direct naar inhoud van Artikel 21 Wonen - Woonbos
Plan: Bestemmingsplan Bakel, Milheeze en Rips
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.BPBMR-VA01

Artikel 21 Wonen - Woonbos

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-Woonbos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. de aanleg en instandhouding van bosbeplanting;
  • c. het behoud en/of herstel van de aanwezige landschappelijk-esthetische en cultuurhistorische waarden
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw toegestaan', nieuwbouw toegestaan, met dien verstande dat enkel het aantal-, type- en soort woning(en) mag worden gebouwd zoals ter plaatse op de verbeelding aangeduid inclusief de daarbij opgenomen maatvoering;
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' één woning toegestaan conform bijbehorende planregels;
  • f. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2' één woning toegestaan conform bijbehorende planregels;
  • g. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - 3' één woning toegestaan conform bijbehorende planregels;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. bijbehorende bouwwerken;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. tuinen en erven;
  • k. (openbare) nutsvoorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

De tot 'Woonbos' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 21.2genoemde doeleinden worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend vrijstaande woningen met daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
  • b. de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • c. tenzij anders op de verbeelding aangeduid is het op onderhavige gronden niet toegestaan nieuwe hoofdgebouwen ten dienste van wonen te realiseren tenzij:
    • 1. het vervangende nieuwbouw betreft;
    • 2. op de verbeelding de 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw toegestaan' is opgenomen;
  • d. de totale inhoud van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mag niet minder 500 m3 en niet meer dan 1.300 m3 bedragen, tenzij op de verbeelding één van de volgende functieaanduidingen is opgenomen:
    • 1. in de 'specifieke vorm van wonen -1' mag de totale inhoud van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken niet minder dan 500 m3 en niet meer dan 1.000 m3 bedragen;
    • 2. in de 'specifieke vorm van wonen – 2' mag de totale inhoud van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken niet minder dan 500 m3 en niet meer dan 1.600 m3 bedragen;
    • 3. in de 'specifieke vorm van wonen-3' mag de totale inhoud van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken niet minder dan 500 m3 en niet meer dan 2.000 m3 bedragen;
  • e. alvorens met de bouw een aanvang wordt gemaakt dient middels een bodemonderzoek te worden aangetoond dat geen voor de bestemming 'Wonen' onaanvaardbare verontreiniging aanwezig is.

21.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. de hoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 9 m¹ bedragen, tenzij anders op de verbeelding aangeduid;
  • b. de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen, tenzij anders op de verbeelding aangeduid.
21.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 5 m¹ bedragen;
  • b. de goothoogte van een direct aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,3 m¹ bedragen
21.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mag maximaal 3 m¹ bedragen;
  • b. de hoogte van terreinafscheidingen, voor zover deze als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kunnen worden aangemerkt, niet meer dan 2 m¹ mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen die voor antennemasten maximaal 12 m¹ waarbij deze niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw;
21.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2.1 voor de bouw bouwwerken buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak tot een maximum oppervlakte van 50 m² en een bouwhoogte van 5 m¹. De afwijking wordt uitsluitend verleend indien voldaan wordt aan de voorwaarden dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het bebouwingsbeeld alsmede beeldkwaliteit:

rekening dient gehouden te worden met een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit, gelet hierbij wordt op:

    • 1. een goede samenhang tussen bouwmassa en gevelbeeld;
    • 2. de samenhang met aangrenzende bebouwing;
    • 3. het beeld van bebouwd en onbebouwd deel van het perceel;
    • 4. de hoogtedifferentiatie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden:

een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden;

  • c. de woonsituatie:

het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:

    • 1. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    • 2. het uitzicht;
    • 3. de aanwezigheid van voldoende privacy;
  • d. landschappelijk-esthetische en cultuurhistorische waarden:

het in stand houden van de bosbeplanting en behoud/herstel van de landschappelijk-esthetische en cultuurhistorische waarden, waarbij het kappen van bomen vermeden wordt.

21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Strijdig gebruik bouwwerken

Onder strijdig gebruik van bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van een detailhandels-, horeca, seksinrichting, escortbedrijf, ambachtelijk, dienstverlenend en/of industrieel bedrijf;
  • b. de uitoefening van een groothandelsbedrijf;
  • c. de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tenzij vergund zoals bedoeld in artikel 21.5.1;
  • d. voor zover het vrijstaande bouwwerken betreft voor permanente of tijdelijke bewoning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte tenzij vergund zoals bedoeld in artikel 21.5.2;
  • e. als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. de verkoop van motorbrandstoffen.
21.4.2 Strijdig gebruik gronden

Onder strijdig gebruik van de gronden als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan:

  • a. voor de uitoefening van een detailhandels-, horeca, seksinrichting, ambachtelijk en/of industrieel bedrijf;
  • b. als standplaats voor onderkomens, met dien verstande dat per woning één caravan of één kampeerauto mag worden geplaatst achter de achterste begrenzing van het bouwvlak of het verlengde daarvan, mits deze niet voor bewoning wordt gebruikt;
  • c. als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen of producten;
  • d. voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik;
  • e. voor de verkoop van motorbrandstoffen.
  • f. voor kampeerdoeleinden;
  • g. voor commerciële en/of reclamedoeleinden.
21.4.3 Niet-strijdig gebruik bouwwerken en gronden

Onder niet-strijdig gebruik van de grond en bouwwerken wordt verstaan aan-huis-gebonden beroepsmatige activiteiten in de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mits:

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het medegebruik van de woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken beperkt is tot ten hoogste 35% van het grondoppervlak van de woning en de daarbij behorende bouwwerken tot maximaal 80m²;
  • c. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • d. er geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leiden.
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
21.5.1 Aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.4.1 onder c. voor de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende gebouwen, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. in principe geen afwijking wordt verleend voor het uitoefenen van die bedrijvigheid welke vergunningplichtig is op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, nr. 50) dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de Wet milieubeheer, tenzij bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van het bedrijf blijkt, dat het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, trillinghinder, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water, alsmede de verkeersaantrekking;
    • 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft;
  • c. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, d.w.z. dat degene die de activiteiten in het bijbehorend bouwwerk en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • d. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • e. het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning bijbehorende bouwwerk aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van de aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit;
  • g. geen showrooms zijn toegestaan;
  • h. ten hoogste 35% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een maximum van 50 m².
21.5.2 Tijdelijke bewoning bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning tijdelijk afwijken van het bepaalde in artikel 21.4.1 onder d. van dit artikel voor het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt;
  • c. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
  • d. de afhankelijke woonruimte een oppervlakte heeft van maximaal 80 m²;
  • e. het bijbehorend bouwwerk gelegen is op maximaal 15 m van het hoofdgebouw;
  • f. indien de verleende omgevingsvergunning vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer noodzakelijk is vervalt de persoonsgebonden beschikking.
21.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
21.6.1 Verboden uitvoering van andere werken

Het is verboden op of in de in artikel 21.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanbrengen van boven- en/of ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
  • b. aanbrengen van oppervlakteverharding groter dan 100 m²;
  • c. aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden.
21.6.2 Voorwaarden

De in artikel 21.6.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. zij verband houden met de in artikel 21.1 genoemde doeleinden;
  • b. door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.
21.6.3 Uitzonderingen

Het verbod bedoeld in artikel 21.6.1 is niet van toepassing op andere werken die:

  • a. normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem waarbij hooguit de strooisellaag aangetast wordt) ten dienste van de instandhouding van het bos;
  • b. normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 m1) ten dienste van de instandhouding ter plaatse van de aanduiding 'natuur';
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.