Artikel 16.                 Verkeer - Verblijfsgebied

 

Beschrijving in hoofdlijnen

Binnen het plangebied is een onderscheid aangebracht in verkeers- en verblijfsdoeleinden gebaseerd op de functie van wegen en overig openbare straatgedeelten.

De straten die de centrumring vormen en aansluiten op de interlokale routes zijn bestemd als ‘Verkeer – Verblijfsgebied’. Onder deze categorie vallen de Willem de Haasstraat, Binderseind en de Kapelaan­straat. De straten die vallen binnen deze ring ontsluiten de aanliggende woningen en winkels en vormen een derde categorie: de ontsluitingsroutes in het centrum. Hieronder kunnen het Ridderplein, Kerkstraat, Ruijschen­berghstraat, Vir­mundtstraat, Vroonhof en de doorsteek Grootmeestersstraat-Molenstraat worden gerangschikt.

Binnen de bestemming 'Verblijfsgebied' is een functiedeling aange­bracht in verkeer en verblijf. De functie van het verkeersgebied richt zich op ontsluiting van het centrumgebied en het waarborgen van een soepele doorgang van het autoverkeer richting parkeervoorzieningen en het overige verblijfsgebied.

Toegestaan zijn voorzieningen die passen binnen de specifieke functies zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen en bouwwerken welke passen bij de bestemming.

 

16.1      Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen voor verblijf alsmede ter ontsluiting van de

aanliggende of nabijgelegen gronden zoals woonstraten, woonerven, paden en

langzaamverkeerroutes;

b.         voet- en rijwielpaden;

c.         groenvoorzieningen;

d.         parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds;

e.         speelvoorzieningen;

f.          straatmeubilair;

g.         terras;

 

met daaraan ondergeschikt:

h.         kunstobjecten;

i.          leidingen en kabels;

j.          (openbare) nutsvoorzieningen;

k.         waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse)

waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

l.          bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

16.2      Bouwregels

 

16.2.1   Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van

de in 15.1 genoemde doeleinden worden gebouwd.

 

16.2.2 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

a.         de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 meter bedragen en de

oppervlakte niet meer dan 15 m²;

 

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.         de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 meter bedragen;

b.         de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van bewegwijzering mag maximaal 4 meter

bedragen;

c.         de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 meter bedragen;

d.         de bouwhoogte van reclamemasten, verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen;

e.         de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 meter bedragen;

f.          de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van verkeersregeling mag maximaal 10 meter

bedragen;

g.         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 meter bedragen.

 

16.3      Specifieke gebruiksregels

 

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.

Wabo wordt in elk geval verstaan:

a.         het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;

b.         het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van

handel en/of bedrijf;

c.         het gebruik van de grond en bouwwerken voor de uitoefening van prostitutie.