Leeswijzer Aan iedere bestemming zijn regels gebonden die te maken hebben met het gebruik van de grond en van de zich daarop bevindende bouwwerken. Om er zeker van te zijn dat u van alle rechten en plichten op de hoogte bent, wordt geadviseerd de planregels in de volgende volgorde te lezen: Hoofdstuk 1:
Inleidende regels; Hoofdstuk 2:
Bestemmingsregels; Hoofdstuk 3:
Algemene regels; Als de gewenste activiteit niet binnen deze bepalingen past, dan kan aan de hand van een concreet initiatief bepaald worden of de ontwikkeling op basis van dit bestemmingsplan toch mogelijk is. Het volgende hoofdstuk 4 bevat namelijk een aantal zogeheten flexibiliteitregels. Hoofdstuk 4: Flexibiliteitregels Hier geldt als belangrijke randvoorwaarde de inpassing van de activiteit in het landschap. Het Beeldkwaliteitplan Buitengebied, dat de gemeenteraad op 20 december 2006 heeft vastgesteld, maakt dan ook onderdeel uit van dit plan. Indien de door u gewenste activiteit ook niet mogelijk is op grond van deze flexibiliteitregels dan is deze alleen mogelijk indien het bestemmingsplan kan worden herzien. De gemeenteraad beslist hierover. Hoofdstuk 5:
Overgangs- en slotregels Hier wordt een regeling gegeven voor bebouwing en gebruik die afwijken van dit bestemmingsplan. De toelichting van het bestemmingsplan geeft u meer inzicht in de bedoelingen van het totale bestemmingsplan. |
Dit plan kan worden aangehaald als bestemmingsplan “Gemert-Bakel Buitengebied herziening april 2010 “
Toelichting Een bestemmingsplan moet zo duidelijk mogelijk aangeven wat wel en wat niet op een bepaalde locatie is toegestaan en ook wat de ontwikkelingsmogelijkheden zijn. Om die duidelijkheid te geven, moet een aantal kernbegrippen dat wordt gebruikt, duidelijk worden omschreven. In artikel 2 Begrippen wordt een juridisch sluitende omschrijving gegeven van een aantal begrippen uit het plan. Voor degenen die met het plan te maken krijgen, betekent een goede begripsomschrijving een stuk zekerheid. Immers bij het toetsen van aanvragen om vergunning, ontheffing of wijziging op grond van het bestemmingsplan zullen burgemeester en wethouders deze begripsomschrijvingen in voorkomende gevallen – moeten – hanteren. Dit geldt ook voor de rechter, die een besluit moet beoordelen als daartegen beroep of hoger beroep is ingesteld. |
Het bestemmingsplan “Gemert-Bakel Buitengebied herziening april 2010” van de gemeente Gemert- Bakel zoals vervat in de verbeelding en de bijbehorende regels.
Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO 1652.Buitengebied042010-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
Verbeelding
De verbeelding, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen, zijn aangegeven.
Aanbouw
Een gebouw, dat aan het hoofdgebouw is gebouwd en dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van gronden.
Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Aan
huis verbonden bedrijf
Het door een van de bewoners aan huis,
geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, uitoefenen van een
bedrijfsmatige activiteit, niet zijnde detailhandel of prostitutie, door zijn
beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de
woonfunctie in een (bedrijfs)woning met de daarbij behorende bijbouwen kan
worden uitgeoefend.
Aan
huis verbonden beroep
Het door een van de bewoners beroepsmatig aan huis verrichten van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kapsalon, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, prostitutie uitgezonderd, dat door zijn beperkte omvang met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs) woning met de daarbij behorende bijbouwen kan worden uitgeoefend.
Aardkundige
waarden
De waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege het aanwezig zijn van geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en/of processen.
Adviescommissie
Agrarische Bouwaanvragen
Afhankelijke
woonruimte
Een bijbouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
Agrarisch
bedrijf
Een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en /of het houden van dieren en dat een omvang heeft van tenminste 8 Nederlandse grootte eenheden (Nge).
Agrarisch
gebruik
Het gebruik van gronden of gebouwen voor het telen van gewassen of het houden van dieren.
Agrarische
waarden
De waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de goede mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en /of bedrijfsexploitatie.
Archeologische
waarden
De waarden, die aan een gebied zijn toegekend vanwege de aanwezigheid in de bodem van waardevolle resten en /of sporen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden.
Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bebouwingsconcentratie
Een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.
Bebouwingscluster
Een vlakvormige verzameling van gebouwen in het buitengebied.
Bebouwingslint
Een lijnvormige verzameling gebouwen langs een weg in het buitengebied, enkelzijdig of dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet- buitengebiedfuncties.
Bebouwingspercentage
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
Bebouwingsvrije
zone bij een leiding
Een vrijwaringzone aan weerszijde van de hartlijn van de leiding die obstakelvrij moet blijven om een veilig en bedrijfszeker transport te waarborgen en ter bescherming van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding
Bedrijf
Een organisatorische eenheid, waarbinnen op een bepaalde locatie commerciële activiteiten worden uitgeoefend.
Bedrijf-
agrarisch verwant
Een bedrijf met een verwantschap aan de agrarische sector, waarin gebruik wordt gemaakt van land- en tuinbouwmethoden, dieren worden gehuisvest of werkzaamheden voor agrarische bedrijven worden verricht met behulp van landbouwwerktuigen met uitzondering van mestbewerkingsbedrijven. Voorbeelden zijn: dierenasiels, -pensions en -klinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, maneges, paardenpensions, stalhouderijen, loonwerkbedrijven, inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen, veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven en proefbedrijven.
Bedrijf-
niet agrarisch
Een ambachtelijk of industrieel bedrijf,
niet zijnde een agrarisch of een agrarisch verwant bedrijf of detailhandel,
gericht op de productie of het verwerken of bewerken van goederen.
Bedrijfsgebouw
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, met uitzondering van de bedrijfswoning, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
Bedrijfsplan
Een rapport, waarin op een objectieve wijze inzicht wordt gegeven in de bedrijfseconomische, bedrijfstechnische en eventuele andere aspecten die beoordeeld moeten worden bij het toetsen van de aanvaardbaarheid van ontwikkelingen waarvoor deze planregels in principe mogelijkheden bieden.
Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een bestemmingsvlak, die uitsluitend is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het bestemmingsvlak, noodzakelijk is.
Beeldbepalend
pand
Een pand dat door zijn uiterlijke verschijningsvorm en ligging in het landelijke gebied nog laat zien hoe er vroeger landbouw bedreven werd en hoe er in het landelijke gebied gewoond en gewerkt werd. Boerderijen die gebouwd zijn voor 1950 worden in ieder geval als beeldbepalend pand aangemerkt.
Beeldkwaliteit
Beeldkwaliteit is het samenstel van de beoordeling van:
De plaats van de bebouwing (in het verleden en nu);
De maten en verhoudingen van de gebouwen (in het verleden en nu);
Het ritme of patroon van de bebouwing langs de weg, (in het verleden en nu);
De beplanting, langs de openbare weg en op de particuliere gronden;
Het materiaalgebruik voor de bebouwing en de straat;
Het functioneren van de bebouwing (denk aan parkeren, geluidsoverlast e.d.);
Kenmerkende objecten (een molen, kerk, bos, houtwal, kunst e.d.);
Staat van verzorging (detaillering en onderhoud van gebouwen, weg- en bermonderhoud, verlichting e.d.);
abiotische omgeving, patronen, structuren;
Beeldkwaliteitplan
buitengebied
Geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitplan als onderdeel van de welstandsnota.
Het plan zoals het door de gemeenteraad op 20 december 2006 is vastgesteld en zoals het luidt op de datum van ter visie legging van het onderhavige bestemmingsplan waarvan het onderdeel uitmaakt.
Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. Het bestemmingsvlak is de ruimtelijke eenheid, waarbinnen de bebouwing, de ondersteunende voorzieningen en de groene erfinrichting ten behoeve van de desbetreffende bestemming zijn geconcentreerd.
Bestemmingsvlak,
relatie
Twee of meer als zodanig op de verbeelding aangeduide vlakken, die met de aanduiding “relatie” met elkaar zijn verbonden en die gezamenlijk als één bestemmingsvlak worden aangemerkt.
Bosbouw
Het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen, ten behoeve van één of meerdere van de functies natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie.
Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat
door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen
is begrensd.
Bouwwerk
Elke bouwconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Bouwwerk
geen gebouw zijnde
Een bouwwerk bestaande uit een gesloten
bovenbeëindiging en ten hoogste één, al dan niet tot het bouwwerk behorende
scheidingsconstructie. Voorbeelden hiervan zijn de overkapping en carport.
Bijbouw
Een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
Cultuurhistorische
waarden
De waarden die aan een gebied of object worden toegekend in verband met het voorkomen van archeologische waarden, bouwkundige waarden of historische landschapswaarden al dan niet in onderlinge samenhang of beïnvloeding. Er is dan sprake van een driedeling:
archeologische waarden;
bouwkundige waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;
historische landschapswaarden of historisch- geografische waarden;
Dagrecreatie
Het verblijf voor recreatieve doeleinden elders dan in of bij de eigen woning zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.
Defensiezones
Radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel
alsmede zoneringen gelegen rondom Vliegbasis De Peel: Inner Horizontal en
Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Duurzame
locatie intensieve veehouderij
Een bestaand agrarisch bestemmingsvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieu -oogpunt ( ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt ( natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is het te laten uitgroeien.
Evenemententerrein
Een terrein waar periodiek terugkerende evenementen worden gehouden, zoals een kermis, kindervakantieweek, festival etc.
Extensieve
recreatie
Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving en die naar hun aard harmoniëren met natuur en landschap, zoals wandelen, fietsen, skeeleren, kanoën en paardrijden.
Extensiveringsgebied
Een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.
Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Gebruiken
Gebruiken, doen of laten gebruiken.
Glastuinbouwbedrijf
Een niet grondgebonden agrarisch bedrijf
waarbij de productie geheel of overwegend plaatsvindt in permanente kassen of
tunnels met een hoogte van
Groene
erfinrichting
Een groenelement, bestaande uit beplanting en / of andere groenelementen, zoals een poel of een vlinderweide, dat gelegen is binnen een bestemmingsvlak. De groene erfinrichting is van belang voor het behoud of versterken van de beeldkwaliteit ter plaatse.
Groepsaccommodatie
Een gebouw dat geheel of gedeeltelijk bedrijfsmatig ingericht is ten behoeve van recreatief nachtverblijf en dat als zodanig is bestemd (recreatiebedrijf) of als zodanig is aangeduid (“s-nevr”)
Grondgebonden
agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het productievermogen van de gronden die bij het bedrijf behoren en die in de directe omgeving van het bedrijf zijn gelegen.
Als grondgebonden bedrijf worden in ieder geval aangemerkt: akkerbouw- , fruitteelt- en vollegrondtuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven kunnen in de meeste gevallen, gezien de wijze waarop ze geëxploiteerd worden, ook worden aangemerkt als grondgebonden bedrijf.
Hekwerk
Een bouwwerk met als functie erf- of
perceelsafscheiding.
Hervestiging
agrarisch bedrijf
Het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bestemmingsvlak naar een ander agrarisch bestemmingsvlak.
Hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
Hoofdverblijf
De plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfsplaats is, die tenminste bestaat uit een keuken, woon- , was- en slaapgelegenheid.
Huishouden
Een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden of een woongroep).
Infiltratie
Het doorsijpelen van water door de bodem naar het grondwater.
Integrale
omgevingstoets
De toets die plaatsvindt om de aanvaardbaarheid van een voorgenomen ontwikkeling op ruimtelijke (natuur, landschap, beeldkwaliteit, waterhuishoudkundige aspecten) en milieuhygiënische aspecten te beoordelen.
Inwoning
Het gebruik maken van extra woonruimte in een bestaande woning dan welk in een volgens dit bestemmingsplan toegestane aanbouw ten behoeve van huisvesting van één huishouden.
Intensieve
veehouderij
Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering
die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het
houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-,
pelsdier-, geiten of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen,
alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, uitgezonderd
grondgebonden melkveehouderij
Kampeermiddel
Een tent, vouwwagen, kampeerauto of een caravan, uitgezonderd de stacaravan, dan wel enig ander onderkomen of voertuig of gedeelte daarvan, dat geen bouwwerk is en dat geheel of gedeeltelijk blijvend is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Kampeerterrein
Een terrein dat geheel of gedeeltelijk is ingericht voor en blijkens die inrichting ook bestemd is om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
Kas
Een permanent gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dat dient voor het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen.
Kernrandzone
Een overgangszone tussen bebouwde kom en buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.
Klein geïsoleerd water
Een oppervlaktewater met een natuurlijke bodem zoals zand, leem, of klei, dat niet in verbinding staat met ander oppervlaktewater.
Landbouwontwikkelingsgebied
Een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van de reconstructie zal voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij.
Landschappelijke
waarden
De aan een gebied toegekende waarden, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, welke worden bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
Landschapscamping
Een op bedrijfsmatige wijze geëxploiteerd terrein dat is ingericht voor verblijfsrecreatie in uitsluitend kampeermiddelen met een beperkte dichtheid en een gemiddelde grootte per standplaats van 300 m2.
Manege
Een bedrijf dat faciliteiten biedt voor beoefenaars van de paardensport, zoals het geven van paardrijlessen en het verzorgen, dresseren en trainen van paarden en pony’s.
Mantelzorg
Het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak. De zorgverlening vindt plaats op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
Milieucategorie
De milieucategorie die aan een bepaalde bedrijfsactiviteit is toegekend in de Brochure Bedrijven en milieuzonering, editie 2009, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeente ISBN 9789012130813 zoals deze luidt op de datum van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Minicamping
Een kampeerterrein waarop na ontheffing maximaal 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
Monument
of monumentale bebouwing
Bebouwing, die geheel of gedeeltelijk is aangegeven als rijksmonument of als gemeentelijk monument.
Natuurwaarden
De waarden die aan een gebied zijn toegekend in verband met het voorkomen van biotische en/of abiotische elementen die bijdragen aan de diversiteit en natuurlijkheid van een gebied.
Nederlandse
grootte-eenheid (NGE)
Een economische maatstaf, die periodiek wordt herzien door het Landbouw Economisch Instituut (Lei) en met behulp waarvan de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven worden vastgesteld.
Nevenfunctie
/ nevenactiviteit
Het ontplooien van activiteiten op een bestemmingsvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de bedrijfsvoering betreffen.
Niet
grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Voorbeelden zijn: intensieve veehouderijen, champignonkwekerijen, witlofkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen.
Nieuwvestiging
agrarisch bedrijf
De projectie van een agrarisch bestemmingsvlak op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een bestemmingsvlak. Nieuwvestiging kan betrekking hebben op het oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf, het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf in twee of meer bestemmingsvlakken, dan wel het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf naar een nieuw bestemmingsvlak.
Omgevingskwaliteit
Waarde, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en onbebouwde omgeving.
Omschakeling
agrarisch bedrijf
Het geheel, dan wel in overwegende mate binnen een bestaand agrarisch bestemmingsvlak overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar een andere agrarische bedrijfsvorm (grondgebonden agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden agrarisch bedrijf anders dan intensieve veehouderij, intensieve veehouderij, glastuinbouwbedrijf). Onder omschakeling wordt ook verstaan het omzetten van een niet-agrarisch bestemmingsvlak in een agrarisch bestemmingsvlak.
Onverharde
weg
Een onverharde weg met beperkt gebruik als ontsluitingsweg van de daaraan gelegen gronden zonder verkeersbetekenis en met landschappelijke, ecologische en/of cultuurhistorische betekenis.
Overname
agrarisch bedrijf
Het overnemen en op dezelfde voet voortzetten van een bestaand agrarisch bedrijf op een bestaand agrarisch bestemmingsvlak.
Overkapping
Een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste één, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidingsconstructies.
