Artikel 5.          Agrarisch- Agrarisch bedrijf 

 

Toelichting

De bestemming Agrarisch – Agrarisch Bedrijf is toegekend aan die locaties waar sprake is van bedrijfsmatige agrarische activiteiten met bebouwing en ondersteunende voorzieningen. Niet alle agrarische activiteiten zijn zonder meer toegestaan. Afhankelijk van de ligging is dit beperkt tot (een) bepaalde bedrijfsvorm(en). Dit is op de verbeelding aangeduid.

 

5.1.      Bestemmingsomschrijving

1.         De voor Agrarisch- Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

b.         één bedrijfswoning voor zover bestaand en/of vergund ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpplan, tenzij op de verbeelding de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” is aangegeven, daar geldt het daarin aangegeven aantal als het maximum aantal woningen;

c.         bijbehorende voorzieningen zoals mestopslagsilo’s, permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;

d.         voorzieningen ten behoeve van waterberging en – infiltratie;

e.         voer- en mestplaten, mest- of waterbassins van folie;

f.          verharding;

g.         groene erfinrichting;

h.         voorzieningen ten behoeve van een duurzame ontwikkeling en exploitatie van het desbetreffende bedrijf zoals mestverwerking, energie – opwekking en biovergisting.

 

2.         Per bestemmingsvlak mag slechts één bedrijf worden uitgeoefend.

             

3.         Op bestemmingsvlakken met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch –grondgebonden” zijn alleen grondgebonden activiteiten toegestaan;

 

5.2.      Bouwregels

 

5.2.1.    Algemeen

Op of in de in 5.1. bedoelde gronden mag met inachtneming van de volgende regels worden gebouwd:

1.         De oppervlakte voor bebouwing, verharding en andere voorzieningen mag maximaal 80% van het bestemmingsvlak bedragen zodat er tenminste 20% overblijft voor de groene erfinrichting.

           

5.2.2.    Bouwverboden

Op of in de in 5.1. bedoelde gronden gelden de volgende bouwverboden:

1.         Tot 1 juni 2012 mag bebouwing niet uitgebreid worden binnen een bestaand bouwblok ten behoeve van een geiten- en schapenhouderij.

2.         Vergroting van de bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij gelegen in het extensiveringsgebied welke op peildatum 1 oktober 2010 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een verleende wettelijke bouwvergunning gebaseerd op een volledige en ontvankelijke bouwaanvraag in overeenstemming met het geldend bestemmingsplan ingediend voor 1 oktober 2010, is niet toegestaan.

 

5.2.3.               Maatvoering

Op of in de in 5.1. bedoelde gronden mag gebouwd worden met inachtneming van de volgende maatvoering:

1.         de bedrijfswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750m³;

2.         de maximale goothoogte is 4,5m¹ van hoofdgebouwen, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;

3.         de maximale bouwhoogte 11m¹ van hoofdgebouwen, tenzij uit de verbeelding een andere hoogte blijkt;

4.         de onderlinge afstand tussen de (hoofd)gebouwen mag maximaal 15m¹ zijn;

5.         de maximale toegestane hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde is 12m¹;

6.         de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2m¹ zijn;

7.         de minimale afstand van bouwwerken tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is 3m¹;

8.         de maximale oppervlakte van uitbreiding van bebouwing zonder een goedgekeurd erfbeplantingsplan is 20m²;

9.         de maximale toegestane oppervlakte ondersteunende kassen is 1000 m2.

10.       ondergronds bouwen tot meer dan 1 meter beneden peil is toegestaan voor het realiseren van mestputten onder bedrijfsgebouwen.

 

5.3.      Afwijken van de bouwregels

 

Specifieke afwijkingsregels

Toepassing van de afwijkingsregels die in dit artikel zijn opgenomen, is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 16.2.

 

5.3.1.    Vergroting inhoud woning

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels om bij boerderijen met de bestemming ‘Agrarisch- bedrijf’, het inpandige voormalige bedrijfsgedeelte, zoals de stal, te gebruiken voor woondoeleinden ook al betekent dit dat de inhoud van de woning daarmee groter wordt dan de toegelaten maximum inhoud. Er mag echter geen uitbreiding plaatsvinden. Tevens moeten aanbouwen die later aan het pand zijn aangebouwd en die dus niet als “origineel” zijn te kwalificeren worden gesloopt.

 

In uitzonderingsgevallen is het toegestaan de inhoud van een woning te vergroten tot meer dan de in artikel 5.2.3. toegelaten maximum inhoud indien:

1.         uit een gekwalificeerd architectonisch rapport blijkt dat daardoor de beeldkwaliteit van het             pand in relatie tot zijn omgeving wordt vergroot;

2.         er sloop plaatsvindt van alle overtollige (voormalige bedrijfs-)gebouwen waarbij als uitgangspunt gehanteerd wordt dat de toegenomen waarde van de woning door vergroting          wordt ingezet voor de sloop. Hiervoor dienen twee taxatierapporten inzake de          waardevermeerdering van de woning en twee taxatierapporten van de sloopkosten opgesteld         te worden. Uitgangspunt is de gemiddelde inschatting op basis van de taxaties.

 

5.3.2.    Uitbreiding ondersteunende kassen

Burgemeester en wethouders kunnen binnen de bestemming “Agrarisch bedrijf” bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen van teeltondersteunende kassen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1.         de oppervlakte is maximaal 5000 m2;

2.         de ondersteunende kassen zijn uit een oogpunt van agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk           zijn;

3.         na de realisatie van de ondersteunende kassen is er geen sprake is van een gespecialiseerd        glastuinbouwbedrijf;

4.         om bovenstaande randvoorwaarden te beoordelen wordt een advies van de Adviescommissie         Agrarische Bouwaanvragen gevraagd;

5.         een inrichtingsplan uitwijst dat de realisatie van ondersteunende kassen past binnen de    uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.

 

5.3.3.    Hogere bouw- en goothoogte bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen voor de gronden met de bestemming Agrarisch- Agrarisch bedrijf bij omgevingsvergunning afwijken van de maximaal toegestane maatvoering met betrekking op de goot- en bouwhoogte die geldt voor de bedrijfsgebouwen en de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouw zijnde mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden dat:

1.         de hogere maat is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering;

2.         er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de waarden van omliggende bestemmingen;

3.         er is een inrichtings- en beplantingsplan overgelegd dat uitwijst dat voldaan wordt aan de   uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare       situatie.

 

5.3.4.    Afwijking onderlinge afstandsgrens gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen voor gronden met de bestemming Agrarisch- Agrarisch bedrijf bij omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven maximale onderlinge afstand van 15 meter van hoofdgebouwen mits een inrichtingsplan uitwijst dat de grotere afstand blijft passen binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.

 

Algemene afwijkingsregels

In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde algemene afwijkingsregels.

 

5.4.      Specifieke gebruiksregels

Onder met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

1.         Het gebruik van gebouwen anders dan de bedrijfswoning voor bewoning;

2.         Het binnen gebouwen meer dan één bouwlaag gebruiken voor het houden van dieren.

 

5.5.      Afwijken van de gebruiksregels

 

Specifieke afwijkingsregels

Toepassing van de afwijkingsregels die in dit artikel zijn opgenomen, is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 16.2.

 

5.5.1.    Gebruik (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen voor niet agrarische doeleinden

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor niet-agrarisch gebruik van (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1.         het betreft de opslag van naar hun aard statische goederen, d.w.z. goederen die niet        regelmatige verplaatst worden (boten, antieke auto’s, caravans, inboedels en dergelijke);

2.         uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een nevenactiviteitbij de hoofdfunctie;

3.         het betreft een oppervlakte van maximaal 1.000m2;

4.         de opslag is niet bestemd voor handelsdoeleinden;

5.         de opslag staat niet ten dienste van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf.

 

5.5.2.    Verkoop van op het (agrarische) bedrijf vervaardigde of geteelde producten

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor detailhandel op een agrarisch bedrijf mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1.         het betreft de rechtstreekse verkoop in het klein van op het bedrijf vervaardigde of geteelde            producten;

2.         de voor deze detailhandel gebruikte oppervlakte bedraagt maximaal 100m2.

 

5.5.3.    Tijdelijke huisvesting van werknemers

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van werknemers in verband met seizoenarbeid op een agrarisch bedrijf kan voor maximaal vijf jaar bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels om de agrarische bedrijfsbebouwing als zodanig te gebruiken of voor het plaatsen van verplaatsbare stacaravans en woonunits mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1.         de tijdelijke huisvesting vindt plaats binnen de bestaande bebouwing of in verplaatsbare     stacaravans of woonunits binnen het bestemmingsvlak;

2.         uit een bedrijfsplan blijkt dat in (een) bepaalde periode(n) sprake is van een grote arbeidsbehoefte waarvoor tijdelijk werknemers moeten worden aangetrokken die in de periode        dat zij op het bedrijf werken hier ook worden gehuisvest;

3.         in het bedrijfsplan wordt aangegeven in welke periode het gebruik van de bebouwing voor de          huisvesting plaatsvindt. Hierbij geldt een maximum van zes maanden per kalenderjaar;

4.         uit het bedrijfsplan blijkt dat de huisvesting alleen ten dienste staat van de huisvesting van            tijdelijke werknemers die op het desbetreffende agrarische bedrijf zelf werkzaam zijn;

5.         er is een inrichtings- en beplantingsplan overlegd dat uitwijst dat voldaan wordt aan de      uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan zodat er sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare       situatie;

6.         er vind geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van         omwonenden en ( agrarische) bedrijven;

7.         in de ontheffing wordt opgenomen dat deze vervalt in elk geval 5 jaar na de datum waarop ze         is verleend.

 

5.5.4.    Verbreding landbouw

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels om agrarische bedrijfsgebouwen te gebruiken voor het treffen van voorzieningen ten behoeve van de dagopvang van kinderen, ouderen of gehandicapten waarin de agrarische functie een onderdeel is van de opvang. Verder kunnen zij ontheffing verlenen voor het ontvangen en rondleiden van bezoekers op het bedrijf. In beide gevallen geldt als voorwaarde dat uit een bedrijfsplan blijkt dat de activiteiten een ondergeschikte nevenactiviteit vormen ten opzichte van de hoofdactiviteit van het agrarische bedrijf.

 

Algemene afwijkingsregels

In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde algemene afwijkingsregels.

 

5.6.      Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden            

 

5.6.1.    Verboden uitvoering van werken en/of werkzaamheden

Het is verboden op of in de in 5.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) erfbeplanting te verwijderen.

 

5.6.2.    Voorwaarden

Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

 

Voor het verwijderen van erfbeplanting geldt in dit verband dat uit een nieuw (erf)inrichtingsplan moet blijken dat aan artikel 5.2.1. kan worden voldaan.

 

5.6.3.    Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer.

 

5.7.      Wijzigingsregels

In hoofdstuk 4 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde wijzigingsregels.