone in het achtererfgebied;

1.14.achtererfgebied

erf aan de achterkant en aan de niet aan het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan één meter van de voorgevel van het hoofdgebouw;

1.15.afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin tijdelijk een gedeelte van een huishouding gevestigd is uit oogpunt van mantelzorg;

1.16.afrastering

afscheiding in de vorm van een open hekwerk bestaande uit houten palen met bedrading c.q. draadwerk, dan wel in gaasvorm;

1.17.agrarisch bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/ of het houden van dieren en dat een omvang heeft van tenminste 8 Nederlandse grootte eenheden (Nge);

1.18.agrarische waarden

de waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de goede mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodemexploitatie;

1.19.ambachtelijk bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen alsook - in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang – het verkopen en/of leveren van deze goederen;

1.20.appartementen

boven dan wel beneden of naast elkaar gesitueerde woningen in één gebouw waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.21.archeologisch monument

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.22.archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.23.archeologische waarden

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische

relicten;

1.24.bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.25.bebouwingspercentage

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een (bouw)perceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

 

1.26.bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.27.bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van een persoon (en diens gezin), wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is;

1.28.beeldbepalend pand

de aan een bouwwerk toegekende waarde met betrekking tot karakteristiek, gaafheid/herkenbaarheid

(materie en concept), ouderdom en samenhang;

1.29.beeldkwaliteit

waardering en herkenning van alle visuele waarnemingen vanaf een bepaalde locatie;

1.30.beeldkwaliteitplan

geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitplan als onderdeel onlosmakelijk verbonden met dit bestemmingsplan;

1.31.begane grondlaag

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;

1.32.beschermde monumenten (rijk en gemeentelijk)

roerende en onroerende monumenten welke krachtens de monumentenwet of een gemeentelijke monumentenverordening bescherming genieten;

1.33.bestaand

bij bouwwerken:

-    bestaand feitelijk aanwezige bouwmassa of ter uitvoering ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp of;

-    na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning met betrekking tot een activiteit bouwen als bedoeld in artikel 1.1, 2.1 eerste lid en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend c.q. dat voor dat tijdstip is gemeld op grond van het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

bij gebruik:

-          bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

-          bij hoofdgebouwen: bebouwing niet hoger dan twee bouwlagen ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp;

1.34.bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.35.bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.36.bijbehorend bouwwerk (vanaf 2 wanden)

de krachtens het bestemmingsplan toegelaten bebouwing, functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevinden hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd of daarvan vrijstaand dat op een (bouw)perceel door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.37.bijzondere woonvorm

een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden, jongeren of gehandicapten;

1.38.bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een

bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.39.bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.40.bouwhoogte

maximale hoogte van een bouwwerk gerekend vanaf peil met uitzondering van ondergeschiktebouwdelen zoals schoorstenen, antennes, liftschachten of daarmee gelijk te stellen onderdelen;

1.41.bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd zulks met inbegrip van de begane grond (eerste bouwlaag) en met uitzondering van onderbouw en zolder;

1.42.bouwpeil

het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;

1.43.(bouw)perceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.44.(bouw)perceelgrens

de grens van een (bouw)perceel als bedoeld in 1.40;

1.45.bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels binnen een (bouw)perceel bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.46.bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij steun vindt in of op de grond;

1.47.cultuurhistorie

de aan een (bouw)werk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

 

1.48.cultuurhistorische waarden

de waarden die aan een gebied of object worden toegekend in verband met het voorkomen van archeologische waarden, bouwkundige waarden of historische landschapswaarden al dan niet in onderlinge samenhang of beïnvloeding. Er is dan sprake van een driedeling:

-                      archeologische waarden;

-                      bouwkundige waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;

-                      historische landschapswaarden of historisch-geografische waarden;

1.49.daghoreca

horeca dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies detailhandel. Voorbeelden zijn: theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horeca;

1.50.daknok

hoogste punt van een schuin dak(vlak);

1.51.dakvlak

schuin of horizontaal vlak van het dak;

1.52.dakvoet

laagste punt van een schuin dak(vlak);

1.41           defensiezone

radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel alsmede zonering gelegen rondom Vliegbasis De Peel: Inner Horizontal en Conical Surface, invliegfunnel, munitiezones, KE-zones en geluidzone grondgebonden geluid;

1.53.detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.54.dienstverlening

het bedrijfsmatig en/of beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.55.differentiatiegrens

een op de verbeelding zodanig aangegeven grens waarmee een verschil wordt aangeduid ten aanzien van: maatvoeringseisen, aantallen woningen, woningtypen, nokrichting en/of de grens tussen

twee verschillende differentiatievlakken;

1.56.erotisch getinte horeca

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken; onder dit begrip vallen tevens een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.57.escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte kan

worden uitgeoefend;

1.58.extensieve recreatie

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving en die naar hun aard harmoniëren met natuur en landschap zoals wandelen, fietsen, skeeleren, kanoën en paardrijden;

1.59.gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.60.geluidsgevoelig object

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld

in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.61.gemeenschappelijke voorzieningen

ruimten, opstelplaatsen, aansluitingen, installaties, apparatuur en dergelijke die gebruikt kunnen worden door bewoners van twee of meer kamers;

1.62.geschakelde woningen

woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorende bouwwerken met elkaar verbonden zijn en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;

1.63.gestapelde woningen

boven dan wel beneden elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid al dan niet direct vanaf de weg of openbaar toegankelijk gebied gewaarborgd is;

1.64.groepswonen

een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden, jongeren of gehandicapten;

1.65.groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.66.grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het productievermogen van de gronden die bij het bedrijf behoren en die in de directe omgeving van het bedrijf zijn gelegen. Als grondgebonden bedrijf worden in ieder geval aangemerkt: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondtuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven kunnen in de meeste gevallen, gezien de wijze waarop ze geëxploiteerd worden, ook worden aangemerkt als grondgebonden bedrijf;

1.67.handelsbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen, hetzij in de

vorm van detailhandel hetzij in de vorm van groothandel;

1.68.hekwerk

een bouwwerk met als functie erf- of perceelsafscheiding, , niet zijnde bouwwerken geen gebouwzijnde voor de functie paardenrijbak;

1.69.hoofdgebouw

de krachtens het bestemmingsplan toegelaten bebouwing, dat op een (bouw)perceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.70.horeca

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren: daaronder worden begrepen: nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning);

1.71.horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, uitgezonderd seksinrichting;

1.72.huishouden 

een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden of een woongroep) die continue een eenheid vormt;

1.73.intensieve veehouderij

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel waarbij de bedrijfsuitoefening bestaat uit het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren;

1.74.kap

het gedeelte van een dak tussen goot- en bouwhoogte m.u.v. gevelbekleding;

1.75.kantoor

het bedrijfsmatig en/of beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.76.landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, welke worden bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en

niet-levende natuur;

1.77.lijst van bedrijven/ bedrijfsactiviteiten

een lijst met daarin opgenomen de bestaande bedrijven in milieucategorie 3.1 en 3.2 zoals aanwezig

in het plangebied ten tijde van de ter inzage legging;

1.78.maatschappelijk

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van  openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.79.maatschappelijke dienstverlening

het verlenen van diensten, op het gebied van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, onderwijs, lichamelijke  en/of geestelijke volksgezondheid,  verenigingsleven, opvoeding, cultuur en recreatie (daaronder niet begrepen sportvelden);

1.80.mantelzorg

het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een georganiseerd verband aan een ieder die hulpbehoevend is;

1.81.maximum bebouwingspercentage

voor (delen van) bestemmingsvlakken met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' geldt het  waarin aangegeven getal als maximum;

1.82.molenbiotoop

de gehele omgeving van de op de verbeelding aangeduide molen binnen een straal van 400 m¹ rond de molenbelt;

1.83.natuurwaarden

de waarden die aan een gebied zijn toegekend in verband met het voorkomen van biotische en/of abiotische elementen die bijdragen aan de diversiteit en natuurlijkheid van een gebied;

1.84.niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Voorbeelden

zijn: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven, champignonbedrijven, witlofkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;

1.85.omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.86.ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 35% van de vloeroppervlakte van de hoofdfunctie als zodanig mag worden gebruikt;

1.87.onzelfstandige woonruimte

een verblijfsruimte en/of kamer die door de aard van de inrichting en gebruik het privédomein is van een bewoner en is aangewezen op het gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen;

1.88.openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede parken, plantsoenen, pleinen en ander openbaar gebied, niet zijnde water, dat voor publiek algemeen toegankelijk is;

1.89.overige dienstverlening

het verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de SBI-codes 75, 80 en 85 van de Staat van

bedrijven;

1.90.overkapping (1 wand)

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en één, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidingsconstructie, bestemd om te dienen als:

-                                              schuilgelegenheid;

-                                              stalling van voertuigen en onderkomens;

-                                              opslag van materialen en goederen;

1.91.parkeerplaats

plaats voor het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen. De minimale lengte van één parkeerplaats bedraagt 6 m¹;

1.92.patiowoning

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen (bouw)perceel aanwezige gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.93.peil

het bouwpeil overeenkomstig de gemeentelijke bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte terrein;

1.94.publiekverzorgend ambacht en dienstverlening

ender publiekverzorgend ambacht en dienstverlening wordt verstaan een ambachtelijk bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een schoenmaker, kapper, goudsmid e.d.;

1.95.praktijkruimte

een gedeelte van een woning dat dient voor het uitoefenen van een beroep, dat in de woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.96.productiegebonden detailhandel

detailhandel die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan hoofdbedrijfsactiviteit(en) van het  bedrijf zoals ter plaatse gevestigd, met uitzondering van detailhandel van voedingsmiddelen en genotmiddelen. Uitzondering hierop vormt de aanduiding ‘verkooppunt van brandstof’ waar (ondergeschikte) verkoop van voedingsmiddelen en niet-verdovende genotmiddelen wel zijn toegestaan;

1.97.prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen, zoals het exploiteren van een seksclub, privé-huis raamprostitutie, escortservice, thuisprostitutie, en bemiddelingsbureau dat bemiddelt tussen prostituee en klant;

1.98.seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.99.staat van bedrijven/ bedrijfsactiviteiten

een bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen (bijlage 1a)

1.100.                 supermarkt

een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen;

1.101.                 sociaal-cultureel

overkoepelende term voor het verlenen van sociale-, educatieve en/of culturele activiteiten voor- en diensten aan derden op overwegend kantooruren en waar geen nachtverblijf is toegestaan,  zoals: jeugd- en jongerenwerk, peuterspeelzalen, vormings- en ontwikkelingswerk, muzikale vorming, amateurkunst, sportieve recreatie, opbouwwerk, dorpshuizen etc.;

1.102.                 sociaal-medisch

sociaal medisch: werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van medische en/of sociaal-medische diensten aan derden op overwegend kantooruren en waar geen nachtverblijf is toegestaan, zoals huis- en tandartsenpraktijken, fysiotherapeuten, poliklinische dienstverlening, ambulante geestelijke gezondheidszorg, dieetadvisering, sociaal-emotionele begeleiding en naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen medische en/of sociaal-medische functies;

1.103.                 specifieke vorm van wonen

een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden, jongeren of gehandicapten;

1.104.                 teeltondersteunende voorzieningen

voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

-          verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en – verlating, terugdringing van onkruidgroei en vraatschade;

-          verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;

-          bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water;

-          voldoen aan de kwalitatieve eisen die de afnemers aan de producten stellen (visueel aantrekkelijke producten eisen bijvoorbeeld hoge en/of overdekte teelt);

 

Er wordt onderscheid gemaakt in:

Permanente teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen, die in principe jaarrond aanwezig zijn;

 

Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen, die zo lang de teelt het vereist, aanwezig zijn met een maximum van acht maanden per jaar;

 

Omkeerbare teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen die eenvoudig te verwijderen zijn waardoor de oorspronkelijke toestand wordt teruggebracht;

 

Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbei-teelttafels, afdekfolies,  antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, containerveld, plastic tunnels,

ondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten.

1.105.                 twee aaneen gebouwde woningen

blokken van maximaal twee aaneen gebouwde woningen, waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar gekoppeld zijn;

1.106.                 volkstuin

een volkstuinencomplex met daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen tuinhuisjes, kweekkassen, berg-, toilet- en wasruimten en groenvoorzieningen;

1.107.                 voorgevel

de naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde representatieve gevel van een hoofdgebouw gelegen in het voorerfgebied;

1.108.                 voorgevelrooilijn

betreft de denkbeeldige lijn over het perceel strak langs de voorgevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelgrenzen die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen tenzij anders op de verbeelding aangegeven;

1.109.                 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.110.                 waterhuishouding

de wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, verbruikt of afgevoerd wordt;

1.111.                 waterhuishouding

waterlichaam ten behoeve van de afvoer van water;

1.112.                 webwinkel

het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom;

1.113.                 weg

alle openbare wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de

wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.114.                 wet

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals die luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan;

1.115.                 winkel

een gebouw dat dient voor de uitoefening van detailhandel, inclusief het gebruik voor ambachtelijke  bedrijvigheid voor zover dat gebruik in verband staat en essentieel onderdeel is van de ter plaatse  uitgeoefende detailhandel, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie;

1.116.                 winkelgebonden of - ondersteunende dienstverlening

een winkelgebonden c.q. winkelondersteunend, dienstverlenend bedrijf met dien verstande dat de bedrijfsactiviteit wat aard en omvang betreft past binnen een overwegend winkelgebied en geheel of gedeeltelijk is gebonden aan c.q. ondersteunend voor de winkelfunctie van dat gebied daarbij lettend op de aard en ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;

1.117.                 winkelgebonden of - ondersteunende horeca

een winkelgebonden c.q. winkelondersteunend horecabedrijf met dien verstande dat de bedrijfsactiviteit zoveel mogelijk dient te geschieden in een rechtstreeks contact met het publiek, bijvoorbeeld door middel van een baliefunctie;

1.118.                 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.119.                 woningblok

een gebouw, dat uit tenminste twee woningen bestaat;

1.120.                 woning in gesloten bebouwing

blokken van meer dan twee aaneengesloten woningen;

1.121.                 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. Onder woonwagen wordt niet verstaan: een woonwagen met een eigen aandrijving en een wagen waarvoor bij de verplaatsing over de weg geen afwijking van de Wegenverkeerswet 1994 of voorschriften voor verkeersregels en verkeertekens zijn vereist (dus campers en caravans zijn geen woonwagens);

1.122.                 (woonwagen) standplaats

een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente worden aangesloten;

1.123.                 zadeldak

een zadeldak is een kapvorm waarbij beide schuine dakvlakken in één lijn bij elkaar komen;

 

1.124.                 zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de Staat van bedrijven

behorende bij deze regels;

1.125.                 zijgevel

een gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.


Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het (bouw)perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die

afstand het kortst is.

 

2.2 afstand tot de bestemmingsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de bestemmingsgrens.

 

2.3 afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

 

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Zie ook bijlagen bij de regels t.b.v. een illustratie.

 

 

2.5 breedte van bouwpercelen

de afstand tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het (bouw)perceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens of perceelsgrens.

 

2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.7 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande dat goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;

1.       de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het peil tot de onderkant van de rieten kap. Waarbij de druiplijn van een rieten kap wordt gezien: de snijlijn van de kap met het muurvlak. Horizontale gevelbekleding van 0o tot 60o valt niet onder kap en wordt gezien als gevelbekleding;

2.       voor platte daken geldt: vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het dakvlak.

Zie ook bijlagen bij de regels t.b.v. een illustratie.

 

 

2.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, exclusief ondergronds bouwen.

 

2.9 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken van gebouwen en/of hart van de scheidsmuren.

 

2.10 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

 


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       al dan niet bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik inclusief tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;

b.       behoud en /of herstel van de natuurlijke, aardkundige waarden en beeldkwaliteit, afgestemd op de kenmerken zoals aangeduid op de verbeelding en omschreven in het beeldkwaliteitplan;

c.       extensief recreatief medegebruik;

 

met daaraan ondergeschikt:

d.       groenvoorzieningen;

e.       (openbare) nutsvoorzieningen;

f.         waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

 

met de daarbij behorende:

g.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de in artikel 3.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       het plaatsen van een hekwerk is niet toegestaan;

b.       de bouwhoogte van erfafscheidingen, niet zijnde hekwerken, mag maximaal 1,5 m¹ bedragen;

c.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,5 m¹ bedragen.

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Toegestane gebruiksmogelijkheden

Voor de gronden met de aanduiding ‘volkstuin’, mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 3.1 onder d. genoemde doeleinden worden gebouwd, die voldoen aan de navolgende bepalingen:

a.       de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan bestaande bebouwing mag worden gehandhaafd, hersteld en vervangen met dien verstande dat wanneer de bebouwing afwijkt van hetgeen in de hierna volgende bouwvoorschriften is aangegeven, de afwijking niet mag worden vergroot;

b.       binnen het volkstuinencomplex mag per volkstuinperceel ten hoogste één gebouw worden gebouwd;

c.       de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m¹;

d.       het oppervlak van een gebouw mag ten hoogste 25 m² bedragen.

 

3.3.2 Strijdig gebruik

a.       Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan:

  1. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – oude akker':

a.       het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;

b.       het aanleggen van drainage;

c.       het aanbrengen van oppervlakteverharding;

d.       het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.

b.       Tot strijdig gebruik van grond en bouwwerken met aanduiding ‘volkstuin’, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       het gebruik van gronden en bouwwerken voor wonen;

b.       het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een handels- en/of horecabedrijf;

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een ambachtelijk- en/of industrieel bedrijf.

 

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

3.4.1 Verboden uitvoering van andere werken

Het is verboden op of in de in de artikel 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;

b.       ophogen van de bodem;

c.       het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;

d.       diepploegen en diepwoelen;

e.       graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;

f.         aanleggen van drainage;

g.       aanbrengen van oppervlakteverharding groter dan 100 m²;

h.       aanbrengen van ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;

i.         aanbrengen van bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;

j.         aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.

 

3.4.2 Voorwaarden

De in artikel 3.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

a.       zij verband houden met de in artikel 3.1 genoemde doeleinden;

b.       door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende bestemming met eventuele aanduiding én in het desbetreffende  beeldkwaliteitplan.

 

3.4.3 Uitzonderingen

Het verbod bedoeld in artikel 3.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:

a.       het normale onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 m¹) ten dienste van de bestemming betreffen;

b.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

3.5 Afwijkingsbevoegdheid

a.       Burgemeester en wethouders kunnen voor gronden binnen de bestemming ‘Agrarisch’ afwijking verlenen voor de bouw van kleine schuilgelegenheden voor vee en paarden met opslagmogelijkheid voor hooi, stro en voeders, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1.       de locatie is gelegen binnen een zone van 500 m¹ rondom een bebouwde kom;

2.       de perceelsoppervlakte is minimaal 0,5 ha;

3.       de oppervlakte van de schuilgelegenheid is maximaal 20 m2;

4.       de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,00 m¹;

5.       de nokhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m¹;

6.       per perceel mag slechts één schuilgelegenheid worden gebouwd;

7.       er is een inrichtings- en beplantingsplan overlegd dat uitwijst dat voldaan wordt aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie;

b.       Burgemeester en wethouders kunnen afwijking verlenen van het bepaalde in artikel 3.3.1 onder b, voor de bouw van een tweede gebouw, mits:

  1. het gezamenlijk oppervlak van gebouwen per volkstuinperceel ten hoogste 35 m² bedraagt;
  2. het oppervlak van het volkstuinperceel ten minste 750 m² bedraagt.

c.  Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het realiseren van een minicamping en/of voor het plaatsen van trekkershutten, mits voldaan wordt aan de volgende randvoorwaarden:

1.   de locatie is niet gelegen op gronden met de aanduiding Landbouwontwikkelingsgebied;

2.   de minicamping is ondergeschikt aan de hoofdbestemming met maximaal 25 staanplaatsen;

3.   de minicamping mag gebruikt worden gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

4.   het kamperen en plaatsen van trekkershutten moet op of aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak gerealiseerd worden, zodat er sprake is van een ruimtelijke eenheid;

5.   er mogen maximaal 4 trekkershutten, met een maximale omvang van 15m² elk, geplaatst worden;

6.   het erf heeft een omvang van minimaal 1 hectare;

7.   er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van omwonenden en ( agrarische) bedrijven;

8.   parkeren moet op eigen terrein plaatsvinden;

9.   een inrichtingsplan wijst uit dat de realisatie van de minicamping past binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.