Paardenhouderij
Het bedrijfsmatig houden en stallen van paarden en pony’s hieronder begrepen activiteiten als africhten, trainen, berijden en fokken ervan.
Perceelsgrens
Een kadastrale grens van een perceel.
Permanente
bewoning
Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
Reconstructieplan
De Peel
Het reconstructieplan De Peel dat Provinciale Staten van Noord-Brabant op 22 april 2005 hebben vastgesteld op grond van artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden en waarop bij besluit van 27 juni 2008 een correctieve herziening is vastgesteld. Dit reconstructieplan heeft onder meer betrekking heeft op het grondgebied van de gemeente Gemert- Bakel.
Recreatiebedrijf
Een bedrijf dat gericht is op het bieden van mogelijkheden ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf zoals een kampeerterrein/ camping en een kamphuis.
Recreatieve
nevenactiviteiten
Die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben op een locatie met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.
Recreatiewoning/
zomerhuis/chalet
Een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruiker zijn hoofdverblijf elders heeft.
Ruimte
voor Ruimte
Beleidsregel van de provincie Noord Brabant die Gedeputeerde Staten van Noord Brabant in juli 2008 hebben vastgesteld. De beleidsregel maakt het mogelijk om bouwrechten te verwerven voor de bouw van woningen in ruil voor het slopen van stallen in gebruik voor intensieve veehouderij en het uit de markt nemen van de bijbehorende mestproductierechten.
Ruimtelijke
kwaliteit
Het behoud en de versterking van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorisch waardevolle kwaliteiten maar ook een verbetering van de kwaliteit van de bebouwde omgeving.
Teeltondersteunende
voorziening
Voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en – verlating, terugdringing van onkruidgroei en vraatschade;
verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
bereiken van positieve effecten op milieu en water ( bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water;
voldoen aan de kwalitatieve eisen die de afnemers aan de producten stellen (visueel aantrekkelijke producten eisen bijvoorbeeld hoge en/of overdekte teelt);
Voorbeelden zijn: boog- en gaaskassen, hagelnetten, (folie)kassen, tunnels, containervelden, teeltbakken op stellingen, regenkappen, schaduwhallen, insectengaas.
Er wordt onderscheid gemaakt in:
Teeltondersteunende kas:
Een voorziening bij een agrarisch bedrijf,
niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, in de vorm van een kas zoals die elders in
dit artikel is gedefinieerd. Bijvoorbeeld schuurkassen, boog- en gaaskassen van
meer dan 1,5 meter hoog.
Permanente teeltondersteunende
voorziening:
Een voorziening die in principe voor
onbepaalde tijd wordt aangebracht. Voorbeelden hiervan zijn: bakken op
stellingen, regenkappen, verwarmde aspergebedden en containervelden.
Tijdelijke teeltondersteunende
voorziening:
Een voorziening, die zo lang de teelt het
vereist, op een bepaalde locatie gebruikt wordt met een maximum van zes maanden
per jaar. Een tijdelijke voorziening heeft een directe relatie met het
grondgebruik. Voorbeelden hiervan zijn: folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen,
hagelnetten.
Overige teeltondersteunende voorziening:
Een voorziening die niet valt onder een van
de hiervoor genoemde categorieën. Een voorbeeld hiervan zijn boomteelthekken.
Trekkershut
Een houten blokhut met maximale grootte van
Uitbreiding
agrarisch bedrijf
Vergroting van het bestaande bouwblok
Veehandelsbedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het tijdelijk onderbrengen en verhandelen van vee.
Veiligheidszone
bij een leiding
Een zone aan weerszijde van de hartlijn van een leiding die op basis van richtlijnen en/of regelgeving van het ministerie van VROM en/of het ministerie van Defensie is toegekend en die toeziet op de externe veiligheid. Binnen deze zone mag geen opslag plaatsvinden of gebouwd worden zonder toestemming van de leidingbeherende instantie.
Verbrede
landbouw
Het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bestemmingsvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering.
Verharde
weg
Een verharde weg (op basis van de wegenlegger) met als functie ontsluiting van de daaraan gelegen agrarische bedrijven, woningen en gronden, zonder doorgaand karakter met beperkte verkeersfunctie.
Verplaatsing
van een agrarisch bedrijf
Het beëindigen van een intensieve
veehouderij en het voortzetten van het bedrijf elders.
Verwevingsgebied
Een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten
Vollegrondtuinbouw
Het telen van tuinbouwproducten rechtstreeks in de bodem zonder dat er gebruik wordt gemaakt van enige teeltondersteunende voorziening.
Vollegrondboomteelt
Het telen van (laan)bomen rechtstreeks in de bodem zonder dat er gebruik wordt gemaakt van enige teeltondersteunende voorziening.
Volwaardig
agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is verzekerd.
Voorgevelrooilijn
Langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zo veel mogelijk het beloop van de voorgevels van de bestaande bebouwing volgt met een zo veel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg;
Bij het ontbreken van bebouwing als bedoeld onder a. De denkbeeldige lijn die gevormd wordt door de krachtens deze planregels toegelaten bebouwing;
Vormverandering
van een bestemmingsvlak
Een wijziging van de begrenzing van een
bouwblok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale
oppervlakte.
Vrijkomende/voormalige
agrarische bedrijfslocatie (VAB)
Een agrarisch of niet-agrarisch bestemmingsvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend en waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan.
Waterberging
Het in tijden van overvloedige neerslag tijdelijk vasthouden van water.
Waterhuishouding
De wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, gebruikt, verbruikt en afgevoerd wordt.
Woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat met noodzakelijke vergunning gerealiseerd is met de doelstelling om één huishouden te huisvesten.
Woonboerderij
Een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten.
Woonunit
Een verplaatsbaar bouwwerk, bestaande uit één bouwlaag dat geschikt is voor het tijdelijk huisvesten van een of meer personen.
Toelichting Wat geldt voor de begripsbepalingen, geldt ook voor de wijze van meten, de manier dus waarop wordt vastgesteld of in een concreet geval voldaan wordt aan de toegestane hoogte, breedte, oppervlakte, onderlinge afstand, etc. Het bestemmingsplan moet duidelijk aangeven hoe er moet worden gemeten. |
Algemeen
De bepalingen in deze planregels over plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, schoorstenen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen.
Peil
Bij gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst, is het peil de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen is het peil de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
Meetregels
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
De dakhelling
Langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande dat:
goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;
de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het peil tot de onderkant van de rieten kap;
voor platte daken geldt: vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het dakvlak.
De inhoud van een bouwwerk
Tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Ruimten, die tot
De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
De lengte, breedte en diepte van een
bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren)
De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bebouwd oppervlak
Het gezamenlijke
oppervlak op een bestemmingsvlak van de gebouwen, en van uitsluitend die
vrijstaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een overdekte ruimte vormen
tenminste
De breedte van een bestemmingsvlak
Tussen de twee
zijdelingse grenzen van het bestemmingsvlak, gemeten op een afstand van
De afstand tot een perceelsgrens
De afstand tot de zijdelingse/achterste perceelgrens: de kortste afstand van enig punt van een gebouw of bouwwerk tot de zijdelingse/achterste perceelgrens van het bestemmingsvlak.
Toelichting De bestemming Agrarisch is van toepassing op een groot gedeelte van het buitengebied met overwegend een agrarische functie. Binnen deze bestemming komen dus diverse ontwikkelingsmogelijkheden en kwaliteiten voor, afhankelijk van de concrete locatie. De aanvaardbaarheid van ontwikkelingen op een bepaalde locatie wordt mede beoordeeld op basis van de aanduidingen, die van toepassing zijn alsmede op basis van het beeldkwaliteitplan. Hierdoor wordt de gewenste differentiatie en kwaliteitsbewaking veilig gesteld. Voor de locaties waar een agrarisch bedrijf wordt uitgeoefend, geldt de afzonderlijke bestemming Agrarisch- Agrarisch bedrijf die is geregeld in artikel 5. Leeswijzer Om van de algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit artikel met name de volgende planregels te raadplegen: Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels; Artikel 17 t/m 24 Algemene regels; Als u iets wilt dat niet lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels van artikel 25 en 27 raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden bieden. |
4.1. Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
1. Al dan niet bedrijfsmatig agrarisch
grondgebruik inclusief tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
2. Behoud en /of herstel van de
natuurlijke, aardkundige waarden en beeldkwaliteit, afgestemd op de kenmerken
zoals aangeduid op de verbeelding en omschreven in het beeldkwaliteitplan;
3. De gronden met deze bestemming zijn,
afhankelijk van de specifieke kwaliteiten, op de verbeelding nader aangeduid
als ‘Waarde- archeologie’, ‘Waarde- aardkundig waardevol’, ‘Waarde- oude akker’
en ‘Waarde- Natuur en Landschap’;
4. Extensief recreatief medegebruik;
5. Waterhuishoudkundige
voorzieningen en waterlopen;
4.2. Bouwregels
Op of in de in 4.1. bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven bestemming met een hoogte van maximaal 2,50 meter, een en ander met uitzondering van hekwerken. Afrasteringen met een hoogte van maximaal 1,50 meter zijn daarentegen wel toegestaan.
4.3. Specifieke gebruiksregels
De volgende werken en / of werkzaamheden
worden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik als
bedoeld in artikel 20 en zijn dus verboden: het aanleggen van mest- of
waterbassins van folie.
Voor de in 4.1. bedoelde gronden met de dubbelbestemming “Waarde- oude akker” worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus verboden:
1. Afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem.
2. Aanleggen van drainage.
3. Aanbrengen van oppervlakteverharding.
4. Het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.
Voor de in 4.1. bedoelde gronden met de aanduiding
“invloedszone peelrandbreuk” worden de volgende werken en/of werkzaamheden in
ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus
verboden:
1. Het
diepwoelen en diepploegen.
2. Aanbrengen van oppervlakteverharding.
3. Het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.
Voor de in 4.1. bedoelde gronden met de dubbelbestemming “Waarde-Natuur en Landschap” worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus verboden:
1 ophogen van de bodem.
2. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden.
3. diepwoelen en diepploegen
4. aanbrengen van oppervlakteverharding.
5. aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen
6. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen
7. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.
4.4. Aanlegvergunningregels
Onverminderd het bepaalde in 4.3. is het
verboden op of in de in 4.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders ( aanlegvergunning) de
volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:
1. Afgraven,
vergraven en egaliseren van de bodem.
2. Ophogen
van de bodem
3. Aanleggen of verwijderen van kaden en/of
het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden
4. Diepploegen
en diepwoelen
5. Graven,
verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde
wateren
6. Aanleggen
van drainage.
7. Aanbrengen
van oppervlakteverharding.
8. Aanbrengen
van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
9. Aanbrengen
van bovengrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
9. Vellen
of rooien en het aanplanten van houtgewas
10. Aanbrengen
van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Geen aanlegvergunning is vereist voor normaal
onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal
40cm).
De genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts
toelaatbaar indien:
1. Zij
verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend
2. Door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.
4.5. Flexibiliteitregels
In de algemene regels en de artikelen 25
en 26 van dit
bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde ontheffingen en
wijzigingsmogelijkheden opgenomen.
Toelichting De bestemming Agrarisch – Agrarisch Bedrijf is toegekend aan die locaties waar sprake is van bedrijfsmatige agrarische activiteiten met bebouwing en ondersteunende voorzieningen. Niet alle agrarische activiteiten zijn zonder meer toegestaan. Afhankelijk van de ligging is dit beperkt tot (een) bepaalde bedrijfsvorm(en). Dit is op de verbeelding aangeduid. Leeswijzer Om van de algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit artikel met name de volgende planregels te raadplegen: Artikel 1 t/m
3 Inleidende regels; Artikel 17 t/m 24 Algemene regels; Als u iets wilt dat niet lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels van artikel 25 en 26 raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden bieden. |
5.1. Bestemmingsomschrijving
De voor
Agrarisch- Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor de
uitoefening van een agrarisch bedrijf met de bijbehorende voorzieningen zoals
mestopslagsilo’s, permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen,
voorzieningen ten behoeve van waterberging en - infiltratie, voer- en
mestplaten, mest- of waterbassins van folie, verharding en groene
erfinrichting.
De oppervlakte
voor bebouwing, verharding en andere voorzieningen mag maximaal 80% van het
bestemmingsvlak bedragen zodat er tenminste 20% overblijft voor de groene
erfinrichting.
Per
bestemmingsvlak mag slechts één bedrijf worden uitgeoefend. Verder zijn op
bedrijfsniveau voorzieningen toegestaan ten behoeve van een duurzame
ontwikkeling en exploitatie van het desbetreffende bedrijf zoals mestverwerking,
energie – opwekking en biovergisting.
Voor zo ver de
aard van de bedrijven is aangeduid op de verbeelding geldt de volgende
onderverdeling:
1. Op bestemmingsvlakken met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch –grondgebonden” zijn alleen grondgebonden activiteiten toegestaan;
2. Op bestemmingsvlakken met de aanduiding “intensieve veehouderij” is intensieve veehouderij toegestaan naast grondgebonden activiteiten;
3. Op bestemmingsvlakken met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch-niet- grondgebonden” zijn niet-grondgebonden activiteiten toegestaan, niet zijnde intensieve veehouderij, naast grondgebonden activiteiten;
4. Op bestemmingsvlakken met de aanduiding “intensieve veehouderij” én “specifieke vorm van agrarisch- grondgebonden” is intensieve veehouderij slechts toegestaan voor zover deze op het moment van ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan mocht worden uitgeoefend op grond van een verleende milieuvergunning;
5. Op bestemmingsvlakken met de aanduiding “glas” is glastuinbouw toegestaan;
6. Op bestemmingsvlakken met de aanduiding recreatieve nevenactiviteit(sa-nevr) is een recreatieve nevenactiviteit toegestaan;
7. Op
bestemmingsvlakken zonder aanduiding is elke vorm van agrarische activiteiten
toegestaan met uitzondering van glastuinbouw, mits deze is gelegen in het
Landbouwontwikkelingsgebied.
5.2. Bouwregels
Op of in de in 5.1. bedoelde gronden mag het volgende worden
gebouwd:
1. Eén bedrijfswoning met aan- en bijbouwen
2. Agrarische
bedrijfsbebouwing
3. Bouwwerken geen gebouw zijnde en andere voorzieningen
4. Maximaal
1000 m2 ondersteunende kassen.
Op of in de in 5.1. bedoelde gronden mag gebouwd worden met inachtneming van de volgende maatvoering:
1. de bedrijfswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750m³
2. de
maximale goothoogte is 4,5m¹, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte
blijkt
3. de
maximale bouwhoogte 11m¹, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt
4. de afstand tussen de hoofdgebouwen mag maximaal 15m¹ zijn
5. de
maximale toegestane hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde is 12m¹
6. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2m¹ zijn
7. de minimale afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is 3m¹
8. de maximale oppervlakte van uitbreiding van bebouwing zonder erfbeplanting is 20m²
9. Voor (delen van) bestemmingsvlakken met de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” geldt het daarin aangegeven getal als maximum.
10. Ondergronds
bouwen tot meer dan 1 meter beneden peil is toegestaan voor het realiseren van mestputten onder
bedrijfsgebouwen.
5.3. Specifieke gebruiksregels
Onder met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 20 wordt in ieder geval verstaan:
1. Het gebruik van gebouwen anders dan de bedrijfswoning voor bewoning;
2. Het binnen gebouwen meer dan één bouwlaag
gebruiken voor het houden van dieren.
5.4. Aanlegvergunningregels
Het is verboden op of in de in 5.1. bedoelde
gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders ( aanlegvergunning) erfbeplanting te verwijderen.
Geen aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer.
Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts
toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming
zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch
direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en
kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de
(dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.
Voor het verwijderen van erfbeplanting geldt in dit
verband dat uit een nieuw (erf)inrichtingsplan moet blijken dat aan artikel 19 kan
worden voldaan.
5.5. Flexibiliteitregels
In de algemene regels en de artikelen 25 en 26
van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde ontheffingen en
wijzigingsmogelijkheden opgenomen.
Toelichting De bestemming Groen is toegekend aan die
locaties buiten de bestemming Natuur, waar in die mate sprake is van
landschappelijke waarde dat een afzonderlijke hierop gerichte bestemming
gerechtvaardigd is. Deze gronden hebben tevens altijd de dubbelbestemming
Waarde- Natuur en landschap ter bescherming van de waarden van deze gronden. Leeswijzer Om van de algemene regelingen en
bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit artikel met name de
volgende planregels te raadplegen: Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels; Artikel 17 t/m 24 Algemene regels; Als u iets wilt dat niet lijkt te passen
binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels van artikel 25 en 26
raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden bieden; |
6.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor in stand houden van bestaande natuur- en landschapselementen zoals bestaande houtopstanden, houtwallen, houtsingels en waterpartijen, zoals poelen. Tevens zijn deze gronden bestemd voor bestaande waardevolle onverharde wegen.
6.2. Bouwregels
Op de in 6.1. bedoelde gronden mag niet
worden gebouwd.
6.3. Specifieke gebruiksregels
De volgende werken en / of werkzaamheden
worden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik als
bedoeld in artikel 20 en zijn dus verboden:
1. Het aanleggen van mest- of waterbassins van folie
2. Afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
3. Ophogen van de bodem;
4. Het diepploegen en diepwoelen;
5. Graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
6. Aanleggen van drainage;
7. Aanbrengen van oppervlakteverharding meer dan 100 m2;
8. Aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen
6.4. Aanlegvergunningregels
Het is verboden op of in de in 6.1. bedoelde
gronden zonder of in afwijken van een schriftelijke vergunning van burgemeester
en wethouder(aanlegvergunning) de volgende werken,en niet zijnde
bouwwerkzaamheden uit te voeren:
1. Het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
2. Aanbrengen van oppervlakteverharding tot 100 m2;
3. Aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
4. Vellen of rooien en het aanplanten van houtgewas;
5.
Verwijderen van erfbeplanting
Geen aanlegvergunning is vereist voor
normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van
maximaal 40cm).
De werken en/of werkzaamheden genoemd in 6.3.
zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan
de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of
werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de
(dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.
6.5. Flexibiliteitregels
In de algemene regels en de artikelen 25
en 26 van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde
ontheffingen en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.
Toelichting De bestemming Natuur is toegekend aan
gronden waar feitelijk natuur- en/of bosgebied aanwezig isen waar de
agrarische functie niet of slechts zeer extensief, met name gericht op
natuurbehoud, aanwezig is. Leeswijzer Om van de algemene regelingen en
bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit artikel met name de
volgende planregels te raadplegen: Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels; Artikel 17 t/m 24 Algemene regels; Als u iets wilt dat niet lijkt te passen
binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels van artikel 25 en 26
raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden bieden; |
7.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Natuur”aangewezen gronden zijn
bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van het bestaand bos, heide en
graslanden met natuurlijke waarden en de instandhouding van die aanwezige
natuurlijke en abiotische waarden alsmede voor extensief recreatief medegebruik.
7.2. Bouwregels
Op de in 7.1. bedoelde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de
in de bestemmingsomschrijving omschreven bestemming met een hoogte van maximaal
2,50 meter, een en ander met uitzondering van hekwerken. Afrasteringen met een
hoogte van maximaal 1,50 meter zijn daarentegen wel toegestaan.
7.3. Specifieke gebruiksregels
De volgende werken en / of werkzaamheden
worden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik als
bedoeld in artikel 20 en zijn dus verboden:
1. Afgraven,
vergraven en egaliseren van de bodem.
2. Ophogen
van de bodem
3. Diepploegen
en diepwoelen
4. Graven,
verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde
wateren
5. Aanleggen
van drainage.
7. Aanbrengen
van teeltondersteunende voorzieningen
8. Aanleggen
van mest- of waterbassins van folie
7.4. Aanlegvergunningregels
Onverminderd het bepaalde in 7.3. is het
verboden op of in de in 7.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders ( aanlegvergunning) de
volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:
1. Aanleggen of verwijderen van kaden en/of
het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden
2. Aanbrengen
van oppervlakteverhardingen meer dan 100 m²
3. Aanbrengen
van ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen
4. Aanbrengen
van bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen
5. Rooien
van houtgewas
Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts
toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming
zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch
direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en
kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de
(dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.
Geen aanlegvergunning is vereist voor
normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van
maximaal 40cm).
7.5. Flexibiliteitregels
In de algemene regels en de artikelen 25
en 26
van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde ontheffingen en
wijzigingsmogelijkheden opgenomen.
Toelichting De bestemming
recreatie is toegekend aan bestaande bedrijven waar de mogelijkheid wordt
geboden voor recreatief dag- en nachtverblijf. Leeswijzer Om van de
algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit
artikel met name de volgende planregels te raadplegen: Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels; Artikel 17 t/m 24
Algemene regels; Als u iets wilt
dat niet lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels
van artikel 25 en 26 raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden
bieden. |
8.1.
Bestemmingsomschrijving
De voor “Recreatie”
aangewezen gronden zijn bestemd voor een recreatiebedrijf gericht op recreatief
dag- of nachtverblijf met de daarbij behorende voorzieningen, landschapsopbouw
in de vorm van een groene erfinrichting, alsmede voorzieningen ten behoeve van parkeren, waterberging en -
infiltratie en met dien verstande dat
binnen de in kolom 1 opgenomen bestemmingsvlakken enkel de bedrijfsvorm is
toegelaten welke in kolom 2 voor de betreffende locatie is aangegeven. Tevens
is per bestemmingsvlak slechts één bedrijfswoning toegestaan voor zover
bestaand met bijbehorende bijbouwen.
Adres |
Activiteit |
Cat. |
Volgnr |
Koekoekweg 13, De
Mortel |
Groepsaccommodatie (slaapvertrekken
en activiteitengebouw) |
3 |
101 |
De gronden aan de
Koekoekweg 13 zijn bestemd voor:
1. Speelveld
2. Binnenplaats tussen de gebouwen in
3. Slaapvertrekken voorzien van toiletten
4. Douche en toiletgebouw
5. Recreatieverblijf voorzien van douche
en toilet
6. Activiteitengebouw voorzien van
douches, toiletten en keuken
7. Bedrijfswoning
8.2. Bouwregels
Op of in de in 8.1.
bedoelde gronden mag het volgende worden gebouwd:
1. De bestaande oppervlakte
bedrijfsgebouwen die aanwezig en vergund zijn op het moment van ter visie leggen van het ontwerp van dit
bestemmingsplan of die nog mag worden gebouwd op grond van een verleende bouwvergunning.
2. De bebouwing passende in de
bestemmingsomschrijving van de specifieke adressen.
Op of in de in 8.1.
bedoelde gronden mag gebouwd worden met inachtneming van de volgende
maatvoering:
1. De bedrijfswoning mag een inhoud hebben
van maximaal 750m³.
2. De
goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5m¹, tenzij uit de verbeelding een
andere hoogte blijkt
3. De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11m¹, tenzij uit de verbeelding een
andere hoogte blijkt
4. De afstand tussen de hoofdgebouwen mag
maximaal 15m¹ zijn;
5. Bij
de bedrijfswoning is een bijbouw toegestaan met een oppervlakte van maximaal
100m², een goothoogte van maximaal 3m¹ en een bouwhoogte van maximaal 5,5m¹.
6. De maximale toegestane hoogte van
bouwwerken geen gebouwen zijnde is 12m¹
7. Hoogte van erfafscheidingen mag
maximaal 2m¹ zijn.;
8. De minimale afstand tot de zijdelingse
en achterste perceelsgrens is 3m¹
9. De maximale oppervlakte van uitbreiding
van bebouwing zonder erfbeplanting is 20m².
8.3. Specifieke
gebruiksregels
Onder gebruik in
strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 20 wordt in ieder geval
verstaan:
- Het gebruiken van gebouwen anders dan
de bedrijfswoning voor permanente bewoning;
- Het gebruiken van niet voor bewoning
bestemde (bij)gebouwen voor bewoning.
- Het aanleggen van mest- of
waterbassins van folie
8.4. Aanlegvergunningregels
Het is verboden op
of in de in 8.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders ( aanlegvergunning) erfbeplanting te
verwijderen. Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien
zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en
door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende
gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en
in het beeldkwaliteitplan.
Geen
aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in
de bodem tot een diepte van maximaal 40cm).
8.5.
Flexibiliteitregels
In de algemene
regels en de artikelen 25 en 26
van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde ontheffingen en
wijzigingsmogelijkheden opgenomen.
Toelichting De bestemming
Sport is de bestemming, die is toegekend aan het sportterrein aan het
Geneneind in Bakel. Dit sportterrein bestaat uit sportvelden en sporthallen
in gebruik door de sportverenigingen Yellow Sox en Kpj. Leeswijzer Om van de
algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit
artikel met name de volgende planregels te raadplegen: Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels; Artikel 17 t/m 24 Algemene regels; Als u iets wilt dat niet lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels van artikel 25 en 26 raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden bieden. |
9.1. Bestemmingsomschrijving
De voor Sport
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. Sportvoorzieningen,
ten behoeve van de uitoefening van binnen- en buitensporten en het bestaan van
sportverenigingen waaronder begrepen: voetbalvelden, handbalvelden,
tennisvelden, een sporthal en vergaderruimtes;
2. Horecavoorzieningen, ten dienste van en
ondergeschikt aan de sportvoorzieningen;
3. Groenvoorzieningen;
4. Openbare nutsvoorzieningen;
5. Parkeervoorzieningen.
9.2. Bouwregels
Op of in de in 9.1.
bedoelde gronden mag het volgende worden gebouwd:
1. De
bestaande oppervlakte bedrijfsgebouwen die aanwezig zijn op het moment van ter
visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan of die nog mag worden
gebouwd op grond van een verleende bouwvergunning.
2. De bebouwing passende in de
bestemmingsomschrijving.
Op of in de in 9.1.
bedoelde gronden mag gebouwd worden met inachtneming van de volgende
maatvoering:
1. De maximale oppervlakte bebouwing is 20% van het oppervlak van het bestemmingsvlak;
2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen
dan 10 meter;
3. De bouwhoogte van bouwwerken geen
gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter;
4. De bouwhoogte van ballenvangers en
verlichting mag niet meer bedragen dan 15 meter.
9.3. Specifieke
gebruiksregels
Onder gebruik in
strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 20 wordt in ieder geval
verstaan:
1. Het gebruik van gronden en bouwwerken
voor wonen;
2. Het
gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een horecafunctie,
ander dan in lid 11.1. bedoeld;
3. Het gebruik van gronden en bouwwerken
voor de uitoefening van een handelsbedrijf;
4. Het
gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een ambachtelijk
en/of industrieel bedrijf.
9.4. Aanlegvergunningregels
Het is verboden op
of in de in 9.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders ( aanlegvergunning) erfbeplanting te
verwijderen. Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien
zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en
door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de
desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele
aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.
9.5.
Flexibiliteitregels
In de algemene
regels en de artikelen 25 en 26
van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde ontheffingen en
wijzigingsmogelijkheden opgenomen.
Toelichting De bestemming
Verkeer is een verzamelbestemming, die is toegekend aan verharde en
onverharde wegen en paden met een openbaar karakter. De differentiatie is op
de verbeelding weergegeven. Leeswijzer Om van de
algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit
artikel met name de volgende planregels te raadplegen: Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels; Artikel 17 t/m 24 Algemene regels; Als u iets wilt dat niet lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels van artikel 25 en 26 raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden bieden. |
10.1. Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer
aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeersdoeleinden met de daarbij
behorende voorzieningen zoals bermen, sloten, fiets- en of voetpaden,
parkeervoorzieningen, almede groenvoorzieningen, waarbij aan de op de
verbeelding aangeduide soorten de volgende functies worden toegekend:
1. verharde weg: met een functie voor
afwikkeling van overwegend interlokaal verkeer;
2. aangeduid
als ‘onverharde weg’: een onverharde of halfverharde weg met incidenteel
gebruik als ontsluitingsweg van de aanliggende gronden zonder verkeersbetekenis
en met landschappelijk, ecologische en/of cultuurhistorische betekenis.
10.2. Bouwregels
Op of in de in 10.1.
genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden
gebouwd zoals palen en lichtmasten met een maximale hoogte van 6m¹.
10.3. Aanlegvergunningregels
Het is verboden op
of in de in 10.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders ( aanlegvergunning) de volgende
werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:
1. Aanleggen
of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande
kaden
2. Aanleggen van drainage
3. Aanbrengen van oppervlakteverhardingen
meer dan 100 m²
4. Aanbrengen van ondergrondse energie-,
transport en/of communicatieleidingen
5. Aanbrengen van bovengrondse energie-,
transport en/of communicatieleidingen
6. Verwijderen van erfbeplanting
7. Vellen of rooien en het aanplanten van
houtgewas
Deze werken en/of
werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de
doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze
werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals
omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het
beeldkwaliteitplan.
Geen
aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in
de bodem tot een diepte van maximaal 40cm).
Toelichting De bestemming
water is toegekend aan bestaande waterlopen en waterpartijen van enige omvang
waardoor een afzonderlijke bestemming gerechtvaardigd is. Niet alleen de
waterhuishoudkundige functie is van belang maar ook de betekenis voor
natuurontwikkeling en/of recreatie. Leeswijzer Om van de
algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit
artikel met name de volgende planregels te raadplegen: Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels; Artikel 17 t/m 24 Algemene regels; Als u iets wilt
dat niet lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels
van artikel 25 en 26 raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden
bieden. |
11.1. Bestemmingsomschrijving
De voor Water
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. Waterhuishoudkundige doeleinden, met
name aan- en afvoer van water
2. Natuurontwikkeling
3. Voor
zover op de verbeelding aangeduid met “Ecologische verbindingszone” voor de
instandhouding en ontwikkeling van een ecologische verbindingszone
4. Extensief recreatief medegebruik
5. Voor
zover aangeduid met de aanduiding (r) overwegend bedoeld voor waterrecreatieve
doeleinden.
6. Voor zover aangeduid met de aanduiding
(n) alleen bedoeld voor natuurdoeleinden.
11.2. Bouwregels
Op of in de in 11.1.
bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden
gebouwd ten dienste van de in de doeleindenomschrijving omschreven bestemming
met een hoogte van maximaal 2,50 meter, een en ander met uitzondering van
hekwerken.
11.3. Aanlegvergunningregels
Onverminderd het
bepaalde in 11.3. is het verboden op of in de in 11.1. bedoelde gronden zonder
of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
( aanlegvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te
voeren:
1. Aanleggen
of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande
kaden
2. Graven, verbreden, verbeteren of dempen
van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren
3. Aanbrengen van ondergrondse energie-,
transport- en/of communicatieleidingen.
4. Aanbrengen van bovengrondse energie-,
transport- en of communicatieleidingen.
5. Vellen of rooien en het aanplanten van
houtgewas
6.. Verwijderen van erfbeplanting
Onverminderd het
bepaalde in 11.3. is het verboden op of in gronden met de aanduiding
“Ecologische verbindingszone” zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders ( aanlegvergunning) de volgende
werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:
1. Afgraven, vergraven en egaliseren van
de bodem.
2. Ophogen van de bodem.
3. Het
aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in
bestaande kaden.
4. Het diepploegen en diepwoelen.
5. Graven, verbreden, verbeteren of dempen
van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren.
6. Aanleggen van drainage.
7. Aanbrengen van ondergrondse energie-,
transport- en/of communicatieleidingen.
8. Aanbrengen van bovengrondse energie-,
transport- en of communicatieleidingen.
9. Vellen of rooien en het aanplanten van
houtgewas.
10. Aanbrengen van teeltondersteunende
voorzieningen.
Deze werken en/of
werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de
doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze
werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals
omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het
beeldkwaliteitplan.
Geen
aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in
de bodem tot een diepte van maximaal 40cm).
Toelichting De
bestemming Wonen is toegekend aan alle locaties waar sprake is van bewoning
anders dan als onderdeel van een andere bestemming, zoals een agrarisch of
niet-agrarisch bedrijf. De maximaal toegestane inhoud van een woning is 600m3.
Voor de woningen gerealiseerd op basis van de Ruimte voor Ruimte regeling of
de gemeentelijke BIOregeling geldt geen maximale inhoud. Voor (voormalige)
woonboerderijen met een zeker cultuurhistorisch karakter geldt dat de totale
bouwmassa, dus inclusief inpandige bedrijfsruimten, gebruikt en verbouwd mag
worden voor woondoeleinden. Leeswijzer Om van de algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn,
dient u naast dit artikel met name de volgende planregels te raadplegen: ·
Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels; ·
Artikel
17 t/m 24 Algemene regels; Als u iets wilt dat niet lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u
de flexibiliteitregels van artikel 25 en 26 raadplegen om te kijken of deze
wel mogelijkheden bieden. |
12.1. Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. De huisvesting van één huishouden dat
er zijn hoofdverblijf heeft.
2. Per
bestemmingsvlak is één woning toegestaan. Voor bestemmingsvlakken met de aanduiding
“maximum aantal wooneenheden” geldt het daarin aangegeven aantal als het
maximum.
3. Voorzieningen ten behoeve van
waterberging en –infiltratie.
4. Bij
bestemmingsvlakken met de aanduiding “specifieke vorm van wonen –
woonboerderij” zijn de gronden
tevens bestemd voor het behoud, versterking en/of herstel van de aan de (voormalige) woonboerderijen eigen zijnde
cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Voor deze panden geldt dat de totale
bouwmassa van de oorspronkelijke woonboerderij, zoals deze bestond op het
tijdstip van ter visie legging van het ontwerp- bestemmingsplan, verbouwd en
gebruikt mag worden voor wonen.
5. Bij
de woningen met de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen- recreatieve
nevenactiviteiten’ voor recreatieve nevenactiviteiten.
12.2. Bouwregels
Op of in de in 12.1
bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.
1. Herbouw (nieuwbouw) van een bestaande
woning is alleen toegestaan indien deze plaatsvindt op de bestaande fundering.
2. De woning mag een inhoud hebben van
maximaal 600m³.
3. Voor het bestemmingsvlakken met de
aanduiding “BIO” geldt geen maximale inhoud van de woning. Voor dit bestemmingsvlak geldt verder dat er slechts
mag worden gebouwd met inachtneming van
het beleidsdocument “Gereedschapskist” dat de gemeenteraad heeft vastgesteld op 5 maart 2009.
4. De maximale goothoogte is 4,5m¹, tenzij
uit de verbeelding een andere hoogte blijkt
5. De maximale bouwhoogte 8m¹, tenzij uit
de verbeelding een andere hoogte blijkt
6. De afstand tussen de hoofdgebouwen mag
maximaal 15m¹ zijn
7. Bij woningen is een bijbouw toegestaan
met een oppervlakte van maximaal 100m², een
goothoogte van maximaal 3m¹ en een
bouwhoogte van maximaal 5,5m¹.
8. Bij woningen zijn bouwwerken geen
gebouw zijnde(vb. carports en overkappingen) toegestaan
met een oppervlakte van maximaal 50 m2, een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5,5 m.
9. De maximale toegestane hoogte van
bouwwerken geen gebouwen zijnde is 8m¹
10. De hoogte van erfafscheidingen mag
maximaal 2m¹ zijn.
11. De minimale afstand tot de zijdelingse en
achterste perceelsgrens is 3m¹
12. De maximale oppervlakte van uitbreiding
van bebouwing zonder erfbeplanting is 20m².
12.3. Specifieke
gebruiksregels
Onder gebruik in strijd
met de bestemming als bedoeld in artikel 20 wordt
in ieder geval verstaan:
1. Het gebruiken van bijgebouwen voor
bewoning
2. Het gebruiken van gronden en gebouwen
voor bedrijfsactiviteiten
3. Het aanleggen van mest- of waterbassins
van folie
12.4.
Aanlegvergunningregels
Het is verboden op
of in de in 12.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders ( aanlegvergunning) erfbeplanting te
verwijderen.
Geen
aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in
de bodem tot een diepte van maximaal 40cm).
Deze werken en/of
werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de
doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze
werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals
omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het
beeldkwaliteitplan.
12.5. Flexibiliteitregels
In de algemene
regels en de artikelen 25 en 26
van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde ontheffingen en
wijzigingsmogelijkheden opgenomen.
Toelichting
Leeswijzer Om van de algemene regelingen en
bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit artikel 4 met name de
volgende planregels te raadplegen: Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels; Artikel 17 t/m 24 Algemene regels; Als u iets wilt dat niet lijkt te passen
binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels van artikel 25 en 26
raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden bieden |
13.1.
Bestemmingsomschrijving
De gronden die op de verbeelding zijn mede
bestemd tot leiding, daaronder begrepen de bebouwingsvrije zone, zijn bestemd
voor het ondergrondse of bovengrondse vervoer van vloeibare stoffen en
elektriciteit, met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken en wel als
volgt:
1. leidingen
met aanduiding “—vK—” zijn bedoeld als ondergrondse 4” militaire
brandstofleiding:
2. leidingen
met aanduiding “—B—” zijn bedoeld als ondergrondse 6” militaire
brandstofleiding;
3. leidingen
met aanduiding “—G—” zijn bedoeld als ondergrondse gasleiding;
4. leidingen
met aanduiding “—G1—” zijn bedoeld als ondergrondse 24”-RRP productenleiding;
5. leidingen
met aanduiding “—R—” zijn bedoeld als ondergrondse 36”-RRP ruwe olieleiding;
6. leidingen
met aanduiding “—W—” zijn bedoeld als ondergrondse
(hoofd)watertransportleiding;
7. leidingen
met aanduiding “—aW—” zijn bedoeld als ondergrondse riooltransportleiding;
8. leidingen
met aanduiding “—O—” zijn bedoeld als ondergrondse brandstofleiding;
9. leidingen
met aanduiding “—H1—” zijn bedoeld als bovengrondse hoogspanningsleiding;
De betreffende gronden zijn tevens bestemd
voor de eveneens aangegeven overige bestemmingen.
13.2. Bouwregels
Op of in de als zodanig bestemde gronden
mogen uitsluitend bouwwerken worden gerealiseerd ten behoeve van de in 15.1.
bedoelde leidingen:
1. In
afwijking van het bepaalde bij de verschillende onderliggende bestemmingen is
het verboden op de gronden binnen
de bebouwingsvrije zone van de dubbelbestemming “leiding”, enig bouwwerk te
bouwen;
2. In
afwijking van het bepaalde bij de verschillende onderliggende bestemmingen is
het verboden op de gronden binnen de veiligheidszone van de dubbelbestemming
“leiding” enig bouwwerk te bouwen zonder toestemming van de leidingbeheerder;
Soort Leiding |
Aanduiding Verbeelding |
Belemmeringzone |
|
|
|
Bebouwingsvrije zone aan weerszijden van
de hartlijn |
Veiligheidszone aan weerszijden van de
hartlijn |
4” militaire brandstofleiding |
“—vK—” |
5 |
17 |
6” militaire brandstofleiding |
“—B—” |
5 |
22 |
gasleiding |
“—G—” |
5 |
|
24”-RRP productenleiding |
“—G1—” |
5 |
|
36”-RRP ruwe olieleiding |
“—R—” |
5 |
|
(hoofd)watertransportleiding |
“—W—” |
6 |
|
riooltransportleiding |
“—aW—” |
6 |
|
brandstofleiding |
“—O—” |
5 |
|
bovengrondse hoogspanningsleiding |
“—H1—” |
25 |
|
13.3.
Aanlegvergunningregels
Het is verboden op of in de in 13.1.
bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders ( aanlegvergunning) de volgende werken, niet zijnde
bouwwerkzaamheden uit te voeren:
1. Afgraven,
vergraven en egaliseren van de bodem
2. Ophogen
van de bodem
3. Aanleggen
of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden
4. Diepploegen
en diepwoelen
5. Graven,
verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde
wateren
6. Aanleggen
van drainage
7. Aanbrengen
van oppervlakteverharding
8. Aanbrengen
van ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen
9. Aanbrengen van bovengrondse energie-,
transport en/of communicatieleidingen
10. Vellen of rooien van houtgewas
11. Het
aanplanten van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting
12. Aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen
13. Het permanent opslaan van goederen
14. Het
indrijven van voorwerpen in de bodem
Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts
toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming
zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch
direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en
kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de
(dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.
Geen aanlegvergunning is vereist voor
normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van
maximaal 40cm).
13.4. Flexibiliteitregels
In de algemene regels en de artikelen 25 en
26
van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde ontheffingen en
wijzigingsmogelijkheden opgenomen.
Toelichting De
dubbelbestemming Waarde- Archeologie is toegekend aan die locaties waar
rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische sporen
die nader aandacht vragen. Door middel van een vooronderzoek moet dit in
beeld worden gebracht. Wat het onderzoek precies moet omvatten, hangt af van
de verwachtingswaarde op de concrete locatie en de omvang van de
(bouw)werkzaamheden. Leeswijzer Om van de
algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit
artikel met name de volgende planregels te raadplegen: Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels; Artikel 17 t/m 24 Algemene regels; Als u iets wilt dat niet lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels van artikel 25 en 26 raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden bieden. |
14.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde –
Archeologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(hoofdbestemming), bestemd voor instandhouding en bescherming van de
in de grond aanwezige archeologische waarden.
14.2. Bouwregels
Voor deze gronden
geldt de specifieke eis dat, voordat er –middels ontheffing- een bouwvergunning
kan worden verleend voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100
m2 en een diepte van meer dan 40cm, door middel van een door burgemeester en
wethouders goedgekeurd archeologisch vooronderzoek moet zijn aangetoond dat er
geen sprake is van een onevenredige aantasting van de archeologische waarden.
14.3. Specifieke
gebruiksregels
Voor de in 14.1. bedoelde gronden met de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie” worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus verboden:
1. Het aanleggen van mest- of waterbassins
van folie
14.4. Aanlegvergunningregels
Het is verboden op
of in de in 14.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders(aanlegvergunning) de volgende werken,
niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 100
m2 en een diepte van meer dan 40 cm:
1. Afgraven, vergraven en egaliseren van de
bodem
2. Het ophogen van de bodem
3. Aanleggen of verwijderen van kaden en/of
het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden
4. Diepploegen en diepwoelen
5. Graven, verbreden, verbeteren of dempen
van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren
6. Aanleggen van drainage
7. Het aanbrengen van
oppervlakteverharding meer dan 100 m2
8. Aanbrengen van ondergrondse en
bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen
9. Vellen of rooien en het aanplanten van
houtgewas
10. Aanbrengen van teeltondersteunende
voorzieningen
Geen
aanlegvergunning is vereist voor:
1. Werkzaamheden in het kader van
archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen.
2. Normaal onderhoud en beheer met inbegrip
van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van
bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
3. Voor zover het werkzaamheden in de bodem
betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit
een bestaande fundering van een bouwwerk.
De werken en/of
werkzaamheden genoemd in 14.3. zijn slechts toelaatbaar indien uit een door
burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch onderzoek blijkt dat er
geen sprake is van een onevenredige aantasting van archeologische waarden.
14.4.
Flexibiliteitregels
In de algemene
regels en de artikelen 25 en 26
van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde ontheffingen en
wijzigingsmogelijkheden opgenomen.
Toelichting De
dubbelbestemming Waarde- Natuur en landschap is toegekend aan die locaties
buiten de bestemming Natuur, waar in die mate sprake is van landschappelijke
waarde dat een afzonderlijke hierop gerichte dubbelbestemming gerechtvaardigd
is. Leeswijzer Om van de
algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit
artikel met name de volgende planregels te raadplegen: Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels; Artikel 17 t/m 24
Algemene regels; Als u iets wilt dat niet lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels van artikel 25 en 26 raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden bieden. |
15.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde- Natuur en landschap” aangewezen gronden zijn bestemd in stand houden van bestaande natuur- landschapselementen zoals bestaande houtopstanden, houtwallen, houtsingels en waterpartijen, zoals poelen of bijvoorbeeld kerkenpaden.
Tevens zijn deze gronden bestemd
voor behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige ecologische,
landschappelijke en natuurwaarden met dien verstande dat de gronden tevens zijn
bestemd voor de eveneens aangegeven overige bestemmingen.
15.2. Bouwregels
Op de in 15.1. bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.
15.3. Specifieke
gebruiksregels
Voor de in 15.1. bedoelde gronden worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus verboden:
1 ophogen van de bodem.
2. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden.
3. diepwoelen en diepploegen
4. aanbrengen van oppervlakteverharding.
5. aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen
6. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen
7. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.
15.4. Aanlegvergunning
Het
is verboden op of in de in 15.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van
een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders(aanlegvergunning)
de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:
1. Afgraven, vergraven en egaliseren van
de bodem;
2. Graven, verbreden, verbeteren of dempen
van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;
3. Aanleggen van drainage;
4. Vellen of rooien en het aanplanten van
houtgewas;
5. Verwijderen van erfbeplanting
Deze werken en/of
werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de
doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze
werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals
omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het
beeldkwaliteitplan.
Geen
aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in
de bodem tot een diepte van maximaal 40cm).
15.5.
Flexibiliteitregels
In de algemene regels
en de artikelen 25
en 26 van dit bestemmingsplan zijn de eventueel
van toepassing zijnde ontheffingen en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.
Toelichting De
dubbelbestemming Waarde- Oude akker is toegekend aan die locaties waar in die
mate sprake is van cultuurhistorische waarde dat een afzonderlijke hierop
gerichte dubbelbestemming gerechtvaardigd is. Deze gronden zijn
met name waardevol door het cultuurhistorisch patroon met onder andere
kenmerken als het aanwezige reliëf(vaak bolle vorm), hoge ligging ten
opzichte van de omgeving en een dikke eerdlaag. Leeswijzer Om van de
algemene regelingen en bepalingen op de hoogte te zijn, dient u naast dit
artikel met name de volgende planregels te raadplegen: Artikel 1 t/m 3 Inleidende regels; Artikel 17 t/m 24 Algemene regels; Als u iets wilt
dat niet lijkt te passen binnen de bestemming, kunt u de flexibiliteitregels
van artikel 25 en 26 raadplegen om te kijken of deze wel mogelijkheden
bieden. |
16.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde –
Oude akker” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(hoofdbestemming),
bestemd voor instandhouding en bescherming van de aanwezige cultuurhistorische
waarden.
16.2. Bouwregels
Op de in 16.1.
bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.
16.3. Specifieke
gebruiksregels
Voor de in 16.1. bedoelde gronden met de dubbelbestemming “Waarde- oude akker” worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus verboden:
1. Afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem.
2. Aanleggen van drainage.
3. Aanbrengen van oppervlakteverharding.
4. Het aanleggen van mest- of waterbassins
van folie.
16.4.
Aanlegvergunningregels
Het is verboden op
of in de in 16.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders(aanlegvergunning) de volgende werken,
niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:
1. Ophogen van de bodem
2. Aanleggen of verwijderen van kaden en/of
het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden
3. Diepploegen en diepwoelen
4. Graven, verbreden, verbeteren of dempen
van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren
5. Aanbrengen van ondergrondse en
bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen
6. Vellen of rooien en het aanplanten van
houtgewas
7. Aanbrengen van teeltondersteunende
voorzieningen
Deze werken en/of
werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de
doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze
werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals
omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het
beeldkwaliteitplan.
Geen
aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in
de bodem tot een diepte van maximaal 40cm).
16.5.
Flexibiliteitregels
In de algemene
regels en de artikelen 25 en 26
van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde ontheffingen en
wijzigingsmogelijkheden opgenomen.
Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Toelichting Een van de uitgangspunten van het bestemmingsplan is, is het verhogen van de kwaliteit van het buitengebied in ruime zin. Dit betekent dat er in alle bestemmingen ruimte is voor ontwikkelingen, die de kwaliteit verhogen. |
Alle gronden binnen
het plangebied zijn mede bestemd voor:
1. Landschapsopbouw onder andere in de
vorm van een groene erfinrichting met een minimale omvang van 20% van het bebouwde en verharde deel van het
bestemmingsvlak;
2. Behoud, herstel en/of versterking van
de waterhuishoudkundige waarden;
19.1. Algemeen
1. Bouwplannen worden integraal getoetst
wat betreft situering, verschijningsvorm, erfbeplanting, inpassing en waterhuishouding. Voor
bouwplannen gelden de criteria van het beeldkwaliteitplan.
2. Tenzij anders in de regels is bepaald,
is ondergronds bouwen, waaronder wordt verstaan het bouwen tot meer dan 1 meter beneden peil, niet toegestaan.
19.2. Defensiezones
1. Het is niet toegestaan om binnen het
gehele plangebied enig bouwwerk te bouwen, houtopstanden
of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 65m¹ boven NAP;
2. Het is niet toegestaan om op gronden
binnen de Inner Horizontal en
3. Het is niet toegestaan om op gronden
binnen de invliegfunnel enig bouwwerk te bouwen, houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen
met een grotere hoogte dan 40m¹
boven NAP.
4. Het is niet toegestaan een nieuw
geluidsgevoelig object toe te voegen op gronden gelegen binnen de 35 KE-lijn, behoudens de uitzonderingen
opgenomen in het Besluit Militaire Luchthavens.
5. Het is niet toegestaan een nieuw
geluidsgevoelig object toe te voegen op gronden gelegen binnen de 50 dB(A) geluidscontour.
6. het volgende is niet toegestaan op
gronden binnen de Veiligheidszone-munitie:
zone 1: - bebouwing;
- openbare
wegen, personenspoorwegen en druk bevaren
- waterwegen;
- parkeerterreinen;
- recreatie;
-
hoofdverkeerswegen (wegen met beperkt verkeer zijn toegestaan);
zone 2: - hoofdverkeerswegen (wegen met beperkt verkeer zijn
toegestaan);
- gebouwen,
waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, werkplaatsen,
café e.d.;
- grote
aantallen recreanten, sportvelden, jachthavens, zwembaden, kampeerterreinen en caravanparken
e.d.
- gebouwen
met een vlies- of gordijngevelconstructie en voorts geen gebouwen met zeer grote
glasoppervlakten, waarin zich als
regel een
groot aantal personen bevindt.
zone 3: - gebouwen met een
vlies- of gordijngevelconstructie en voorts geen gebouwen met zeer grote glasoppervlakten, waarin zich als
regel een
groot aantal personen bevindt.
19.3. Bouwverboden
Naast het bepaalde
bij de afzonderlijke bestemmingen is het verboden te bouwen:
1. Enig bouwwerk waarbij de
voorgevelrooilijn wordt overschreden met een minimale afstand van 10 meter vanaf de weg.
2. Enig bouwwerk binnen een afstand van 5
meter uit de insteek aan weerszijden van een op de verbeelding bestemde waterloop;
3. Enig bouwwerk binnen een afstand van
12,5 meter uit de insteek aan weerszijden van een waterloop, welke is aangeduid als "Ecologische
verbindingszone";
4. Het onder 19.3.1, 19.3.2 en 19.3.3
genoemde verbod geldt niet voor erfafscheidingen en soortgelijke bouwwerken met een hoogte van maximaal 1 meter;
5. Enig bouwwerk op gronden met de
aanduiding ‘Invloedzone Peelrandbreukrand’;
6. Enig bouwwerk op gronden met de
aanduiding ‘Externe veiligheidszone’;
7. Enig bouwwerk op gronden met de
aanduiding ‘Waarde- oude akker’;
8. Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde onder 19.3.1 en 21.3.2, mits het verkeersbelang of het waterhuishoudkundige
belang niet onevenredig wordt aangetast
en vooraf advies wordt ingewonnen van de beheersinstantie van desbetreffende weg of waterloop;
9. Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde onder 19.3.3, mits hierdoor geen belemmering ontstaat voor de ontwikkeling van de
desbetreffende verbindingszone;
10. Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde onder 19.3.5, mits het waterhuishoudkundige belang niet onevenredig wordt aangetast
en vooraf advies wordt ingewonnen van
de provincie en het waterschap Aa en Maas;
11. Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde onder 19.3.6, mits het bouwplan vanuit een oogpunt van externe veiligheid
aanvaardbaar is. Vooraf wordt hieromtrent
advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder en/of instantie;
12. Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde onder 19.3.7, mits de aardkundige waarden niet onevenredig worden aangetast.
Toelichting In een
bestemmingsplan wordt niet alleen geregeld wat er op een bepaalde plaats wel
of niet gebouwd mag worden of welke (grond)werkzaamheden zijn toegestaan, ook
het gebruik van gronden en gebouwen wordt in het bestemmingsplan geregeld.
Hierdoor kunnen ongewenste ontwikkelingen worden voorkomen, want het
gemeentebestuur kan optreden als een perceel grond of een gebouw gebruikt
wordt in strijd met de bestemming, die in het bestemmingsplan is opgenomen. Enkele voorbeelden
kunnen die verduidelijken. Een bedrijfswoning bij agrarisch of niet-agrarisch
bedrijf mag niet bewoond worden door een burger, die niets met het bedrijf te
maken heeft. Zo is het bijvoorbeeld ook niet toegestaan om in een
burgerwoning een winkel te beginnen. Een agrarisch bedrijfsgebouw mag niet zo
maar gebruikt worden voor een niet-agrarisch bedrijf, ook niet gedeeltelijk.
Een perceel grond met een bestemming ‘Agrarisch bedrijf’ mag niet gebruikt
worden voor de opslag van allerlei materialen, die niets van doen hebben met
de agrarische bedrijfsvoering. En zo zijn er nog
diverse voorbeelden te noemen. Het is in eerste instantie de
verantwoordelijkheid van de burger zelf dat hij handelt conform het
bestemmingsplan. Dat wil in dit verband zeggen dat hij zijn eigendommen niet
gebruikt in strijd met de bestemming. Artikel 16.1 bepaalt dat dit bij alle
bestemmingen verboden is. Er kunnen situaties ontstaan dat het gebruik dat volgens het bestemmingsplan is toegestaan, in de praktijk achterhaald is en misschien zelfs niet meer mogelijk is. De ontheffingsregeling van artikel 18.3 biedt dan uitkomst doordat burgemeester en wethouders dan ontheffing kunnen verlenen. Zo’n situatie zal zich niet vaak voordoen, omdat het gebruik, dat volgens de bestemming is toegestaan, objectief gezien meestal nog wel mogelijk is. |
20.1. Krachtens het bepaalde in artikel
7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten
gebruiken in strijd met dit bestemmingsplan.
20.2. Onder een gebruik strijdig met de
bestemming wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden
ten behoeve van kleinschalige, kortstondige, incidentele evenementen waarvoor
op grond van andere regelgeving een vergunning of ontheffing vereist is en deze
is verleend.
20.3. Burgemeester en wethouders
verlenen ontheffing van het bepaalde onder lid 1 van dit artikel indien strikte
toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die
niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Toelichting In dit artikel wordt een relatie gelegd met de Reconstructiewet concentratiegebieden. Deze wet kent drie reconstructiezones: landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied. De provincie heeft in het Reconstructieplan De Peel onder andere voor het grondgebied van de gemeente Gemert- Bakel de verschillende zones bepaald. |
De
Reconstructiewet concentratiegebieden geeft de volgende omschrijving van een
extensiveringsgebied: een ruimtelijk begrensd gedeelte van een
reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding,
hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij
onmogelijk is of onmogelijk gemaakt zal worden. Het bestemmingsplan en de verbeelding maken onderscheid tussen “extensivering wonen” en “extensivering natuur”. |
21.1.1. Landbouw
in extensiveringsgebied
Intensieve
veehouderij
Het beleid in
gebieden met de aanduiding “reconstructiewetzone- extensiveringsgebied” is gericht
op het in gang zetten van een afwaartse beweging met betrekking tot de
intensieve veehouderij. Bestaande intensieve veehouderijen of agrarische
bedrijven met een intensieve tak mogen de bouwmogelijkheden, die in dit
bestemmingsplan zijn toegekend, benutten voor de intensieve veehouderij tot 1
januari 2011, mits er voor 1 oktober 2010 een ontvankelijke bouwaanvraag is
ingediend. Nieuwvestiging van en omschakeling naar een intensieve veehouderij
is uitgesloten.
Andere agrarische
bedrijfsvormen
Nieuwvestiging van
agrarische bedrijven is uitgesloten. De grondgebonden veehouderij kan zich in
principe normaal blijven ontwikkelen. Omschakeling op een agrarisch
bestemmingsvlak naar niet grondgebonden (anders dan intensieve veehouderij) of
grondgebonden landbouw is mogelijk. Omschakeling naar glastuinbouw is
uitgesloten. Uitbreiding van grondgebonden agrarische bedrijven tot maximaal
1,5 ha is mogelijk na een uitgebreide omgevingstoets.
Ondersteunende
voorzieningen
Binnen het
agrarisch bestemmingsvlak zijn op bedrijfsniveau ondersteunende voorzieningen,
zoals mestverwerking, energie- opwekking en biovergisting toegestaan ten
behoeve van een duurzame ontwikkeling van het ter plaatse gevestigde bedrijf.
Binnen het
agrarisch bestemmingsvlak zijn alle vormen van teeltondersteunende
voorzieningen, inclusief maximaal
21.1.2. Niet-agrarische
en recreatieve activiteiten in extensiveringsgebied
Voor niet-agrarische
bedrijfsactiviteiten wordt een uitbreiding toegestaan van maximaal 15% van de
bestaande bebouwing.
Omschakeling naar
een andere niet-agrarische bedrijfsactiviteit is toegestaan binnen de
milieucategorieën 1, 2 en 3. Extensieve vormen van recreatie zijn toegestaan.
Het als zodanig
bestemd recreatiebedrijf kan zijn activiteiten blijven voortzetten. Op
vrijkomende agrarische locaties is het in principe mogelijk een nieuw
recreatiebedrijf te vestigen.
21.1.3. Wonen
in extensiveringsgebied
Toevoeging van
burgerwoningen is toegestaan door splitsing van beeldbepalende panden in
combinatie met sloop van alle overtollige gebouwen. Tijdelijke
woonvoorzieningen ten behoeve van mantelzorg zijn onder voorwaarden toegestaan
evenals aan huis gebonden beroepen.
Toelichting De
Reconstructiewet concentratiegebieden geeft de volgende omschrijving van een
verwevingsgebied: een ruimtelijk begrensd gedeelte van een
reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar
hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de
ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen
verzetten. Het verwevingsgebied is als zodanig op de verbeelding aangeduid. |
21.2.1. Landbouw
in verwevingsgebied
Verwevingsgebieden
zijn gericht op verweving van landbouw, wonen, natuur en recreatie.
Nieuwvestiging van agrarische bedrijven is niet toegestaan. De grondgebonden
veehouderij kan zich in de verwevingsgebieden in principe normaal blijven
ontwikkelen.
Uitbreiding tot 1,5 ha is mogelijk voor alle vormen van agrarische activiteit. Hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij is mogelijk, mits de ruimtelijke kwaliteit of aanwezige functies zich daar niet tegen verzetten.
Ondersteunende
voorzieningen
Binnen het
agrarisch bestemmingsvlak zijn op bedrijfsniveau ondersteunende voorzieningen,
zoals mestverwerking, energie- opwekking en biovergisting toegestaan ten
behoeve van een duurzame ontwikkeling van het ter plaatse gevestigde bedrijf.
Binnen het
agrarisch bestemmingsvlak zijn alle vormen van teeltondersteunende
voorzieningen, inclusief maximaal
Permanente
teeltondersteunende voorzieningen zijn ook aansluitend aan het bestemmingsvlak
mogelijk middels een ontheffing tot maximaal 4 ha.
21.2.2. Niet-agrarische
en recreatieve activiteiten in verwevingsgebied
Voor
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten wordt een uitbreiding toegestaan van maximaal
15% van de bestaande bebouwing. Voor agrarisch verwante bedrijvigheid geldt een
uitbreiding van maximaal 25%.
Omschakeling naar
een andere niet-agrarische bedrijfsactiviteit is toegestaan, mits dit gebeurt
binnen dezelfde milieucategorie. Recreatieve bedrijfsactiviteiten zijn onder
voorwaarden mogelijk.
Bestaande
recreatiebedrijven kunnen hun activiteiten blijven voortzetten. Op vrijkomende
agrarische locaties is het in principe mogelijk een nieuw recreatiebedrijf te
vestigen, tenzij het gaat om een duurzame locatie voor intensieve veehouderij.
21.2.3. Wonen
in verwevingsgebied
Toevoeging van
burgerwoningen is mogelijk alleen door splitsing van beeldbepalende panden en
via de ruimte voor ruimte regeling in bebouwingsclusters. Tijdelijke
woonvoorzieningen ten behoeve van mantelzorg zijn toegestaan evenals aan huis
gebonden beroepen.
21.3. Landbouwontwikkelingsgebied
Het begrip
landbouwontwikkelingsgebied komt uit de Reconstructiewet
concentratiegebieden: een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied
met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijke voorziet, of in het
kader van de reconstructie zal voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding,
hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij. In deze partiële
herziening zijn drie agrarische bedrijfslocaties gelegen in
landbouwontwikkelingsgebied. |
21.3.1. Landbouw
in landbouwontwikkelingsgebied
Intensieve
veehouderij
De twee in het
bestemmingsplan Buitengebied opgenomen landbouwontwikkelingsgebieden vloeien
direct voort uit het Reconstructieplan De Peel. In het
landbouwontwikkelingsgebied ligt het primaat op de landbouw en dan met name op
de intensieve veehouderij. Dit heeft tot gevolg dat op alle bestaande
bestemmingsvlakken ‘agrarisch bedrijf’ vanuit het bestemmingsplan gezien
intensieve veehouderij is toegestaan. Op deze locaties is onder voorwaarden
omschakeling naar en hervestiging van intensieve veehouderij mogelijk. Deze
mogelijkheid geldt ook voor bestemmingsvlakken waar nu een burgerwoning, niet-
agrarisch of agrarisch verwant bedrijf is gevestigd. Ook kunnen intensieve
veehouderijen van elders hier naartoe verplaatst worden. Verder is uitbreiding
ten behoeve van de intensieve veehouderij van bestaande bestemmingsvlakken
mogelijk. In alle gevallen zal voldaan moeten worden aan de randvoorwaarden van
sectorale wetgeving zoals de Wet milieubeheer.
Andere agrarische
bedrijfsvormen
De grondgebonden
veehouderij en alle andere agrarische bedrijfsactiviteiten dan intensieve
veehouderij kunnen worden voortgezet, waarbij het bestemmingsvlak maximaal
Ondersteunende
voorzieningen
Binnen het
agrarisch bestemmingsvlak zijn op bedrijfsniveau ondersteunende voorzieningen,
zoals mestverwerking, energie- opwekking en biovergisting toegestaan ten
behoeve van een duurzame ontwikkeling van het ter plaatse gevestigde bedrijf.
Binnen het
agrarisch bestemmingsvlak zijn alle vormen van teeltondersteunende
voorzieningen, inclusief maximaal
21.3.2. Niet-agrarische
activiteiten in landbouwontwikkelingsgebied
Bestaande
activiteiten zijn positief bestemd en mogen worden voortgezet. Hiervoor wordt
een uitbreiding toegestaan van maximaal 15% van de bestaande oppervlakte van de
bebouwing op de datum van ter visie legging van het ontwerp van dit
bestemmingsplan. Voor agrarisch verwante bedrijvigheid geldt een uitbreiding
van maximaal 25%.
Omschakeling naar
een andere niet-agrarische bedrijfsactiviteit is toegestaan, mits dit gebeurt
binnen dezelfde milieucategorie. Nieuwe niet-agrarische bedrijfsactiviteiten
zijn niet toegestaan, ook niet op vrijkomende agrarische locaties. Dit geldt
ook voor agrarisch verwante bedrijven en recreatieve bedrijvigheid.
21.3.3. Wonen
in landbouwontwikkelingsgebied
Beleidsmatig wordt
het standpunt ingenomen dat burgerwoningen zo veel mogelijk geconcentreerd
moeten worden in kernen. Zij zijn in functioneel opzicht namelijk niet aan het
buitengebied gebonden. Maar de aanwezigheid van burgerwoningen in het
buitengebied is een maatschappelijk gegeven. Burgerwoningen kunnen echter een
belemmering vormen voor agrarische activiteiten. Dit geldt zeker in het
landbouwontwikkelingsgebied, waar het beleid primair is gericht op het bieden
van mogelijkheden voor de ontwikkeling van de intensieve veehouderij.
Bestaande woningen
zijn echter ook in het landbouwontwikkelingsgebied een gegeven. Zij zijn
positief bestemd. Het streven is erop gericht het aantal burgerwoningen in het
landbouwontwikkelingsgebied te verminderen door de mogelijkheid te bieden deze
om te zetten in een locatie voor intensieve veehouderij. Toevoeging van
burgerwoningen door splitsing van (beeldbepalende) panden is uitgesloten in het
landbouwontwikkelingsgebied. Tijdelijke woonvoorzieningen ten behoeve van
mantelzorg zijn onder de gebruikelijke voorwaarden toegestaan evenals aan huis
gebonden beroepen.
Toelichting Deze algemene
regeling maakt het mogelijk dat burgemeester en wethouders op verzoek op
ondergeschikte punten ontheffing verlenen van maatvoering- of situeringeisen
maar of om kleine bouwwerken te laten bouwen. Verder maakt deze bepaling het mogelijk dat burgemeester en wethouders bij het verlenen van bouwvergunningen nadere eisen stellen om de gewenste groene erfinrichting veilig te stellen. |
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de planregels van dit plan
ten aanzien van:
1. Het in geringe mate overschrijden van
bestemmings- of bouwgrenzen, indien een meetverschil
of de werkelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft;
2. Het afwijken van de op de verbeelding
of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor geen bijzondere
ontheffingsbevoegdheid in deze planregels is
opgenomen, mits deze met niet meer
dan 10% worden veranderd. Deze ontheffingsbevoegdheid
kan worden toegepast als een concreet bouwplan hiertoe aanleiding geeft en mits is aangetoond dat
realisering van dit bouwplan uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is. Deze ontheffingsbevoegdheid is niet van
toepassing op bebouwingspercentages,
oppervlaktematen boven 100m² en inhoudsmaten boven 250 m³;
3. Het afwijken van de voorgeschreven afstandsmaat
ten opzichte van zijdelingse en achterste perceelgrens
ten behoeve van het bouwen tot op de perceelgrens, mits is aangetoond dat zich op het betreffende perceel geen andere
reële mogelijkheden voordoen en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
4. Het bouwen van kleine niet voor
bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut,
zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes,
gemaalgebouwtjes, verkeersvoorzieningen, lantaarnpalen, wachthuisjes, telefooncellen, kapellen, recreatieve
voorzieningen zoals banken, picknicktafels, informatieborden,
vistrappen, fiets- en voetgangersbruggetjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen. Deze bouwwerken mogen geen grotere hoogte hebben
dan 3,50m. en geen groter oppervlak dan 10m²
hebben. Verder moet zijn aangetoond dat realisering van het bouwplan op de betreffende locatie uit ruimtelijk
oogpunt aanvaardbaar is.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd om ter uitvoering van het bepaalde in artikel 17 nadere
eisen te stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken en de
landschappelijke inpassing in de vorm van een groene erfinrichting.
Toelichting Het
bestemmingsplan bevat diverse zogeheten flexibiliteitbepalingen, die
burgemeester en wethouders en in een enkel geval de gemeenteraad kunnen
toepassen om medewerking te verlenen aan ontwikkelingen, die het plan niet
rechtstreeks toelaat maar waarvoor een nadere afweging noodzakelijk is. Deze
nadere afweging kan dan leiden tot een ontheffing of wijziging van het plan
ten behoeve van de desbetreffende ontwikkeling. Verder bevat het
bestemmingsplan een aanlegvergunningstelsel voor diverse werken of
werkzaamheden. Ook kunnen burgemeester en wethouders in aangegeven gevallen
nadere eisen stellen. Voordat hierover een besluit wordt genomen, worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven zodat deze betrokken kan worden bij de totale belangenafweging. De procedure voorziet in een ter inzage legging van de relevante stukken . Bij ontheffing en nadere eisen en aanlegvergunning is de termijn twee weken, bij wijziging vier weken. Binnen deze termijn kunnen zienswijzen worden ingediend. |
Bij de
voorbereiding van besluiten inzake wijziging, ontheffing, nadere eisen of
aanlegvergunning wordt de volgende procedure gevolgd:
1. Als het gaat om een voorgenomen
ontheffing of nadere eis worden belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen
naar voren te brengen. Het ontwerp-
besluit met bijbehorende stukken ligt in die periode ter gemeentesecretarie ter
inzage. De
er inzage legging wordt tevoren in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de
gemeente worden uitgebracht,
openbaar bekend gemaakt. In de bekendmaking wordt aangegeven dat belanghebbenden binnen deze termijn
hun zienswijze schriftelijk kenbaar kunnen maken bij het college van burgemeester en wethouders.
2. Als het gaat om een voorgenomen
wijziging is de in Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Toelichting Een bestemmingsplan wordt vastgesteld voor
de langere termijn. De Wet ruimtelijke ordening gaat uit van een geldingsduur
van in principe tien jaar. Na tien jaar moet onderzocht worden of het
bestemmingsplan nog voldoende actueel is. In de loop der jaren doen zich
ontwikkelingen voor die bij het vaststellen van het bestemmingsplan niet
voorzien zijn en ook niet te voorzien waren. Vandaar dat er ook in dit
bestemmingsplan Buitengebied een aantal flexibiliteitregels zijn opgenomen,
die in voorkomende gevallen kunnen worden toegepast. Er zijn twee soorten flexibiliteitregels:
de ontheffingsbevoegdheid en de wijzigingsbevoegdheid. De ontheffingsbevoegdheid is gebaseerd op
artikel 3.6. lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening Het is de lichtste
vorm van flexibiliteit: dit instrument geeft burgemeester en wethouders de
bevoegdheid om in een concreet geval ontheffing te verlenen van de regels van
een bepaalde bestemming. De bestemming zelf blijft gewoon intact. Stel dat
het bestemmingsplan voor een bepaalde bestemming een bebouwingspercentage
toestaat van 80 % dan kunnen burgemeester en wethouders bijvoorbeeld
ontheffing verlenen tot 90%. De wijzigingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6.lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening. Het is een zwaarder instrument dan de ontheffingsbevoegdheid: burgemeester en wethouders kunnen een bestemming in het plan voor een bepaalde locatie wijzigen in een andere bestemming. Bijvoorbeeld: als een agrarisch bedrijf wordt beëindigd en het handhaven van de bestemming ‘Agrarisch- agrarisch bedrijf’ niet meer zinvol is dan kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen in de bestemming Wonen. Niet alleen aan het college van
burgemeester en wethouders kan de bevoegdheid worden toegekend om een
bepaalde wijzigingsbevoegdheid toe te passen, de gemeenteraad kan de bevoegdheid
ook aan zich houden. Dat gebeurt in dit bestemmingsplan in enkele gevallen
wanneer het belang van de zaak dit vraagt. Het beeldkwaliteitplan is een
voorbeeld. Tegelijk met het bestemmingsplan wordt een beeldkwaliteitplan
vastgesteld. Ook hiervoor geldt dat zich in de planperiode ontwikkelingen
kunnen voordoen die niet zijn voorzien. De gemeenteraad kan dan een wijziging
van het beeldkwaliteitplan vaststellen. Dit heeft het grote voordeel dat de
procedure een stuk eenvoudiger en veel korter is dan de bestemmingsplanprocedure. |
Toelichting In de praktijk is er in concrete gevallen
soms behoefte om activiteiten te kunnen ontplooien waar het bestemmingsplan
niet direct in voorziet. Het zou te ver gaan om dergelijke activiteiten bij
voorbaat in alle gevallen mogelijk te maken door deze direct in de bestemming
op te nemen, van de andere kant is er ook geen bezwaar tegen om die
activiteiten onder bepaalde voorwaarden toe te staan met behoud van de
geldende bestemming. Vaak gaat het hierbij om zogeheten nevenactiviteiten. In
dit artikel is ook aangegeven onder welke voorwaarden een ontheffing kan
worden verleend. |
Algemeen
Toepassing van de ontheffingsbevoegdheden die in dit artikel zijn opgenomen, is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 19.2.
Ontwikkeling |
Ontheffing van bestemming/ regel |
Toe te passen |
Ondergronds bouwen |
Ontheffing van alle bestemmingen waar
gebouwen en bouwwerken zijn toegestaan; en van de gebruiksregels. |
25.1 |
Bouwen op gronden met ‘Waarde-
Archeologie’ |
Ontheffing van alle bestemmingen met de
aanduiding ‘Waarde-archeologie’; en van de gebruiksregels |
25.2 |
Gebruik vrijstaand bijbouw ten behoeve van
mantelzorg |
Ontheffing van alle bestemmingen waar een
(bedrijfs-) woning is toegestaan; en van de gebruiksregels |
25.3 |
Uitoefenen van een aan huis verbonden
beroep of bedrijf |
Ontheffing van alle bestemmingen waar een
(bedrijfs-) woning is toegestaan; en van de gebruiksregels |
25.4 |
Het oprichten van een tweede agrarische
bedrijfswoning |
Agrarisch- agrarisch bedrijf |
25.5 |
Gebruik (voormalige) agrarische
bedrijfsgebouwen voor niet-agrarische doelen |
Agrarisch- agrarisch bedrijf Wonen Gebruiksregels |
25.6 |
Verkoop van op het bedrijf vervaardigde of
geteelde producten |
Agrarisch – agrarisch bedrijf Gebruiksregels |
25.7 |
Het bieden van recreatief nachtverblijf
als nevenactiviteit |
Agrarisch – agrarisch bedrijf Wonen Gebruiksregels |
25.8 |
Realisatie minicamping |
Agrarisch Agrarisch – agrarisch bedrijf Wonen Gebruiksregels |
25.9 |
Uitbreiding van een bestaande
groepsaccommodatie |
Agrarisch- agrarisch bedrijf Wonen Gebruiksregels |
25.10 |
Vergroting inhoud woning |
Agrarisch – agrarisch bedrijf Wonen |
25.11 |
Vergroting oppervlakte vrijstaande
bijbouwen |
Wonen |
25.12 |
Vervangende nieuwbouw woning |
Wonen |
25.13 |
Bouwen van een schuilgelegenheid voor vee |
Agrarisch |
25.14 |
Tijdelijke huisvesting van werknemers |
Agrarisch- agrarisch bedrijf Gebruiksregels |
25.15 |
De bouw van ondersteunende kassen |
Agrarisch- agrarisch bedrijf |
25.16 |
Verbreding landbouw |
Agrarisch- agrarisch bedrijf Gebruiksregels |
25.17 |
Jaarlijks terugkerend (meerdaags)
evenement |
Agrarisch Gebruiksregels |
25.18 |
Hogere bouw- en goothoogte
bedrijfsgebouwen |
Agrarisch – agrarisch bedrijf |
25.19 |
Hogere bouw- en goothoogte bijgebouwen |
Wonen |
25.20 |
Oprichten permanente teeltondersteunende
voorzieningen |
Agrarisch |
25.21 |
Afwijken onderlinge afstandsgrens gebouwen |
Agrarisch- agrarisch bedrijf |
25.22 |
Aanleg zwembad |
Agrarisch- agrarisch bedrijf Recreatie Wonen |
25.23 |
Vergroting oppervlakte bebouwing op
sportterrein |
Sport |
25.24 |
Tabel artikel 25. Ontheffingsbevoegdheden ex
artikel 3.6.lid 1 sub c Wro
25.1. Ondergronds bouwen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen van het verbod voor het ondergronds bouwen mits:
1. de
bouwlocatie niet gelegen is binnen de bestemming Bos of in bestemmingvlakken
met de dubbelbestemming “Waarde –
archeologie” of “Waarde- Oude akker”;
2. het
bouwen niet ten dienste staat van een intensieve veehouderij gelegen in een
gebied met de aanduiding
“extensiveringsgebied”;
25.2.
Bouwen op gronden met de
dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen van het bepaalde in artikel 16.1. voor het oprichten van bouwwerken
ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemming(en) van meer dan 100 m2 en/of
dieper van 40 cm beneden maaiveld, indien op basis van (archeologisch)
onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan
wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig
worden of kunnen worden geschaad.
25.3. Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen om te voorzien in een tijdelijke behoefte ontheffing verleend worden
om toe te staan dat een vrijstaand bijbouw bij een (bedrijfs)woning c.q. een
(deel van een) (bedrijfs)gebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte,
mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. behoudens
als er sprake is van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie)
moet aangetoond worden dat er
sprake is van noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg;
2. er
blijft sprake van de huisvesting van één huishouden;
3. er
vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die
van omwonenden en ( agrarische)
bedrijven;
4. de
afhankelijke woonruimte past binnen de regeling inzake bijbouwen die dit
bestemmingsplan voor de verschillende
bestemmingen bevat;
5. de
oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag maximaal 80m2 zijn;
6. de
afstand tussen de afhankelijke woonruimte en de woning mag maximaal 20 meter bedragen.
7. aan
de ontheffing wordt in ieder geval het voorschrift verbonden dat binnen twee
maanden nadat het gebruik als
afhankelijke woonruimte is beëindigd, dit door de hoofdbewoner van het pand schriftelijk wordt gemeld bij het
college van burgemeester en wethouders en dat binnen drie maanden na deze melding de betreffende woonruimte
ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning.
25.4. Aan huis verbonden beroep en bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf door
(één van) de bewoners van de desbetreffende woning. Hierbij gelden de volgende
randvoorwaarden:
1. het
aan- huis- verbonden beroep of bedrijf past binnen de regeling inzake bijbouwen
die dit bestemmingsplan voor de
verschillende bestemmingen bevat;
2. de
gebruikte vloeroppervlakte mag maximaal 100m² zijn;
3. de
woonfunctie moet het belangrijkste blijven;
4. alleen
ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende beroep of bedrijf is
toegestaan;
5. er
mag geen sprake zijn van een publiekgericht karakter;
6. het
gebruik mag niet leiden tot een onevenredig grote verkeersaantrekkende werking
en op eigen terrein moet worden
voorzien in de parkeerbehoefte.
7. er
mag geen sprake zijn van buitenopslag.
25.5. Tweede agrarische bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen voor de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning mits wordt
voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. het
desbetreffende agrarische bedrijf heeft een arbeidsbehoefte van tenminste twee volwaardige arbeidskrachten;
2. er
is sprake van bedrijfstechnische omstandigheden en/of bedrijfseconomische omstandigheden op grond waarvan het noodzakelijk is dat er twee in het
bedrijf werkzame personen ook ter plaatse
wonen en er dus twee bedrijfswoningen nodig zijn. Dit moet worden aangetoond
met een advies van de
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
3. een
inrichtingsplan wijst uit dat de situering van de tweede bedrijfswoning past
binnen de uitgangspunten van het
beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.
25.6.
Gebruik (voormalige) agrarische
bedrijfsgebouwen voor niet agrarische doeleinden
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen voor niet-agrarisch gebruik van (voormalige) agrarische
bedrijfsgebouwen mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. het
betreft de opslag van naar hun aard statische goederen, d.w.z. goederen die
niet regelmatige verplaatst worden
(boten, antieke auto’s, caravans, inboedels en dergelijke);
2. uit
een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een nevenactiviteitbij de
hoofdfunctie;
3. het
betreft een oppervlakte van maximaal 1.000m2;
4. de
opslag is niet bestemd voor handelsdoeleinden;
5. de
opslag staat niet ten dienste van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf.
25.7.
Verkoop van op het (agrarische)
bedrijf vervaardigde of geteelde producten
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen voor detailhandel op een (agrarisch) bedrijf mits voldaan wordt aan de
volgende voorwaarden:
1. het
betreft de rechtstreekse verkoop in het klein van op het bedrijf vervaardigde
of geteelde producten;
2. de
voor deze detailhandel gebruikte oppervlakte bedraagt maximaal 100m2.
25.8. Recreatief nachtverblijf als
nevenactiviteit
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen voor het bieden van recreatief nachtverblijf als nevenactiviteit mits
voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. de
locatie is niet gelegen op gronden met de aanduiding
Landbouwontwikkelingsgebied of op gronden
met de bestemming Natuur;
2. de
hiervoor noodzakelijke faciliteiten mogen alleen worden gerealiseerd op een bestemmingsvlak en wel binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw.
het betreft ten hoogste drie verblijfseenheden;
3. het
hoofdgebouw mag niet worden uitgebreid voor het realiseren van die
verblijfseenheden;
4. er
vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die
van omwonenden en ( agrarische)
bedrijven;
5. parkeren
moet op eigen terrein plaatsvinden;
6. bij
gebruik van monumentale boerderijen dient het karakter te worden gerespecteerd
25.9. Realisatie minicamping
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen voor het realiseren van een minicamping en/of voor het plaatsen van
trekkershutten, mits voldaan wordt aan de volgende randvoorwaarden:
1. de
locatie is niet gelegen op gronden met de aanduiding
Landbouwontwikkelingsgebied;
2. de
minicamping is ondergeschikt aan de hoofdbestemming met maximaal 25
staanplaatsen;
3. het
kamperen en plaatsen van trekkershutten moet op of aansluitend aan het
bestaande bestemmingsvlak gerealiseerd
worden, zodat er sprake is van een ruimtelijke eenheid;
4. er
mogen maximaal 3 trekkershutten, met een maximale omvang van 15m² elk,
geplaatst worden;
5. het
erf heeft een omvang van minimaal 1 hectare;
6. er
vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die
van omwonenden en ( agrarische)
bedrijven;
7. parkeren
moet op eigen terrein plaatsvinden;
8. een
inrichtingsplan wijst uit dat de realisatie van de minicamping past binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en
daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.
25.10. Uitbreiding bestaande groepsaccommodatie
Burgemeester en wethouders kunnen ten
behoeve van een kwaliteitsverbetering van een bestaande groepsaccommodatie
ontheffing verlenen van de bebouwings- en gebruiksregeling onder de voorwaarden
dat:
1. het
een locatie betreft waar een ontheffing is verleend is voor het exploiteren van
een groepsaccommodatie;
2. uit
een bedrijfsplan blijkt dat de uitbreiding noodzakelijk is in verband met de kwaliteitsverbetering van de
groepsaccommodatie;
3. uit
het advies van de provinciale commissie Toerisme en Recreatie blijkt dat sprake
is van een duurzame activiteit;
4. de
groepsaccommodatie is ondergeschikt aan de hoofdbestemming;
5. als
er sprake is van een monumentaal of beeldbepalend karakter van het hoofdgebouw
of vrijstaand gebouw mag die niet worden
aangetast.
25.11. Vergroting inhoud woning
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen om bij boerderijen met de bestemming ‘Agrarisch- bedrijf’ of
voormalige boerderijen die de bestemming ‘Wonen’ hebben gekregen, het inpandige
voormalige bedrijfsgedeelte, zoals de stal, te gebruiken voor woondoeleinden
ook al betekent dit dat de inhoud van de woning daarmee groter wordt dan
toegelaten maximum inhoud. Er mag echter geen uitbreiding plaatsvinden. Tevens
moeten aanbouwen die later aan het pand zijn aangebouwd en die dus niet als
“origineel” zijn te kwalificeren worden gesloopt.
In uitzonderingsgevallen is het toegestaan
de inhoud van een woning te vergroten tot meer dan de in artikel 13 toegelaten
maximum inhoud indien:
1. uit
een gekwalificeerd architectonisch rapport blijkt dat daardoor de
beeldkwaliteit van het pand in
relatie tot zijn omgeving wordt vergroot;
2. er
sloop plaatsvindt van alle overtollige (voormalige bedrijfs-)gebouwen waarbij
als uitgangspunt gehanteerd wordt dat de
toegenomen waarde van de woning door vergroting wordt ingezet voor de sloop. Hiervoor dienen twee
taxatierapporten inzake de waardevermeerdering
van de woning en twee taxatierapporten van de sloopkosten opgesteld te worden.
Uitgangspunt is de gemiddelde inschatting op basis van de taxaties.
25.12. Vergroting maximaal toegestane 100 m2
bijbouwen bij woningen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen voor het vergroten van de maximaal toegestane oppervlakte van 100m2
die geldt voor bijbouwen bij de bestemming Wonen mits voldaan wordt aan de
volgende voorwaarden:
1. alle
bestaande overtollige bijbouwen en/of voormalige bedrijfsgebouwen worden in één
keer gesloopt, met uitzondering
van beeldbepalende en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
2. de
beeldkwaliteit wordt door sloop vergroot;
3. bijbouwen
in gebruik ten behoeve van de bestemming Wonen hoeven niet gesloopt te worden;
4. er
is zonder ontheffing maximaal 100 m2 bijbouwen toegestaan;
5. 40
% van de te slopen oppervlakte mag teruggebouwd worden. De eerste 100m2(reeds gebouwd of niet) waar men zonder ontheffing
recht op heeft wordt niet meegenomen in de te slopen
oppervlakte;
6. de
maximale oppervlakte dat teruggebouwd mag worden mag maximaal 150m² bedragen;
7. een
inrichtingsplan wijst uit dat de uitbreiding past binnen de uitgangspunten van
het beeldkwaliteitplan en daarmee
ruimtelijk aanvaardbaar is.
25.13. Vervangende nieuwbouw woningen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen voor vervangende nieuwbouw binnen de bestemming Wonen anders dan op de
bestaande locatie (fundamenten) indien de nieuwe situering uit een oogpunt van
beeldkwaliteit dan wel om verkeerstechnische redenen, zoals de afstand tot de
weg, een verbetering oplevert.
25.14. Schuilgelegenheid voor vee en paarden
Burgemeester en wethouders kunnen voor
gronden binnen de bestemming Agrarisch ontheffing verlenen voor de bouw van
kleine schuilgelegenheden voor vee en paarden met opslagmogelijkheid voor hooi,
stro en voeders, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. de
locatie is gelegen binnen een zone van 500 m rondom een bebouwde kom;
2. de
perceelsoppervlakte is minimaal 0,5 ha;
3. de
oppervlakte van de schuilgelegenheid is maximaal 20 m2;
4. de
goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;
5. de
nokhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
6. per
perceel mag slechts één schuilgelegenheid worden gebouwd;
7. er
is een inrichtings- en beplantingsplan overlegd dat uitwijst dat voldaan wordt
aan de uitgangspunten van het
beeldkwaliteitplan zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie.
25.15. Tijdelijke huisvesting van werknemers
Burgemeester en wethouders kunnen ten
behoeve van de tijdelijke huisvesting van werknemers in verband met
seizoenarbeid op een agrarisch bedrijf kan voor maximaal vijf jaar ontheffing
verlenen om de agrarische bedrijfsbebouwing als zodanig te gebruiken of voor
het plaatsen van verplaatsbare stacaravans en woonunits mits voldaan wordt aan
de volgende voorwaarden:
1. de
tijdelijke huisvesting vindt plaats binnen de bestaande bebouwing of in
verplaatsbare stacaravans of woonunits
binnen het bestemmingsvlak;
2. uit
een bedrijfsplan blijkt dat in (een) bepaalde periode(n) sprake is van een
grote arbeidsbehoefte waarvoor tijdelijk
werknemers moeten worden aangetrokken die in de periode dat zij op het bedrijf werken hier ook worden gehuisvest;
3. in
het bedrijfsplan wordt aangegeven in welke periode het gebruik van de bebouwing
voor de huisvesting plaatsvindt.
Hierbij geldt een maximum van zes maanden per kalenderjaar;
4. uit
het bedrijfsplan blijkt dat de huisvesting alleen ten dienste staat van de
huisvesting van tijdelijke
werknemers die op het desbetreffende agrarische bedrijf zelf werkzaam zijn;
5. er
is een inrichtings- en beplantingsplan overlegd dat uitwijst dat voldaan wordt
aan de uitgangspunten van het
beeldkwaliteitplan zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie
6. er
vind geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van omwonenden en ( agrarische) bedrijven;
7. in
de ontheffing wordt opgenomen dat deze vervalt in elk geval 5 jaar na de datum
waarop ze is verleend.
25.16. Uitbreiding ondersteunende kassen
Burgemeester en wethouders kunnen binnen de
bestemming “Agrarisch bedrijf” ontheffing verlenen voor het bouwen van
teeltondersteunende kassen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. de
oppervlakte is maximaal 5000 m2
2. de
ondersteunende kassen zijn uit een oogpunt van agrarische bedrijfsvoering
noodzakelijk zijn;
3. na
de realisatie van de ondersteunende kassen is er geen sprake is van een
gespecialiseerd glastuinbouwbedrijf;
4. om
bovenstaande randvoorwaarden te beoordelen wordt een advies van de
Adviescommissie 5. Agrarische
Bouwaanvragen gevraagd;
6. een
inrichtingsplan uitwijst dat de realisatie van ondersteunende kassen past
binnen de uitgangspunten van het
beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is;
25.17. Verbreding landbouw
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen om agrarische bedrijfsgebouwen te gebruiken voor het treffen van
voorzieningen ten behoeve van de dagopvang van kinderen, ouderen of gehandicapten
waarin de agrarische functie een onderdeel is van de opvang. Verder kunnen zij
ontheffing verlenen voor het ontvangen en rondleiden van bezoekers op het
bedrijf. In beide gevallen geldt als voorwaarde dat uit een bedrijfsplan blijkt
dat de activiteiten een ondergeschikte nevenactiviteit vormen ten opzichte van
de hoofdactiviteit van het agrarisch bedrijf.
25.18. (Meerdaags) evenement
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen voor (meerdaagse) evenementen onder de voorwaarden dat:
1. het
evenement maximaal 8 dagen duurt, exclusief de opbouw en afbraak van het
evenement;
2. parkeren
plaatsvindt op of aansluitend aan het evenemententerrein
3. er
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aan de desbetreffende gronden
gegeven bestemming
25.19. Hogere bouw- en goothoogte bedrijfsgebouwen
en bouwwerken, geen gebouw zijnde
Burgemeester en wethouders kunnen voor de
gronden met de bestemming Agrarisch- Agrarisch bedrijf ontheffing verlenen van
de maximaal toegestane maatvoering met betrekking op de goot- en bouwhoogte die
geldt voor de bedrijfsgebouwen en de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouw
zijnde mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden dat:
1. de
hogere maat is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering;
2. er
geen onevenredige aantasting plaats vindt van de waarden van omliggende
bestemmingen;
3. er
is een inrichtings- en beplantingsplan overgelegd dat uitwijst dat voldaan
wordt aan de uitgangspunten van het
beeldkwaliteitplan zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie.
25.20.
Hogere bouw- en goothoogte bijgebouwen
op de bestemming Wonen
Burgemeester en wethouders kunnen voor de
gronden met de bestemming Wonen ontheffing verlenen van de maximaal toegestane
goot- en bouwhoogte die gelden voor de bijgebouwen op gronden met de bestemming
Wonen,mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden dat:
1. de
goot- en/of bouwhoogte in verhouding staan met de goot- en/of bouwhoogte van
het hoofdgebouw
2. een
hogere goot- en/of bouwhoogte wenselijk is vanuit beeldkwaliteit
3. er
een inrichtingsplan is overlegd dat uitwijst dat voldaan wordt aan de
uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan
zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie.
25.21. Oprichten permanente teeltondersteunende
voorzieningen anders dan kassen
Burgemeester en wethouders kunnen voor
gronden met de bestemming Agrarisch en met de aanduiding verwevingsgebied
ontheffing verlenen voor het bouwen van permanente teeltondersteunende
voorzieningen anders dan kassen onder de voorwaarden dat deze gerealiseerd
worden aansluitend aan het bestemmingsvlak “Agrarisch- Agrarisch bedrijf” en
tot een maximale oppervlakte van 4 hectare. Deze bevoegdheid geldt voor gronden
met de bestemming Agrarisch – Agrarisch bedrijf en met de aanduiding landbouwontwikkelingsgebied
met dien verstande dat hier geen maximale oppervlakte geldt. In beide gevallen
moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:
1. de
teeltondersteunende voorzieningen uit een oogpunt van agrarische
bedrijfsvoering noodzakelijk zijn;
2. een
inrichtingsplan wijst uit dat de realisatie van ondersteunende voorzieningen
past binnen de uitgangspunten van
het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.
25.22. Afwijking onderlinge afstandsgrens gebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen voor
gronden met de bestemming Agrarisch- Agrarisch bedrijf en Wonen ontheffing
verlenen van de voorgeschreven maximale onderlinge afstand van 15 meter van
hoofdgebouwen mits een inrichtingsplan uitwijst dat de grotere afstand blijft
passen binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee
ruimtelijk aanvaardbaar is.
25.23. Aanleg zwembad
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen voor het bouwen van één niet -overdekt zwembad op het erf van een
bestaande (bedrijfs)woning mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. de
oppervlakte van het zwembad mag maximaal 100m² bedragen;
2. het
zwembad mag niet bedrijfsmatig geëxploiteerd worden;
3. uit
het bouwplan blijkt dat de waterafvoer van het zwembad als gevolg van een
regenbui of het schoonmaken zodanig
geregeld is dat dit geen nadelige invloed heeft op de omliggende gronden en/of de (druk)riolering.
25.24. Vergroting oppervlakte bebouwing op
sportterrein
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen om meer dan 20% van het oppervlak van het bestemmingsvlak met de
bestemming ‘Sport’ te bebouwen mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. een
inventarisatie van de behoefte aan sportvoorzieningen, en het tekortschieten
van de bestaande sportvoorzieningen
toont beredeneerd aan waarom het uitbreiden van de voorzieningen noodzakelijk is;
2. er
is een concreet bouwplan;
3. het
aantal parkeerplaatsen moet worden geëvalueerd en zo nodig uitgebreid als
toename van bezoekersaantallen hier
aanleiding toe geeft;
4. een
inrichtingsplan wijst uit dat de bebouwing past binnen de uitgangspunten van
het beeldkwaliteitplan en het
Cultuurhistorisch Landschapsplan Geneneind en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.
Toelichting In dit artikel zijn de wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
Hier is een aantal mogelijkheden opgenomen om in voorkomende gevallen een
bestemming te wijzigen of om een andere activiteit toe te staan dan op grond
van de geldende bestemming mogelijk is. Indien de door u gewenste activiteit ook niet binnen deze
bepalingen past, dan is de ontwikkeling alleen mogelijk door het
bestemmingsplan te herzien. De gemeenteraad beslist hierover. Neem hiervoor
altijd eerst contact op met de gemeente. |
Algemeen
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheden die in dit artikel
zijn opgenomen, is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan het bepaalde in
artikel 19.2.
Ontwikkeling |
Bestemming |
Toe te passen |
|
|
oud |
nieuw |
|
Vergroting en vormverandering bestemmingsvlak agrarisch
bedrijf |
Agrarisch/ |
Agrarisch bedrijf |
artikel 26.1 |
Hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfslocatie ( VAB)
voor agrarisch verwante bedrijvigheid |
Agrarisch bedrijf |
Bedrijf |
artikel 26.2 |
Hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfslocatie ( VAB)
voor niet- agrarische bedrijvigheid |
Agrarisch bedrijf |
Bedrijf |
artikel 26.3 |
Omschakeling bestemming Wonen naar bestemming ‘Agrarisch
bedrijf’ |
Wonen |
Agrarisch bedrijf |
artikel 26.4 |
Boerderijsplitsing |
Agrarisch bedrijf |
Wonen |
artikel 26.5 |
Ontwikkeling nieuwe natuur |
Agrarisch |
Natuur Waarde-Natuur- en landschap Water |
artikel 26.6 |
Wijziging beeldkwaliteitplan en/of de lijst met
beeldbepalende panden en monumenten |
n.v.t. |
n.v.t. |
artikel 26.7 |
Wijziging bestemming Agrarisch bedrijf in wonen |
Agrarisch bedrijf |
Wonen |
artikel 26.8 |
Wijziging van de aanduiding ‘Waarde-archeologie’ |
n.v.t. |
n.v.t. |
artikel 26.9 |
Omschakeling naar recreatie |
Agrarisch bedrijf; Wonen |
Recreatie |
artikel 26.10 |
Realiseren landschapscamping |
Agrarisch bedrijf; Wonen |
Recreatie |
artikel 26.11 |
Wijziging bestemming Recreatie in Wonen |
Recreatie |
Wonen |
artikel 26.12 |
Wijzigen bestemming Sport in Natuur of Agrarisch |
Sport |
Natuur Agrarisch |
artikel 26.13 |
Aanleg leiding |
Alle bestemmingen |
Leiding (dubbelbestemming) |
artikel 26.14 |
Tabel artikel 26. Wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.6.lid
1 sub a Wro
26.1. Vergroting en vormverandering
bestemmingsvlak Agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch
wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch-Agrarisch bedrijf’, ten behoeve van een
vormverandering in combinatie met vergroting van een bestemmingsvlak
‘Agrarisch-Agrarisch bedrijf’ indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. er is een
concreet bouwplan;
2. de grootte
van het bestemmingsvlak overtreft de toegestane maximale omvang niet. De toegestane grootte is afhankelijk van de
ligging en de aard van het bedrijf. Onderstaande tabel is hiervoor van toepassing;
3. deze
mogelijkheid geldt niet voor de bestemmingsvlakken van intensieve veehouderijen
die gelegen zijn in het
extensiveringsgebied behoudens indien de uitbreiding noodzakelijk is om te voldoen aan de wettelijke eisen met
betrekking tot dierenwelzijn;
Locatie gelegen in gebied met aanduiding |
Aard van het agrarisch bedrijf |
Maximale omvang bestemmingsvlak |
Extensiveringsgebied |
Anders dan i.v. (gg/ngg) |
1,5 ha |
Verwevings- gebied |
Anders dan i.v.(gg/ngg) |
1,5 ha |
LOG |
Anders dan i.v. (gg/ngg) |
1,5 ha |
4. in tegenstelling tot het bepaalde in artikel 20 dient er op of aangrenzend aan het
bestemmingsvlak van maximaal 1,5 ha voor een (niet) grondgebonden bedrijf minimaal 0,3 ha
beplanting gerealiseerd te worden;
5. een inrichtingsplan wijst uit dat de vergroting past binnen de uitgangspunten van het
beeldkwaliteitplan
en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is;
26.2. Hergebruik vrijkomende agrarische
bedrijfslocatie (VAB) voor agrarisch verwant bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming
‘Agrarisch-Agrarisch bedrijf’, als er sprake is van een vrijkomende agrarische
bedrijfslocatie, onder de volgende voorwaarden wijzigen in de bestemming
“Bedrijf” voor een agrarisch verwant bedrijf:
1. deze
mogelijkheid bestaat alleen in gebieden met de aanduiding “extensiveringsgebied
wonen” en op vrijkomende agrarische
bedrijfslocaties in het landelijke gebied met de aanduiding “verwevingsgebied” die niet gelegen zijn binnen
een RNLE;
2. er mag geen
sprake zijn van een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij;
3. op de
betreffende locatie mag geen sloop van bedrijfsgebouwen hebben plaatsgevonden waarbij direct of indirect gebruik is gemaakt
van de regeling Ruimte voor ruimte;
4. overtollige
bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
5. een
inrichtingsplan wijst uit dat de vestiging van het agrarisch verwante bedrijf
past binnen de uitgangspunten van
het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.
26.3. Hergebruik vrijkomende agrarische
bedrijfslocatie (VAB) voor een niet agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming
“Agrarisch-Agrarisch bedrijf”, als er sprake is van vrijkomende agrarische
bedrijfslocatie, onder de volgende voorwaarden wijzigen in de bestemming
“Bedrijf” voor een niet-agrarisch bedrijf:
1. deze
mogelijkheid bestaat alleen in gebied met aanduiding “extensiveringsgebied
wonen”;
2. op de
locatie mag geen sprake zijn geweest van sloop van bedrijfsgebouwen die heeft plaatsgevonden in het kader van de
regeling ruimte-voor-ruimte;
3. de
bedrijvigheid dient kleinschalig te zijn;
4. als het gaat om een bedrijf waarop de
Wet milieubeheer van toepassing is, zijn slechts bedrijven toegestaan die behoren tot de milieucategorieën 1 en 2;
5. andere
functies in de omgeving mogen niet worden belemmerd;
6. bij
hergebruik van monumentale boerderijen en beeldbepalende panden dient het
karakter te worden gerespecteerd;
7. er dient
sloop van overbodige gebouwen plaats te vinden;
8. geen publiekgerichte en verkeersaantrekkende functies;
9. geen
detailhandel;
10. bij
vrijkomende gebouwen aan verharde weg mag er geen geen hinder van
bedrijfsverkeer ontstaan;
11. reclameaanduidingen
alleen als bescheiden naambord;
12. er mag geen
buitenopslag op het erf plaatsvinden;
13. een
inrichtingsplan wijst uit dat de vestiging van het niet-agrarisch bedrijf past
binnen de uitgangspunten van het
beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.
26.4. Omschakeling bestemming Wonen naar
bestemming ‘Agrarisch-Agrarisch bedrijf’
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen
wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch-Agrarisch bedrijf’ onder de volgende
voorwaarden:
1. omschakeling
is alleen mogelijk naar een grondgebonden agrarische bedrijf;
2. volgens het
advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen betreft het de omschakeling naar een duurzaam en
volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf;
3. een
inrichtingsplan wijst uit dat de omschakeling naar een grondgebonden agrarisch
bedrijf past binnen de
uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.
26.5. Boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen ‘Agrarisch
bedrijf’ en “Wonen”, voor zo ver gelegen buiten de
landbouwontwikkelingsgebieden onder de volgende voorwaarden wijzigen in de
bestemming ‘Wonen’ met de aanduiding (voormalige) boerderij (Wob) om de
boerderij te splitsen tot twee woningen, mits voldaan wordt aan de volgende
voorwaarden:
1. de splitsing
moet redelijkerwijs noodzakelijk zijn om het monument of beeldbepalend pand in stand te houden. Dit betreft in ieder
geval de boerderijen die gebouwd zijn voor 1950;
2. splitsing
komt pas aan de orde als de volgende opties gezien de feitelijke situatie
redelijkerwijs niet haalbaar zijn
gebleken:
- woning
met nevenfunctie (aan huis gebonden beroep, garage e.d.);
- realiseren
van één grote woning;
3. de inhoud
van het te splitsen pand mag niet worden vergroot;
4. ontwikkelingsmogelijkheden
voor agrarische bedrijven mogen niet worden belemmerd;
5. het
uitgangspunt is de samenhang tussen monumentale en/of beeldbepalend bebouwing
en het slopen van de overtollige
bebouwing die geen monumentaal en/of beeldbepalend karakter heeft;
6. per woning is maximaal 100m2 aan bijbouwen toegestaan.
26.6. Ontwikkeling nieuwe natuur
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming “Agrarisch”
wijzigen in de bestemming Natuur of de bestemming Groen met de dubbelbestemming
“Waarde- natuur en landschap” ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe
natuur- en/of landschapselementen.
26.7. Aanpassing beeldkwaliteitplan
Burgemeester en wethouders kunnen het beeldkwaliteitplan
aanpassen op grond van nieuwe ontwikkelingen of nieuwe inzichten die zich
voordoen gedurende de looptijd van het bestemmingsplan wijzigen.
26.8. Wijziging Agrarisch- Agrarisch Bedrijf in
Wonen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming “Agrarisch
–agrarisch bedrijf” kan na bedrijfsbeëindiging wijzigen in de bestemming
‘Wonen’ indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. het
bestemmingsvlak is niet gelegen binnen het landbouwontwikkelingsgebied;
2. het moet
aannemelijk gemaakt zijn dat het handhaven van de agrarische bestemming vanuit 3. ruimtelijk en /of milieuhygiënisch oogpunt
gezien niet meer in de rede ligt terwijl de bestemming
Wonen vanuit die optiek wel aanvaardbaar is;
4. andere
functies in de omgeving mogen niet worden belemmerd;
5. overtollige
(voormalige) bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, tenzij deze van cultuurhistorische waarde zijn.
26.9. Wijziging aanduiding “Waarde-archeologie”
1. Burgemeester
en wethouders kunnen de aanduiding ‘Waarde-archeologie’ op de verbeelding toevoegen indien uit onderzoek is
gebleken dat bepaalde gronden feitelijk archeologische waarde hebben of waarvan is komen vast te staan dat deze
gronden een hoge of middelhoge archeologische
verwachtingswaarde hebben.
2. Burgemeester
en wethouders kunnen de aanduiding ‘Waarde- archeologie’ op de verbeelding weghalen indien uit onderzoek is gebleken
dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is komen vast te staan dat deze
gronden geen archeologische verwachtingswaarde
hebben.
26.10. Omschakeling naar recreatie
Burgemeester en wethouders kunnen
bestemmingsvlakken met de bestemming ‘Agrarisch- Agrarisch Bedrijf’ en ‘Wonen’
wijzigen in de bestemming ‘Recreatie’, mits voldaan wordt aan de volgende
voorwaarden:
1. de natuur- en landschapswaarden van het gehele terrein
dienen in betekenende mate te worden
verhoogd, hetgeen moet worden onderbouwd met een inrichtings- en
beplantingsplan dat voldoet aan de
uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan;
2. agrarische bedrijven in de omgeving mogen niet in hun
ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
3. uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een
duurzame, bedrijfsmatige activiteit;
4. de locatie is niet gelegen in het Landbouwontwikkelingsgebied of een “RNLE-landschapsdeel”;
5. er moet sprake zijn van een volwaardig kwalitatief waardig
bedrijf hetgeen moet zijn onderbouwd
met een advies van de Adviescommissie Recreatie en Toerisme.
26.11. Realiseren van een landschapscamping
Burgemeester en wethouders kunnen
de bestemming ‘Agrarisch’, bestemmingsvlakken met de bestemming ‘Agrarisch-
Agrarisch bedrijf’ en ‘Wonen’, alsmede de bedrijven anders dan agrarisch en
maatschappelijke bedrijven wijzigen naar de bestemming ‘Recreatie’, ten behoeve
van de realisatie van een landschapscamping, mits voldaan wordt aan de volgende
voorwaarden:
1. het terrein waarop de landschapscamping wordt gevestigd sluit
direct aan op een bestaande bestemmingsvlak;
2. faciliteiten zoals was- en toiletvoorzieningen dienen in
bestaande gebouwen binnen het bestemmingsvlak
te worden gerealiseerd;
3. elke standplaats voor een kampeermiddel dient een oppervlakte
te hebben van tenminste 300m2;
4. de totale oppervlakte van het terrein dient tenminste drie
maal zo groot te zijn als de gezamenlijke
oppervlakte van de standplaatsen;
5. de natuur- en landschapswaarden van het gehele terrein dienen
in betekenende mate te worden verhoogd,
hetgeen moet worden onderbouwd met een inrichtings- en beplantingsplan;
6. agrarische bedrijven in de omgeving worden niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden
beperkt;
7. uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een
duurzame, bedrijfsmatige activiteit;
8. de locatie is niet gelegen in een “RNLE-landschapsdeel”;
9. er moet sprake zijn van een volwaardig kwalitatief waardig bedrijf hetgeen moet zijn onderbouwd met een advies van de Adviescommissie Recreatie en Toerisme.
26.12. Wijziging bestemmingen Recreatie in
bestemming Wonen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Recreatie’
wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ indien voldaan wordt aan de volgende
voorwaarden:
1. er reeds een
woning aanwezig is;
2. agrarische
bedrijven in de omgeving worden niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt;
3. bij
monumentale boerderijen dient het karakter te worden gerespecteerd;
4. er dient
sloop van overbodige gebouwen plaats te vinden;
5. een
inrichtingsplan wijst uit dat de vestiging van het agrarisch verwante bedrijf
past binnen de uitgangspunten van
het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.
26.13. Wijzigen bestemming Sport in Natuur of
Agrarisch
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Sport’
wijzigen in de bestemmingen ‘Natuur’ of ‘Agrarisch’ mits voldaan wordt aan de
volgende voorwaarden:
1. Een
inrichtingsplan toont aan dat eventuele archeologische, cultuurhistorische en natuurwaarden niet aangetast
worden door de wijziging.
26.14. Wijziging van alle bestemmingen in
dubbelbestemming Leidingen
Burgemeester en wethouders kunnen alle bestemmingen wijzigen
in de dubbelbestemming “Leidingen” indien voldaan wordt aan de volgende
voorwaarden:
1. de betrokken
leidingbeheerder dient een concreet plan te hebben ingediend waarin is onderbouwd dat het verleggen c.q.
aanpassen van de leiding noodzakelijk is;
2. er dient zo
veel mogelijk aansluiting te worden gezocht bij bestaande infrastructuur.
Toelichting Er kunnen situaties zijn dat bestaande bebouwing of
gebruik niet in overeenstemming is met de bestemming, die is toegekend. In het Besluit ruimtelijke ordening is een
standaardregeling voor het overgangsrecht opgenomen die in alle
bestemmingsplannen moet worden overgenomen. Zowel voor het bouwen als voor
het gebruik is de peildatum de datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan. De werking van het overgangsrecht wordt hierna toegelicht. Voor bestaande gebouwen en andere bouwwerken, betekent dit
dat zij gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd. Bouwrechten, die
ontleend kunnen worden aan reeds verleende of voor de datum van ter visie
legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aangevraagde
bouwvergunningen, mogen worden geëffectueerd, ook als het bouwwerk niet in
overeenstemming is met dit bestemmingsplan. Als er sprake is geweest van een calamiteit, zoals brand
of stormschade, is daarentegen totale nieuwbouw toegestaan. Gebruik dat op dat moment bestaat en strijdig is met het bestemmingsplan mag in bepaalde gevallen worden voortgezet. Namelijk wanneer het op grond van het vorige bestemmingsplan al was toegestaan. Maar voor iemand die na het van kracht worden van het bestemmingsplan is overgeschakeld naar gebruik in strijd met de bestemming, geldt het overgangsrecht niet. |
Overgangsrecht
bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden
krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking
naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel
worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing
verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk
als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die
weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn
gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan,
daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Overgangsrecht
gebruik
1. Het gebruik
van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan en hiermee in
strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is
verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoelt in het eerste
lid, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en
omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het
eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar
wordt onderbroken. Is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste
lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het
bestemmingsplan “Gemert- Bakel Buitengebied herziening april 2010”.