Bestemmingsplan

                    

“Gemert-Bakel Buitengebied herziening

Bernhardstraat 25 in Bakel,

Marcogas B.V.”


Planregels


Hoofdstuk 1.     Inleidende regels

 

Leeswijzer

Aan iedere bestemming zijn regels gebonden die te maken hebben met het gebruik van de grond en van de zich daarop bevindende bouwwerken. Om er zeker van te zijn dat u van alle rechten en plichten op de hoogte bent, wordt geadviseerd de planregels in de volgende volgorde te lezen:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels;

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels;

Hoofdstuk 3: Algemene regels;

Als de gewenste activiteit niet binnen deze bepalingen past, dan kan aan de hand van een concreet initiatief bepaald worden of de ontwikkeling op basis van dit bestemmingsplan toch mogelijk is. Het volgende hoofdstuk 4 bevat namelijk een aantal zogeheten flexibiliteitregels.

Hoofdstuk 4: Flexibiliteitregels

Hier geldt als belangrijke randvoorwaarde de inpassing van de activiteit in het landschap. Het Beeldkwaliteitplan Buitengebied, dat de gemeenteraad op 20 december 2006 heeft vastgesteld, maakt dan ook onderdeel uit van dit plan.

Indien de door u gewenste activiteit ook niet mogelijk is op grond van deze flexibiliteitregels dan is deze alleen mogelijk indien het bestemmingsplan kan worden herzien. De gemeenteraad beslist hierover.

Hoofdstuk 5: Overgangs- en slotregels

Hier wordt een regeling gegeven voor bebouwing en gebruik die afwijken van dit bestemmingsplan.

De toelichting van het bestemmingsplan geeft u meer inzicht in de bedoelingen van het totale bestemmingsplan.

 

 

Artikel 1.          Naamgeving

 

Dit plan kan worden aangehaald als bestemmingsplan “Gemert-Bakel Buitengebied herziening Bernhardstraat 25 in Bakel, Marcogas B.V.

 

Artikel 2.          Begrippen

 

Toelichting

Een bestemmingsplan moet zo duidelijk mogelijk aangeven wat wel en wat niet op een bepaalde locatie is toegestaan en ook wat de ontwikkelingsmogelijkheden zijn. Om die duidelijkheid te geven, moet een aantal kernbegrippen dat wordt gebruikt, duidelijk worden omschreven. In artikel 2 Begrippen wordt een juridisch sluitende omschrijving gegeven van een aantal begrippen uit het plan. Voor degenen die met het plan te maken krijgen, betekent een goede begripsomschrijving een stuk zekerheid. Immers bij het toetsen van aanvragen om vergunning, ontheffing of wijziging op grond van het bestemmingsplan zullen burgemeester en wethouders deze begripsomschrijvingen in voorkomende gevallen – moeten – hanteren. Dit geldt ook voor de rechter, die een besluit moet beoordelen als daartegen beroep of hoger beroep is ingesteld.

 

Plan

Het bestemmingsplan “Gemert-Bakel Buitengebied herziening Bernhardstraat 25 in Bakel, Marcogas B.V.” van de gemeente Gemert- Bakel zoals vervat in de verbeelding en de bijbehorende regels.

 

Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO 1652.BPMarcogas-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

Verbeelding

De verbeelding, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen, zijn aangegeven.

 

Aanbouw

Een gebouw, dat aan het hoofdgebouw is gebouwd en dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

 

 

Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van gronden.

 

Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

Aan huis verbonden bedrijf

Het door een van de bewoners aan huis, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit, niet zijnde detailhandel of prostitutie, door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs)woning met de daarbij behorende bijbouwen kan worden uitgeoefend.

 

Aan huis verbonden beroep

Het door een van de bewoners beroepsmatig aan huis verrichten van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kapsalon, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, prostitutie uitgezonderd, dat door zijn beperkte omvang met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs) woning met de daarbij behorende bijbouwen kan worden uitgeoefend.

 

Aardkundige waarden

De waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege het aanwezig zijn van geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en/of processen.

 

Afhankelijke woonruimte

Een bijbouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

Agrarische waarden

De waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de goede mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en /of bedrijfsexploitatie.

 

Archeologische waarden

De waarden, die aan een gebied zijn toegekend vanwege de aanwezigheid in de bodem van waardevolle resten en /of sporen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden.

 

Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Bedrijf

Een organisatorische eenheid, waarbinnen op een bepaalde locatie commerciële activiteiten worden uitgeoefend.

 

Bedrijf- niet agrarisch

Een ambachtelijk of industrieel bedrijf, niet zijnde een agrarisch of een agrarisch verwant bedrijf of detailhandel, gericht op de productie of het verwerken of bewerken van goederen.

 

Bedrijfsgebouw

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, met uitzondering van de bedrijfswoning, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

 

Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een bestemmingsvlak, die uitsluitend is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het bestemmingsvlak, noodzakelijk is.

 

Beeldkwaliteit

Beeldkwaliteit is het samenstel van de beoordeling van:

De plaats van de bebouwing (in het verleden en nu);

De maten en verhoudingen van de gebouwen (in het verleden en nu);

Het ritme of patroon van de bebouwing langs de weg, (in het verleden en nu);

De beplanting, langs de openbare weg en op de particuliere gronden;

Het materiaalgebruik voor de bebouwing en de straat;

Het functioneren van de bebouwing (denk aan parkeren, geluidsoverlast e.d.);

Kenmerkende objecten (een molen, kerk, bos, houtwal, kunst e.d.);

Staat van verzorging (detaillering en onderhoud van gebouwen, weg- en bermonderhoud, verlichting e.d.);

abiotische omgeving, patronen, structuren;

 

Beeldkwaliteitplan buitengebied

Geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitplan als onderdeel van de welstandsnota.

Het plan zoals het door de gemeenteraad op 20 december 2006 is vastgesteld en zoals het luidt op de datum van ter visie legging van het onderhavige bestemmingsplan waarvan het onderdeel uitmaakt.