 


 

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       bos;

b.       behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke, cultuurhistorische, aardkundige en waterhuishoudkundige waarden met een zo sterk mogelijke ecologische en ruimtelijke samenhang;

c.       extensief recreatief medegebruik;

d.       ecologische verbindingszone;

e.       natuurontwikkeling;

f.         ter plaatse van de functieaanduiding 'natuur’, natuur;

 

met daaraan ondergeschikt:

g.       (onverharde) paden;

h.       waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

 

met de daarbij behorende:

i.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

7.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 4.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       het plaatsen van een hekwerk is niet toegestaan;

b.       de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 1,5 bedragen;

c.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 bedragen.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       standplaats voor één of meerdere kampeermiddelen;

b.       opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte normaal onderhoud en beheer;

c.       terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of gedeeltelijk of gebruikte onderdelen samengestelde machines en voer- of vaartuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft het tijdelijk parkeren in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

d.       opslagplaats van bouw- en/of aannemersmaterialen;

e.       het afgraven, vergraven en egaliseren, ophogen, diepploegen en diepwoelen van de bodem;

f.         het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;

g.       het aanleggen van drainage en het aanleggen van een folie (mest/water)bassin;

h.       het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen.

 

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

4.4.1 Verboden uitvoering van andere werken

Het is verboden op of in de in artikel 4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       aanbrengen van boven- en/of ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;

b.       aanbrengen van oppervlakteverharding groter dan 100 m²;

c.       aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden.

 

4.4.2 Voorwaarden

De in artikel 4.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

a.       zij verband houden met de in artikel 4.1 genoemde doeleinden;

b.       door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

 

4.4.3 Uitzonderingen

Het verbod bedoeld in artikel 4.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:

a.       normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem waarbij hooguit de strooisellaag aangetast wordt) ten dienste van de instandhouding van het bos;

b.       normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 m1) ten dienste van de instandhouding ter plaatse van de aanduiding 'natuur';

c.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

d.       reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.


Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'groen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       groenvoorzieningen, bermen, beplanting bomen en parken;

b.       ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsvoorziening', (openbare) nutsvoorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.       parkeervoorzieningen;

d.       speelvoorzieningen;

e.       (ontsluitings-) wegen en paden;

f.         water, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

g.       kunstobjecten;

h.       leidingen en kabels;

i.         (openbare) nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

j.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de in artikel 5.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

 

5.2.2 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 3 m¹ en de oppervlakte niet meer dan 15 m².

 

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van antennes bedraagt maximaal 12 m¹;

b.       de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m¹ bedragen;

c.       de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m¹ bedragen;

d.       de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;

e.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m¹ bedragen.

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       standplaats voor één of meerdere kampeermiddelen;

b.       opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

c.       het al dan niet voor de verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of gedeeltelijk of gebruikte onderdelen samengestelde machines en voer- of vaartuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

d.       opslagplaats van bouw- en/of aannemersmaterialen.

 

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

5.4.1 Verboden uitvoering van andere werken

Het is verboden op of in de in 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke

vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet

zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       aanbrengen van oppervlakteverharding groter dan 100 m².

 

5.4.2 Voorwaarden

De in artikel 5.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

a.       zij verband houden met de in artikel 5.1 genoemde doeleinden;

b.       door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

 

5.4.3 Uitzonderingen

Het verbod bedoeld in artikel 5.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:

a.       normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 m1) ten dienste van de bestemming betreffen;

b.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.


Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       overheidsvoorzieningen;

b.       sociaal-culturele voorzieningen;

c.       sociaal-medische voorzieningen;

d.       wijkvoorzieningen;

e.       ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', een rijksmonument;

f.         ter plaatse van de functieaanduiding 'begraafplaats', een begraafplaats;

g.       ter plaatse van de functieaanduiding 'fietsenstalling', een fietsenstalling;

h.       wonen voor zover vergund, al dan niet bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan.

 

met daaraan ondergeschikt:

i.         kunstobjecten;

j.         speelvoorzieningen;

k.       (openbare) nutsvoorzieningen;

l.         waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

m.     parkeer- en verkeersvoorzieningen, al dan niet ondergronds;

n.       tuinen, erven en terreinen;

o.       horeca ten dienste van en ondergeschikt aan maatschappelijke voorzieningen als bedoeld a t/m d;

 

met de daarbij behorende:

p.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 6.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

 

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.       gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b.       de bouw- en goothoogte van gebouwen op het (bouw)perceel mag niet meer bedragen dan de  bestaande goot- en bouwhoogte, tenzij anders op de verbeelding aangeduid.

 

6.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m¹ bedragen en de  oppervlakte niet meer dan 15 m²;

b.       bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m¹ bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m¹ mag bedragen;

b.       de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m¹ bedragen;

c.       de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m¹ bedragen;

d.       de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m¹ bedragen;

e.       de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;

f.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m¹ bedragen.

 

6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       gebruik van bouwwerken voor wonen, anders dan bedoeld in de artikel 6.1;

b.       het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, anders dan bedoeld artikel 6.1;

c.       het gebruik van bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf.

 

6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a.       het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';

b.       het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;

c.       het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

 Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       wegen en straten met een verkeersfunctie;

b.       ter plaatse van de functieaanduiding ‘nutsvoorziening’, openbare nutsvoorzieningen;

c.       groenvoorzieningen;

d.       parkeervoorzieningen;

e.       straatmeubilair;

f.         voet- en rijwielpaden;

 

met daaraan ondergeschikt:

g.       kunstobjecten;

h.       leidingen en kabels;

i.         (openbare) nutsvoorzieningen;

j.         waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

k.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

7.2 Bouwregels

7.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 7.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

 

7.2.2 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m1 bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;

b.       bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m¹ bedragen;

b.       de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van bewegwijzering mag maximaal 4 m¹ bedragen;

c.       de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m¹ bedragen;

d.       de bouwhoogte van reclamemasten, verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen

e.       de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van verkeersregeling mag maximaal 10 m¹ bedragen;

f.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m¹ bedragen.

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;

b.       het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf;

c.       het gebruik van de grond en bouwwerken voor de uitoefening van prostitutie.

 

 


Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen voor verblijf alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden zoals woonstraten, woonerven, paden en langzaamverkeerroutes;

b.       voet- en rijwielpaden;

c.       groenvoorzieningen;

d.       parkeervoorzieningen;

e.       speelvoorzieningen;

f.         straatmeubilair;

g.       terras;

h.       ter plaatse  van de specifieke vorm van Verkeer-Verblijfsgebied - berging, een berging;

i.         ter plaatse  van de specifieke vorm van Verkeer-Verblijfsgebied - parkeren, een parkeerplaats;

j.         ter plaatse  van de maatvoeringsaanduiding symbool ‘s128f’en x-waarde ‘f’, het aantal parkeerplaatsen zoals aangeduid op de verbeelding;

k.       ter plaatse  van de maatvoeringsaanduiding symbool ‘s128ab’en x-waarde ‘ab’, het maximaal aantal bergingeenheden zoals aangeduid op de verbeelding;

 

met daaraan ondergeschikt:

l.         kunstobjecten;

m.     leidingen en kabels;

n.       (openbare) nutsvoorzieningen;

o.       waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

p.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.2 Bouwregels

8.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 8.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

 

8.2.2 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m¹ bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;

b.       bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m¹ bedragen;

b.       de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van bewegwijzering mag maximaal 4 m¹ bedragen;

c.       de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m¹ bedragen;

d.       de bouwhoogte van reclamemasten, verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;

e.       de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m¹ bedragen;

f.         de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van verkeersregeling mag maximaal 10 m¹ bedragen;

g.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m¹ bedragen.

