28.13. Omschakeling naar recreatie
Burgemeester en wethouders kunnen bestemmingsvlakken met de bestemming ‘Agrarisch- Agrarisch Bedrijf’, ‘Bedrijf’ en ‘Wonen’ wijzigen in de bestemming ‘Recreatie’, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. de natuur- en landschapswaarden van het gehele terrein dienen in betekenende mate te worden verhoogd, hetgeen moet worden onderbouwd met een inrichtings- en beplantingsplan dat voldoet aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan;
2. agrarische bedrijven in de omgeving mogen niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
3. uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een duurzame, bedrijfsmatige activiteit;
4. de locatie is niet gelegen in het Landbouwontwikkelingsgebied of een “RNLE-landschapsdeel”;
5. er moet sprake zijn van een volwaardig kwalitatief waardig bedrijf hetgeen moet zijn onderbouwd met een advies van de Adviescommissie Recreatie en Toerisme.
28.14. Realiseren van een landschapscamping
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Agrarisch’, bestemmingsvlakken met de bestemming ‘Agrarisch- Agrarisch bedrijf’ en ‘Wonen’, alsmede de bedrijven anders dan agrarisch en maatschappelijke bedrijven wijzigen naar de bestemming ‘Recreatie’, ten behoeve van de realisatie van een landschapscamping, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. het terrein waarop de landschapscamping wordt gevestigd sluit direct aan op een bestaande bestemmingsvlak;
2. faciliteiten zoals was- en toiletvoorzieningen dienen in bestaande gebouwen binnen het bestemmingsvlak te worden gerealiseerd;
3. elke standplaats voor een kampeermiddel dient een oppervlakte te hebben van tenminste 300m2;
4. de totale oppervlakte van het terrein dient tenminste drie maal zo groot te zijn als de gezamenlijke oppervlakte van de standplaatsen;
5. de natuur- en landschapswaarden van het gehele terrein dienen in betekenende mate te worden verhoogd, hetgeen moet worden onderbouwd met een inrichtings- en beplantingsplan;
6. agrarische bedrijven in de omgeving worden niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt;
7. uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een duurzame, bedrijfsmatige activiteit;
8. de locatie is niet gelegen in een “RNLE-landschapsdeel”;
9. er moet sprake zijn van een volwaardig kwalitatief waardig bedrijf hetgeen moet zijn onderbouwd met een advies van de Adviescommissie Recreatie en Toerisme.