 

Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

 

Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. Het bestemmingsvlak is de ruimtelijke eenheid, waarbinnen de bebouwing, de ondersteunende voorzieningen en de groene erfinrichting ten behoeve van de desbetreffende bestemming zijn geconcentreerd.

 

Bosbouw

Het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen, ten behoeve van één of meerdere van de functies natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie.

 

Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

 

Bouwwerk

Elke bouwconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

Bouwwerk geen gebouw zijnde

Een bouwwerk bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste één, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidingsconstructie. Voorbeelden hiervan zijn de overkapping en carport.

 

Bijbouw

Een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

Extensiveringsgebied

Een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.

 

Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

Gebruiken

Gebruiken, doen of laten gebruiken.

 

Groene erfinrichting

Een groenelement, bestaande uit beplanting en / of andere groenelementen, zoals een poel of een vlinderweide, dat gelegen is binnen een bestemmingsvlak. De groene erfinrichting is van belang voor het behoud of versterken van de beeldkwaliteit ter plaatse.

 

Groepsaccommodatie

Een gebouw dat geheel of gedeeltelijk bedrijfsmatig ingericht is ten behoeve van recreatief nachtverblijf en dat als zodanig is bestemd (recreatiebedrijf) of als zodanig is aangeduid (“s-nevr”)

 

Hekwerk

Een bouwwerk met als functie erf- of perceelsafscheiding.

 

Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

 

Hoofdverblijf

De plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfsplaats is, die tenminste bestaat uit een keuken, woon- , was- en slaapgelegenheid.

 

Huishouden

Een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden of een woongroep).

 

Infiltratie

Het doorsijpelen van water door de bodem naar het grondwater.

 

Integrale omgevingstoets

De toets die plaatsvindt om de aanvaardbaarheid van een voorgenomen ontwikkeling op ruimtelijke (natuur, landschap, beeldkwaliteit, waterhuishoudkundige aspecten) en milieuhygiënische aspecten te beoordelen.

 

Inwoning    

Het gebruik maken van extra woonruimte in een bestaande woning dan welk in een volgens dit bestemmingsplan toegestane aanbouw ten behoeve van huisvesting van één huishouden.

 

Klein geïsoleerd water

Een oppervlaktewater met een natuurlijke bodem zoals zand, leem, of klei, dat niet in verbinding staat met ander oppervlaktewater.

 

Mantelzorg

Het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak. De zorgverlening vindt plaats op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

Milieucategorie

De milieucategorie die aan een bepaalde bedrijfsactiviteit is toegekend in de Brochure Bedrijven en milieuzonering, editie 2009, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeente ISBN 9789012130813 zoals deze luidt op de datum van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

 

Minicamping

Een kampeerterrein waarop na ontheffing maximaal 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

 

Monument of monumentale bebouwing

Bebouwing, die geheel of gedeeltelijk is aangegeven als rijksmonument of als gemeentelijk monument.

 

Nevenfunctie / nevenactiviteit

Het ontplooien van activiteiten op een bestemmingsvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de bedrijfsvoering betreffen.

 

Omgevingskwaliteit

Waarde, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en onbebouwde omgeving.

 

Onverharde weg

Een onverharde weg met beperkt gebruik als ontsluitingsweg van de daaraan gelegen gronden zonder verkeersbetekenis en met landschappelijke, ecologische en/of cultuurhistorische betekenis.

 

Overkapping

Een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste één, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidingsconstructies.

 

Perceelsgrens

Een kadastrale grens van een perceel.

 

Permanente bewoning

Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

 

Recreatieve nevenactiviteiten

Die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben op een locatie met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.

 

Ruimtelijke kwaliteit

Het behoud en de versterking van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorisch waardevolle kwaliteiten maar ook een verbetering van de kwaliteit van de bebouwde omgeving.

 

Verharde weg

Een verharde weg (op basis van de wegenlegger) met als functie ontsluiting van de daaraan gelegen agrarische bedrijven, woningen en gronden, zonder doorgaand karakter met beperkte verkeersfunctie.

 

Voorgevelrooilijn

Langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zo veel mogelijk het beloop van de voorgevels van de bestaande bebouwing volgt met een zo veel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg;

Bij het ontbreken van bebouwing als bedoeld onder a. De denkbeeldige lijn die gevormd wordt door de krachtens deze planregels toegelaten bebouwing;

 

Vormverandering van een bestemmingsvlak

Een wijziging van de begrenzing van een bouwblok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.

 

Vrijkomende/voormalige agrarische bedrijfslocatie (VAB)

Een agrarisch of niet-agrarisch bestemmingsvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend en waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan.

 

Waterberging

Het in tijden van overvloedige neerslag tijdelijk vasthouden van water.

 

Waterhuishouding

De wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, gebruikt, verbruikt en afgevoerd wordt.

 

Woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat met noodzakelijke vergunning gerealiseerd is met de doelstelling om één huishouden te huisvesten.


 

Artikel 3.          Wijze van meten

 

Toelichting

Wat geldt voor de begripsbepalingen, geldt ook voor de wijze van meten, de manier dus waarop wordt vastgesteld of in een concreet geval voldaan wordt aan de toegestane hoogte, breedte, oppervlakte, onderlinge afstand, etc. Het bestemmingsplan moet duidelijk aangeven hoe er moet worden gemeten.

 

Algemeen

De bepalingen in deze planregels over plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, schoorstenen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen.

 

Peil

Bij gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst, is het peil de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen is het peil de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

Meetregels

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

De dakhelling

Langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

 

De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande dat:

goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;

de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het peil tot de onderkant van de rieten kap;

voor platte daken geldt: vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het dakvlak.

 

De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Ruimten, die tot 1 meter onder het peil zijn gelegen worden niet meegeteld bij het berekenen van de inhoud van een gebouw.

 

De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren)

 

De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

Bebouwd oppervlak

Het gezamenlijke oppervlak op een bestemmingsvlak van de gebouwen, en van uitsluitend die vrijstaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een overdekte ruimte vormen tenminste 1 meter boven peil. Het oppervlak van de bouwwerken wordt gemeten door middel van projectie en wel 1 meter boven peil.

 

De breedte van een bestemmingsvlak

Tussen de twee zijdelingse grenzen van het bestemmingsvlak, gemeten op een afstand van 10 meter van de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens.

 

De afstand tot een perceelsgrens

De afstand tot de zijdelingse/achterste perceelgrens: de kortste afstand van enig punt van een gebouw of bouwwerk tot de zijdelingse/achterste perceelgrens van het bestemmingsvlak.


 

Hoofdstuk 2.              Bestemmingsregels

 

Artikel 4.          Bedrijf

 

Toelichting

De bestemming bedrijf is van oorsprong een verzamelbestemming. Hieronder vallen bedrijfsactiviteiten, die niet-agrarisch en bijvoorbeeld agrarisch verwant zijn, zoals horeca, ambachtelijk bedrijf, reparatiebedrijf, loonwerkbedrijf etc. In dit bestemmingsplan gaat het om de locatie Bernhardstraat 25 in Bakel. Hier is een gasvulstation gevestigd. Met dit bestemmingsplan wordt herontwikkeling van dit bedrijf mogelijk gemaakt.

 

 

4.1.      Bestemmingsomschrijving

 

1.         De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, landschapsopbouw onder andere in de vorm van een groene erfinrichting alsmede voorzieningen ten behoeve van parkeren, waterberging en - infiltratie met dien verstande dat binnen elk in kolom 1 van de tabel opgenomen bestemmingsvlak:

1.         Enkel de bedrijfsvorm is toegelaten die in de kolom is aangegeven;

2.         De maximaal toegestane milieucategorie is de milieucategorie, die in kolom 4 is opgenomen.

3.         Per bestemmingsvlak mag één bedrijf aanwezig zijn.

4.         Per bestemmingsvlak mag één bedrijfswoning aanwezig zijn voor zover reeds bestaand en vergund met bijbehorende bijbouwen.

 

Adres

Activiteit

Cat.

Volgnr

Niet-agrarisch

 

 

 

Bernardstraat 25 Bakel

Gasopslag en gasvulstation

4

56

 

 

4.2.      Bouwregels

Op of in de in lid 4.1. bedoelde gronden mag het volgende worden gebouwd:

1.                  Eén bedrijfsruimte ten behoeve van o.a. kantoor, opslag en afvulruimte ter vervanging van de bestaande bedrijfsruimte met een maximale oppervlakte van 704 m2;

2.                  Eén bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken.

 

Op of in de in 4.1. bedoelde gronden mag gebouwd worden met inachtneming van de volgende maatvoering:

1.         De bedrijfswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750m³;

2.         Bij de bedrijfswoning is een bijbouw toegestaan met een oppervlakte van maximaal 100m², een goothoogte van maximaal 3m¹ en een bouwhoogte van maximaal 5,5m¹;

3.         De maximale goothoogte van de bedrijfswoning of bedrijfsgebouwen is 4,5m¹;

4.         De maximale bouwhoogte van de bedrijfswoning of bedrijfsgebouwen is 11m¹;

5.         De onderlinge afstand tussen de (hoofd)gebouwen mag maximaal 15m¹ zijn;

6.         De maximale toegestane hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde is 12m¹;

7.         De hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2m¹ zijn;

8.         De minimale afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is 3m¹;

9.         De maximale oppervlakte van uitbreiding van bebouwing zonder erfbeplanting is 20m²;

 

4.3.      Specifieke gebruiksregels

Onder met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gebouwen anders dan de bedrijfswoning voor bewoning. De volgende werken en / of werkzaamheden worden in ieder geval aangemerkt als met de bestemming strijdig gebruik en zijn dus verboden: het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.

 

4.4.      Aanlegvergunningregels

Het is verboden op of in de in 4.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders ( aanlegvergunning) erfbeplanting te verwijderen.

Geen aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer.

 

Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

 

Voor het verwijderen van erfbeplanting geldt in dit verband dat uit een nieuw (erf)inrichtingsplan moet blijken dat aan artikel 10 kan worden voldaan.

 

4.5.      Flexibiliteitregels

In de algemene regels en de artikelen 17 en 18 van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde ontheffingen en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.


Artikel 5.          Verkeer

 

Toelichting

De bestemming Verkeer is een verzamelbestemming, die is toegekend aan verharde en onverharde wegen en paden met een openbaar karakter. De differentiatie is op de verbeelding weergegeven.

 

5.1.      Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeersdoeleinden met de daarbij behorende voorzieningen zoals bermen, sloten, fiets- en of voetpaden, parkeervoorzieningen, almede groenvoorzieningen, waarbij aan de op de verbeelding aangeduide soorten de volgende functies worden toegekend:

1.         verharde weg: met een functie voor afwikkeling van overwegend interlokaal verkeer;

2.         aangeduid als ‘onverharde weg’: een onverharde of halfverharde weg met incidenteel gebruik als ontsluitingsweg van de aanliggende gronden zonder verkeersbetekenis en met landschappelijk, ecologische en/of cultuurhistorische betekenis.

 

5.2.      Bouwregels

Op of in de in 5.1. genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd zoals palen en lichtmasten met een maximale hoogte van 6m¹.

 

5.3.      Aanlegvergunningregels

Het is verboden op of in de in 5.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders ( aanlegvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:

1.         Aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden 

2.         Aanleggen van drainage

3.         Aanbrengen van oppervlakteverhardingen meer dan 100 m²

4.         Aanbrengen van ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen

5.         Aanbrengen van bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen

6.         Verwijderen van erfbeplanting

7.         Vellen of rooien en het aanplanten van houtgewas

 

Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

Geen aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40cm).

 

 


Dubbelbestemmingen

 

Artikel 6.          Waarde- Archeologie

 

Toelichting

De dubbelbestemming Waarde- Archeologie is toegekend aan die locaties waar rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische sporen die nader aandacht vragen. Door middel van een vooronderzoek moet dit in beeld worden gebracht. Wat het onderzoek precies moet omvatten, hangt af van de verwachtingswaarde op de concrete locatie en de omvang van de (bouw)werkzaamheden.

 

6.1.      Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(hoofdbestemming), bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

 

6.2.      Bouwregels

Voor deze gronden geldt de specifieke eis dat, voordat er een bouwvergunning kan worden verleend voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 40cm, door middel van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) moet zijn aangetoond dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de archeologische waarden.

 

6.3.      Specifieke gebruiksregels

Voor de in 6.1. bedoelde gronden met de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie” worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus verboden:

1.         Het aanleggen van mest- of waterbassins van folie

 

6.4.      Aanlegvergunningregels

Het is verboden op of in de in 6.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders(aanlegvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 40 cm:

1.         Afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem

2.         Het ophogen van de bodem

3.         Aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande             kaden 

4.         Diepploegen en diepwoelen

5.         Graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren

6.         Aanleggen van drainage

7.         Het aanbrengen van oppervlakteverharding meer dan 100 m2

8.         Aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen

9.         Vellen of rooien en het aanplanten van houtgewas

10.       Aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen

 

Geen aanlegvergunning is vereist voor:

1.         Werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen.

2.         Normaal onderhoud en beheer met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden         van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en       leidingen.

3.         Voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m         uit een bestaande fundering van een bouwwerk.

 

De werken en/of werkzaamheden genoemd in 16.3. zijn slechts toelaatbaar indien uit een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van archeologische waarden.

 

 

 

Artikel 7.          Waarde- Natuur en landschap

 

Toelichting

De dubbelbestemming Waarde- Natuur en landschap is toegekend aan die locaties buiten de bestemming Natuur, waar in die mate sprake is van landschappelijke waarde dat een afzonderlijke hierop gerichte dubbelbestemming gerechtvaardigd is.

 

7.1.      Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde- Natuur en landschap” aangewezen gronden zijn bestemd in stand houden van bestaande natuur- landschapselementen zoals bestaande houtopstanden, houtwallen, houtsingels en waterpartijen, zoals poelen of bijvoorbeeld kerkenpaden.

Tevens zijn deze gronden bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige ecologische, landschappelijke en natuurwaarden met dien verstande dat de gronden tevens zijn bestemd voor de eveneens aangegeven overige bestemmingen.

 

7.2.      Bouwregels

Op de in 7.1. bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.

 

7.3.      Specifieke gebruiksregels

Voor de in 7.1. bedoelde gronden worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus verboden:

1          ophogen van de bodem.

2.         het aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden.

3.         diepwoelen en diepploegen

4.         aanbrengen van oppervlakteverharding.

5.         aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen

6.         het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen

7.         het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.

 

7.4.      Aanlegvergunning

Het is verboden op of in de in 7.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders(aanlegvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:

1.         Afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;

2.         Graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren;

3.         Aanleggen van drainage;

4.         Vellen of rooien en het aanplanten van houtgewas;

5.         Verwijderen van erfbeplanting

 

Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

Geen aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40cm).


 

Artikel 8.          Waarde- Oude Akker

 

Toelichting

De dubbelbestemming Waarde- Oude akker is toegekend aan die locaties waar in die mate sprake is van cultuurhistorische waarde dat een afzonderlijke hierop gerichte dubbelbestemming gerechtvaardigd is.

Deze gronden zijn met name waardevol door het cultuurhistorisch patroon met onder andere kenmerken als het aanwezige reliëf(vaak bolle vorm), hoge ligging ten opzichte van de omgeving en een dikke eerdlaag.

 

8.1.      Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Oude akker” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(hoofdbestemming), bestemd voor instandhouding en bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

 

8.2.      Bouwregels

Op de in 8.1. bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.

 

8.3.      Specifieke gebruiksregels

Voor de in 8.1. bedoelde gronden met de dubbelbestemming “Waarde- oude akker” worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval als met de bestemming strijdig gebruik aangemerkt en zijn dus verboden:

1.         Afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem.

2.         Aanleggen van drainage.

3.         Aanbrengen van oppervlakteverharding.

4.         Het aanleggen van mest- of waterbassins van folie.

 

8.4.      Aanlegvergunningregels

Het is verboden op of in de in 8.1. bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders(aanlegvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerkzaamheden uit te voeren:

1.         Ophogen van de bodem

2.         Aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande             kaden 

3.         Diepploegen en diepwoelen

4.         Graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren

5.         Aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen

6.         Vellen of rooien en het aanplanten van houtgewas

7.         Aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen

 

Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.

Geen aanlegvergunning is vereist voor normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40cm).

 

8.5.      Flexibiliteitregels

In de algemene regels en de artikelen 17 en 18 van dit bestemmingsplan zijn de eventueel van toepassing zijnde ontheffingen en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.


Hoofdstuk 3.              Algemene regels

 

Artikel 9.          Anti- dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 10.        Algemene bestemmingsregels

Toelichting

Een van de uitgangspunten van het bestemmingsplan is, is het verhogen van de kwaliteit van het buitengebied in ruime zin. Dit betekent dat er in alle bestemmingen ruimte is voor ontwikkelingen, die de kwaliteit verhogen.

Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor:

1.         Landschapsopbouw onder andere in de vorm van een groene erfinrichting met een minimale          omvang van 20% van het bebouwde en verharde deel van het bestemmingsvlak;

2.         Behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;

 

Artikel 11.        Algemene bouwregels

 

11.1.     Algemeen

1.         Bouwplannen worden integraal getoetst wat betreft situering, verschijningsvorm, erfbeplanting,       inpassing en waterhuishouding. Voor bouwplannen gelden de criteria van het    beeldkwaliteitplan.

2.         Tenzij anders in de regels is bepaald, is ondergronds bouwen, waaronder wordt verstaan het         bouwen tot meer dan 1 meter beneden peil, niet toegestaan.

 

11.2.     Defensiezones

1.         Het is niet toegestaan om binnen het gehele plangebied enig bouwwerk te bouwen,          houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte             dan 65m¹ boven NAP;

 

11.3.     Bouwverboden

Naast het bepaalde bij de afzonderlijke bestemmingen is het verboden te bouwen:

1.         Enig bouwwerk waarbij de voorgevelrooilijn wordt overschreden met een minimale afstand van        10 meter vanaf de weg.

