19.4.     Vrijwaringszone

 

19.4.1.  Molenbiotoop

 

19.4.1.1.           Bestemmingsregels

De voor “Vrijwaringszone – Molenbiotoop 1” en voor “Vrijwaringszone – Molenbiotoop 2”  aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

1.         bescherming van de functie als werktuig van de in het gebied voorkomende windmolen gelet op de windvang;

2.         bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.

 

19.4.1.2.           Bouwregels

Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' en voor “Vrijwaringszone – Molenbiotoop 2”  mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende bouwregels:

1.         de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 1' is de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 50) + 3,47;

2.         de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 2' is de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 75) + 3,52.

 

19.4.1.3.           Afwijken van de bouwregels

In afwijking van het bepaalde onder 19.4.1.2. is bebouwing met een grotere hoogte in de

volgende gevallen toegestaan:

1.         het betreft een bouwwerk met een bestaande grotere hoogte; of

2.         het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande

bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;

b. het bouwwerk wordt aan een bestaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m van bestaande bouwwerken;

c. de uitbreiding van het vloeroppervlak van krachtens deze bepaling opgerichte bouwwerken mag in totaal niet meer bedragen dan 10% van de bouwwerken waarachter wordt gebouwd.

 

19.4.1.4.           Specifieke gebruiksregels

De volgende werken en/of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de gebiedsaanduiding strijdig gebruik en zijn dus verboden:

1.         beplanting aanbrengen tot een hoogte groter dan in artikel 19.4.1.2. als maximum

aangegeven, tenzij het bestaand gebruik met een grotere hoogte betreft.

 

19.4.1.5.           Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

artikel 19.4.1.2. en 19.4.1.4 voor bebouwing en beplanting op een andere locatie en/of met een grotere hoogte en/of een grotere breedte, mits voldaan wordt dat bebouwing en/of beplanting redelijkerwijs niet mogelijk is op grond van artikel 19.4.1.2 en 19.4.1.4.