INHOUD
Leeswijzer Aan iedere bestemming zijn
regels gebonden die te maken hebben met het gebruik van de grond en van de
zich daarop bevindende bouwwerken. Om er zeker van te zijn dat u van alle
rechten en plichten op de hoogte bent,wordt geadviseerd de voorschriften in
de volgende volgorde te lezen: (1)
Hoofdstuk 1: Inleidende regels; (2)
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels; (3) Hoofdstuk 3: Algemene regels; Als de gewenste activiteit niet
binnen deze bepalingen past, dan kan aan de hand van een concreet
initiatief bepaald worden of de ontwikkeling op basis van dit
bestemmingsplan toch mogelijk is. In artikel 3 zijn een aantal flexibiliteitregels
opgenomen. Hier geldt als belangrijke
randvoorwaarde de inpassing van de activiteit in het landschap. Het
Beeldkwaliteitplan Buitengebied, dat de gemeenteraad op 20 december 2006
heeft vastgesteld, maakt dan ook onderdeel uit van dit plan. Indien de door u gewenste
activiteit ook niet mogelijk is op grond van deze flexibiliteitregels dan
is deze alleen mogelijk indien het bestemmingsplan kan worden herzien. De
gemeenteraad beslist hierover. (3)
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
(artikelen 10 en 11) Hier wordt een regeling gegeven
voor bebouwing en gebruik die afwijken van dit bestemmingsplan. De toelichting van het bestemmingsplan geeft u meer inzicht in de
bedoelingen van het totale bestemmingsplan.
In deze regels wordt verstaan onder:
Plan
Het bestemmingsplan “Partiele
herziening Bakelse Plassen, Hekker 5 Milheeze” van de gemeente Gemert- Bakel
zoals vervat in de verbeeldingen en de bijbehorende regels.
Verbeelding
De verbeeldingen, waarop de
bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen,
zijn aangegeven, met kenmerk NL.IMRO.1652.Hekker5Milheeze-ON01
Aanbouw
Een gebouw, dat aan het hoofdgebouw
is gebouwd en dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een
op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of
figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels de regels
worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van gronden.
Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien
het een vlak betreft.
Aan huis verbonden
beroep
Het door een van de bewoners
beroepsmatig aan huis verrichten van diensten op administratief, juridisch,
medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of
hiermee gelijk te stellen gebied, prostitutie uitgezonderd, dat door zijn beperkte omvang met behoud van
de woonfunctie in een (bedrijfs) woning met de daarbij behorende bijgebouwen
kan worden uitgeoefend.
Aardkundige waarden
De waarden die aan een gebied zijn
toegekend vanwege het aanwezig zijn van geologische, geomorfologische,
bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en/of processen.
Adviescommissie
Agrarische Bouwaanvragen
Commissie van deskundigen op het
gebied van agrarische bedrijfsactiviteiten en agrarische ontwikkelingen die
gemeenten adviseert over aanvragen op dit beleidsterrein. De commissie is
ingesteld door de Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen te Tilburg
die op haar beurt is opgericht door de Stichting Advisering Buitengebied te
Tilburg.
Afhankelijke
woonruimte
Een bijgebouw dat qua ligging een
ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding
uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
Agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat gericht is op het
voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en /of het
houden van dieren en dat een omvang heeft van tenminste 8 Nederlandse grootte
eenheden (Nge).
Agrarisch gebruik
Het gebruik van gronden of gebouwen
voor het telen van gewassen of het houden van dieren.
Agrarische waarden
De waarden die aan een gebied zijn
toegekend vanwege de goede mogelijkheden voor de uitoefening van een
doelmatige, agrarische bodem- en /of bedrijfsexploitatie.
Archeologische waarden
De waarden, die aan een gebied zijn
toegekend vanwege de aanwezigheid in de bodem van waardevolle resten en /of
sporen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden.
Architectonische
waarden
De waarden, die aan een gebouw zijn
toegekend vanwege de karakteristieke bouwkunst, bouwstijl of bouwvorm.
Bebouwing
Eén of meer gebouwen en /of
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bebouwingspercentage
Een in de voorschriften of op de
plankaart aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een
bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
Bebouwingsvrije zone
bij een leiding
Een vrijwaringzone aan weerszijde
van de hartlijn van de leiding die obstakelvrij moet blijven om een veilig en
bedrijfszeker transport te waarborgen en ter bescherming van gevaar voor
personen en goederen in de directe omgeving van de leiding.
Bedrijf
Een organisatorische eenheid,
waarbinnen op een bepaalde locatie commerciële activiteiten worden uitgeoefend.
Bedrijfsgebouw
Een gebouw of een gedeelte van een
gebouw, met uitzondering van de bedrijfswoning, dat dient voor de uitoefening
van één of meer bedrijfsactiviteiten.
Bedrijfsplan
Een rapport, waarin op een
objectieve wijze inzicht wordt gegeven in de bedrijfseconomische,
bedrijfstechnische en eventuele andere aspecten die beoordeeld moeten worden
bij het toetsen van de aanvaardbaarheid van ontwikkelingen waarvoor deze
voorschriften in principe mogelijkheden bieden.
Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of
op een bestemmingsvlak, die uitsluitend is bedoeld voor de huisvesting van (het
huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van
de grond ter plaatse van het gebouw of het bestemmingsvlak, noodzakelijk is.
Beeldkwaliteit
Beeldkwaliteit is het samenstel van
de beoordeling van:
De plaats van de bebouwing (in het verleden en nu);
De maten en verhoudingen van de
gebouwen (in het verleden en nu);
Het ritme of patroon van de
bebouwing langs de weg, (in het verleden en nu);
De beplanting, langs de openbare weg
en op de particuliere gronden;
Het materiaalgebruik voor de
bebouwing en de straat;
Het functioneren van de bebouwing
(denk aan parkeren, geluidsoverlast e.d.);
Kenmerkende objecten (een molen,
kerk, bos, houtwal, kunst e.d.);
Staat van verzorging (detaillering
en onderhoud van gebouwen, weg- en bermonderhoud, verlichting e.d.);
abiotische omgeving, patronen,
structuren;
Beeldkwaliteitplan
buitengebied
Het plan zoals het door de gemeenteraad
op 20 december 2006 is vastgesteld en zoals het luidt op de datum van ter visie legging van het onderhavige
bestemmingsplan waarvan het onderdeel uitmaakt. Het plan geeft een beeld en een
waardering van de bebouwde en onbebouwde omgeving in een bepaald samenhangend
deelgebied. Dit beeldkwaliteitplan geeft het toetsingskader voor ontwikkelingen
die mogelijk zijn op grond van de verschillende detailbestemmingen in dit plan
en het bevat verder richtlijnen voor het beoordelen van de aanvaardbaarheid van
ruimtelijke ontwikkelingen, die op grond van de flexibiliteitregels in dit
bestemmingsplan in beginsel mogelijk zijn.
Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming. Het bestemmingsvlak is de ruimtelijke eenheid, waarbinnen
de bebouwing, de ondersteunende voorzieningen en de groene erfinrichting ten
behoeve van de desbetreffende bestemming zijn geconcentreerd.
Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
Bouwen
Het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
Bouwgrens
De grens van een bouwvlak. Deze
grens mag niet door gebouwen mag worden overschreden met uitzondering van de
afwijkingen, die op grond van deze regels zijn toegestaan.
Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond,
waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten.
Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel
Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
Bouwwerk
Elke bouwconstructie van enige
omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij
indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond.
Bijgebouw
Een vrijstaand of aangebouwd gebouw
dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde
bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
Cultuurhistorische
waarden
De waarden die aan een gebied of
object worden toegekend in verband met het voorkomen van archeologische
waarden, bouwkundige waarden of historische landschapswaarden al dan niet in
onderlinge samenhang of beïnvloeding. Er is dan sprake van een driedeling:
archeologische waarden;
bouwkundige waarden of waarden van
de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;
historische landschapswaarden of
historisch- geografische waarden;
Defensiezones
Radarverstoringsgebied
van vliegbasis Volkel alsmede zoneringen gelegen rondom Vliegbasis De Peel:
Inner Horizontal en Conical Surface, invliegfunnel, munitiezones, KE-zones en
geluidszone grondgebonden geluid.
Ecologische
verbindingszone
Zone die dienst doet als
verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen
verschillende natuurgebieden. Aanleg van deze verbindingszones heeft als doel
barrières tussen deze gebieden op te heffen.
Extensiveringsgebied
Een ruimtelijk begrensd gedeelte van
een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding,
hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij
onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden
gemaakt.
Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt.
Groene erfinrichting
Een groenelement, bestaande uit
beplanting en / of andere groenelementen, zoals een poel of een vlinderweide,
dat gelegen is binnen een bestemmingsvlak. De groene erfinrichting is van
belang voor het behoud of versterken van de beeldkwaliteit ter plaatse.
Grondgebonden
agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf, waarvan de
productie geheel of overwegend afhankelijk is van het productievermogen van de
gronden die bij het bedrijf behoren en die in de directe omgeving van het
bedrijf zijn gelegen.
Als grondgebonden bedrijf worden in
ieder geval aangemerkt: akkerbouw- , fruitteelt- en vollegrondtuinbouwbedrijven
en boomteeltbedrijven waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant.
Melkveebedrijven kunnen in de meeste gevallen, gezien de wijze waarop ze
geëxploiteerd worden, ook worden aangemerkt als grondgebonden bedrijf.
Hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel
door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste gebouw valt
aan te merken.
Hoofdverblijf
De plaats die fungeert als het
centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke
een voor permanente bewoning geschikte verblijfsplaats is, die tenminste
bestaat uit een keuken, woon- , was- en slaapgelegenheid.
Huishouden
Een aantal door eerstegraads
familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat
gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke
voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin,
een gezin met inwonende familieleden of een woongroep).
huisvesting van tijdelijke
werknemers
het
huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte
gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard
kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige
bedrijfsvoering;
Infiltratie
Het doorsijpelen van water door de
bodem naar het grondwater.
Integrale
omgevingstoets
De toets die plaatsvindt om de
aanvaardbaarheid van een voorgenomen ontwikkeling op ruimtelijke (natuur,
landschap, beeldkwaliteit, waterhuishoudkundige aspecten) en milieuhygiënische
aspecten te beoordelen.
Kampeermiddel
Een tent, vouwwagen, kampeerauto of
een caravan dan wel enig ander onderkomen of voertuig of gedeelte daarvan, dat
geen bouwwerk is en dat geheel of gedeeltelijk blijvend is bestemd of opgericht
dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Landschappelijke
waarden
De aan een gebied toegekende
waarden, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, welke
worden bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en
niet-levende natuur.
Mantelzorg
Het bieden van zorg aan eenieder die
hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak. De zorgverlening
vindt plaats op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
Milieucategorie
De milieucategorie die aan een
bepaalde bedrijfsactiviteit is toegekend in de Brochure Bedrijven en
milieuzonering, tweede druk, in 2007 uitgebracht door de Vereniging van
Nederlandse Gemeente ISBN 9789012117333 zoals deze luidt op de datum van ter
inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Minicamping
Een kampeerterrein waarop na
ontheffing maximaal 15 kampeermiddelen mogen worden geplaatst gedurende de
periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
Natuurwaarden
De waarden die aan een gebied zijn
toegekend in verband met het voorkomen van biotische en/of abiotische elementen
die bijdragen aan de diversiteit en natuurlijkheid van een gebied.
Nachtregister
Register van personen die op het bedrijf overnachten, waarin
wordt bijgehouden een geldig reisdocument, naam, beroep, woonplaats, dag van
aankomst en vertrek.
Nederlandse
grootte-eenheid (NGE)
Een economische maatstaf, die
periodiek wordt herzien door het Landbouw Economisch Instituut (Lei) en met
behulp waarvan de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven
worden vastgesteld.
Nevenfunctie /
nevenactiviteit
Het ontplooien van activiteiten op
een bestemmingsvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de bedrijfsvoering
betreffen.
Niet grondgebonden
agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf, niet zijnde
een glastuinbouwbedrijf, waarvan de productie niet in overwegende mate
afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de
directe omgeving van het bedrijf. Voorbeelden zijn: intensieve
veehouderijen, champignonkwekerijen,
witlofkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen.
Omgevingskwaliteit
Waarde, die aan een gebied wordt
toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige,
milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde
en onbebouwde omgeving.
Omschakeling agrarisch
bedrijf
Het geheel, dan wel in overwegende
mate binnen een bestaand agrarisch bestemmingsvlak overstappen van de ene
agrarische bedrijfsvorm naar een andere agrarische bedrijfsvorm (grondgebonden
agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden agrarisch bedrijf anders dan intensieve
veehouderij, intensieve veehouderij, glastuinbouwbedrijf). Onder omschakeling
wordt ook verstaan het omzetten van een niet-agrarisch bestemmingsvlak in een
agrarisch bestemmingsvlak.
Onverharde weg
Een onverharde weg met beperkt
gebruik als ontsluitingsweg van de daaraan gelegen gronden zonder
verkeersbetekenis en met landschappelijke, ecologische en/of cultuurhistorische
betekenis.
Overname agrarisch
bedrijf
Het overnemen en op dezelfde voet
voortzetten van een bestaand agrarisch bedrijf op een bestaand agrarisch
bestemmingsvlak.