2          Enig bouwwerk op gronden met de aanduiding ‘Waarde- oude akker’ of ‘Waarde – Natuur en Landschap;

3.         Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 11.3.2, mits       de cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

 

Artikel 12.        Algemene gebruiksregels

 

Toelichting

In een bestemmingsplan wordt niet alleen geregeld wat er op een bepaalde plaats wel of niet gebouwd mag worden of welke (grond)werkzaamheden zijn toegestaan, ook het gebruik van gronden en gebouwen wordt in het bestemmingsplan geregeld. Hierdoor kunnen ongewenste ontwikkelingen worden voorkomen, want het gemeentebestuur kan optreden als een perceel grond of een gebouw gebruikt wordt in strijd met de bestemming, die in het bestemmingsplan is opgenomen.

 

Enkele voorbeelden kunnen die verduidelijken. Een bedrijfswoning bij agrarisch of niet-agrarisch bedrijf mag niet bewoond worden door een burger, die niets met het bedrijf te maken heeft. Zo is het bijvoorbeeld ook niet toegestaan om in een burgerwoning een winkel te beginnen. Een agrarisch bedrijfsgebouw mag niet zo maar gebruikt worden voor een niet-agrarisch bedrijf, ook niet gedeeltelijk. Een perceel grond met een bestemming ‘Agrarisch bedrijf’ mag niet gebruikt worden voor de opslag van allerlei materialen, die niets van doen hebben met de agrarische bedrijfsvoering.

 

En zo zijn er nog diverse voorbeelden te noemen. Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de burger zelf dat hij handelt conform het bestemmingsplan. Dat wil in dit verband zeggen dat hij zijn eigendommen niet gebruikt in strijd met de bestemming. Artikel 18.1 bepaalt dat dit bij alle bestemmingen verboden is.

 

Er kunnen situaties ontstaan dat het gebruik dat volgens het bestemmingsplan is toegestaan, in de praktijk achterhaald is en misschien zelfs niet meer mogelijk is. De ontheffingsregeling van artikel 18.3 biedt dan uitkomst doordat burgemeester en wethouders dan ontheffing kunnen verlenen. Zo’n situatie zal zich niet vaak voordoen, omdat het gebruik, dat volgens de bestemming is toegestaan, objectief gezien meestal nog wel mogelijk is.

 

12.1. Krachtens het bepaalde in artikel 7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met dit bestemmingsplan.

 

12.2. Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kleinschalige, kortstondige, incidentele evenementen waarvoor op grond van andere regelgeving een vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.

 

12.3. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde onder lid 1 van dit artikel indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

Artikel 13.        Algemene aanduidingsregels

 

Toelichting

In dit artikel wordt een relatie gelegd met de Reconstructiewet concentratiegebieden. Deze wet kent drie reconstructiezones: landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied. De provincie heeft in het Reconstructieplan De Peel onder andere voor het grondgebied van de gemeente Gemert- Bakel de verschillende zones bepaald.

 

 

13.1      Extensiveringsgebied

De Reconstructiewet concentratiegebieden geeft de volgende omschrijving van een extensiveringsgebied: een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of onmogelijk gemaakt zal worden.

Het bestemmingsplan en de verbeelding maken onderscheid tussen “extensivering wonen” en “extensivering natuur”.

 

13.1.1.  Landbouw in extensiveringsgebied

Intensieve veehouderij

Het beleid in gebieden met de aanduiding “reconstructiewetzone- extensiveringsgebied” is gericht op het in gang zetten van een afwaartse beweging met betrekking tot de intensieve veehouderij. Bestaande intensieve veehouderijen of agrarische bedrijven met een intensieve tak mogen de bouwmogelijkheden, die in dit bestemmingsplan zijn toegekend, benutten voor de intensieve veehouderij tot 1 januari 2011, mits er voor 1 oktober 2010 een ontvankelijke bouwaanvraag is ingediend. Nieuwvestiging van en omschakeling naar een intensieve veehouderij is uitgesloten.

 

Andere agrarische bedrijfsvormen

Nieuwvestiging van agrarische bedrijven is uitgesloten. De grondgebonden veehouderij kan zich in principe normaal blijven ontwikkelen. Omschakeling op een agrarisch bestemmingsvlak naar niet grondgebonden (anders dan intensieve veehouderij) of grondgebonden landbouw is mogelijk. Omschakeling naar glastuinbouw is uitgesloten. Uitbreiding van grondgebonden agrarische bedrijven tot maximaal 1,5 ha is mogelijk na een uitgebreide omgevingstoets.

 

Ondersteunende voorzieningen

Binnen het agrarisch bestemmingsvlak zijn op bedrijfsniveau ondersteunende voorzieningen, zoals mestverwerking, energie- opwekking en biovergisting toegestaan ten behoeve van een duurzame ontwikkeling van het ter plaatse gevestigde bedrijf.

Binnen het agrarisch bestemmingsvlak zijn alle vormen van teeltondersteunende voorzieningen, inclusief maximaal 5000 m2 kassen mogelijk. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn mogelijk op het agrarische gebied.

 

13.1.2.  Niet-agrarische en recreatieve activiteiten in extensiveringsgebied

Voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten wordt een uitbreiding toegestaan van maximaal 15% van de bestaande bebouwing.

Omschakeling naar een andere niet-agrarische bedrijfsactiviteit is toegestaan binnen de milieucategorieën 1, 2 en 3. Extensieve vormen van recreatie zijn toegestaan.

Het als zodanig bestemd recreatiebedrijf kan zijn activiteiten blijven voortzetten. Op vrijkomende agrarische locaties is het in principe mogelijk een nieuw recreatiebedrijf te vestigen.

 

13.1.3.  Wonen in extensiveringsgebied

Toevoeging van burgerwoningen is toegestaan door splitsing van beeldbepalende panden in combinatie met sloop van alle overtollige gebouwen. Tijdelijke woonvoorzieningen ten behoeve van mantelzorg zijn onder voorwaarden toegestaan evenals aan huis gebonden beroepen.