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;

b.       het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf;

c.       het gebruik van de grond en bouwwerken voor de uitoefening van prostitutie.


 Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       water;

b.       waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

c.       waterloop;

d.       groenvoorzieningen;

e.       kruisingen en overbruggingen;

f.         natuurontwikkeling;

g.       ter plaatse van de functieaanduiding ‘nutsvoorziening’, openbare nutsvoorzieningen;

h.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bergbezinkbassin', een bergbezinkbassin;

 

met daaraan ondergeschikt:

i.         kunstobjecten;

j.         kunstwerken (civiele) en bouwwerken ten behoeve van het beheer en onderhoud van het water en de waterlopen;

 

9.2 Bouwregels

9.2.1 Algemeen

a.       Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 9.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

b.       In afwijking van het bepaalde bij de verschillende onderliggende bestemmingen is het verboden op de gronden binnen de bebouwingsvrije zone van de dubbelbestemming “leiding”, enig bouwwerk te bouwen.

 

9.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.       op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;

b.       de bouwhoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 2,50 ;

c.       de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 bedragen.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.       het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

b.       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

c.       het aanleggen van drainage en mest- en waterbassins van folie.

 

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

artikel 9.3 ten behoeve van:

a.       tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de onderhavige bestemming;

b.       opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden;

c.       werken en werkzaamheden indien deze verband houden met de doeleinden die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren daarvan noch direct noch indirect afbreuk doen aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden.

 

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

9.5.1 Verboden uitvoering van andere werken

Het is verboden op of in de in artikel 9.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke

vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet

zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       aanbrengen van boven- en/of ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;

b.       aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;

c.       aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;

d.       graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren.

 

9.5.2 Voorwaarden

De in 9.5.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

a.       zij verband houden met de in artikel 9.1 genoemde doeleinden;

b.       door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende (mede) bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

 

9.5.3 Uitzonderingen

Het verbod bedoeld in artikel 9.5.1 is niet van toepassing op andere werken die:

a.       normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 ) ten dienste van de bestemming betreffen;

b.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.


Artikel 10 Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       het wonen in de vorm van aaneen gebouwde, twee-aaneen gebouwde, vrijstaand, vrijstaand-1, vrijstaand-2 en gestapelde woningen, met dien verstande dat enkel het aantal, type en soort woning mag worden gebouwd zoals ter plaatse op de verbeelding aangeduid inclusief de daarbij opgenomen maatvoering;

b.       ter plaatse  van de bouwaanduiding 'aaneengebouwd', aaneen gebouwde woningen conform bijbehorende planregels;

c.       ter plaatse  van de bouwaanduiding 'vrijstaand',  één vrijstaande woning conform bijbehorende planregels;

d.       ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand', een beeldbepalend pand;

e.       ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw toegestaan', nieuwbouw toegestaan, met dien verstande dat enkel het aantal-, type- en soort woning(en) mag worden gebouwd zoals ter plaatse op de verbeelding aangeduid inclusief de daarbij opgenomen maatvoering;

f.         ter plaatse  van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bijgebouwen’, bijgebouwen toegestaan conform de daarvoor opgestelde regels;

g.       ter plaatse  van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gestapeld', gestapelde woningen conform bijbehorende planregels;

h.       ter plaatse  van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 1', één vrijstaande woning conform bijbehorende planregels;

i.         ter plaatse  van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 2', één vrijstaande woning conform bijbehorende planregels;

j.         ter plaatse  van de bouwaanduiding ‘twee-aaneen', twee aaneen gebouwde woningen conform bijbehorende planregels;

k.       uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'maatschappelijk', maatschappelijke (dienst)voorzieningen toegestaan;

l.         ter plaatse  van de maatvoeringsaanduiding symbool ‘s128j’en x-waarde ‘j’, het maximaal aantal wooneenheden zoals aangeduid op de verbeelding;

m.     wonen met daaraan ondergeschikte functie:

n.       uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bijbehorend bouwwerk’, een bijbehorend bouwwerk van maximaal 100m2;

o.       ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bouwwerk geen gebouwzijnde’ ,een bouwwerk geen gebouwzijnde van maximaal 50m2;

 

met daaraan ondergeschikt:

p.       bijbehorende bouwwerken;

q.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

r.        tuinen en erven;

s.       (openbare) nutsvoorzieningen;

t.        waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2  Bouwregels

10.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 10.1 genoemde doeleinden worden gebouwd en gelden de volgende bepalingen:

a.       met betrekking tot parkeervoorzieningen dient ter voorkoming van een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte het volgende in acht te worden genomen:

  1. per nieuw te bouwen woning dient de geldende parkeernorm van 1,7 parkeerplaats in acht te worden genomen, waarvan minimaal 1 parkeerplaats op eigen (bouw)perceel en met een minimale lengte van 6m1, met uitzondering van woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 1', waar de geldende parkeernorm van 2,0 op eigen (bouw)perceel in acht dient te worden genomen;
  2. bij bestaande aaneen gebouwde woningen, twee-aaneen gebouwde woningen en vrijstaande woningen dient ten minste één parkeerplaats op het eigen (bouw)perceel aanwezig te zijn, met uitzondering van woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 1' waar ten minste twee parkeerplaatsen op het eigen (bouw)perceel aanwezig dienen te zijn;
  3. bij gestapelde woningen dienen ten minste dat aantal parkeerplaatsen op het eigen (bouw)perceel aanwezig te zijn welke overeenkomen met het aantal appartementen op het (bouw)perceel;

b.       het bepaalde onder a. geldt niet voor reeds bestaande en te handhaven woningen daar waar niet voorzien is of kan worden in tenminste één parkeerplaats op het eigen (bouw)perceel waarbij echter bouwactiviteiten niet mogen leiden tot een onevenredige vergroting van de parkeerdruk op de openbare ruimte;

c.       het bebouwingspercentage voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken per (bouw)perceel mag niet meer bedragen dan:

  1. 50% voor vrijstaande woningen;
  2. 30% voor vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 1' tot een maximum van 350 m²;
  3. 50% voor vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 2' tot een maximum van 270 m²;
  4. 60% voor twee-aaneen gebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – twee-aaneen gebouwde woningen';
  5. 60% van aaneen gebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding –  aaneen gebouwde woningen'.

d.       in afwijking van het bepaalde onder c. geldt dat voor patiowoningen een onbebouwde buitenruimte van ten minste 15 m² aanwezig dient te zijn;

 

10.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.       tenzij anders op de verbeelding aangeduid is het op onderhavige gronden niet toegestaan nieuwe hoofdgebouwen ten dienste van wonen te realiseren tenzij:

1.    het vervangende nieuwbouw betreft;

2.    op de verbeelding de ‘specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw toegestaan’ is opgenomen;

3.    het een ontwikkellocatie met de bestemming ‘wonen’ betreft zoals in onderliggend bestemmingsplan is opgenomen:

b.       hoofdgebouwen, te weten woningen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

c.       in aanvulling van het bepaalde in artikel 10.2.2 onder b. geldt:

-          dat hoofdgebouwen in of maximaal 1 m1 voor en/of achter de voorgevelrooilijn of de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bouwvlak gebouwd dienen te worden gebouwd mits de afstand met de perceelsgrens minimaal 2 m1 bedraagt;

d.       in afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.2 onder b. zijn overschrijdingen van het bouwvlak door ondergeschikte bouwdelen, zoals balkons en overstekken, toegestaan, mits de diepte van dit ondergeschikte bouwdeel niet meer bedraagt dan 1 m en de oppervlakte niet meer dan 6 m².

e.       de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de maximale goot- en bouwhoogte zoals vergund, al dan niet bestaand ten tijde van de ter visielegging van dit ontwerp-bestemmingsplan, tenzij anders aangeduid op de verbeelding;

f.         in afwijking van het bepaalde onder e. of de maatvoeringsaanduiding zoals opgenomen op de verbeelding mogen de bestaande goot- en bouwhoogte met een maximum van 25% afwijken ten behoeve van:

-          (de realisatie van) gevelopbouw(en) geplaatst in het gevelvlak: mits de totale breedte van de gevelopbouw(en) niet meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte én de bouwhoogte maximaal 6,5 m1 bedraagt;

-          (de realisatie van) dakopbouw(en), mits de totale breedte van de dakopbouw(en) niet meer dan 50% van de breedte van de woning bedraagt én de bouwhoogte maximaal 10 m1 bedraagt;

g.       het bestaande hoofdgebouw met kap mag in maximaal drie bouwlagen in de diepte met 5 m¹ tot een maximale diepte van 15 m¹ worden uitgebreid, gemeten vanuit de bestaande voorgevel van het hoofdgebouw én bij nieuw op te richten woningen gemeten vanuit de vergunde voorgevel, voor zover het (bestaande) hoofdgebouw uit drie bouwlagen bestaat;

h.       ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', is het maximaal op de verbeelding aangegeven aantal woningen toegestaan;

i.         ten aanzien van de situering van de woningen geldt de bestaande situering van de hoofdgebouwen ten tijde van de vaststelling van dit plan en de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 1' dient het hoofdgebouw minimaal 5 m¹ uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  2. in geval van een vrijstaande woning of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 2' dient het hoofdgebouw minimaal 3 m¹ uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  3. in geval van twee-aaneen gebouwde woningen dient het hoofdgebouw aan één zijde in de perceelsgrens en aan één zijde minimaal 3 m¹ uit de perceelsgrens te worden gebouwd;
  4. in geval van aaneen gebouwde woningen dient het hoofdgebouw aan beide zijden in de perceelsgrens te worden gebouwd, met uitzondering van de hoekwoning waarbij geldt dat deze aan één zijde in de zijdelingse bouwgrens en aan één zijde minimaal 3 m¹ uit de perceelsgrens dient te worden gebouwd;

10.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

a.       bijbehorende bouwwerken mogen aangebouwd en vrijstaand worden gebouwd;

b.       bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak in het achtererfgebied te worden gebouwd, tenzij een van de volgende bouwaanduidingen  'specifieke bouwaanduiding – bijgebouwen’; 'specifieke bouwaanduiding – bijbehorend bouwwerk’ en 'specifieke bouwaanduiding – bouwwerk geen gebouwzijnde’ op de verbeelding is opgenomen, dan mogen de bijbehorende bouwwerken tevens binnen deze aanduidingen worden opgericht, daarbij dienen de bijgebouwen wel minimaal 3 m¹ achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

c.       in afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.3 onder b. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrens naar openbaar toegankelijk gebied worden gebouwd;

d.       in afwijking van het bepaalde artikel 10.2.3 onder b.  geldt bij vrijstaande woningen dat slechts aan één zijde tot 1 m achter de voorgevel tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd en dat de afstand tot de overige zijdelingse perceelgrens(zen) ten minste 3 m1 dient te bedragen. Achter de achtergevel van het hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd;

e.       bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1 m¹ achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;

f.         in afwijking van het bepaalde artikel 10.2.3 onder e. geldt dat erkers en overkappingen tot 1,20 m¹ voor de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd mits de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m¹ bedraagt en mits de breedte van de erker niet meer dan 60% van de bestaande gevel van het hoofdgebouw bedraagt;

g.       in afwijking van het bepaalde artikel 10.2.3 onder e. geldt dat luifels tot 1,20 m¹ voor de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd mits de breedte van de luifel niet meer dan 40% van de bestaande gevel van het hoofdgebouw bedraagt;

h.       voor een vrijstaande bijbehorend bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:

  1. de oppervlakte per (bouw)perceel mag maximaal 80 m² bedragen, m.u.v. kavels met een oppervlakte van 1.000m2 waar een vrijstaand bijbehorend bouwwerk van 100m2 is toegestaan;
  2. de goothoogte mag maximaal 3,3 m1 bedragen;
  3. indien het vrijstaande bijbehorend bouwwerken  wordt uitgevoerd met een dak:

-          mag de dakhelling maximaal 50o bedragen en;

-          mag de bouwhoogte maximaal 4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen tot een maximum van 7m1;

i.         in afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.3 onder h. mag de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk met maximaal 0,25 m¹ worden verhoogd indien dit noodzakelijk is voor de architectonische dan wel constructieve inpassing;

j.         een overkapping geplaatst voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag geen wanden bevatten;

k.       aan de achtergevel en zijgevel van het hoofdgebouw mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte mag maximaal 3,3 m¹ bedragen;
  2. de bouwhoogte maximaal 4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen
  3. in afwijking van het bepaalde onder a. van artikel 10.2.3 onder j. mag de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk met maximaal 0,25 m¹ worden verhoogd indien dit noodzakelijk is voor de architectonische dan wel constructieve inpassing.

10.2.4 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m¹ bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;

b.       bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m¹ bedragen, uitgezonderd bij hoekpercelen waar de bouwhoogte van erf-/ terreinafscheidingen voor de zijgevel maximaal 2 m¹ mag bedragen, mits deze erf-/ terreinafscheiding wordt gebouwd minimaal 1 m¹ achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;

b.       de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 m¹ mag bedragen;

c.       de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;

d.       de bouwhoogte van antennemasten mag maximaal 12 m¹ bedragen waarbij deze niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw;

e.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m¹ bedragen.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.3.1 Vergroten maximum oppervlak bijbehorende bouwwerken

a.       burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van afhankelijk wonen, mindervaliden en mantelzorg bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 10.2.3 onder e. voor vergroting van bestaande bijbehorende bouwwerken en/of de bouw van extra bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 80 m² als genoemd onder 10.5.2 met dien verstande dat het voorgeschreven bebouwingspercentage ten aanzien van het (bouw)perceel met ten hoogste 10 % mag worden verhoogd;

b.       de omgevingsvergunning in artikel 10.3 onder a. wordt uitsluitend verleend indien de maximale oppervlaktemaat voor afhankelijke woonruimte van 80m2 zoals genoemd in artikel 10.5.2 niet overschreden wordt en voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. de gebruiksmogelijkheden:

·         een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;

  1. de woonsituatie:

·         het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:

a.       de lichttoetreding/ bezonning / schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op)

b.       aangrenzende gronden;

c.       het uitzicht;

d.       de aanwezigheid van voldoende privacy;

e.       waarbij in het bijzonder gekeken wordt naar de situatie aangaande de direct aangrenzende

f.         percelen.

