10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a.
wonen, in vrijstaande landhuizen, al dan niet met een
beroep aan huis;
b.
tuinen en erven;
c.
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals
groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en oudheidkundige
voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden
gebouwd en gelden de volgende regels.
10.2.1 Hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen
a.
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een
bestemmingsvlak worden gebouwd;
b.
per bestemmingsvlak mag maximaal één landhuis worden
gebouwd, tenzij op de verbeelding anders aangegeven;
c.
de goothoogte bedraagt maximaal 6,5 meter;
d.
de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter;
e.
de inhoud bedraagt minimaal 1000 m3 en
maximaal 1500 m3;
f.
het hoofdgebouw wordt voor minimaal 80% van het bebouwde
oppervlak voorzien van schuine daken met een dakhelling van minimaal 15° en
maximaal 60°.
10.2.2
Bijgebouwen en overkappingen
a.
bijgebouwen en overkappingen mag uitsluitend binnen een
bestemmingsvlak worden gebouwd;
b.
de afstand tot de grens met het buurperceel bedraagt
minimaal 5 meter;
c.
de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 meter;
d.
de bouwhoogte bedraagt maximaal 7 meter;
e.
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en
overkappingen bedraagt per woning maximaal 120 m2.
10.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a.
de hoogte van erf- en
terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
b.
de hoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,5 meter;
c.
het aanleggen van een onoverdekt zwembad
is toegestaan, mits:
1.
de afstand tot de zijdelingse
perceelgrens minimaal 5 meter bedraagt;
2.
de oppervlakte van het zwembad maximaal
100 m² bedraagt;
3.
de hoogte van het zwembad maximaal 0,5
meter bedraagt, gemeten vanaf het maaiveld;
4.
uit het bouwplan blijkt dat de
waterafvoer van het zwembad als gevolg van een regenbui of het schoonmaken
zodanig geregeld is dat dit geen nadelige invloed heeft op de omliggende
gronden en/of de drukriolering.
5.
het gebruik uitsluitend hobbymatig is.
10.2.4
Ondergronds bouwen
a.
ondergronds bouwen is alleen toegestaan als onderbouw van
gebouwen;
b.
de verticale diepte bedraagt maximaal 4 meter.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten
behoeve van het realiseren van:
a.
een samenhangend bebouwings- en landschapsbeeld;
b.
een landhuis naar typologie van een
langgevelboerderijgebouw.
10.4 Ontheffing van de bouwregels
10.4.1
Dakhelling
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in 9.2.1 onder f, en toestaan dat het
gebouw wordt voorzien van een kap met een grotere of kleinere dakhelling, mits
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a.
een samenhangend bebouwings- en landschapsbeeld;
b.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1
Beroep aan huis
Het gebruik van gedeelten van een
woning voor kantoor- of praktijkruimte ten behoeve van een beroep aan huis is
toegestaan, mits:
a.
de woonsituatie als primaire functie gehandhaafd blijft;
b.
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en
leefklimaat in de omgeving;
c.
de beroepsvloeroppervlakte ten hoogste 35% van de
gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen bedraagt
tot maximaal 50 m²;
d.
het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale
afwikkeling van het verkeer;
e.
het beroep door de bewoner wordt uitgeoefend;
f.
geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, uitgezonderd
een ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter
plaatse uitgeoefende beroep aan huis.
10.5.2
Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met deze
bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening,
wordt in ieder geval gerekend:
a.
het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke
woonruimte;
b.
het gebruik van gebouwen voor een bedrijf aan huis, niet
zijnde een beroep aan huis.
10.6 Ontheffing van de gebruiksregels
10.6.1
Mantelzorg
a.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van
het bepaalde in 9.5.2 onder a. om te voorzien in een tijdelijke behoefte en
toestaan dat een (gedeelte van een) vrijstaand bijgebouw gebruikt wordt als
afhankelijke woonruimte, mits:
1.
er, behoudens in geval van een eerste lijns (ouder-kind)
familierelatie, sprake is van noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg;
2.
er sprake blijft van de huisvesting van één huishouden;
3.
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van andere
belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
4.
de afhankelijke woonruimte past binnen de regeling inzake
bijgebouwen binnen deze bestemming;
5.
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer
bedraagt dan 80 m²;
6.
de afstand tussen de afhankelijke woonruimte en de woning
maximaal 20 meter bedraagt;
7.
rekening wordt gehouden met milieuhygiënische
omgevingsaspecten (geur, geluid, veiligheid e.d.);
8.
aan de ontheffing in ieder geval het voorschrift
verbonden wordt dat binnen twee maanden nadat het gebruik als afhankelijk
woonruimte is beëindigd, dit door de hoofdbewoner van het pand schriftelijk
wordt gemeld bij het college van burgemeester en wethouders en dat binnen drie
maanden na deze melding de betreffende woonruimte ongeschikt wordt gemaakt voor
bewoning.