Artikel 7           Recreatie

7.1       Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       verblijfsrecreatieve doeleinden, waaronder wordt verstaan het bedrijfsmatig bieden van recreatief dag- of nachtverblijf, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegelaten:

1.      ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie: groepsaccommodatie met in totaal niet meer dan 94 slaapplaatsen;

2.      horecavoorzieningen, ondergeschikt aan de vakantiehoeve, met een gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van maximaal 500 m²;

b.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - slechtweervoorziening': recreatieve slechtweervoorzieningen;

c.       ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': maximaal één bedrijfswoning;

d.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - speelbos': een speelbos;

e.       ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - midgetgolfterrein': een midgetgolfterrein;

f.         ter plaatse van de aanduiding  'specifieke vorm van recreatie - stal / infopunt': een stal / informatiepunt;

g.       verharde wegen en paden;

h.       ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een halfverhard parkeerterrein;

i.         landschapsbouw, onder andere in de vorm van een groene erfinrichting met een minimale omvang van 20% van het bebouwde en verharde deel van het bestemmingsvlak;

j.         behoud, herstel en/of versterking van de omgevingskwaliteit;

k.       bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals waterhuishoudkundige voorzieningen en waterlopen.


7.2       Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

7.2.1     Gebouwen

a.       gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak;

b.       de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 meter en bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m¹, tenzij ter plaatse met een maatvoeringsaanduiding een andere maximale goot- en bouwhoogte is aangeduid;

c.       in afwijking van het bepaalde onder a. is buiten de bouwvlakken bebouwing toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m², een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter.

7.2.2     Bedrijfswoning

a.       de bedrijfswoning is toegestaan binnen het bestaande bedrijfsgebouw of ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

b.       de inhoud bedraagt maximaal 750 m³;

c.       de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 meter;

d.       de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter.

7.2.3     Bijgebouwen bij de bedrijfswoning

a.       bijgebouwen worden uitsluitend achter de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd;

b.       de afstand tussen de bedrijfswoning en de bijgebouwen bedraagt maximaal 15 meter;

c.       de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bedraagt maximaal 100 m²;

d.       de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter;

e.       de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 meter.

7.2.4     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a.       de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;

b.       de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal dan 5 meter.

7.2.5     Ondergronds bouwen

a.       ondergronds bouwen is alleen toegestaan als onderbouw van gebouwen;

b.       de verticale diepte bedraagt maximaal 4 meter.

7.3       Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik, strijdig met deze bestemming, als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van:

a.       de recreatieve verblijfseenheden voor permanente bewoning;

b.       niet voor bewoning bestemde (bij)gebouwen voor bewoning;

c.       gronden of bouwwerken voor horecavoorzieningen, tenzij deze overeenkomstig het bepaalde in 8.1 a. onder 2 zijn toegestaan.


7.4       Ontheffing van de gebruiksregels

7.4.1     Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 7.3 onder b. om te voorzien in een tijdelijke behoefte en toestaan dat een (gedeelte van een) vrijstaand bijgebouw bij de bedrijfswoning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:

a.       er, behoudens in geval van een eerste lijns (ouder-kind) familirelatie, sprake is van noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg;

b.       er sprake blijft van de huisvesting van één huishouden;

c.       er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

d.       de afhankelijke woonruimte past binnen de regeling inzake bijgebouwen binnen deze bestemming;

e.       de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan 80 m²;

f.         de afstand tussen de afhankelijke woonruimte en de woning maximaal 20 meter bedraagt;

g.       rekening wordt gehouden met milieuhygiënische omgevingsaspecten (geur, geluid, veiligheid e.d.);

h.       aan de ontheffing in ieder geval het voorschrift verbonden wordt dat binnen twee maanden nadat het gebruik als afhankelijk woonruimte is beëindigd, dit door de hoofdbewoner van het pand schriftelijk wordt gemeld bij het college van burgemeester en wethouders en dat binnen drie maanden na deze melding de betreffende woonruimte ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning.