Bestemmingsplan
“Burgemeester Nooijenlaan 8 in De Rips”
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1. Inleidende regels
Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels
Artikel 5. Anti- dubbeltelbepaling
Artikel 6. Algemene bestemmingsregels
Artikel 7. Algemene bouwregels
Artikel 8. Algemene gebruiksregels
Artikel 9. Algemene aanduidingsregels
Artikel 10. Algemene afwijkingsregels
Artikel 12. Algemene procedureregels
Hoofdstuk 4. Flexibiliteitregels
Artikel 14. Wijzigingsbevoegdheden
Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1. Inleidende regels
Leeswijzer Aan iedere bestemming zijn regels gebonden die te maken hebben met het gebruik van de grond en van de zich daarop bevindende bouwwerken. Om er zeker van te zijn dat u van alle rechten en plichten op de hoogte bent, wordt geadviseerd de planregels in de volgende volgorde te lezen: Hoofdstuk 1: Inleidende regels; Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels); Hoofdstuk 3: Algemene regels); Als de gewenste activiteit niet binnen deze bepalingen past, dan kan aan de hand van een concreet initiatief bepaald worden of de ontwikkeling op basis van dit bestemmingsplan toch mogelijk is. Het volgende hoofdstuk 4 bevat namelijk een aantal zogeheten flexibiliteitregels. Hoofdstuk 4:Flexibiliteitregels Hier geldt als belangrijke randvoorwaarde de inpassing van de activiteit in het landschap. Het Beeldkwaliteitplan Buitengebied, dat de gemeenteraad op 20 december 2006 heeft vastgesteld, maakt dan ook onderdeel uit van dit plan. Indien de door u gewenste activiteit ook niet mogelijk is op grond van deze flexibiliteitregels dan is deze alleen mogelijk indien het bestemmingsplan kan worden herzien. De gemeenteraad beslist hierover. Hoofdstuk 5: Overgangs- en slotregels Hier wordt een regeling gegeven voor bebouwing en gebruik die afwijken van dit bestemmingsplan. De toelichting van het bestemmingsplan geeft u meer inzicht in de bedoelingen van het totale bestemmingsplan.
|
Dit plan kan worden aangehaald als bestemmingsplan “Burgemeester Nooijenlaan 8 in De Rips “
Toelichting Een bestemmingsplan moet zo duidelijk mogelijk aangeven wat wel en wat niet op een bepaalde locatie is toegestaan en ook wat de ontwikkelingsmogelijkheden zijn. Om die duidelijkheid te geven, moet een aantal kernbegrippen dat wordt gebruikt, duidelijk worden omschreven. In artikel 2 Begrippen wordt een juridisch sluitende omschrijving gegeven van een aantal begrippen uit het plan. Voor degenen die met het plan te maken krijgen, betekent een goede begripsomschrijving een stuk zekerheid. Immers bij het toetsen van aanvragen om vergunning, afwijking of wijziging op grond van het bestemmingsplan zullen burgemeester en wethouders deze begripsomschrijvingen in voorkomende gevallen – moeten – hanteren. Dit geldt ook voor de rechter, die een besluit moet beoordelen als daartegen beroep of hoger beroep is ingesteld. |
Plan
Het bestemmingsplan “Burgemeester Nooijenlaan 8 in De Rips” van de gemeente Gemert- Bakel zoals vervat in de verbeelding en de bijbehorende regels.
Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO 1652.BurgNooijenln8-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
Verbeelding
De verbeelding, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen, zijn aangegeven.
Aanbouw
Een gebouw, dat aan het hoofdgebouw is gebouwd en dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van gronden.
Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Aan huis verbonden bedrijf
Het door een van de bewoners aan huis, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit, niet zijnde detailhandel of prostitutie, door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs)woning met de daarbij behorende bijbouwen kan worden uitgeoefend.
Aan huis verbonden beroep
Het door een van de bewoners beroepsmatig aan huis verrichten van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kapsalon, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, prostitutie uitgezonderd, dat door zijn beperkte omvang met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs) woning met de daarbij behorende bijbouwen kan worden uitgeoefend.
Aardkundige waarden
De waarden die aan gronden zijn toegekend vanwege het aanwezig zijn van geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en/of processen.
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen
Commissie van deskundigen op het gebied van agrarische bedrijfsactiviteiten en agrarische ontwikkelingen die gemeenten adviseert over aanvragen op dit beleidsterrein. De commissie is ingesteld door de Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen te Tilburg die op haar beurt is opgericht door de Stichting Advisering Buitengebied te Tilburg.
Afhankelijke woonruimte
Een bijbouw die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
Agrarisch loonwerkbedrijf
Een agrarisch verwant bedrijf dat met behulp van landbouwwerktuigen werkzaamheden verricht voor agrarische bedrijven, zoals grond- en oogstwerkzaamheden.
Architectonische waarden
De waarden, die aan een gebouw zijn toegekend vanwege de karakteristieke bouwkunst, bouwstijl of bouwvorm.
Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bebouwingspercentage
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
Bedrijf
Een organisatorische eenheid, waarbinnen op een bepaalde locatie commerciële activiteiten worden uitgeoefend.