Perceelsgrens
Een kadastrale grens van een
perceel.
Permanente bewoning
Bewoning van een ruimte als
hoofdverblijf.
Reconstructieplan De
Peel
Het reconstructieplan De Peel dat
Provinciale Staten van Noord-Brabant op 22 april 2005 hebben vastgesteld op
grond van artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden en waarop bij
besluit van 27 juni 2008 een correctieve herziening is vastgesteld. Dit
reconstructieplan heeft onder meer betrekking heeft op het grondgebied van de
gemeente Gemert- Bakel.
Ruimtelijke kwaliteit
Het behoud en de versterking van de
natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorisch waardevolle kwaliteiten maar
ook een verbetering van de kwaliteit van de bebouwde omgeving.
Uitbreiding agrarisch
bedrijf
Het vergroten van een bestaand
agrarisch bedrijf door uitbreiding van het reeds toegekende bestemmingsvlak ten
behoeve van de bouw van nieuwe bedrijfsgebouwen of van voorzieningen, die
alleen binnen het bestemmingsvlak zijn toegestaan, zoals waterbassins,
sleufsilo’s, permanente teeltondersteunende voorzieningen e.d.
Veiligheidszone bij
een leiding
Een zone aan weerszijde van de
hartlijn van een leiding die op basis van richtlijnen en/of regelgeving van het
ministerie van VROM en/of het ministerie van Defensie is toegekend en die
toeziet op de externe veiligheid. Binnen deze zone mag geen opslag plaatsvinden
of gebouwd worden zonder toestemming van de leidingbeherende instantie.
Verbrede landbouw
Het ontplooien van activiteiten op
een agrarisch bestemmingsvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn
aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering.
Verharde weg
Een verharde weg (op basis van de
wegenlegger) met als functie ontsluiting van de daaraan gelegen agrarische
bedrijven, woningen en gronden, zonder doorgaand karakter met beperkte
verkeersfunctie.
Verwevingsgebied
Een ruimtelijk begrensd gedeelte van
een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur,
waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits
de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen
verzetten
Volwaardig agrarisch
bedrijf
Een agrarisch bedrijf dat de
arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan de
continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is verzekerd.
Voorgevelrooilijn
Langs de wegzijde met een
regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande
bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zo veel
mogelijk het beloop van de voorgevels van de bestaande bebouwing volgt met een
zo veel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg;
Bij het ontbreken van bebouwing als
bedoeld onder a. De denkbeeldige lijn die gevormd wordt door de krachtens deze
voorschriften toegelaten bebouwing;
Vrijkomende/voormalige
agrarische bedrijfslocatie (VAB)
Een agrarisch of niet-agrarisch
bestemmingsvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend
en waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan.
Waterberging
Het in tijden van overvloedige
neerslag tijdelijk vasthouden van water.
Waterhuishouding
De wijze waarop water in een bepaald
gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, gebruikt, verbruikt en afgevoerd
wordt.
Waterhuishoudkundige
voorziening
voorzieningen die nodig zijn ten
behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;
Woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat
met noodzakelijke vergunning gerealiseerd is met de doelstelling om één
huishouden te huisvesten.
Wijstgronden
Gronden gelegen nabij een breuk, die
door opstuwend grondwater bijna het hele jaar nat zijn.
Toelichting Wat geldt voor de begripsbepalingen, geldt ook
voor de wijze van meten, de manier dus waarop wordt vastgesteld of in een
concreet geval voldaan wordt aan de toegestane hoogte, breedte,
oppervlakte, onderlinge afstand, etc. Het bestemmingsplan moet duidelijk
aangeven hoe er moet worden gemeten.
Algemeen
De bepalingen in deze voorschriften
over plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en
kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, schoorstenen
en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen.
Peil
Bij gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een
weg grenst, is het peil de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
In andere gevallen is het peil de gemiddelde hoogte van het aansluitende
afgewerkte maaiveld.
Meetvoorschriften
Bij de toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten:
De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van
het horizontale vlak.
De goothoogte van een
bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant
van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel.
De inhoud van een
bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Ruimten, die tot 1
meter onder het peil zijn gelegen worden niet meegeteld bij het berekenen van
de inhoud van een gebouw.
De bouwhoogte van een
bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste
punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
De lengte, breedte en
diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke
scheidingsmuren)
De oppervlakte van een
bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken
en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het
gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bebouwd oppervlak
het gezamenlijke oppervlak op een
bestemmingsvlak van de gebouwen en van uitsluitend die bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, die een overdekte ruimte vormen tenminste 1 meter boven peil.
Het oppervlak van de bouwwerken wordt gemeten door middel van projectie en wel
1 meter boven peil.
De breedte van een
bestemmingsvlak
Tussen de twee zijdelingse grenzen
van het bestemmingsvlak, gemeten op een afstand van 10 meter van de naar de
zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens.
De afstand tot een
perceelsgrens
De afstand tot de
zijdelingse/achterste perceelgrens: de kortste afstand van enig punt van een
gebouw of bouwwerk tot de zijdelingse/achterste perceelgrens van het
bestemmingsvlak.
Toelichting De bestemming Agrarisch is van
toepassing op een groot gedeelte van het buitengebied met overwegend een
agrarische functie. Binnen deze bestemming komen dus diverse ontwikkelingsmogelijkheden
en kwaliteiten voor, afhankelijk van de concrete locatie. De
aanvaardbaarheid van ontwikkelingen op een bepaalde locatie wordt mede
beoordeeld op basis van de aanduidingen, die van toepassing zijn alsmede op
basis van het beeldkwaliteitplan. Hierdoor wordt de gewenste differentiatie
en kwaliteitsbewaking veilig gesteld. Leeswijzer Om van de algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn,
dient u naast dit artikel 4 met name de volgende planregels te raadplegen: ·
Artikel 1 t/m 2 Inleidende
regels; ·
Artikel 4 t/m 11 Algemene
regels;
Artikel 3 Agrarisch –A-
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
1.
agrarisch
grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
2.
behoud
en /of herstel van de natuurlijke, aardkundige waarden en beeldkwaliteit,
afgestemd op de kenmerken zoals aangeduid op de plankaart en omschreven in het
beeldkwaliteitplan;
3.
extensief
recreatief medegebruik;
4.
waterhuishoudkundige
voorzieningen en waterlopen.
Op
of in de in Lid 3.1. bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de in de doeleindenomschrijving
omschreven bestemming met een hoogte van maximaal 2,50 meter, een en ander met
uitzondering van hekwerken.
3.3 Specifieke
gebruiksregels
De
volgende werken en / of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met
de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 6 en zijn dus verboden:
het aanleggen van mest- of waterbassins
van folie.
3.4 Aanlegvergunningregels
Onverminderd
het bepaalde in Lid 3.3. is het
verboden op of in de in Lid 3.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking
van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (
aanlegvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te
voeren:
1.
afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem.
2. ophogen
van de bodem
3.
aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in
bestaande kaden
4.
diepploegen en diepwoelen
5. graven,
verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde
wateren
6.
aanleggen van drainage.
7.
aanbrengen van oppervlakteverharding kleiner dan 100m².
8.
aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100m².
8.
aanbrengen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
9.
aanbrengen van bovengrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
9.vellen of
rooien en het aanplanten van houtgewas
10.aanbrengen
van teeltondersteunende voorzieningen
Geen
aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in
de bodem tot een diepte van maximaal 40cm).
De genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts
toelaatbaar indien:
1.
zij
verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend
2.
door
het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de
desbetreffende gronden zoals omschreven in de bestemming met eventuele
aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.
Toelichting De bestemming Agrarisch – Agrarisch Bedrijf is
toegekend aan die locaties waar sprake is van bedrijfsmatige agrarische
activiteiten met bebouwing en ondersteunende voorzieningen. Niet alle
agrarische activiteiten zijn zonder meer toegestaan. Afhankelijk van de
ligging is dit beperkt tot (een) bepaalde bedrijfsvorm(en). Dit is op de plankaart
aangeduid. Leeswijzer Om van de algemene
regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit artikel 4
met name de volgende planregels te raadplegen: ·
Artikel 1 t/m 2 Inleidende
regels; ·
Artikel 4 t/m 11
Algemene regels; Als u iets wilt dat niet
lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels
raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden bieden; |
4.1. Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch- Agrarisch bedrijf
aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf
met de bijbehorende voorzieningen zoals mestopslagsilo’s, permanente en
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van
waterberging en - infiltratie, voer- en mestplaten, mest- of waterbassins van folie, verharding en groene erfinrichting. Met in het bijzonder voor zover
nader aangeduid op de verbeelding de uitoefening van één niet-grondgebonden
agrarisch bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
"niet-grondgebonden" (ng). De oppervlakte voor bebouwing, verharding en andere
voorzieningen mag maximaal 80% van het bestemmingsvlak bedragen zodat er
tenminste 20% overblijft voor de groene erfinrichting.
Per bestemmingsvlak mag slechts één bedrijf worden
uitgeoefend. Verder zijn op bedrijfsniveau voorzieningen toegestaan ten behoeve
van een duurzame ontwikkeling en exploitatie van het desbetreffende bedrijf
zoals mestverwerking, energie – opwekking en biovergisting.
4.2. Bouwregels
Op of in de in Lid 4.1. bedoelde gronden mag als
volgt worden gebouwd:
1.
agrarische bedrijfsgebouwen, één bedrijfswoning met
aan- en bijgebouwen, bouwwerken en andere voorzieningen . Voor ( delen van) bestemmingsvlakken
met de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” geldt het daarin aangegeven
getal als maximum.
2.
de maximale goothoogte is 4,5m¹ en de maximale
bouwhoogte 10m¹
3.
de bedrijfswoning mag een inhoud hebben van maximaal
750m³. Bij de bedrijfswoning is een bijgebouw toegestaan met een oppervlakte
van maximaal 100m², een goothoogte van maximaal 3m¹ en een bouwhoogte van
maximaal 5,5m¹.
4.
de maximale toegestane hoogte van bouwwerken geen
gebouwen zijnde is 12m¹ met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen
maximaal 2m¹ mag zijn.
5.
de afstand tussen de hoofdgebouwen mag maximaal 15m¹
zijn;
6.
de minimale afstand tot de zijdelingse en achterste
perceelsgrens is 3m¹
7.
de maximale oppervlakte van uitbreiding van
bebouwing zonder erfbeplanting is 20m².
4.3. Specifieke
gebruiksregels
Onder met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder
geval verstaan het gebruik van gebouwen anders dan de bedrijfswoning voor
bewoning.
4.4. Aanlegvergunningregels
Het is verboden op of in de in lid 4.1. bedoelde gronden
zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en
wethouders ( aanlegvergunning) erfbeplanting te verwijderen. Geen
aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer.
Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de
doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze
werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven
in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het
beeldkwaliteitplan.
Voor het verwijderen van erfbeplanting geldt in dit verband
dat uit een nieuw (erf)inrichtingsplan moet blijken dat aan artikel 7 kan
worden voldaan.
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die
eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bestemmingsregels
Toelichting Een van de uitgangspunten van het
bestemmingsplan is, is het verhogen van de kwaliteit van het buitengebied in
ruime zin. Dit betekent dat er in alle bestemmingen ruimte is voor
ontwikkelingen, die de kwaliteit verhogen. |
6.1 Algemeen
Alle gronden binnen het plangebied zijn
mede bestemd voor:
a.
landschapsopbouw
onder andere in de vorm van een groene erfinrichting met een minimale omvang
van 20% van het bebouwde en verharde deel van het bestemmingsvlak;
b.
behoud,
herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
6.2 Defensiezones
a. Het is verboden om
binnen het plangebied enig bouwwerk te bouwen met een grotere hoogte dan 30m¹
boven NAP;
b Het is verboden om
binnen het plangebied houtopstanden of beplantingen te hebben of aan te brengen
met een grotere hoogte dan 30m¹ boven NAP;
c Het is verboden om
binnen het plangebied de bodem op te hogen op een grotere hoogte dan 30m¹ boven NAP.”
Naast het bepaalde bij de afzonderlijke bestemmingen is het verboden te
bouwen:
a.
Enig
bouwwerk waarbij een op de plankaart aangegeven bebouwingsgrens wordt
overschreden. Als er ten opzichte van een weg geen bebouwingsgrens is
aangegeven, mag er niet gebouwd worden binnen een afstand van 10 meter tot de
grens van de voor die weg aangegeven bestemming Verkeersdoeleinden.
b.
Enig
bouwwerk binnen een afstand van 5 meter uit de insteek aan weerszijden van een
op de plankaart bestemde waterloop;
c.
Het
onder 5.2 onder a en 5.2 onder b genoemde verbod geldt niet voor
erfafscheidingen en soortgelijke bouwwerken met een hoogte van maximaal 1
meter;
d.
Enig
bouwwerk op gronden met de gebiedsaanduiding “invloedszone Peelrandbreuk”;
e.
Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 5.2 onder a en
5.2 onder b, mits het verkeersbelang of het waterhuishoudkundige belang niet
onevenredig wordt aangetast en vooraf advies wordt ingewonnen van de
beheersinstantie van desbetreffende weg of waterloop;
f.
Burgemeester
en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde onder 5.2 onder f
mits het waterhuishoudkundige belang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf
advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder, provincie Noord Brabant en
Waterschap Aa en Maas.
Artikel 8 Algemene
gebruiksregels
|
Artikel 9
Algemene ontheffingsregels
Toelichting Deze algemene regeling maakt het
mogelijk dat burgemeester en wethouders op verzoek op ondergeschikte punten
ontheffing verlenen van maatvoering- of situeringeisen maar of om kleine
bouwwerken te laten bouwen. Verder maakt deze bepaling het mogelijk dat
burgemeester en wethouders bij het verlenen van bouwvergunningen nadere
eisen stellen om de gewenste groene erfinrichting veilig te stellen.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de voorschriften van dit
plan ten aanzien van:
a.
Het in
geringe mate overschrijden van bestemmings- of bouwgrenzen, indien een
meetverschil of de werkelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding
geeft;
b.
Het
afwijken van de op de plankaart of in de voorschriften gegeven maten,
afmetingen en percentages, voor zover daarvoor geen bijzondere
ontheffingsbevoegdheid in deze voorschriften is opgenomen, mits deze met niet
meer dan 10% worden veranderd. Deze ontheffingsbevoegdheid kan worden toegepast
als een concreet bouwplan hiertoe aanleiding geeft en mits is aangetoond dat
realisering van dit bouwplan uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is. Deze
ontheffingsbevoegdheid is niet van toepassing op bebouwingspercentages,
oppervlaktematen boven 100 m² en inhoudsmaten boven 250 m³;
c.
Het
afwijken van de voorgeschreven afstandsmaat ten opzichte van zijdelingse en
achterste perceelgrens ten behoeve van het bouwen tot op de perceelgrens, mits
is aangetoond dat zich op het betreffende perceel geen andere reële
mogelijkheden voordoen en de belangen van derden niet onevenredig worden
geschaad;
d.
Het
bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals
transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, verkeersvoorzieningen,
lantaarnpalen, wachthuisjes, telefooncellen, kapellen, recreatieve voorzieningen
zoals banken, picknicktafels, informatieborden, vistrappen, fiets- en
voetgangersbruggetjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met
uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen. Deze bouwwerken mogen
geen grotere hoogte hebben dan 3,50 m1. en geen groter oppervlak dan
10 m² hebben. Verder moet zijn aangetoond dat realisering van het bouwplan op
de betreffende locatie uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is.
Artikel 10 Nadere eisen en
defensiezones
10.1 Nadere eisen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd om ter uitvoering van het bepaalde in artikel 11
nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken en de
landschappelijke inpassing er van in de vorm van een groene erfinrichting.
10.2 Defensiezones
Toepassing van de
ontheffingsbevoegdheden als bedoeld in artikel 10 is slechts toegestaan indien
wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 6.2.
Artikel 11 Algemene procedureregels
|
Als het gaat om een voorgenomen
wijziging is de in Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht geregelde
procedure van toepassing.
Toelichting Een bestemmingsplan wordt vastgesteld voor
de langere termijn. De Wet ruimtelijke ordening gaat uit van een geldingsduur
van in principe tien jaar. Na tien jaar moet onderzocht worden of het
bestemmingsplan nog voldoende actueel is. In de loop der jaren doen zich
ontwikkelingen voor die bij het vaststellen van het bestemmingsplan niet
voorzien zijn en ook niet te voorzien waren. Vandaar dat er ook in dit
bestemmingsplan Buitengebied een aantal flexibiliteitregels zijn opgenomen,
die in voorkomende gevallen kunnen worden toegepast. Er zijn twee soorten flexibiliteitregels:
de ontheffingsbevoegdheid en de wijzigingsbevoegdheid. De ontheffingsbevoegdheid is gebaseerd op
artikel 3.6. lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening Het is de lichtste
vorm van flexibiliteit: dit instrument geeft burgemeester en wethouders de
bevoegdheid om in een concreet geval ontheffing te verlenen van de regels van
een bepaalde bestemming. De bestemming zelf blijft gewoon intact. Stel dat
het bestemmingsplan voor een bepaalde bestemming een bebouwingspercentage
toestaat van 80 % dan kunnen burgemeester en wethouders bijvoorbeeld
ontheffing verlenen tot 90%. De wijzigingsbevoegdheid is gebaseerd op
artikel 3.6.lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening. Het is een zwaarder
instrument dan de ontheffingsbevoegdheid: burgemeester en wethouders kunnen
een bestemming in het plan voor een bepaalde locatie wijzigen in een andere
bestemming. Bijvoorbeeld: als een agrarisch bedrijf wordt beëindigd en het
handhaven van de bestemming ‘Agrarisch- bedrijf’ niet meer zinvol is dan kunnen burgemeester en wethouders de
bestemming wijzigen in de bestemming wonen. Ook het omgekeerde is in bepaalde
gebieden mogelijk. Niet alleen aan het college van
burgemeester en wethouders kan de bevoegdheid worden toegekend om een
bepaalde wijzigingsbevoegdheid toe te passen, de gemeenteraad kan de
bevoegdheid ook aan zich houden. Dat gebeurt in dit bestemmingsplan in enkele
gevallen wanneer het belang van de zaak dit vraagt. Het beeldkwaliteitplan is
een voorbeeld. Tegelijk met het bestemmingsplan wordt een beeldkwaliteitplan
vastgesteld. Ook hiervoor geldt dat zich in de planperiode ontwikkelingen
kunnen voordoen die niet zijn voorzien. De gemeenteraad kan dan een wijziging
van het beeldkwaliteitplan vaststellen. Dit heeft het grote voordeel dat de
procedure een stuk eenvoudiger en veel korter is dan de
bestemmingsplanprocedure. |
Toelichting In de praktijk is er in concrete gevallen
soms behoefte om activiteiten te kunnen ontplooien waar het bestemmingsplan
niet direct in voorziet. Het zou te ver gaan om dergelijke activiteiten bij
voorbaat in alle gevallen mogelijk te maken door deze direct in de bestemming
op te nemen, van de andere kant is er ook geen bezwaar tegen om die
activiteiten onder bepaalde voorwaarden toe te staan met behoud van de
geldende bestemming. Vaak gaat het hierbij om zogeheten nevenactiviteiten. In
dit artikel is ook aangegeven onder welke voorwaarden een ontheffing kan
worden verleend. |
12.1. Ondergronds bouwen
Er kan ontheffing verleend worden van het bepaalde in artikel 14.1.sub 2
voor het ondergronds bouwen mits:
1.
de
bouwlocatie niet gelegen is binnen de dubbelbestemming “Waarde – archeologie”;
2.
het
bouwen niet ten dienste staat van een intensieve veehouderij gelegen in een
gebied met de aanduiding “extensiveringsgebied”;
12.2. Mantelzorg
Er kan om te voorzien in een tijdelijke behoefte ontheffing verleend
worden om toe te staan dat een vrijstaand bijgebouw gebruikt wordt als
afhankelijke woonruimte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1.
behoudens
een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie) moet aangetoond
worden dat er sprake is van noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg;
2.
er
blijft sprake van de huisvesting van één huishouden;
3.
er
vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die
van omwonenden en ( agrarische) bedrijven;
4.
de
afhankelijke woonruimte past binnen de regeling inzake bijgebouwen die dit
bestemmingsplan voor de verschillende bestemmingen bevat;
5.
de
oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag maximaal 80m2 zijn;
6.
de
afstand tussen de afhankelijke woonruimte en de woning mag maximaal 20 meter
bedragen.