 

Artikel 14.        Algemene ontheffingsregels

Toelichting

Deze algemene regeling maakt het mogelijk dat burgemeester en wethouders op verzoek op ondergeschikte punten ontheffing verlenen van maatvoering- of situeringeisen maar of om kleine bouwwerken te laten bouwen.

Verder maakt deze bepaling het mogelijk dat burgemeester en wethouders bij het verlenen van bouwvergunningen nadere eisen stellen om de gewenste groene erfinrichting veilig te stellen.

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de planregels van dit plan ten aanzien van:

1.         Het in geringe mate overschrijden van bestemmings- of bouwgrenzen, indien een meetverschil of de werkelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft;

2.         Het afwijken van de op de verbeelding of in de planregels gegeven maten, afmetingen en   percentages, voor zover daarvoor geen bijzondere ontheffingsbevoegdheid in deze planregels         is opgenomen, mits deze met niet meer dan 10% worden veranderd. Deze             ontheffingsbevoegdheid kan worden toegepast als een concreet bouwplan hiertoe aanleiding             geeft en mits is aangetoond dat realisering van dit bouwplan uit ruimtelijk oogpunt            aanvaardbaar is. Deze ontheffingsbevoegdheid is niet van toepassing op            bebouwingspercentages, oppervlaktematen boven 100m² en inhoudsmaten boven 250 m³;

3.         Het afwijken van de voorgeschreven afstandsmaat ten opzichte van zijdelingse en achterste          perceelgrens ten behoeve van het bouwen tot op de perceelgrens, mits is aangetoond dat zich       op het betreffende perceel geen andere reële mogelijkheden voordoen en de belangen van       derden niet onevenredig worden geschaad;

4.         Het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen     gebouwen zijnde, ten dienste van doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes,      schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, verkeersvoorzieningen, lantaarnpalen, wachthuisjes,      telefooncellen, kapellen, recreatieve voorzieningen zoals banken, picknicktafels,             informatieborden, vistrappen, fiets- en voetgangersbruggetjes en naar de aard daarmee gelijk         te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen. Deze           bouwwerken mogen geen grotere hoogte hebben dan 3,50m. en geen groter oppervlak dan      10m² hebben. Verder moet zijn aangetoond dat realisering van het bouwplan op de             betreffende locatie uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is.

 

Artikel 15.        Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter uitvoering van het bepaalde in artikel 10 nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken en de landschappelijke inpassing in de vorm van een groene erfinrichting.

 

 


Artikel 16.        Algemene procedureregels

 

Toelichting

Het bestemmingsplan bevat diverse zogeheten flexibiliteitbepalingen, die burgemeester en wethouders en in een enkel geval de gemeenteraad kunnen toepassen om medewerking te verlenen aan ontwikkelingen, die het plan niet rechtstreeks toelaat maar waarvoor een nadere afweging noodzakelijk is. Deze nadere afweging kan dan leiden tot een ontheffing of wijziging van het plan ten behoeve van de desbetreffende ontwikkeling.

Verder bevat het bestemmingsplan een aanlegvergunningstelsel voor diverse werken of werkzaamheden. Ook kunnen burgemeester en wethouders in aangegeven gevallen nadere eisen stellen.

Voordat hierover een besluit wordt genomen, worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven zodat deze betrokken kan worden bij de totale belangenafweging. De procedure voorziet in een ter inzage legging van de relevante stukken . Bij ontheffing en nadere eisen en aanlegvergunning is de termijn twee weken, bij wijziging vier weken. Binnen deze termijn kunnen zienswijzen worden ingediend.

 

Bij de voorbereiding van besluiten inzake wijziging, ontheffing, nadere eisen of aanlegvergunning wordt de volgende procedure gevolgd:

1.         Als het gaat om een voorgenomen ontheffing of nadere eis worden belanghebbenden        gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen. Het ontwerp- besluit met bijbehorende stukken ligt in die periode ter gemeentesecretarie ter         inzage.             De er inzage legging wordt tevoren in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden uitgebracht, openbaar bekend gemaakt. In de bekendmaking wordt aangegeven dat belanghebbenden binnen deze termijn hun zienswijze schriftelijk kenbaar kunnen maken bij het college van burgemeester en wethouders.

2.         Als het gaat om een voorgenomen wijziging is de in Afdeling 3.4. van de Algemene wet     bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

 


Hoofdstuk 4.     Flexibiliteitregels

 

Toelichting

Een bestemmingsplan wordt vastgesteld voor de langere termijn. De Wet ruimtelijke ordening gaat uit van een geldingsduur van in principe tien jaar. Na tien jaar moet onderzocht worden of het bestemmingsplan nog voldoende actueel is.

In de loop der jaren doen zich ontwikkelingen voor die bij het vaststellen van het bestemmingsplan niet voorzien zijn en ook niet te voorzien waren. Vandaar dat er ook in dit bestemmingsplan Buitengebied een aantal flexibiliteitregels zijn opgenomen, die in voorkomende gevallen kunnen worden toegepast.

Er zijn twee soorten flexibiliteitregels: de ontheffingsbevoegdheid en de wijzigingsbevoegdheid.

De ontheffingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6. lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening Het is de lichtste vorm van flexibiliteit: dit instrument geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om in een concreet geval ontheffing te verlenen van de regels van een bepaalde bestemming. De bestemming zelf blijft gewoon intact. De wijzigingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6.lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening. Het is een zwaarder instrument dan de ontheffingsbevoegdheid: burgemeester en wethouders kunnen een bestemming in het plan voor een bepaalde locatie wijzigen in een andere bestemming.

 

Artikel 17.        Ontheffingsregels

 

Toelichting

In de praktijk is er in concrete gevallen soms behoefte om activiteiten te kunnen ontplooien waar het bestemmingsplan niet direct in voorziet. Het zou te ver gaan om dergelijke activiteiten bij voorbaat in alle gevallen mogelijk te maken door deze direct in de bestemming op te nemen, van de andere kant is er ook geen bezwaar tegen om die activiteiten onder bepaalde voorwaarden toe te staan met behoud van de geldende bestemming. Vaak gaat het hierbij om zogeheten nevenactiviteiten. In dit artikel is ook aangegeven onder welke voorwaarden een ontheffing kan worden verleend.