Bedrijf- agrarisch verwant
Een bedrijf met een verwantschap aan de agrarische sector, waarin gebruik wordt gemaakt van land- en tuinbouwmethoden, dieren worden gehuisvest of werkzaamheden voor agrarische bedrijven worden verricht met behulp van landbouwwerktuigen met uitzondering van mestbewerkingsbedrijven. Voorbeelden zijn: dierenasiels, -pensions en -klinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, maneges, paardenpensions, stalhouderijen, loonwerkbedrijven, inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen, veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven en proefbedrijven.
Bedrijf- niet agrarisch
Een ambachtelijk of industrieel bedrijf, niet zijnde een agrarisch of een agrarisch verwant bedrijf of detailhandel, gericht op de productie of het verwerken of bewerken van goederen.
Bedrijfsgebouw
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, met uitzondering van de bedrijfswoning, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
Bedrijfsplan
Een rapport, waarin op een objectieve wijze inzicht wordt gegeven in de bedrijfseconomische, bedrijfstechnische en eventuele andere aspecten die beoordeeld moeten worden bij het toetsen van de aanvaardbaarheid van ontwikkelingen waarvoor deze planregels in principe mogelijkheden bieden.
Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een bestemmingsvlak, die uitsluitend is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het bestemmingsvlak, noodzakelijk is.
Beeldbepalend pand
Een pand dat door zijn uiterlijke verschijningsvorm en ligging in het landelijke gebied nog laat zien hoe er vroeger landbouw bedreven werd en hoe er in het landelijke gebied gewoond en gewerkt werd. Boerderijen die gebouwd zijn voor 1950 worden in ieder geval als beeldbepalend pand aangemerkt.
Beeldkwaliteit
Beeldkwaliteit is het samenstel van de beoordeling van:
De plaats van de bebouwing (in het verleden en nu);
De maten en verhoudingen van de gebouwen (in het verleden en nu);
Het ritme of patroon van de bebouwing langs de weg, (in het verleden en nu);
De beplanting, langs de openbare weg en op de particuliere gronden;
Het materiaalgebruik voor de bebouwing en de straat;
Het functioneren van de bebouwing (denk aan parkeren, geluidsoverlast e.d.);
Kenmerkende objecten (een molen, kerk, bos, houtwal, kunst e.d.);
Staat van verzorging (detaillering en onderhoud van gebouwen, weg- en bermonderhoud, verlichting e.d.); abiotische omgeving, patronen, structuren;
Beeldkwaliteitplan buitengebied
Geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitplan als onderdeel van de welstandsnota.
Het plan zoals het door de gemeenteraad op 20 december 2006 is vastgesteld en zoals het luidt op de datum van ter visie legging van het onderhavige bestemmingsplan waarvan het onderdeel uitmaakt.
Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. Het bestemmingsvlak is de ruimtelijke eenheid, waarbinnen de bebouwing, de ondersteunende voorzieningen en de groene erfinrichting ten behoeve van de desbetreffende bestemming zijn geconcentreerd.
Bestemmingsvlak, relatie
Twee of meer als zodanig op de verbeelding aangeduide vlakken, die met de aanduiding “relatie” met elkaar zijn verbonden en die gezamenlijk als één bestemmingsvlak worden aangemerkt.
Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
Bouwwerk
Elke bouwconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Bouwwerk geen gebouw zijnde
Een bouwwerk bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste één, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidingsconstructie. Voorbeelden hiervan zijn de overkapping en carport.
Bijbehorend bouwwerken
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd, of ander bouwwerk, met een dak.
Dagrecreatie
Het verblijf voor recreatieve doeleinden elders dan in of bij de eigen woning zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.
Defensiezones
Radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel alsmede zoneringen gelegen rondom Vliegbasis De Peel: Inner Horizontal en Conical Surface, invliegfunnel, munitiezones, KE-zones en geluidszone grondgebonden geluid.
Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Extensieve recreatie
Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving en die naar hun aard harmoniëren met natuur en landschap, zoals wandelen, fietsen, skeeleren, kanoën en paardrijden.
Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Gebruiken
Gebruiken, doen of laten gebruiken.
Groene erfinrichting
Een groenelement, bestaande uit beplanting en / of andere groenelementen, zoals een poel of een vlinderweide, dat gelegen is binnen een bestemmingsvlak. De groene erfinrichting is van belang voor het behoud of versterken van de beeldkwaliteit ter plaatse.
Hekwerk
Een bouwwerk met als functie erf- of perceelsafscheiding.
Hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
Hoofdverblijf
De plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfsplaats is, die tenminste bestaat uit een keuken, woon- , was- en slaapgelegenheid.
Hotel
Accommodatie voor het bedrijfsmatig verstrekken van logies.
Huishouden
Een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden of een woongroep).
Infiltratie
Het doorsijpelen van water door de bodem naar het grondwater.
Integrale omgevingstoets
De toets die plaatsvindt om de aanvaardbaarheid van een voorgenomen ontwikkeling op ruimtelijke (natuur, landschap, beeldkwaliteit, waterhuishoudkundige aspecten) en milieuhygiënische aspecten te beoordelen.
Inwoning
Het gebruik maken van extra woonruimte in een bestaande woning dan wel in een volgens dit bestemmingsplan toegestane aanbouw ten behoeve van huisvesting van één huishouden.
Klein geïsoleerd water
Een oppervlaktewater met een natuurlijke bodem zoals zand, leem, of klei, dat niet in verbinding staat met ander oppervlaktewater.