10.3.2 Afwijken bouw en goothoogte

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.2 onder e. of de maatvoeringsaanduiding zoals opgenomen op de verbeelding door de bestaande goot- en bouwhoogte met  25% te verhogen tot een maximum van respectievelijk 6m1 en 9m1, mits voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld, alsmede beeldkwaliteitrekening dient gehouden te worden met een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit, gelet hierbij wordt op:

1.       een goede samenhang tussen bouwmassa en gevelbeeld;

2.       de samenhang met aangrenzende bebouwing;

3.       het beeld van bebouwd en onbebouwd deel van het perceel;

4.       de hoogtedifferentiatie.

  1. de gebruiksmogelijkheden: een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden;

de woonsituatie:

  1. het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:

1.       de lichttoetreding/ bezonning / schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;

2.       het uitzicht;

3.       de aanwezigheid van voldoende privacy.

 

10.4 Specifieke gebruiksregels

10.4.1 Niet-strijdig gebruik

Onder niet-strijdig gebruik van de grond en bouwwerken wordt verstaan aan-huis-gebonden

beroepsmatige activiteiten in de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mits:

a.       de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;

b.       het medegebruik van de woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken beperkt is tot ten hoogste 35% van het grondoppervlak van de woning en de daarbij behorende bouwwerken tot maximaal 80m²;

c.       het parkeren plaatsvindt op eigen terrein;

d.       er geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leiden.

 

10.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

a.       de uitoefening van een detailhandels-, horeca, seksinrichting, escortbedrijf, ambachtelijk, dienstverlenend en/of industrieel bedrijf anders dan bedoeld in artikel 10.1;

b.       de uitoefening van een groothandelsbedrijf;

c.       de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;

d.       voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft voor permanente of tijdelijke bewoning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;

e.       als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

f.         het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

g.       de verkoop van motorbrandstoffen.

 

 

10.4.3   Aanvullende voorwaarden landschappelijke inpassing/ inrichtingsplan

Voor het adres Helmondsestraat 33 in Bakel geldt aanvullend de vereiste dat het inrichtings- en  beplantingsplan, gedateerd 12 december 2012 en opgesteld door Frans van Sleeuwen, 1 jaar na de inwerking treden van onderliggend bestemmingsplan moet zijn aangelegd overeenkomstig dit inrichtingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden.

 

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

10.5.1 Aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.4.2 onder c. voor de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende gebouwen, mits:

a.       de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

b.       bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:

  1. in principe geen afwijking wordt verleend voor het uitoefenen van die bedrijvigheid welke vergunningplichtig is op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, nr. 50) dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de Wet milieubeheer, tenzij bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van het bedrijf blijkt, dat het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, trillinghinder, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water, alsmede de verkeersaantrekking;
  2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
  3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft;

c.       het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, d.w.z. dat degene die de activiteiten in het bijbehorend bouwwerk en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

d.       het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;

e.       het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning bijbehorende bouwwerk aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;

f.         geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van de aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit;

g.       geen showrooms zijn toegestaan;

h.       ten hoogste 35% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een maximum van 50 m².

 

10.5.2 Tijdelijke bewoning bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning tijdelijk afwijken van het bepaalde

in artikel 10.4.2 onder d. van dit artikel voor het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als

afhankelijke woonruimte, mits:

a.       een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

b.       er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt;

c.       een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;

d.       de afhankelijke woonruimte een oppervlakte heeft van maximaal 80 m²;

e.       het bijbehorend bouwwerk gelegen is op maximaal 15 m1 van het hoofdgebouw;

f.         indien de verleende omgevingsvergunning vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer noodzakelijk is komt deze te vervallen.

 

10.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a.       het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand of gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' of 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';

b.       het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;

c.       het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

 

 


Artikel 11 Waarde - Archeologie 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar

voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in

deze gronden voorkomende archeologische waarden.

 

11.2 Bouwregels

11.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als

bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde –

Archeologie 3'.

 

11.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:

a.       het bouwen van bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 250 m² én niet dieper dan 0,40 m1 onder maaiveld.

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder

11.2.2 onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming gebouwen en bouwwerken,

geen gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 250 m2 en dieper dan 0,40 m1, onder de

voorwaarden dat:

a.       de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;

b.       indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:

·         de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

·         de verplichting tot het doen van opgravingen;

·         de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

11.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in

afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de

volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m1 onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder artikel 11.2.2. vermelde oppervlaktemaat, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

b.       het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c.       het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m1 onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder artikel 11.2.2. vermelde oppervlaktemaat

 

11.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 11.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.       betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

11.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

a.       geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in artikel 11.1 genoemde doeleinden;

b.       alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

c.       een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

11.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zonder of in afwijking

van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige

bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder artikel 11.2.2 vermelde

oppervlaktemaat en een diepte van meer dan 0,40 m1 hebben.

 

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de aanduiding 'Waarde - Archeologie 3' wijzigen dan wel toevoegen en/of

verwijderen indien:

a.       uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;

b.       uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.


Artikel 12 Waarde - Archeologie 5

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar

voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in

deze gronden voorkomende archeologische waarden.

 

12.2 Bouwregels

12.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als

bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde –

Archeologie 5'.

 

12.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Waarde – Archeologie 5' aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:

a. het bouwen van bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 2.500 m² én niet

dieper dan 0,40 m1 onder maaiveld.

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder

12.2.2 onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming gebouwen en bouwwerken,

geen gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 m1, onder de

voorwaarden dat:

a.       de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;

b.       indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:

·         de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

·         de verplichting tot het doen van opgravingen;

·         de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden

12.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in

afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de

volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m1 onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder artikel 12.2.2. vermelde oppervlaktemaat.

b.       zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

c.       het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

d.       het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m1 onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder artikel 12.2.2. vermelde oppervlaktemaat.

 

12.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 12.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.       betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.       mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

12.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 12.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

a.       geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in artikel 12.1 genoemde doeleinden;

b.      alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

c.      een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

12.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking

van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige

bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder artikel 12.2.2 vermelde

oppervlaktematen en een diepte van meer dan 0,40 m1 hebben.

 

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de aanduiding 'Waarde - Archeologie 5' wijzigen dan wel toevoegen en/of

verwijderen indien:

a.       uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;

b.       uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.

 


Artikel 13 Waarde – Cultuurhistorie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.


Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti - dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 


Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Bestemmingsomschrijving

Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor:

a.       Behoud, herstel en/ of versterking van de waterhuishoudkundige waarden

 

15.2 Algemene bouwregels

a.       Bouwplannen worden integraal getoetst wat betreft situering, verschijningsvorm, erfbeplanting, inpassing en waterhuishouding;

b.       Voor bouwplannen gelden de criteria van de betrokken beeldkwaliteitplannen.