7.
aan de
ontheffing wordt in ieder geval het voorschrift verbonden dat binnen twee
maanden nadat het gebruik als afhankelijke woonruimte is beëindigd, dit door de
hoofdbewoner van het pand schriftelijk wordt gemeld bij het college van
burgemeester en wethouders en dat binnen drie maanden na deze melding de
betreffende woonruimte ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning.
12.3. Aan huis verbonden beroep
Er kan ontheffing verleend worden voor het uitoefenen van een aan huis
verbonden beroep door (één van) de bewoners van de desbetreffende woning.
Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
1.
het
aan- huis- verbonden beroep past binnen de regeling inzake bijgebouwen die dit
bestemmingsplan voor de verschillende bestemmingen bevat;
2.
de
gebruikte vloeroppervlakte mag maximaal 100m² zijn;
3.
de
woonfunctie moet het belangrijkste blijven;
4.
alleen
ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse
uitgeoefende beroep of bedrijf is toegestaan;
5.
het
beroep mag geen publiekgericht karakter hebben;
6.
er mag
geen sprake zijn verkeersaantrekkende werking;
7.
op
eigen terrein moet voorzien worden in de parkeerbehoefte.
12.4. Gebruik (voormalige)
agrarische bedrijfsgebouwen voor niet-agrarische doeleinden
Er kan ontheffing verleend worden voor niet-agrarisch gebruik van
(voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen mits voldaan wordt aan de volgende
voorwaarden:
1.
het
betreft de opslag van naar hun aard statische goederen, d.w.z. goederen die
niet regelmatige verplaatst worden (boten, antieke auto’s, caravans, inboedels
en dergelijke);
2.
uit
een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een nevenactiviteitbij de
hoofdfunctie;
3.
het
betreft een oppervlakte van maximaal 1.000m2;
4.
de
opslag is niet bestemd voor handelsdoeleinden;
5.
de
opslag staat niet ten dienste van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf.
12.5. Verkoop van op het
agrarische bedrijf vervaardigde of geteelde producten
Er kan ontheffing verleend worden voor detailhandel op een agrarisch
bedrijf mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1.
het
betreft de rechtstreekse verkoop in het klein van op het bedrijf vervaardigde
of geteelde producten;
2.
de
voor deze detailhandel gebruikte oppervlakte bedraagt maximaal 100m2.
12.6. Recreatief nachtverblijf
als nevenactiviteit
Er kan ontheffing verleend worden voor het bieden van recreatief
nachtverblijf als nevenactiviteit mits voldaan wordt aan de volgende
voorwaarden:
1.
de
locatie is niet gelegen op gronden met de aanduiding
Landbouwontwikkelingsgebied;
2.
de hiervoor noodzakelijke faciliteiten mogen
alleen worden gerealiseerd op een bestemmingsvlak en wel binnen de bestaande
bouwmassa van het hoofdgebouw. het betreft ten hoogste drie verblijfseenheden;
3.
het
hoofdgebouw mag niet worden uitgebreid voor het realiseren van die
verblijfseenheden;
4.
er
vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die
van omwonenden en ( agrarische) bedrijven;
5.
parkeren
moet op eigen terrein plaatsvinden;
6.
bij
gebruik van monumentale boerderijen dient het karakter te worden gerespecteerd
12.7. Realisatie minicamping
Er kan ontheffing verleend worden voor het realiseren van een
minicamping en/of voor het plaatsen van trekkershutten. Hierbij gelden de
volgende randvoorwaarden:
1.
de
locatie is niet gelegen op gronden met de aanduiding
Landbouwontwikkelingsgebied;
2.
de
minicamping is ondergeschikt aan de hoofdbestemming;
3.
het
kamperen en plaatsen van trekkershutten moet op of aansluitend aan het
bestaande bestemmingsvlak gerealiseerd worden, zodat er sprake is van een
ruimtelijke eenheid;
4.
er
mogen maximaal 3 trekkershutten, met een maximale omvang van 15m² elk,
geplaatst worden;
5.
het
erf heeft een omvang van minimaal 1 hectare;
6.
er
vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die
van omwonenden en ( agrarische)
bedrijven;
7.
parkeren
moet op eigen terrein plaatsvinden;
8.
een
inrichtingsplan uitwijst dat de realisatie van de minicamping past binnen de
uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar
is.
12.8. Vergroting inhoud woning
Er kan ontheffing verleend worden om bij boerderijen met de bestemming
‘Agrarisch- bedrijf’ of voormalige boerderijen die de bestemming ‘Wonen’ hebben
gekregen, het inpandige voormalige bedrijfsgedeelte, zoals de stal, te
gebruiken voor woondoeleinden ook al betekent dit dat de inhoud van de woning
daarmee groter wordt dan de volgens artikel 8
toegelaten maximum inhoud. Er mag echter geen uitbreiding plaatsvinden.
Tevens moeten aanbouwen die later aan het pand zijn aangebouwd en die dus niet
als “origineel” zijn te kwalificeren worden gesloopt.
In uitzonderingsgevallen is het toegestaan de inhoud van een woning te
vergroten tot meer dan de in artikel 8 toegelaten maximum inhoud indien:
1.
uit
een gekwalificeerd architectonisch rapport blijkt dat daardoor de
beeldkwaliteit van het pand in relatie tot zijn omgeving wordt vergroot;
2.
er
sloop plaatsvindt van overtollige (voormalige bedrijfs-)gebouwen waarbij als
uitgangspunt gehanteerd wordt dat de toegenomen waarde van de woning door
vergroting wordt ingezet voor de sloop. Hiervoor dienen twee taxatierapporten
inzake de waardevermeerdering van de woning en twee taxatierapporten van de
sloopkosten opgesteld te worden. Uitgangspunt is de gemiddelde inschatting op
basis van de taxaties.