Landbouwontwikkelingsgebied
Een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van de reconstructie zal voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij.
Landschappelijke waarden
De aan een gebied toegekende waarden, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, welke worden bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
Mantelzorg
Het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak. De zorgverlening vindt plaats op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
Milieucategorie
De milieucategorie die aan een bepaalde bedrijfsactiviteit is toegekend in de Brochure Bedrijven en milieuzonering, editie 2009, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeente ISBN 9789012130813 zoals deze luidt op de datum van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Nevenfunctie / nevenactiviteit
Het ontplooien van activiteiten op een bestemmingsvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de hoofdbedrijfsvoering betreffen.
Omgevingskwaliteit
Waarde, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en onbebouwde omgeving.
Onverharde weg
Een onverharde weg met beperkt gebruik als ontsluitingsweg van de daaraan gelegen gronden zonder verkeersbetekenis en met landschappelijke, ecologische en/of cultuurhistorische betekenis.
Overkapping
Een bouwwerk, aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste één, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidings-constructies.
Perceelsgrens
Een kadastrale grens van een perceel.
Permanente bewoning
Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
Recreatieve nevenactiviteiten
Die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben op een locatie met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.
Ruimtelijke kwaliteit
Het behoud en de versterking van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorisch waardevolle kwaliteiten maar ook een verbetering van de kwaliteit van de bebouwde omgeving.
Verharde weg
Een verharde weg (op basis van de wegenlegger) met als functie ontsluiting van de daaraan gelegen agrarische bedrijven, woningen en gronden, zonder doorgaand karakter met beperkte verkeersfunctie.
Voorgevelrooilijn
Langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zo veel mogelijk het beloop van de voorgevels van de bestaande bebouwing volgt met een zo veel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg;
Bij het ontbreken van bebouwing als bedoeld onder a. De denkbeeldige lijn die gevormd wordt door de krachtens deze planregels toegelaten bebouwing;
Vormverandering van een bestemmingsvlak
Een wijziging van de begrenzing van een bouwblok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.
Waterberging
Het in tijden van overvloedige neerslag tijdelijk vasthouden van water.
Waterhuishouding
De wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, gebruikt, verbruikt en afgevoerd wordt.
Woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat met noodzakelijke vergunning gerealiseerd is met de doelstelling om één huishouden te huisvesten.
Woonunit
Een verplaatsbaar bouwwerk, bestaande uit één bouwlaag dat geschikt is voor het tijdelijk huisvesten van een of meer personen.
Toelichting Wat geldt voor de begripsbepalingen, geldt ook voor de wijze van meten, de manier dus waarop wordt vastgesteld of in een concreet geval voldaan wordt aan de toegestane hoogte, breedte, oppervlakte, onderlinge afstand, etc. Het bestemmingsplan moet duidelijk aangeven hoe er moet worden gemeten. |
Algemeen
De bepalingen in deze planregels over plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, schoorstenen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen.
Peil
Bij gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst, is het peil de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen is het peil de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
Meetregels
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
De dakhelling
Langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande dat:
goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;
de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het peil tot de onderkant van de rieten kap;
voor platte daken geldt: vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het dakvlak.
De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Ruimten, die tot 1 meter onder het peil zijn gelegen worden niet meegeteld bij het berekenen van de inhoud van een gebouw.
De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren)
De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bebouwd oppervlak
Het gezamenlijke oppervlak op een bestemmingsvlak van de gebouwen, en van uitsluitend die vrijstaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een overdekte ruimte vormen tenminste 1 meter boven peil. Het oppervlak van de bouwwerken wordt gemeten door middel van projectie en wel 1 meter boven peil.
De breedte van een bestemmingsvlak
Tussen de twee zijdelingse grenzen van het bestemmingsvlak, gemeten op een afstand van 10 meter van de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens.
De afstand tot een perceelsgrens
De afstand tot de zijdelingse/achterste perceelgrens: de kortste afstand van enig punt van een gebouw of bouwwerk tot de zijdelingse/achterste perceelgrens.
Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels
Toelichting De bestemming bedrijf is van oorsprong een verzamelbestemming. Hieronder vallen bedrijfsactiviteiten, die niet-agrarisch en bijvoorbeeld agrarisch verwant zijn, zoals horeca, ambachtelijk bedrijf, reparatiebedrijf, loonwerkbedrijf etc. In dit bestemmingsplan gaat het specifiek om de Burgemeester Nooijenlaan 8 in De Rips. Leeswijzer Om van de algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit artikel met name de volgende planregels te raadplegen: Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels; Artikel 5 t/m 12 Algemene regels;
Als u iets wilt dat niet lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels van artikel 13 en 14 raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden bieden; |
4.1. Bestemmingsomschrijving
1. De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor niet-agrarische en agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten, landschapsopbouw onder andere in de vorm van een groene erfinrichting alsmede voorzieningen ten behoeve van parkeren, waterberging en - infiltratie met dien verstande dat binnen de in kolom 1 van de tabel opgenomen bestemmingsvlak:
1. Enkel de bedrijfsvorm is toegelaten die in de kolom is aangegeven;
2. De maximaal toegestane milieucategorie is de milieucategorie, die in kolom 4 is opgenomen.
3. Per bestemmingsvlak mag één bedrijf aanwezig zijn.
4. Per bestemmingsvlak mag één bedrijfswoning aanwezig zijn voor zover reeds vergund al dan niet bestaand, met bijbehorende bijbouwen.
