direct naar inhoud van Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Plan: Recreatiepark Elsendorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.BPrecparkelsendorp-VA02

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie – Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een recreatief (nacht)verblijf, waarbij de voor verblijfsrecreatie aangewezen gronden nader zijn bestemd voor het middels een bedrijfsmatige exploitatie als eenheid bieden van recreatief verblijf in tot het bedrijf behorende recreatieverblijven aan personen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen', uitsluitend voor:
    • 1. een gebouw voor receptie, zwembad, sauna, campingwinkel, horeca, magazijn, kantine en bijbehorende voorzieningen;
    • 2. maximaal twee bedrijfswoningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieplas'; uitsluitend voor een recreatieplas;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeren'; uitsluitend voor parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • e. per standplaats één parkeerplaats is toegestaan;

met daaraan ondergeschikt;

  • f. erven, paden en wegen;
  • g. onderhoudsruimten;
  • h. sanitaire voorzieningen;
  • i. voorzieningen voor het inzamelen van afval;
  • j. sport- en spelvoorzieningen, waaronder twee tennisbanen met bijbehorende voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. standplaatsen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen';
  • b. het aantal standplaatsen ten behoeve van stacaravans en chalets bedraagt maximaal 180;
  • c. het aantal standplaatsen ten behoeve van kampeermiddelen bedraagt maximaal 200.

4.2.2 Centrale voorzieningen

Ten aanzien van het bouwen van gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen gelden de volgende regels;

gebouwen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;

  • a. het bebouwingsoppervlak aan gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven, met dien verstande dat bedrijfswoningen hier niet in meegerekend worden;
  • b. het bebouwingsoppervlak aan gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen buiten het bouwvlak mag maximaal 400 m² bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag respectievelijk maximaal 4 m en 6,5 m bedragen met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte', waar de op de verbeelding toegestane goot- en bouwhoogte is toegestaan.

4.2.3 Stacaravans en chalets

Ten aanzien van het bouwen van stacaravans en chalets gelden de volgende regels:

  • a. met betrekking tot stacaravans en chalets geldt dat:
    • 1. de oppervlakte per stacaravan of chalet maximaal 100 m² mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 4,50 m mag bedragen;
    • 3. de afstand tot een naastliggende stacaravan of chalet ten minste 4 m moet bedragen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – minder dan 4 m' waar bestaande stacaravans of chalets op minder dan 4 m van de naastliggende stacaravan of chalet zijn toegestaan. De bestaande afstand dient als minimale afstand te worden beschouwd;
  • b. met betrekking tot bijgebouwen geldt dat:
    • 1. per standplaats maximaal één bijgebouw mag worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte maximaal 7,5 m² mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 2,75 m mag bedragen.

4.2.4 Bedrijfswoningen

Ten aanzien van het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. met betrekking tot woningen geldt dat:
    • 1. bedrijfswoningen gebouwd dienen te worden in het bouwvlak;
    • 2. er maximaal twee bedrijfswoningen gebouwd mogen worden;
    • 3. de inhoud van een woning mag maximaal 750 m³ bedragen;
    • 4. de goothoogte van de dienstwoning mag maximaal 4,5 m bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van de dienstwoning mag maximaal 10 m bedragen;
  • b. met betrekking tot bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de oppervlakte aan bijgebouwen per bedrijfswoning 100 m² mag bedragen;
    • 2. de goothoogte van het bijgebouw mag maximaal 3 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van het bijgebouw mag maximaal 5,5 m bedragen.

4.2.5 Nutsvoorzieningen

Ten aanzien van het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. het gezamenlijke oppervlak van de gebouwen maximaal 50 m² mag bedragen;
  • b. de goothoogte van de gebouwen maximaal 3 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen maximaal 4,5 m mag bedragen.

4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van wegbewijzeringsborden, aanduidingsborden en dergelijke mag maximaal 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen mag maximaal 5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelwerktuigen mag maximaal 5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van terreinafscheidingen ten behoeve van het recreatieterrein mag maximaal 2 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 6 m bedragen.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Verhoging bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder d voor het verhogen van de maximale bouwhoogte voor centrale voorzieningen tot 10 m, anders dan ter plaatse van de bestaande maatvoeringsaanduiding op de verbeelding, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfsmatige noodzaak voor de verhoging van de bouwhoogte ten behoeve van de centrale voorzieningen wordt aangetoond;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard.

4.3.2 Vergroting bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder b voor het verhogen van het maximum bebouwingsoppervlak met 15% mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfsmatige noodzaak voor de verhoging van het maximum bebouwingspercentage wordt aangetoond;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoelt in artikel 4.1 wordt in elk geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken:

  • a. van de gronden als standplaats voor wagens en kramen, geschikt en bestemd voor de uitoefening van detailhandel;
  • b. van de gronden als terrein voor het al dan niet voor verhuur of verkoop opslaan of opstellen van machines, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan;
  • c. van de gronden als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en producten;
  • d. van de gronden als tentoonstellingsgelegenheid voor onderkomens, dan wel als opslagplaats al dan niet voor verhuur of verkoop van onderkomens, met uitzondering dat één standplaats mag dienen als tentoonstellingsgelegenheid voor een stacaravan/chalet;
  • e. van recreatieverblijven voor permanent wonen c.q. het gebruik van een ruimte als hoofdverblijf;
  • f. van recreatieverblijven voor de uitoefening van enige vorm van detailhandel en/of bedrijf;
  • g. van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' voor permanente bewoning c.q. het gebruik van een ruimte als hoofdverblijf, met uitzondering van bedrijfswoningen;
  • h. van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – recreatieplas' als standplaats voor voertuigen of recreatieverblijven.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen en waterpartijen;
    • 2. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen of kaden;
    • 3. het ontginnen, ophogen, egaliseren, verlagen of afgraven van de bodem;
    • 4. het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben.
  • b. de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden de natuurlijke dan wel landschappelijke waarden alsmede cultuurhistorisch en archeologische waarden niet in onevenredige mate worden aangetast.
  • c. het in lid a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning kunnen worden uitgevoerd
    • 3. worden genoemd onder lid 4.5 onder a sub 1 en 2 voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieplas'.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Uitbreiding bebouwing centrale voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – centrale voorzieningen' te vergroten tot 50% ten behoeve van de uitbreiding van de centrale voorzieningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfsmatige noodzaak voor de uitbreiding van de centrale voorzieningen wordt aangetoond;
  • b. er vindt geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaats;
  • c. er dient binnen het bouwvlak te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • f. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien aantoonbaar wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

4.6.2 Vormverandering bouwvlakken en aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van de bouwvlakken en aanduidingen zoals opgenomen op de verbeelding te wijzigen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfsmatige noodzaak van de vormverandering van de bouwvlakken en aanduidingen wordt aangetoond;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien aantoonbaar wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.