12.9. Verbreding landbouw
Er kan ontheffing verleend worden om agrarische bedrijfsgebouwen te
gebruiken voor het treffen van voorzieningen ten behoeve van de dagopvang van
ouderen of gehandicapten of het ontvangen van bezoekers aan het bedrijf onder
de voorwaarde dat uit een bedrijfsplan blijkt dat de activiteiten ten behoeve
van de dagopvang of ontvangen van bezoekers een ondergeschikte nevenactiviteit is
ten opzichte van de hoofdactiviteit agrarische bedrijf.
12.10. (Meerdaags) evenement
Er kan ontheffing verleend worden voor (meerdaagse) evenementen onder de
voorwaarden dat:
1.
het
evenement maximaal 8 dagen duurt;
2.
parkeren
plaatsvindt op of aansluitend aan het evenemententerrein
3.
er
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aan de desbetreffende gronden
gegeven bestemming
12.11. Hogere bouw- en goothoogte
bedrijfsgebouwen
Er kan ontheffing worden verleend van de maximaal toegestane maatvoering
met betrekking op goot- en bouwhoogte die geldt voor de bedrijfsgebouwen bij
een agrarisch mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden dat:
1.
het
agrarische bedrijf is gelegen in het landbouwontwikkelingsgebied;
2.
de
goot- en bouwhoogte mogen maximaal 5 meter, respectievelijk 12 meter bedragen;
3.
een
inrichtingsplan uitwijst dat de bebouwing blijft passen binnen de
uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar
is.
12.12. Bouwen binnen de
aanduiding veiligheidszone bij een leiding
Er kan ontheffing verleend worden voor het bouwen binnen de in artikel 9
aangegeven veiligheidszones, mits:
1.
het
bouwplan vanuit een oogpunt van externe veiligheid aanvaardbaar is;
2.
vooraf
wordt hieromtrent advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder en/of
–instantie;
12.13. Afwijking onderlinge
afstandsgrens gebouwen
Er kan ontheffing verleend worden van de in artikel 5.2. voorgeschreven
maximale onderlinge afstand van hoofdgebouwen van 15 meter tot maximaal 25
meter mits een inrichtingsplan uitwijst dat de grotere afstand blijft passen
binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk
aanvaardbaar is.
12.14. Aanleg zwembad
Er kan ontheffing worden verleend voor het bouwen van één niet -overdekt
zwembad op het erf van een bestaande burger- of bedrijfswoning mits voldaan
wordt aan de volgende voorwaarden:
1.
de
oppervlakte van het zwembad mag maximaal 100m² bedragen;
2.
het
zwembad mag niet bedrijfsmatig geëxploiteerd worden;
3.
uit
het bouwplan blijkt dat de waterafvoer van het zwembad als gevolg van een
regenbui of het schoonmaken zodanig geregeld is dat dit geen nadelige invloed
heeft op de omliggende gronden en/of de (druk)riolering.
12.15 Huisvesting
werknemers
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen om agrarische bedrijfsbebouwing te gebruiken voor de
huisvesting van werknemers, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1.
uit
een bedrijfsplan blijkt dat de huisvesting van werknemers vanuit
bedrijfseconomisch oogpunt
noodzakelijk is;
2.
uit
het bedrijfsplan blijkt dat de huisvesting alleen ten dienste staat van de
huisvesting van werknemers die op het
desbetreffende agrarische bedrijf werkzaam zijn;
3.
het
aantal benodigde arbeidskrachten en benodigde periode(n) van huisvesting dienen
te worden beoordeeld op basis van een advies van de Adviescommissie Agrarische
Bouwaanvragen (AAB);
4.
huisvesting
in bestaand stedelijk gebied is niet mogelijk gebleken;
5.
het
bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf vindt plaats binnen de bestaande
bebouwing op het bedrijf;
6. de bewoning per individueel
gehuisveste persoon mag niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedragen.
7. er geen sprake is van zelfstandige
wooneenheden;
8. er dient een
bedrijfswoning op het perceel aanwezig te zijn waar de eigenaar van het bedrijf
woont;
9. de bedrijfswoning
mag niet worden gebruikt ten behoeve van huisvesting van seizoensarbeiders;
10.
uitbreiding
van de bedrijfsbebouwing voor huisvesting van werknemers is niet toegestaan;
11.
de
noodzakelijke voorzieningen moeten gerealiseerd zijn vóórdat de bewoning
plaatsvindt;
12.
indien
een gebruiksmelding of –vergunning op grond van het Gebruiksbesluit, de
Algemene Plaatselijke verordening of Bouwverordening nodig is, geldt dat deze
aangevraagd dienen te zijn voordat de ontheffing verleend wordt;
13.
per te
huisvesten werknemer is een minimum van 12 m2 bruto woonoppervlakte
aanwezig;
14. het ruimtebeslag in
de bedrijfsgebouwen ten dienste van de huisvesting van seizoensarbeiders mag 750
m2 bedragen;
15.
de
eigenaar er dient een nachtregister bijgehouden
te worden welke altijd ter plaatse aanwezig is;
16. parkeren dient te
geschieden op het agrarische bedrijfsperceel;
17.
bestemmingen
in de omgeving mogen niet worden belemmerd;
18.
burgemeester
en wethouders melden de huisvestingslocatie bij de Arbeidsinspectie,
VROM-inspectie, Politie en het CWI;
19.
burgemeester
& wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
·
De
landschappelijke inpassing van het locatie, wat betrekking heeft op het gehele
perceel;
·
Verkeerskundige
maatregelen ten aanzien van veiligheid, parkeren, ontsluiting en geluidswerende
voorzieningen;
·
Brandveiligheid;
·
Beheer
van de huisvestingslocatie;
·
Controle
van de huisvesting;
20.
Het is
verboden om de ontheffing anders te gebruiken dan voor de huisvesting van
seizoensarbeiders.
21.
de
ontheffing wordt voor een periode van maximaal 3 jaar verleend. Verlenging is
mogelijk op basis van een hernieuwd advies van de AAB (periodieke herijking);
22.
indien
de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van
huisvesting van tijdelijke werknemers niet meer aanwezig is, stelt de houder
van de ontheffing burgemeester en wethouders daarvan binnen twee maanden
schriftelijk in kennis;
23.
burgemeester
en wethouders trekken de ontheffing in, indien er niet meer wordt voldaan aan
de in artikel 12.15 vermelde voorwaarden of indien er sprake is van handelen in
strijd met de in een ontheffing opgenomen voorschriften.