Adres |
Activiteit |
Cat. |
Volgnr |
Niet-agrarisch |
|
|
|
Burgemeester Nooijenlaan 8 De Rips |
Reparatie en handel in landbouwvoer- en werktuigen |
2 |
47 |
4.2. Bouwregels
Op of in de in 4.1. bedoelde gronden mag gebouwd worden met inachtneming van de volgende maatvoering:
1. De oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag maximaal 1.351 m2 bedragen;
2. De bedrijfswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750m³
3. Bij de bedrijfswoning is een bijbehorend bouwwerk toegestaan met een oppervlakte van maximaal 100m², een goothoogte van maximaal 3m¹ en een bouwhoogte van maximaal 5,5m¹
4. De maximale goothoogte van de bedrijfswoning en bedrijfsbebouwing is 4,5m¹, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt
5. De maximale bouwhoogte van de bedrijfswoning en bedrijfsbebouwing is 11m¹, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt
6. De onderlinge afstand tussen gebouwen mag maximaal 15m¹ zijn
7. De maximale toegestane hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde is 12m¹
8. De hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2m¹ zijn
9. De minimale afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is 3m¹
10. De maximale oppervlakte van uitbreiding van bebouwing zonder erfbeplanting is 20m².
4.3. Specifieke gebruiksregels
Onder met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 8 wordt in ieder geval verstaan:
1. Het gebruik van gebouwen anders dan de bedrijfswoning voor bewoning;
2. Het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
3. Het later dan na 2 jaar na de inwerkingtreding van onderliggend bestemmingsplan aanleggen en in standhouden van de groenvoorzieningen overeenkomstig een door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan;
4.4. Uitvoeren van werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de in 4.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden) erfbeplanting te verwijderen.
Geen aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer.
Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.
Voor het verwijderen van erfbeplanting geldt in dit verband dat uit een nieuw (erf)inrichtingsplan moet blijken dat aan artikel 6.1 kan worden voldaan.
4.5. Flexibiliteitregels
In de algemene regels en de artikelen 13 en 14 van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.
Artikel 5. Anti- dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6. Algemene bestemmingsregels
Toelichting Een van de uitgangspunten van het bestemmingsplan is, is het verhogen van de kwaliteit van het buitengebied in ruime zin. Dit betekent dat er in alle bestemmingen ruimte is voor ontwikkelingen, die de kwaliteit verhogen. |
Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor:
1. Landschapsopbouw onder andere in de vorm van een groene erfinrichting met een minimale omvang van 20% van het bebouwde en verharde deel van het bestemmingsvlak;
2. Behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
Artikel 7. Algemene bouwregels
7.1. Algemeen
1. Bouwplannen worden integraal getoetst wat betreft situering, verschijningsvorm, erfbeplanting, inpassing en waterhuishouding. Voor bouwplannen gelden de criteria van het beeldkwaliteitplan.
2. Tenzij anders in de regels is bepaald, is ondergronds bouwen, waaronder wordt verstaan het bouwen tot meer dan 1 meter beneden peil, niet toegestaan.
7.2. Defensiezones
1. Het is niet toegestaan om binnen het gehele plangebied enig bouwwerk te bouwen, houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 65m¹ boven NAP;
2. Het is niet toegestaan om op gronden binnen de Inner Horizontal en Conical Surface enig bouwwerk te bouwen, houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 45m¹ boven NAP;
7.3. Bouwverboden
Naast het bepaalde bij de afzonderlijke bestemmingen is het verboden te bouwen:
1. Enig bouwwerk waarbij de voorgevelrooilijn wordt overschreden met een minimale afstand van 10 meter vanaf de weg.
2. Enig bouwwerk binnen een afstand van 5 meter uit de insteek aan weerszijden van een op de verbeelding bestemde waterloop;
3. Het onder 7.3.1 en 7.3.2 genoemde verbod geldt niet voor erfafscheidingen en soortgelijke bouwwerken met een hoogte van maximaal 1 meter;
4. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de planregels van het bepaalde onder 7.3.1 en 7.3.2, mits het verkeersbelang of het waterhuishoudkundige belang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies wordt ingewonnen van de beheersinstantie van desbetreffende weg of waterloop;
Artikel 8. Algemene gebruiksregels
Toelichting In een bestemmingsplan wordt niet alleen geregeld wat er op een bepaalde plaats wel of niet gebouwd mag worden of welke (grond)werkzaamheden zijn toegestaan, ook het gebruik van gronden en gebouwen wordt in het bestemmingsplan geregeld. Hierdoor kunnen ongewenste ontwikkelingen worden voorkomen, want het gemeentebestuur kan optreden als een perceel grond of een gebouw gebruikt wordt in strijd met de bestemming, die in het bestemmingsplan is opgenomen.