 

Ontwikkeling

 Ontheffing van bestemming/ regel

Toe te passen

Ondergronds bouwen

Ontheffing van alle bestemmingen waar gebouwen en bouwwerken zijn toegestaan;

en van de gebruiksregels.

17.1

Gebruik vrijstaand bijbouw ten behoeve van mantelzorg

Ontheffing van alle bestemmingen waar een (bedrijfs-) woning is toegestaan;

en van de gebruiksregels

17.2

Uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf

Ontheffing van alle bestemmingen waar een (bedrijfs-) woning is toegestaan;

en van de gebruiksregels

17.3

Uitbreiding bebouwd oppervlakte bedrijf

Bedrijf

17.4

Verandering bedrijfsvorm bedrijf

Bedrijf

17.5

Aanleg zwembad

Bedrijf

17.7

Tabel artikel 17. Ontheffingsbevoegdheden ex artikel 3.6.lid 1 sub c Wro

 

 


17.1.     Ondergronds bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod voor het ondergronds bouwen mits:

1.         de bouwlocatie niet gelegen is binnen de bestemming Bos of in bestemmingvlakken met de          dubbelbestemming “Waarde – archeologie” of “Waarde- Oude akker” én’;

2.         het bouwen niet ten dienste staat van een intensieve veehouderij gelegen in een gebied met          de aanduiding “extensiveringsgebied”;

 

17.2.     Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen om te voorzien in een tijdelijke behoefte ontheffing verleend worden om toe te staan dat een vrijstaand bijbouw bij een (bedrijfs)woning c.q. een (deel van een) (bedrijfs)gebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1.         behoudens als er sprake is van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie) moet            aangetoond worden dat er sprake is van noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg;

2.         er blijft sprake van de huisvesting van één huishouden;

3.         er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van       omwonenden en ( agrarische) bedrijven;

4.         de afhankelijke woonruimte past binnen de regeling inzake bijbouwen die dit bestemmingsplan      voor de verschillende bestemmingen bevat;

5.         de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag maximaal 80m2 zijn;

6.         de afstand tussen de afhankelijke woonruimte en de woning mag maximaal 20 meter        bedragen.

7.         aan de ontheffing wordt in ieder geval het voorschrift verbonden dat binnen twee maanden nadat het gebruik als afhankelijke woonruimte is beëindigd, dit door de hoofdbewoner van het    pand schriftelijk wordt gemeld bij het college van burgemeester en wethouders en dat binnen        drie maanden na deze melding de betreffende woonruimte ongeschikt wordt gemaakt voor    bewoning.

 

17.3.     Aan huis verbonden beroep en bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf door (één van) de bewoners van de desbetreffende woning. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:

1.         het aan- huis- verbonden beroep of bedrijf past binnen de regeling inzake bijbouwen die dit            bestemmingsplan voor de verschillende bestemmingen bevat;

2.         de gebruikte vloeroppervlakte mag maximaal 100m² zijn;

3.         de woonfunctie moet het belangrijkste blijven;

4.         alleen ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse      uitgeoefende beroep of bedrijf is toegestaan;

5.         er mag geen sprake zijn van een publiekgericht karakter;

6.         het gebruik mag niet leiden tot een onevenredig grote verkeersaantrekkende werking en op           eigen terrein moet worden voorzien in de parkeerbehoefte.

7.         er mag geen sprake zijn van buitenopslag.

 

17.4.     Uitbreiding bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het met maximaal 15% uitbreiden van de oppervlakte bedrijfsgebouwen ten behoeve van niet- agrarische bedrijven.

Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:

1.         bij het bepalen van de oppervlakte bedrijfsgebouwen wordt de bedrijfswoning met bijbehorende aan- en bijbouwen niet in aanmerking genomen;

2.         uit een inrichtingsplan blijkt dat de uitbreiding past binnen de uitgangspunten van het        beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is;

3.         er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van       omwonenden en ( agrarische) bedrijven;

4.         buitenopslag is niet toegestaan;

5.         parkeren, laden en lossen dienen op eigen terrein plaats te vinden;

6.         reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;

7.         de capaciteit van de ontsluitingsweg dient voldoende te zijn;

 

 

 

17.5.     Omschakeling bedrijfsvorm bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen voor gronden met de bestemming “Bedrijf” ontheffing verlenen voor het omschakelen naar een andere bedrijfsvorm dan volgens artikel 4 is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1.         de nieuwe bedrijfsvorm valt binnen dezelfde of een lagere milieucategorie en is qua ruimtelijke       uitstraling vergelijkbaar met de oorspronkelijke bedrijfsvorm

2.         uit een bedrijfsplan blijkt dat de nieuwe activiteit ook op de langere termijn te exploiteren is           binnen de in de bestemming genoemde randvoorwaarden

3.         uit een inrichtingsplan blijkt dat het hergebruik van de bedrijfsruimten in combinatie met de           erfinrichting leidt tot een verbetering

 

17.6.     Aanleg zwembad

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het bouwen van één niet -overdekt zwembad op het erf van een bestaande (bedrijfs)woning mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1.         de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 100m² bedragen;

2.         het zwembad mag niet bedrijfsmatig geëxploiteerd worden;

3.         uit het bouwplan blijkt dat de waterafvoer van het zwembad als gevolg van een regenbui of het       schoonmaken zodanig geregeld is dat dit geen nadelige invloed heeft op de omliggende gronden en/of de (druk)riolering.

 


 

Artikel 18.        Wijzigingsregels

 

Toelichting

In dit artikel zijn de wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Hier is een aantal mogelijkheden opgenomen om in voorkomende gevallen een bestemming te wijzigen of om een andere activiteit toe te staan dan op grond van de geldende bestemming mogelijk is.

Indien de door u gewenste activiteit ook niet binnen deze bepalingen past, dan is de ontwikkeling alleen mogelijk door het bestemmingsplan te herzien. De gemeenteraad beslist hierover. Neem hiervoor altijd eerst contact op met de gemeente.