Artikel 13. Wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.6.lid 1 sub a Wro
Toelichting In dit artikel zijn de
wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Hier is een aantal mogelijkheden opgenomen
om in voorkomende gevallen een bestemming te wijzigen of om een andere
activiteit toe te staan dan op grond van de geldende bestemming mogelijk is. In vergelijking met het bestemmingsplan
Gemert- Bakel Buitengebied 2006 is het aantal mogelijkheden om het
bestemmingsplan te wijzigen beperkt. Dit komt doordat het onderhavige
bestemmingsplan betrekking heeft op een aantal concrete locaties. De
begrenzing van elk bestemmingsvlak is voor die locatie tevens de grens van
het bestemmingsplan. Een wijzigingsbevoegdheid kan alleen betrekking hebben
op gronden die binnen het bestemmingsplangebied zijn gelegen en niet op
gronden daarbuiten. Het is dus niet mogelijk om een bestemmingsvlak uit te
breiden d.m.v. wijzigingsbevoegdheid omdat de aangrenzende gronden niet in
dit bestemmingsplan zijn gelegen maar in het bestemmingsplan Gemert- Bakel
Buitengebied 2006. Indien de door u gewenste activiteit ook
niet binnen deze bepalingen past, dan is de ontwikkeling alleen mogelijk door
het bestemmingsplan te herzien. De gemeenteraad beslist hierover. Neem
hiervoor altijd eerst contact op met de gemeente. |
Algemeen
Tenzij anders is aangegeven door de gemeenteraad is het college van
burgemeester en wethouders bevoegd om de wijzigingsbevoegdheden in dit artikel
toe te passen.
13.1. Hergebruik vrijkomende
agrarische bedrijfslocatie (VAB) voor Bedrijf – agrarisch verwant
De bestemming ‘Agrarisch bedrijf’ kan, als er sprake is van een
vrijkomende agrarische bedrijfslocatie, onder de volgende voorwaarden worden
gewijzigd in de bestemming Bedrijf- agrarisch verwant:
1.
deze
mogelijkheid bestaat alleen in gebieden met de aanduiding “extensiveringsgebied wonen” en op
vrijkomende agrarische bedrijfslocaties in landelijke gebied met de aanduiding “verwevingsgebied”.
1.
het
moet aannemelijk gemaakt zijn dat het handhaven van de agrarische bestemming
vanuit ruimtelijk en /of milieuhygiënisch oogpunt gezien niet meer in de rede
ligt terwijl de bestemming Agrarisch verwant bedrijf vanuit die optiek wel
aanvaardbaar is;
2.
op de
betreffende locatie mag geen sloop van bedrijfsgebouwen hebben plaatsgevonden
waarbij direct of indirect gebruik is gemaakt van de regeling Ruimte voor
ruimte;
3.
overtollige
bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt;
4.
een
inrichtingsplan wijst uit dat de vestiging van het agrarisch verwante bedrijf
past binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk
aanvaardbaar is;
13.2 Aanpassing
beeldkwaliteitplan
De gemeenteraad kan het beeldkwaliteitplan aanpassen op grond van nieuwe
ontwikkelingen of nieuwe inzichten die zich voordoen gedurende de looptijd van
het bestemmingsplan wijzigen
13.3. Wijziging Agrarisch-
Bedrijf in Wonen
De bestemming “Agrarisch -bedrijf” kan na bedrijfsbeëindiging gewijzigd
worden in de bestemming Wonen indien voldaan
wordt aan de volgende voorwaarden:
2.
het
bestemmingsvlak is niet gelegen binnen het landbouwontwikkelingsgebied;
3.
het
moet aannemelijk gemaakt zijn dat het handhaven van de agrarische bestemming
vanuit ruimtelijk en /of milieuhygiënisch oogpunt gezien niet meer in de rede
ligt terwijl de bestemming burgerwoning vanuit die optiek wel aanvaardbaar is;
4.
andere
functies in de omgeving mogen niet worden belemmerd;
5.
overtollige
(voormalige) bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, tenzij deze van
cultuurhistorische waarde zijn;
13.4. Omschakeling naar
recreatie
Bestemmingsvlakken met de bestemming Agrarisch- Bedrijf, Bedrijf en
Wonen kunnen gewijzigd worden in de bestemming recreatiebedrijf, mits voldaan
wordt aan de volgende voorwaarden:
1.
de
natuur- en landschapswaarden van het gehele terrein dienen in betekenende mate
te worden verhoogd, hetgeen moet worden onderbouwd met een inrichtings- en
beplantingsplan dat voldoet aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan;
2.
agrarische
bedrijven in de omgeving mogen niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden
beperkt;
3.
uit
een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een duurzame, bedrijfsmatige
activiteit;
13.5 Wijziging van alle
bestemmingen in dubbelbestemming Leidingen
Alle bestemmingen kunnen gewijzigd worden in de dubbelbestemming
“Leidingen” indien de betrokken
leidingbeheerder hiertoe een concreet plan heeft ingediend waarin is onderbouwd
dat het verleggen c.q. aanpassen van de leiding noodzakelijk is. Hierbij geldt
in ieder geval als randvoorwaarde dat zo veel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij bestaande
infrastructuur.
13.6. Ontwikkeling nieuwe
natuur
De bestemming “Agrarisch” kan gewijzigd worden in de dubbelbestemming
“Waarde- natuur en landschap” ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe natuur-
en/of landschapselementen
Toelichting Er kunnen situaties zijn dat bestaande bebouwing
of gebruik niet in overeenstemming is met de bestemming, die is toegekend. In het Besluit ruimtelijke ordening is een
standaardregeling voor het overgangsrecht opgenomen die in alle
bestemmingsplannen moet worden overgenomen. Zowel voor het bouwen als voor
het gebruik is de peildatum de datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan. Dat is hier gebeurd. De werking van het overgangsrecht wordt
hierna toegelicht. Voor bestaande gebouwen en andere bouwwerken,
betekent dit dat zij gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd.
Bouwrechten, die ontleend kunnen worden aan reeds verleende of voor de datum
van ter visie legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aangevraagde
bouwvergunningen, mogen worden geëffectueerd, ook als het bouwwerk niet in
overeenstemming is met dit bestemmingsplan. Als er sprake is geweest van een calamiteit,
zoals brand of stormschade, is daarentegen totale nieuwbouw toegestaan. Gebruik dat op dat moment bestaat en strijdig is
met het bestemmingsplan mag in bepaalde gevallen worden voortgezet. Namelijk
wanneer het op grond van het vorige bestemmingsplan al was toegestaan. Maar
voor iemand die na het van kracht worden van het bestemmingsplan is
overgeschakeld naar gebruik in strijd met de bestemming, geldt het
overgangsrecht niet. |
Overgangsrecht bouwwerken
1.
Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of
veranderd;
b. na het teniet gaan tengevolge van
een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is
teniet gegaan.
2.
Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met
maximaal 10%.
3.
Het
eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning
en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
Overgangsrecht gebruik
1. Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
2. Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het
eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
3. Indien
het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding
van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken. Is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het
eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met
het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15. Slotregel
Deze
regels kunnen worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan buitengebied
“Gemert- Bakel herziening juli 2009”.