Enkele voorbeelden kunnen die verduidelijken. Een bedrijfswoning bij agrarisch of niet-agrarisch bedrijf mag niet bewoond worden door een burger, die niets met het bedrijf te maken heeft. Zo is het bijvoorbeeld ook niet toegestaan om in een burgerwoning een winkel te beginnen. Een agrarisch bedrijfsgebouw mag niet zo maar gebruikt worden voor een niet-agrarisch bedrijf, ook niet gedeeltelijk. Een perceel grond met een bestemming ‘Agrarisch bedrijf’ mag niet gebruikt worden voor de opslag van allerlei materialen, die niets van doen hebben met de agrarische bedrijfsvoering.
En zo zijn er nog diverse voorbeelden te noemen. Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de burger zelf dat hij handelt conform het bestemmingsplan. Dat wil in dit verband zeggen dat hij zijn eigendommen niet gebruikt in strijd met de bestemming. Artikel 8 bepaalt dat dit bij alle bestemmingen verboden is.
Er kunnen situaties ontstaan dat het gebruik dat volgens het bestemmingsplan is toegestaan, in de praktijk achterhaald is en misschien zelfs niet meer mogelijk is. De afwijkingsregeling van artikel 13 biedt dan uitkomst doordat burgemeester en wethouders dan kunnen afwijken van de planregels. Zo’n situatie zal zich niet vaak voordoen, omdat het gebruik, dat volgens de bestemming is toegestaan, objectief gezien meestal nog wel mogelijk is. |
8.1. Krachtens het bepaalde in artikel 2.1 eerste lid onder c. Wabo is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met dit bestemmingsplan.
8.2. Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kleinschalige, kortstondige, incidentele evenementen waarvoor op grond van andere regelgeving een vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.
Artikel 9. Algemene aanduidingsregels
Toelichting In dit artikel wordt een relatie gelegd met de Reconstructiewet concentratiegebieden. Deze wet kent drie reconstructiezones: landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied. De provincie heeft in het Reconstructieplan De Peel onder andere voor het grondgebied van de gemeente Gemert- Bakel de verschillende zones bepaald. |
Artikel 9.1. Landbouwontwikkelingsgebied
Het begrip landbouwontwikkelingsgebied komt uit de Reconstructiewet concentratiegebieden: een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijke voorziet, of in het kader van de reconstructie zal voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij. In deze partiële herziening zijn drie agrarische bedrijfslocaties gelegen in landbouwontwikkelingsgebied. |
9.1.1. Landbouw in landbouwontwikkelingsgebied
Intensieve veehouderij
De twee in het bestemmingsplan Buitengebied opgenomen landbouwontwikkelingsgebieden vloeien direct voort uit het Reconstructieplan De Peel. In het landbouwontwikkelingsgebied ligt het primaat op de landbouw en dan met name op de intensieve veehouderij. Dit heeft tot gevolg dat op alle bestaande bestemmingsvlakken ‘agrarisch bedrijf’ vanuit het bestemmingsplan gezien intensieve veehouderij is toegestaan. Op deze locaties is onder voorwaarden omschakeling naar en hervestiging van intensieve veehouderij mogelijk. Ook kunnen intensieve veehouderijen van elders hier naartoe verplaatst worden. Verder is uitbreiding ten behoeve van de intensieve veehouderij van bestaande bestemmingsvlakken mogelijk. In alle gevallen zal voldaan moeten worden aan de randvoorwaarden van sectorale wetgeving zoals de Wet milieubeheer.
Andere agrarische bedrijfsvormen
De grondgebonden veehouderij en alle andere agrarische bedrijfsactiviteiten dan intensieve veehouderij kunnen worden voortgezet, waarbij het bestemmingsvlak maximaal 1,5 hectare mag zijn.
Ondersteunende voorzieningen
Binnen het agrarisch bestemmingsvlak zijn op bedrijfsniveau ondersteunende voorzieningen, zoals mestverwerking, energie- opwekking en biovergisting toegestaan ten behoeve van een duurzame ontwikkeling van het ter plaatse gevestigde bedrijf.
Binnen het agrarisch bestemmingsvlak zijn alle vormen van teeltondersteunende voorzieningen, inclusief maximaal 5000 m2 kassen mogelijk. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn mogelijk op het agrarisch gebied. Permanente voorzieningen zijn tevens mogelijk op het agrarisch gebied.
9.1.2. Niet-agrarische activiteiten in landbouwontwikkelingsgebied
Bestaande activiteiten zijn positief bestemd en mogen worden voortgezet. Hiervoor wordt een uitbreiding toegestaan van maximaal 15% van de bestaande oppervlakte van de bebouwing op de datum van ter visie legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
9.1.3. Wonen in landbouwontwikkelingsgebied
Beleidsmatig wordt het standpunt ingenomen dat burgerwoningen zo veel mogelijk geconcentreerd moeten worden in kernen. Zij zijn in functioneel opzicht namelijk niet aan het buitengebied gebonden. Maar de aanwezigheid van burgerwoningen in het buitengebied is een maatschappelijk gegeven. Burgerwoningen kunnen echter een belemmering vormen voor agrarische activiteiten. Dit geldt zeker in het landbouwontwikkelingsgebied, waar het beleid primair is gericht op het bieden van mogelijkheden voor de ontwikkeling van de intensieve veehouderij.