 

15.3 Afwijking van bouwregels

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen mag in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 de bouwgrens, gevellijn of bestemmingsgrens worden overschreden door tot gebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen als stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, overstekende daken, putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen en hiermee vergelijkbare bouwdelen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m1 bedraagt.

 

15.4 Vergunningsvrij bouwen

Ongeacht het bepaalde in dit plan zijn vergunningsvrije bouwwerken als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht toegestaan.


Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

 

16.1 Geluidszone - industrie

Het is niet toegestaan een nieuw geluidsgevoelig object toe te voegen op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone – industrie'.

 

16.2 Luchtvaartverkeerzones

a.       Het is niet toegestaan om binnen het gehele plangebied enig bouwwerk te bouwen,    werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 65m¹ boven NAP;

b.       Het is niet toegestaan om op gronden binnen de gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone –ihcs’ (Inner Horizontal en Conical Surface) enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 45m¹ boven NAP, uitgezonderd de gronden aan de Ossenstaart in Milheeze waar het niet toegestaan is binnen gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone –ihcs’ (Inner Horizontal en Conical Surface) enig bouwwerk te bouwen, houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 105 m¹ boven NAP;

c.       Het is niet toegestaan om op gronden binnen de gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone –funnel’ enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 40m¹ boven NAP;

d.       Het is niet toegestaan een nieuw geluidsgevoelig object toe te voegen op gronden gelegen binnen de binnen de 35 KE-lijn van de gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ke zonering’ , behoudens de uitzonderingen opgenomen in het Besluit Geluidsbelasting Grote Luchtvaartterreinen 1996;

 

16.3 Veiligheidszone - bevi

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone – bevi' dienen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen van inrichtingen vooraf in het kader van externe veiligheid te worden getoetst en te voldoen aan de plaatsgebonden en/of groepsgebonden risico's.

 

16.4 Vrijwaringszone – molenbiotoop Wilibrordus

16.4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' en 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming en de daaronder begrepen de bebouwingsvrije zone, mede bestemd voor:

a.       bescherming van de functie als werktuig van de in het gebied voorkomende windmolen gelet op de windvang;

b.       bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.

 

16.4.2 Bouwregels

Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' en 'Vrijwaringszone –molenbiotoop 2' mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende bouwregels:

a.       de maximale bouwhoogte binnen vrijwaringszone – Wilibrordus – molenbiotoop 1 bedraagt 0 m1;

b.       binnen de op de plankaart aangegeven vrijwaringszone – Wilibrordus – molenbiotoop 2 geldt als maximale bebouwingshoogte de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 50) + 2,66.

 

16.4.3 Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde onder artikel 16.4.2. is bebouwing met een grotere hoogte in de

volgende gevallen toegestaan:

a.       het betreft een bouwwerk met een bestaande grotere hoogte; of

b.       het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
  2. het bouwwerk wordt aan een bestaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m¹ van bestaande bouwwerken;
  3. de uitbreiding van het vloeroppervlak van krachtens deze bepaling opgerichte bouwwerken mag in totaal niet meer bedragen dan 10% van de bouwwerken waarachter wordt gebouwd.

16.4.4 Specifieke gebruiksregels

De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de gebiedsaanduiding strijdig gebruik en zijn dus verboden:

a.       beplanting aanbrengen tot een hoogte groter dan in artikel 16.4.2 onder a. en b. als maximum aangegeven, tenzij het bestaand gebruik met een grotere hoogte betreft.

 

16.4.5 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikelen 16.4.2 en 16.4.4 voor bebouwing en beplanting op een andere locatie en/of met een grotere hoogte en/of een grotere breedte, mits voldaan word dat bebouwing en/of beplanting redelijkerwijs niet mogelijk is op grond van artikelen 16.4.2 en 16.4.4.

 

16.5 Vrijwaringszone – molenbiotoop Bijenkorf

16.5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Vrijwaringszone – Molenbiotoop 1” en voor “Vrijwaringszone – Molenbiotoop 2”  aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

1.         bescherming van de functie als werktuig van de in het gebied voorkomende windmolen gelet op de windvang;

2.         bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.

 

16.5.2           Bouwregels

Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' en voor “Vrijwaringszone – Molenbiotoop 2”  mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende bouwregels:

1.         de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – Bijenkorf –molenbiotoop 1' is de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 50) + 3,24;

2.         de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – Bijenkorf –molenbiotoop 2' is de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 75) + 3,48.

 

16.5.3           Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde onder 16.5.2. is bebouwing met een grotere hoogte in de

volgende gevallen toegestaan:

1.         het betreft een bouwwerk met een bestaande grotere hoogte; of

2.         het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande

bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;

b. het bouwwerk wordt aan een bestaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m van bestaande bouwwerken;

c. de uitbreiding van het vloeroppervlak van krachtens deze bepaling opgerichte bouwwerken mag in totaal niet meer bedragen dan 10% van de bouwwerken waarachter wordt gebouwd.

 

16.5.4           Specifieke gebruiksregels

De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de gebiedsaanduiding strijdig gebruik en zijn dus verboden:

1.         beplanting aanbrengen tot een hoogte groter dan in artikel 16.5.2. als maximum

aangegeven, tenzij het bestaand gebruik met een grotere hoogte betreft.

 

16.5.5.           Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

artikel 16.5.2 en 16.5.4 voor bebouwing en beplanting op een andere locatie en/of met een grotere hoogte en/of een grotere breedte, mits voldaan wordt dat bebouwing en/of beplanting redelijkerwijs niet mogelijk is op grond van artikel 16.5.2 en 16.5.4.

 

 


Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan ten aanzien

van:

a.       de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen, of bouwvlakken worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

b.       de bestemmingsbepalingen en toestaan dat niet voor bewoning bestemde openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw maximaal 50 m³ bedraagt;

c.       de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van  kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 65 meter boven N.A.P.;

d.       de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken wordt vergroot voor de bouw van opbouwen voor technische installaties op daken, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftopbouwen, ventilatie-installaties en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;

e.       de bestemmingsbepalingen en toestaan dat reclamezuilen hoger dan 3 m mogen worden gerealiseerd;

f.         de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot meer dan 6 m;


Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

18.1 Wijzigen bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6. lid 1 onder a. Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

a.       door het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen te behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande, dat de afwijking ten hoogste 5 m¹ mag bedragen mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;

 

18.2 Wijzigen Staat van bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6. lid 1 onder a. Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

a.       de Staat van Bedrijven te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.

 

 


Artikel 19 Algemene procedureregels

19.1 Uitwerkings- en wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een uitwerkings- en wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit

plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.

 

19.2 Afwijkingsbevoegdheid

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de in hoofdstuk 4 van de Awb en zijn de artikelen 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure van toepassing.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

a.       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.       burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.

c.       het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

20.2 Overgangsrecht gebruik

a.       Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.       het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.       indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.       het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan: partiële herziening “Stedelijke gebieden, oktober 2012 Gemeente Gemert-Bakel”.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ??

 

 

de griffier,                                                                    de voorzitter,

................................                                                  ................................