 

Algemeen

 

Ontwikkeling

Bestemming

Toe te passen

 

oud

nieuw

 

Wijziging van de aanduiding ‘Waarde-archeologie’

n.v.t.

n.v.t.

artikel 18.1

Omschakeling naar recreatie

Bedrijf ;

 

Recreatie

artikel 18.2

Realiseren landschapscamping

Bedrijf;

 

Recreatie

artikel 18.3

Wijziging bestemming Bedrijf in Wonen

Bedrijf

 

Wonen

artikel 18.4

Aanleg leiding

Alle bestemmingen

Leiding (dubbelbestemming)

artikel 18.5

Tabel artikel 18. Wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.6.lid 1 sub a Wro

 

18.1.     Wijziging aanduiding “Waarde-archeologie”

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding ‘Waarde- archeologie’ op de verbeelding weghalen indien uit onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is komen vast te staan dat deze gronden geen archeologische verwachtingswaarde hebben.

 

18.2.     Omschakeling naar recreatie

Burgemeester en wethouders kunnen bestemmingsvlakken met de bestemming ‘Bedrijf’ wijzigen in de bestemming ‘Recreatie’, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1.         de natuur- en landschapswaarden van het gehele terrein dienen in betekenende mate te    worden verhoogd, hetgeen moet worden onderbouwd met een inrichtings- en beplantingsplan        dat voldoet aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan;

2.         agrarische bedrijven in de omgeving mogen niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden           beperkt;

3.         uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een duurzame, bedrijfsmatige activiteit;

4.         de locatie is niet gelegen in het Landbouwontwikkelingsgebied of een “RNLE-landschapsdeel”;

5.         er moet sprake zijn van een volwaardig kwalitatief waardig bedrijf hetgeen moet zijn          onderbouwd met een advies van de Adviescommissie Recreatie en Toerisme.

 

18.3.     Realiseren van een landschapscamping

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Bedrijf’ wijzigen naar de bestemming ‘Recreatie’, ten behoeve van de realisatie van een landschapscamping, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1.         het terrein waarop de landschapscamping wordt gevestigd sluit direct aan op een bestaande         bestemmingsvlak;

2.         faciliteiten zoals was- en toiletvoorzieningen dienen in bestaande gebouwen binnen het     bestemmingsvlak te worden gerealiseerd;

3.         elke standplaats voor een kampeermiddel dient een oppervlakte te hebben van tenminste 300m2;

4.         de totale oppervlakte van het terrein dient tenminste drie maal zo groot te zijn als de         gezamenlijke oppervlakte van de standplaatsen;

5.         de natuur- en landschapswaarden van het gehele terrein dienen in betekenende mate te    worden verhoogd, hetgeen moet worden onderbouwd met een inrichtings- en beplantingsplan;

6.         agrarische bedrijven in de omgeving worden niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt;

7.         uit een bedrijfsplan blijkt dat er sprake is van een duurzame, bedrijfsmatige activiteit;

8.         de locatie is niet gelegen in een “RNLE-landschapsdeel”;

9.         er moet sprake zijn van een volwaardig kwalitatief waardig bedrijf hetgeen moet zijn          onderbouwd met een advies van de Adviescommissie Recreatie en Toerisme.

 

18.4.     Wijziging bestemmingen Bedrijf in bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen ‘Bedrijf’ wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1.         er reeds een woning aanwezig is;

2.         agrarische bedrijven in de omgeving worden niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt;

3.         bij monumentale boerderijen dient het karakter te worden gerespecteerd;

4.         er dient sloop van overbodige gebouwen plaats te vinden;

5.         een inrichtingsplan wijst uit dat de vestiging van het agrarisch verwante bedrijf past binnen de        uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.

 

18.5.     Wijziging van alle bestemmingen in dubbelbestemming Leidingen

Burgemeester en wethouders kunnen alle bestemmingen wijzigen in de dubbelbestemming “Leidingen” indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1.         de betrokken leidingbeheerder dient een concreet plan te hebben ingediend waarin is        onderbouwd dat het verleggen c.q. aanpassen van de leiding noodzakelijk is;

2.         er dient zo veel mogelijk aansluiting te worden gezocht bij bestaande infrastructuur.

 


Hoofdstuk 5.     Overgangs- en slotregels

 

Artikel 19.        Overgangsrecht

 

Toelichting

Er kunnen situaties zijn dat bestaande bebouwing of gebruik niet in overeenstemming is met de bestemming, die is toegekend.

 

In het Besluit ruimtelijke ordening is een standaardregeling voor het overgangsrecht opgenomen die in alle bestemmingsplannen moet worden overgenomen. Zowel voor het bouwen als voor het gebruik is de peildatum de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. De werking van het overgangsrecht wordt hierna toegelicht.

 

Voor bestaande gebouwen en andere bouwwerken, betekent dit dat zij gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd. Bouwrechten, die ontleend kunnen worden aan reeds verleende of voor de datum van ter visie legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aangevraagde bouwvergunningen, mogen worden geëffectueerd, ook als het bouwwerk niet in overeenstemming is met dit bestemmingsplan.

Als er sprake is geweest van een calamiteit, zoals brand of stormschade, is daarentegen totale nieuwbouw toegestaan.

Gebruik dat op dat moment bestaat en strijdig is met het bestemmingsplan mag in bepaalde gevallen worden voortgezet. Namelijk wanneer het op grond van het vorige bestemmingsplan al was toegestaan. Maar voor iemand die na het van kracht worden van het bestemmingsplan is overgeschakeld naar gebruik in strijd met de bestemming, geldt het overgangsrecht niet.

 

Overgangsrecht bouwwerken

1.         Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

2.         Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Overgangsrecht gebruik

1.         Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het       bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.         Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoelt in het eerste lid, te           veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze      verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.         Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan         voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken. Is het verboden dit gebruik daarna          te hervatten of te laten hervatten.

4.         Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen          geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 20.        Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan “Gemert- Bakel Buitengebied herziening Bernhardstraat 25 in Bakel, Marcogas B.V.”.