Bestaande woningen zijn echter ook in het landbouwontwikkelingsgebied een gegeven. Zij zijn positief bestemd. Het streven is erop gericht het aantal burgerwoningen in het landbouwontwikkelingsgebied te verminderen door de mogelijkheid te bieden deze om te zetten in een locatie voor intensieve veehouderij. Toevoeging van burgerwoningen door splitsing van (beeldbepalende) panden is uitgesloten in het landbouwontwikkelingsgebied. Tijdelijke woonvoorzieningen ten behoeve van mantelzorg zijn onder de gebruikelijke voorwaarden toegestaan evenals aan huis gebonden beroepen.
Artikel 10. Algemene afwijkingsregels
Toelichting Deze algemene regeling maakt het mogelijk dat burgemeester en wethouders op verzoek op ondergeschikte punten af te wijken van maatvoering- of situeringeisen maar of om kleine bouwwerken te laten bouwen. Verder maakt deze bepaling het mogelijk dat burgemeester en wethouders bij het verlenen van bouwvergunningen nadere eisen stellen om de gewenste groene erfinrichting veilig te stellen. |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de planregels van dit plan ten aanzien van:
1. Het in geringe mate overschrijden van bestemmings- of bouwgrenzen, indien een meetverschil of de werkelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft;
2. Het afwijken van de op de verbeelding of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor geen bijzondere afwijkingsbevoegdheid in deze planregels is opgenomen, mits deze met niet meer dan 10% worden veranderd. Deze afwijkingsbevoegdheid kan worden toegepast als een concreet bouwplan hiertoe aanleiding geeft en mits is aangetoond dat realisering van dit bouwplan uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is. Deze afwijkingsbevoegdheid is niet van toepassing op bebouwingspercentages, oppervlaktematen boven 100m² en inhoudsmaten boven 250 m³. Daarbij dient er te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
a. Landschappelijke inpassing: er dient een kwalitatieve landschappelijke inpassing plaats te vinden; de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
b. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
c. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit);
3. Het afwijken van de voorgeschreven afstandsmaat ten opzichte van zijdelingse en achterste perceelgrens ten behoeve van het bouwen tot op de perceelgrens, mits is aangetoond dat zich op het betreffende perceel geen andere reële mogelijkheden voordoen en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
4. Het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, verkeersvoorzieningen, lantaarnpalen, wachthuisjes, telefooncellen, kapellen, recreatieve voorzieningen zoals banken, picknicktafels, informatieborden, vistrappen, fiets- en voetgangersbruggetjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen. Deze bouwwerken mogen geen grotere hoogte hebben dan 3,50m. en geen groter oppervlak dan 10m² hebben. Verder moet zijn aangetoond dat realisering van het bouwplan op de betreffende locatie uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter uitvoering van het bepaalde in artikel 6.1 nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken en de landschappelijke inpassing er van in de vorm van een groene erfinrichting.
Artikel 12. Algemene procedureregels
Toelichting Het bestemmingsplan bevat diverse zogeheten flexibiliteitbepalingen, die burgemeester en wethouders kunnen toepassen om medewerking te verlenen aan ontwikkelingen, die het plan niet rechtstreeks toelaat maar waarvoor een nadere afweging noodzakelijk is. Deze nadere afweging kan dan leiden tot een omgevingsvergunning om af te wijken van of wijziging van het plan ten behoeve van de desbetreffende ontwikkeling. Ook kunnen burgemeester en wethouders in aangegeven gevallen nadere eisen stellen. Voordat hierover een besluit wordt genomen, worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven zodat deze betrokken kan worden bij de totale belangenafweging. De procedure voorziet in een ter inzage legging van de relevante stukken . |
Bij de voorbereiding van besluiten inzake wijziging, afwijking, nadere eisen wordt de volgende procedure gevolgd:
2. Als het gaat om een voorgenomen afwijking of wijziging is de in Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Hoofdstuk 4. Flexibiliteitregels
Toelichting Een bestemmingsplan wordt vastgesteld voor de langere termijn. De Wet ruimtelijke ordening gaat uit van een geldingsduur van in principe tien jaar. Na tien jaar moet onderzocht worden of het bestemmingsplan nog voldoende actueel is. In de loop der jaren doen zich ontwikkelingen voor die bij het vaststellen van het bestemmingsplan niet voorzien zijn en ook niet te voorzien waren. Vandaar dat er ook in dit bestemmingsplan Buitengebied een aantal flexibiliteitregels zijn opgenomen, die in voorkomende gevallen kunnen worden toegepast. Er zijn twee soorten flexibiliteitregels: de afwijkingsbevoegdheid en de wijzigingsbevoegdheid. De afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 2.12 lid 1 a sub 1 van de Wet ruimtelijke ordening Het is de lichtste vorm van flexibiliteit: dit instrument geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om in een concreet geval af te wijken van de regels van een bepaalde bestemming. De bestemming zelf blijft gewoon intact. Stel dat het bestemmingsplan voor een bepaalde bestemming een bebouwingspercentage toestaat van 80 % dan kunnen burgemeester en wethouders bijvoorbeeld af te wijken tot 90%. De wijzigingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6.lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening. Het is een zwaarder instrument dan de afwijkingssbevoegdheid: burgemeester en wethouders kunnen een bestemming in het plan voor een bepaalde locatie wijzigen in een andere bestemming. Bijvoorbeeld: als een agrarisch bedrijf wordt beëindigd en het handhaven van de bestemming ‘Agrarisch- bedrijf’ niet meer zinvol is dan kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen in de bestemming wonen. Ook het omgekeerde is in bepaalde gebieden mogelijk.
Niet alleen aan het college van burgemeester en wethouders kan de bevoegdheid worden toegekend om een bepaalde wijzigingsbevoegdheid toe te passen, de gemeenteraad kan de bevoegdheid ook aan zich houden. Dat gebeurt in dit bestemmingsplan in enkele gevallen wanneer het belang van de zaak dit vraagt. Het beeldkwaliteitplan is een voorbeeld. Tegelijk met het bestemmingsplan wordt een beeldkwaliteitplan vastgesteld. Ook hiervoor geldt dat zich in de planperiode ontwikkelingen kunnen voordoen die niet zijn voorzien. De gemeenteraad kan dan een wijziging van het beeldkwaliteitplan vaststellen. Dit heeft het grote voordeel dat de procedure een stuk eenvoudiger en veel korter is dan de bestemmingsplanprocedure. |
Toelichting In de praktijk is er in concrete gevallen soms behoefte om activiteiten te kunnen ontplooien waar het bestemmingsplan niet direct in voorziet. Het zou te ver gaan om dergelijke activiteiten bij voorbaat in alle gevallen mogelijk te maken door deze direct in de bestemming op te nemen, van de andere kant is er ook geen bezwaar tegen om die activiteiten onder bepaalde voorwaarden toe te staan met behoud van de geldende bestemming. Vaak gaat het hierbij om zogeheten nevenactiviteiten. In dit artikel is ook aangegeven onder welke voorwaarden afgeweken kan worden van de regels. |
Algemeen
Toepassing van de afwijkingsbevoegdheden die in dit artikel zijn opgenomen, is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7.2
Ontwikkeling |
Afwijking van bestemming/ regel |
Toe te passen |
Ondergronds bouwen |
Afwijking van alle bestemmingen waar gebouwen en bouwwerken zijn toegestaan; en van de gebruiksregels. |
13.1 |
Gebruik vrijstaand bijbouw ten behoeve van mantelzorg |
Afwijking van alle bestemmingen waar een (bedrijfs-) woning is toegestaan; en van de gebruiksregels |
13.2 |
Uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf |
Afwijking van alle bestemmingen waar een (bedrijfs-) woning is toegestaan; en van de gebruiksregels |
13.3 |
Verkoop van op het bedrijf vervaardigde of geteelde producten |
Bedrijf Gebruiksregels |
13.4 |
Uitbreiding bebouwd oppervlakte bedrijf |
Bedrijf |
13.5 |
Verandering bedrijfsvorm bedrijf |
Bedrijf |
13.6 |
Bouwen binnen de aanduiding veiligheidszone bij een leiding |
Bedrijf |
13.7 |
Aanleg zwembad |
Bedrijf
|
13. 8 |
Tabel artikel 13. afwijkingsbevoegdheden ex artikel 2.12 lid 1 a sub 1 Wabo
13.1. Ondergronds bouwen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het verbod voor het ondergronds bouwen mits:
1. de bouwlocatie niet gelegen is binnen de bestemming Natuur of in bestemmingvlakken met de dubbelbestemming “Waarde – archeologie” of “Waarde- Aardkundig waardevol gebied”;
2. het bouwen niet ten dienste staat van een intensieve veehouderij gelegen in een gebied met de aanduiding “extensiveringsgebied”.
13.2. Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de planregels om toe te staan dat een vrijstaand bijbouw bij een (bedrijfs)woning c.q. een (deel van een) (bedrijfs)gebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte om te voorzien in een tijdelijke behoefte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. behoudens als er sprake is van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie) moet aangetoond worden dat er sprake is van noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg;
2. er blijft sprake van de huisvesting van één huishouden;
3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van omwonenden en ( agrarische) bedrijven;
4. de afhankelijke woonruimte past binnen de regeling inzake bijbouwen die dit bestemmingsplan voor de verschillende bestemmingen bevat;
5. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag maximaal 80m2 zijn;
6. de afstand tussen de afhankelijke woonruimte en de woning mag maximaal 20 meter bedragen;
7. aan de vergunning wordt in ieder geval het voorschrift verbonden dat binnen twee maanden nadat het gebruik als afhankelijke woonruimte is beëindigd, dit door de hoofdbewoner van het pand schriftelijk wordt gemeld bij het college van burgemeester en wethouders en dat binnen drie maanden na deze melding de betreffende woonruimte ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning.
13.3. Aan huis verbonden beroep en bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf door (één van) de bewoners van de desbetreffende woning. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
1. het aan- huis- verbonden beroep of bedrijf past binnen de regeling inzake bijbouwen die dit bestemmingsplan voor de verschillende bestemmingen bevat;
2. de gebruikte vloeroppervlakte mag maximaal 100m² zijn;
3. de woonfunctie moet het belangrijkste blijven;
4. alleen ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende beroep of bedrijf is toegestaan;
5. er mag geen sprake zijn van een publiekgericht karakter;
6. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredig grote verkeersaantrekkende werking en op eigen terrein moet worden voorzien in de parkeerbehoefte;
7. er mag geen sprake zijn van buitenopslag.
13.4. Verkoop van op het (agrarische) bedrijf vervaardigde of geteelde producten
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor detailhandel op een (agrarisch) bedrijf mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. het betreft de rechtstreekse verkoop in het klein van op het bedrijf vervaardigde of geteelde producten;
2. de voor deze detailhandel gebruikte oppervlakte bedraagt maximaal 100m2.
13.5. Uitbreiding bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor het met maximaal 15% uitbreiden van de oppervlakte bedrijfsgebouwen ten behoeve van niet- agrarische bedrijven.
Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:
1. bij het bepalen van de oppervlakte bedrijfsgebouwen wordt de bedrijfswoning met bijbehorende aan- en bijbouwen niet in aanmerking genomen;
2. uit een inrichtingsplan blijkt dat de uitbreiding past binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is;
3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van omwonenden en ( agrarische) bedrijven;
4. parkeren, laden en lossen dienen op eigen terrein plaats te vinden;
5. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
de capaciteit van de ontsluitingsweg dient voldoende te zijn.
6. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
a. Landschappelijke inpassing: er dient een kwalitatieve landschappelijke inpassing plaats te vinden; de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
b. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
c. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit.
13.6. Omschakeling bedrijfsvorm bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen voor gronden met de bestemming “Bedrijf” bij omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor het omschakelen naar een andere bedrijfsvorm dan volgens artikel 4 is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. de nieuwe bedrijfsvorm valt binnen dezelfde of een lagere milieucategorie en is qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar met de oorspronkelijke bedrijfsvorm;
2. uit een bedrijfsplan blijkt dat de nieuwe activiteit ook op de langere termijn te exploiteren is binnen de in de bestemming genoemde randvoorwaarden;
3. uit een inrichtingsplan blijkt dat het hergebruik van de bedrijfsruimten in combinatie met de erfinrichting leidt tot een verbetering.
13.7. Bouwen binnen de aanduiding veiligheidszone bij een leiding
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor het bouwen binnen de in artikel 16 aangegeven veiligheidszones, mits:
1. het bouwplan vanuit een oogpunt van externe veiligheid aanvaardbaar is;
2. hieromtrent vooraf advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder en/of –instantie.
13.8. Aanleg zwembad
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor het bouwen van één niet -overdekt zwembad op het erf van een bestaande (bedrijfs)woning mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 100m² bedragen;
2. het zwembad mag niet bedrijfsmatig geëxploiteerd worden;
3. uit het bouwplan blijkt dat de waterafvoer van het zwembad als gevolg van een regenbui of het schoonmaken zodanig geregeld is dat dit geen nadelige invloed heeft op de omliggende gronden en/of de (druk)riolering.
Artikel 14. Wijzigingsbevoegdheden
Toelichting In dit artikel zijn de wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Hier is een aantal mogelijkheden opgenomen om in voorkomende gevallen een bestemming te wijzigen of om een andere activiteit toe te staan dan op grond van de geldende bestemming mogelijk is. Indien de door u gewenste activiteit ook niet binnen deze bepalingen past, dan is de ontwikkeling alleen mogelijk door het bestemmingsplan te herzien. De gemeenteraad beslist hierover. Neem hiervoor altijd eerst contact op met de gemeente. |
Algemeen
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheden die in dit artikel zijn opgenomen, is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7.2.
Ontwikkeling |
Bestemming |
Toe te passen |
|
|
oud |
nieuw |
|
Aanleg leiding |
Alle bestemmingen |
Leiding (dubbelbestemming) |
artikel 14.1 |
14.1. Wijziging van alle bestemmingen in dubbelbestemming Leidingen
Burgemeester en wethouders kunnen alle bestemmingen wijzigen in de dubbelbestemming “Leidingen” indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. de betrokken leidingbeheerder dient een concreet plan te hebben ingediend waarin is onderbouwd dat het verleggen c.q. aanpassen van de leiding noodzakelijk is;
2. er dient zo veel mogelijk aansluiting te worden gezocht bij bestaande infrastructuur.
Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotregels
Toelichting Er kunnen situaties zijn dat bestaande bebouwing of gebruik niet in overeenstemming is met de bestemming, die is toegekend.
In het Besluit ruimtelijke ordening is een standaardregeling voor het overgangsrecht opgenomen die in alle bestemmingsplannen moet worden overgenomen. Zowel voor het bouwen als voor het gebruik is de peildatum de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. De werking van het overgangsrecht wordt hierna toegelicht.
Voor bestaande gebouwen en andere bouwwerken, betekent dit dat zij gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd. Bouwrechten, die ontleend kunnen worden aan reeds verleende of voor de datum van ter visie legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aangevraagde bouwvergunningen, mogen worden geëffectueerd, ook als het bouwwerk niet in overeenstemming is met dit bestemmingsplan. Als er sprake is geweest van een calamiteit, zoals brand of stormschade, is daarentegen totale nieuwbouw toegestaan. Gebruik dat op dat moment bestaat en strijdig is met het bestemmingsplan mag in bepaalde gevallen worden voortgezet. Namelijk wanneer het op grond van het vorige bestemmingsplan al was toegestaan. Maar voor iemand die na het van kracht worden van het bestemmingsplan is overgeschakeld naar gebruik in strijd met de bestemming, geldt het overgangsrecht niet. |
Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan oor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken. Is het verboden dit gebruik daarna te vervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan “Burgemeester Nooijenlaan 8 in De Rips”.